• No results found

Adjectieven als verbijzondering van substantieven

A. Voorvoegsels B.Adjectieven

6.1 Modale adverbia

6.3.2 Adjectieven als verbijzondering van substantieven

De ‘klassieke’ verschijningsvorm van de adjectieven is natuurlijk als verbijzondering van

substantieven. Hoewel uit de analyseschema’s van Renkema (1997) en Pander-Maat (2004) blijkt dat adjectieven in alle gevallen optreden als expressieve taalgebruikstrategieën, blijkt uit het materiaal van het Rode Kruis dat dit toch iets genuanceerder ligt.

Vreselijk en verschrikkelijk zijn adjectieven die een aantal keren in het materiaal voorkomen om een bepaalde situatie te specificeren. Zonder de context te kennen waarin deze adjectieven voor komen, is al vast te stellen dat beide adjectieven een negatieve evaluatieve connotatie. Dat is ook niet verwonderlijk, want als deze woorden ontleed worden, dan kan daarin ‘vrees’ en ‘schrik’

herkend worden. Er is hoe dan ook direct sprake van een evaluatief aspect dat door middel van deze woorden aan een uiting wordt toegevoegd. (63) en (64) zijn voorbeelden waarin vreselijk en

verschrikkelijk voorkomen:

(63) Java werd in mei 2006 door een vreselijke aardbeving getroffen. (tekst 12)

(64) Dat er in de wereld heel veel verschrikkelijke dingen gebeuren, hoeven wij u eigenlijk niet te vertellen. (tekst 29)

41 Zowel in (63) en (64) gaat het om een descriptieve taalhandeling: de schrijver beschrijft een situatie in de werkelijkheid. Vreselijk en verschrikkelijk hebben niet alleen een negatieve connotatie, maar zijn daarnaast ook nog eens sterke adjectieven. De schrijver had bijvoorbeeld voor een neutralere adjectief kunnen kiezen, zoals ‘ernstig’. Door deze zogenaamde ‘lexical choice’ die de schrijver maakt, is er eigenlijk automatisch sprake van een houdingsexpressief aspect. Door vreselijk en verschrikkelijk wil de schrijver namelijk duidelijk maken dat hij de situatie als zeer ernstig beschouwt. Enerzijds is er dus sprake van grading, omdat de schrijver voor een sterke adjectief kiest, en

anderzijds is er dus ook sprake van een expressieve taalgebruikstrategie.

Hetzelfde is eigenlijk ook het geval bij het adjectief enorm, dat ook een aantal keren in het materiaal terugkomt, zoals in (65) en (66)

(65) Men begrijpt welk een enorme transportorganisatie hiervoor moest worden opgebouwd. (tekst 18)

(66) Door burgeroorlog en natuurrampen is hier een enorm tekort aan voedsel, […]. (tekst 43)

Dit adjectief is al eerder besproken bij het analyseschema van Renkema (1997: 498) in (24), waar door Renkema gesproken werd over zogenaamde semantische intensiveerders. Deze term lijkt niet helemaal op zijn plaats, want hoewel er op het eerste gezicht vooral sprake is van een semantische operatie – er is sprake van sterk woordgebruik, de schrijver had immers ook voor ‘groot’ kunnen kiezen - , is er daarnaast wel degelijk sprake van een expressieve taalgebruikstrategie.

In zowel (65) en (66) gaat het wederom om een descriptieve taalhandeling, waarmee de schrijver een beschrijving van de stand van zaken geeft. Enorm is in beide gevallen gebruikt om de omvang van een situatie nog eens te benadrukken, dus in dat verband is er sprake van grading. Door de ‘lexical choice’ van de schrijver, is de uiting niet langer objectief van aard en voegt de schrijver een evaluatief aspect toe aan de zin. Had hij gekozen voor ‘groot’, wat in principe ongeveer dezelfde betekenis heeft, maar gradueel gezien minder sterk en meer objectief is, dan was dat evaluatieve aspect achterwege gebleven. Er is in dit geval dus ook sprake van zowel een semantische als een pragmatische operatie.

(67) en (68) zijn voorbeelden van uitingen waarin de schrijver het adjectief bijzonder gebruikt:

42 (68) […], welhaast vanzelfsprekend, bijzondere aandacht besteedt. (tekst 23)

Ook voor dit adjectief geldt dat het van zichzelf al een positieve evaluatieve connotatie heeft, waardoor dit aspect ook aan een uiting wordt toegevoegd. Zowel (67) als (68) zijn wederom

voorbeelden van een descriptieve taalhandeling, maar door de connotatie van het adjectief bijzonder krijgt de beschrijving van de stand van zaken direct een houdingsexpressief aspect. Anders dan bij vreselijk, verschrikkelijk en enorm is hier echter niet direct sprake van een semantische operatie in de zin van versterkend woordgebruik. Er kan in dit verband dan ook alleen gesproken worden over een expressieve taalgebruikstrategie, zonder dat hier sprake is van grading.

Bovenstaande adjectieven komen meerdere malen voor in het materiaal, maar er is ook een aantal adjectieven die slechts eenmalig voorkomen. Toch zullen deze gevallen hieronder per geval besproken worden, zodat er nog meer grip op het begrip expressieve taalgebruikstrategie verkregen kan worden en om onderscheid te kunnen maken in de verschillende verschijningsvormen.

Hard in (69) is een voorbeeld van een adjectief waarbij er geen sprake is van grading, maar alleen van een expressieve taalgebruikstrategie:

(69) Bijna vergeten door veel mensen maar harde realiteit voor de slachtoffers. (tekst 13)

Zoals al eerder is gebleken, hebben bepaalde woorden van zichzelf al een zekere connotatie. Dit geldt ook voor het adjectief hard, wat in zichzelf al een negatief geladen betekenis in zich draagt. De descriptieve taalhandeling in (69) krijgt zo een houdingsexpressief aspect: De schrijver maakt duidelijk dat hij de realiteit van de slachtoffers als hard beschouwt. Er is echter geen sprake van grading, omdat hard op zich geen sterke adjectief is, zoals dat bij enorm bijvoorbeeld wel het geval was. Hetzelfde geldt ook voor de volgende voorbeelden:

(70) Met onverbiddelijke regelmaat slaat het noodlot toe. (tekst 29)

(71) […] slachtoffers van dit onmenselijke oorlogsgeweld onder de onschuldige burgerbevolking. (tekst 35)

(72) […] is elke werkdag een verrassend lichtpuntje. (tekst 48)

Onverbiddelijk in (70) draagt in zichzelf al een bepaalde negatieve lading, waardoor de descriptieve taalhandeling van een houdingsexpressief aspect wordt voorzien: de schrijver vindt de regelmaat waarmee het noodlot toeslaat ‘onverbiddelijk’. Het adjectief is echter geen sterker woord, waardoor er dus geen grading meespeelt.

43 Onmenselijk in (71) heeft heel duidelijk een negatieve connotatie, terwijl onschuldige in datzelfde voorbeeld eerder een positieve connotatie heeft. Voor beide adjectieven geldt in elk geval dat er direct sprake is van een evaluatief aspect, wat in dit geval direct ‘doorklinkt’ in de descriptieve taalhandeling. Voor beide geldt daarnaast ook dat het niet om een sterkere woorden gaat, zodat er dus geen sprake is van grading.

In (72) tenslotte is er sprake van een adjectief met een positieve connotatie. Dat evaluatieve aspect wordt toegevoegd aan de descriptieve taalhandeling, waardoor er direct sprake is van een houdingsexpressieve functie van verrassend. Ook hier is er weer geen sprake van grading, aangezien verrassend niet een sterker woord is ten opzichte van een meer neutralere varianten.

Er is ook een aantal gevallen van adjectieven in het materiaal te onderscheiden waarbij er geen sprake is van een expressieve taalgebruikstrategie, zoals in (73) en (74):

(73) Door ingrijpende irrigatieprojecten is de waterspiegel sterk gedaald. (tekst 14) (74) Sinds de massale terugkeer van Rwandese vluchtelingen […]. (tekst 39)

In (73) is er geen sprake van een expressieve taalgebruikstrategie, aangezien het adjectief ingrijpend hier een objectieve beschrijving is van de omvang van de irrigatieprojecten. Omdat het wel een zekere mate toekent aan deze irrigatieprojecten, kan er in dat verband wel gesproken worden over grading. Hetzelfde is eigenlijk het geval in (74), waarin massaal de omvang van de terugkeer van Rwandese vluchtelingen specificeert. Ook hier geldt dat er geen sprake is van een expressieve taalgebruikstrategie. Het is weliswaar erg lastig om het verschil met bijvoorbeeld enorm in (77) en (78) duidelijk te maken, maar dat heeft in dat geval ook enerzijds te maken met de connotatie van een woord als enorm¸waarbij in zekere zin sprake is van een waardetoekenning en anderzijds de context waarin dergelijke woorden voorkomen. Uit deze voorbeelden blijkt ook dat specifieke adjectieven niet direct als expressieve taalgebruikstrategieën kunnen worden aangewezen, maar dat de context waarin zij voorkomen ook een hele belangrijke rol kan spelen. Zo kan ik me voorstellen dat het adjectief massaal in een andere context wel als expressieve taalgebruikstrategie kan worden aangemerkt. De veronderstelling van Renkema (1997) en Pander-Maat (2004) dat bepaalde woorden in alle gevallen als expressieve taalgebruikstrategie kunnen worden gezien, leidt uiteindelijk tot een weinig genuanceerde analyse die het begrip expressieve taalgebruikstrategie zeker te kort doet.

(75) is tenslotte ook een voorbeeld van een uiting waarin een adjectief niet de functie van expressieve taalgebruikstrategie heeft:

44 Hoewel prachtig een positieve connotatie heeft, zorgt het type taalhandeling er in dit geval voor dat er geen sprake is van een expressieve taalgebruikstrategie kan zijn. Het gaat hier al om een

expressieve taalhandeling die als doel heeft om uiting te geven aan de geestesgesteldheid van de schrijver met betrekking tot een stand van zaken (Houtkoop en Koole 2000: 29).

Uit bovenstaande blijkt dat de analyse van expressieve taalgebruikstrategieën alles behalve eenvoudig en eenduidig is. In het geval van sterkere adjectieven die ook een zwakkere en vooral objectievere equivalent hebben, geldt dat er naast grading veelal ook sprake is van een expressieve taalgebruikstrategie. Dat kan echter alleen worden vastgesteld op basis van vergelijking met adjectieven die inderdaad een minder sterke betekenis hebben. Daarnaast is het zo dat bepaalde woorden uit zichzelf al een evaluatieve connotatie met zich meedragen. Dergelijke adjectieven zorgen ervoor dat een descriptieve taalhandeling wordt voorzien van een houdingsexpressief aspect. Is er echter sprake van een expressieve taalhandeling, dan maakt het adjectief duidelijk deel uit van deze taalhandeling en is er geen sprake van een extra houdingsexpressief aspect, zoals in (87).

Toch is het niet altijd zo dat een sterkere adjectief ook als expressieve taalgebruikstrategie optreedt. Het kan in sommige gevallen ook gaan om een daadwerkelijke beschrijving van de stand van zaken, zonder dat de schrijver de intentie heeft gehad om te ‘overdrijven’ of om die beschrijving te versterken met dergelijke adjectieven. Het is bij de analyse van zulke adjectieven dan ook zeker van belang om het communicatieve doel van de schrijver op basis van de context vast te stellen. In bepaalde gevallen kiest hij ervoor om sterke adjectieven te kiezen, waardoor de retorische impact van een tekst ook wordt vergroot, maar in andere gevallen is de intentie van de schrijver vooral om een objectieve beschrijving van een situatie te geven.

Er zijn ook adjectieven te onderscheiden die niet direct als sterkere adjectieven met een meer neutrale equivalent kunnen worden gezien, maar die wel als in zichzelf een evaluatieve connotatie met zich meedragen. Voor deze adjectieven geldt dat wanneer zij bijvoorbeeld in een descriptieve taalhandeling voorkomen, zij een evaluatief aspect aan deze taalhandeling toevoegen, waardoor er dus wel sprake is van een expressieve taalgebruikstrategie, maar niet van grading.