• No results found

Sliedrecht 18 juli 1933 - Scheveningen 8 november 2007

Twee schelven hooi - zo heet een in 1968 verschenen bundel waarin Aad Nuis zijn beschouwingen over poëzie en politiek bijeenbracht. Het is een titel met de kracht van zelfkarakteristiek. Voor Nuis vertegenwoordigden de literatuur en het staatkundig bedrijf interessesferen waartussen het moeilijk kiezen was. En dus verdeelde hij zijn tijd en aandacht zo goed mogelijk, intussen zinnend op mogelijkheden om het ene te doen en het andere niet te laten. Hij zou daar pas echt de kans toe krijgen toen hij tussen 1994 en 1998 in het eerste kabinet Kok staatssecretaris werd op het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

Toen Nuis na de afronding van zijn opleidingHBS-Bin 1950 moest kiezen voor een universitaire studie werd het de niet lang daarvoor opgerichte opleiding in de politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens zijn studietijd oefende hij zijn pen als redacteur van Propria Cures, van oudsher een kweekvijver van literair talent. Hij maakte kennis met andere aankomende schrijvers als Jan Eijkelboom, Joop Goudsblom en Pierre Vinken, die in 1957 het door G.A. van Oorschot uitgegeven maandblad Tirade oprichtten. Nuis zou vanaf de eerste jaargang meewerken aan het vrijzinnige en anti-clericale Tirade en naderhand ook enige tijd van de redactie deel uitmaken. Het gaf

hem de kans een definitieve streep onder zijn gereformeerde opvoeding te zetten. Nuis droeg aan Tirade niet alleen essays en literair-kritische stukken bij, maar ook poëzie. Daarmee nam hij een eigen plaats in onder de zogenaamde Tirade-dichters, een onder meer uit Jan Emmens, Rutger Kopland en Judith Herzberg bestaand gezelschap dat onderdak genoot bij uitgever Van Oorschot.

Na zijn doctoraal examen verbleef Nuis twee jaar op Jamaica, waar hij in het kader van ontwikkelingswerk sociologisch onderzoek deed. Na terugkeer in 1960 werd hij opgeroepen voor militaire dienst en opgeleid tot officier-administrateur. Eenmaal bevorderd tot vaandrig werd hij uitgezonden naar Nieuw-Guinea, op dat moment nog een Nederlandse kolonie, maar fel betwist door de Indonesische regering onder leiding van president Sukarno. Hij zou van zijn ervaringen verslag doen in De balenkraai.

In 1962 trad hij als wetenschappelijk medewerker in dienst bij het polemologisch instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. Twee jaar later ging hij die betrekking combineren met een soortgelijke aanstelling aan de Universiteit van Amsterdam, en weer twee jaar later werd hij voor een aantal uren in de week aangesteld als docent Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. In 1969 beëindigde hij deze drie dienstverbanden om hoofdredacteur te worden van uitgeverij Het Spectrum. Daar nam hij in 1974 zijn ontslag.

Op zoek naar andere bezigheden nam Nuis in 1974 contact op met de redactie van de Haagse Post. Het was hem opgevallen dat dit weekblad weinig structurele aandacht aan literatuur besteedde; hij wilde daar wel in voorzien. In zijn hoedanigheid van vasteHP-criticus leverde Nuis meer dan vijf jaar een wekelijkse bespreking. Een selectie daaruit werd bijeengebracht in de bundel Boeken.

Intussen was hij vanaf het eerste uur betrokken bij de door Hans Gruyters en Hans van Mierlo opgerichte politieke partij D(emocraten) 66. Het was publiek geheim dat hij meer dan eens optrad als Van Mierlo's speechwriter. Maar daartoe beperkte zijn inbreng zich niet. Van 1972 tot 1979 maakte hij deel uit van het partijbestuur en van 1978 tot 1981 vertegenwoordigde hij D'66 in de Provinciale Staten van Gelderland. Vervolgens was hij lid van de Tweede Kamer (1981-'82), de Eerste Kamer (1983-'86) en opnieuw de Tweede Kamer (1986-1994). Daarnaast vervulde hij diverse andere partijfuncties.

Het hiervoor al genoemde staatssecretarisschap van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschappen mag gelden als de bekroning van Nuis' politieke en culturele carrière. Als verantwoordelijk bewindsman hield hij zich bezig met het onderwijs- cultuur-en mediabeleid, onderwerpcultuur-en die hij voordicultuur-en als parlemcultuur-entariër had behartigd. Zijn grootste bekendheid in deze hoedanigheid verkreeg hij door de door Bart de Graaff opgerichte omroepBNNeen zendmachtiging te verlenen. Belangrijker waren zijn wetsvoorstellen met betrekking tot de bescherming en conservering van het culturele erfgoed, de herstructurering van de kunstopleidingen en de subsidiëring van

individuele kunstenaars. Ook was hij verantwoordelijk voor de invoering van een spellinghervorming. Na zijn aftreden in 1998 bleef hij tot zijn dood toe actief in tal van bestuurs- en adviesfuncties.

Als letterkundige raakte Nuis betrokken in een tweetal geruchtmakende kwesties, die hem nog jaren lang zijn nagedragen. In 1969 vond de publicatie plaats van de memoires van Friedrich Weinreb, kort na 1945 veroordeeld vanwege collaboratie met de Duitse bezetter, maar naar eigen zeggen iemand die met list, bedrog en bluf vele joden van een wisse dood had weten te reden. Samen met Renate Rubinstein, zijn eerste echtgenote, had Nuis Weinrebs geschriften geredigeerd en voorzien van een nawoord dat een pleidooi tot eerherstel behelsde. Toen Abel Herzberg en W.F. Hermans openlijk begonnen te twijfelen aan de juistheid van Weinrebs weergave van zijn oorlogsverleden en protest aantekenden tegen zijn rehabilitatie, bleven Rubinstein en Nuis bij hun standpunt, zelfs nadat het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie een onderzoek had gepresenteerd dat voor Weinreb zeer belastend was.

Nuis werd andermaal een steen des aanstoots toen hij als criticus van de Volkskrant een recensie wijdde aan Frans Kellendonks roman Mystiek lichaam en de auteur bij die gelegenheid betichtte van antisemitische uitspraken. Aanvankelijk kwam er bijval van diverse andere critici, columnisten en opinieleiders. Maar toen de hitte van de eerste polemiek geweken was, vatte allengs de mening post dat Nuis' beschuldiging ondoordacht en onvoldoende beargumenteerd was.

Hoewel zijn tegenstanders in deze twee affaires het dikwijls anders hebben voorgesteld was Aad Nuis een aimabel en hartelijk man, open in de communicatie en altijd bereid tot discussie en vergelijk. Het maakte hem bij uitstek geschikt voor het politieke ambacht en hoewel men soms wenste dat hij als criticus wat

geprononceerder en eenkenniger in zijn

smaak was, voldeed hij uitstekend als enthousiasmerende gids voor lezers die hun weg zochten door het in tal en last toenemende boekenaanbod.

JAAP GOEDEGEBUURE

Voornaamste geschriften

Wisselend weer. Amsterdam 1963.

Wat is er gebeurd in Amsterdam? Amsterdam 1966.

De balenkraai: Kroniek uit Oudnederlands Guinea. Amsterdam 1967. Twee schelven hooi: Opmerkingen over poëzie en politiek. Amsterdam 1968. Boeken: Veertig besprekingen. Amsterdam 1978.

Het monster in de huiskamer: Een analyse van het Weinreb-rapport. Amsterdam 1979.

Een stem in je hoofd: Beschouwingen over literatuur en literatuurkritiek. Utrecht 1989.

Op zoek naar Nederland. Amsterdam 2004.