• No results found

Toen Helmond door zijn Eva, te circa halfacht, met een zoen werd wakker gemaakt, en ze hem daarna met haar welluidend: goeden morgen! een geurigen kop thee met beschuit toereikte, toen gevoelde hij slechts weinig meer van 'tgeen hem, toen hij eindelijk ter ruste ging, voor slapeloosheid en zeer waarschijnlijk voor een ziekte deed vreezen. - Al zijn de uren die hij sliep slechts weinig in getal geweest, ze hebben hem zonderling verkwikt. Neen, ofschoon hij zijn hoofd rechts en links keert, de pijn is geheel verdwenen. De sombere voorstellingen die hem door het brein spookten toen hij zich bevend van overspanning tot slapen heeft gelegd, al die sombere vizioenen zijn voorbijgegaan.

- En zie, zijn Eva, de schoone Hebe in haar gracieus morgenkleed, ze staat daar als een toonbeeld van zorgende liefde. - O

goede God! nu ziet hij eerst hoe innig lief dat prachtige kind hem heeft. Zij is in zorg geweest, over hém! Ze heeft gevreesd dat hij te vroeg zou wakker worden. Ja dáarom hield zij de vensterblinden ter halverwege gesloten ofschoon ze de ramen heeft opengezet, dewijl hij daar zeer op gesteld is.

En zie, daar kwam ze nu zelve met den verkwikkelijken drank: ‘Eva!’

‘Lieve August, gaat het beter? Waarlijk beter?’

Helmond knikt, maar antwoordt niet. Hij ziet haar slechts in de schoone oogen; drukt haar fijne hand, en dan haastig den blik van haar afgekeerd naar de binnenzij van het ledikant, verdringt hij iets 'twelk hem uit het hart naar het oog is gevloeid. Goede God, was er voor haar dan niets beters weggelegd dan de vrouw te worden van een eenvoudigen dokter! Zie, daar is wat hoogers, iets vorstelijks in die vrouw; en ja, bij al die gaven van schoonheid en talent, toont ze, in de liefde voor vader en echtgenoot, een engel te zijn.

‘Eva!’

‘Wat is er dan beste?’ ‘Ik ben zoo gelukkig Eva.’

‘Nu lieve man, dat klinkt me waarlijk als muziek in de ooren. Ik heb van nacht den heelen tijd allerlei gekheden gedroomd, en ook dat je heel boos op me werdt; en je grijnsde me zoo akelig aan. - Ja ik weet het zelf niet meer: ik droomde dat we te Parijs waren, en dat we meespeelden toen ze de Faust gaven. Eerst was jij Faust en toen... ik weet niet, toen werdt je eensklaps Mephisto, en, toen schreeuwde je me zoo akelig toe: “Et Satan conduit le bal,” o zoo akelig. Zie, 't is allemaal gekheid, dat weet ik wel; eerstens beduidt het niets, en tweedens hecht ik niemendal aan droomen; maar zoo'n gezicht blijft je 's-anderendaags soms zoo bij. Toen je van nacht met hoofdpijn heel onplezierig thuis kwaamt, toen dacht ik, daar heb je 't al met dien naren droom; als hij nu maar niet ziek wordt! - Ik heb er je niets van gezegd, hoewel ik er erg vervuld mee was. Maar mijn lieve man, nu kun je ook best begrijpen hoe heerlijk ik het vind om je, bij 't wakker-worden 't allereerst te hooren zeggen: Eva, ik ben zoo gelukkig! - Komaan mon cher monsieur le comte - nu wacht maar, ik geef den moed nog niet verloren, al was papa er wat tegen, - komaan, we zullen aan geen akelige droomen meer denken; peuzel jij die beschuitjes nu maar op, dan zal i k je eens laten kijken hoe heerlijk vandaag het zonnetje schijnt. 't Is een lust!’ - Eva opent nu de vensterblinden, en, aanheffend zingt ze tevens met haar klankvolle stem, zoodat men zich in den zonneschijn zou wanen al zag men den regen ook stroomen:

‘O Sonnenschein, o Sonnenschein, Wie scheinst du mir in's Herz hinein. Weckst drinnen lauter Liebeslust, Dass mir so enge wird die Brust! Dass mir so enge wird die Brust!’

Een kwartier later is Helmond gekleed.

Ofschoon hij zich wel iets minder frisch gevoelt dan bij zijn allereerst ontwaken, toch moet hij bekennen dat het oneindig beter met hem is dan hij heeft kunnen verwachten. Daar komt zijn lieve vrouw alweder met een kop thee in het slaapvertrek.

‘Eva, mijn eenige schat, mijn zonneschijn!’ zegt Helmond en sluit haar in zijn armen; en dan, dan hoort hij ook van háar een schier nog welluidender toon dan daareven; want ook zij heeft gezegd: dat ze nu zoo r e c h t g e l u k k i g is.

En Eva had waarlijk reden om zich gelukkig te gevoelen. Nu ze haar woning had, en er alles zoo heerlijk was ingericht, nu waren voor 't oogenblik haar liefste wenschen vervuld. De kleine kata-strophe van gisterenavond zou zeker geen gevolgen hebben, en, als zij het maar eens van de rechte zijde aanpakt, dan zal papa wel meer zwak op dien adel krijgen. Het voornaamste waar het op aankwam, bleef toch het b e w i j s dat men aanspraak op dien titel had, en dat bewijs was reeds in handen van den majoor. Welnu, een klein beetje geduld; en dan, wanneer zij èn Helmond er maar op blijven aandringen en zich dankbaar betoonen, dan zal de majoor - tegen restitutie van onkosten, natuurlijk omdat hij aan al die stukken en bewijzen met zooveel moeite gekomen is, - ze wel aan h e n afstaan.

Ja, Eva voelt zich recht gelukkig, want ofschoon het briefje aan de Debecque's toch al verzonden was - omdat Bus beter hard draven dan dienen kan - ze heeft nu alle hoop dat August, wanneer hij zich zooals hij zeide wèl blijft gevoelen, ten genoegen van zijn vrouwtje nog een tweede brietje zal schrijven om die uitnoodiging tóch maar aan te nemen. - O die goede August! hij heeft immers voor 't grootste deel uit zorg voor háar bedankt.

- Nu, dat behoefde waarlijk niet, haar hoofdpijn van gisterenavond heeft niets te beduiden gehad, en August zelf - waarlijk ze is er zoo blij om - hij voelt zich weer heelemaal fiksch. Hoor, hij vraagt haar zelfs om nog eens dat lied: N a t u u r i s m i l d te zingen! - Wat ziet hij haar tevreden aan! Ja als ze het nú wilde

doordrijven... van die groote partij hier aan huis tegen haar jaardag - ja, ze weet dan zeker dat hij toe zou stemmen. Maar 't is nog niet noodig; en als men maar eerst bij de Debecque's is geweest, dan komt die partij op haar jaardag vanzelf. Ze weet nu immers zeker dat die hooggeprezen zuinigheid iets is waar men voortaan maar zonder veel woorden overheen moet 'glijden; 't is een zwak dat het

man-netje zich graag wat armoedigjes voordoet. Nu, in zulke scholen maakt men zulke leerlingen. Maar g i e r i g , nee gierig is hij niet. Wat die nachtpraktijk betreft, daar m o e t hij van afstappen, dáardoor alleen is hij met zoo'n dolle hoofdpijn en zoo laat naar bed gegaan. Mettertijd, als het gelukt met dat overbrengen van papa's titel op hem - en waarom niet - dan moet hij de heele praktijk maar neerleggen. Iemand die bezigheid wil hebben kan ze altijd wel vinden. Men behoeft daarvoor niet de slaaf van iedereen, ja van je minste plebs te wezen. Hoe heerlijk al, dat men tenminste hier van die aptheeklucht bevrijd is. Bah! zoo'n aptheek!

O voorzeker, Eva voelt zich nu recht gelukkig; alles a l l e s lacht haar weer toe; en zie maar, het allermeest haar lieve August.

Doch Eva weet niet dat Helmond's glimlach, nu hij de vigilante ziet voorkomen en haar straks een zoen tot afscheid geeft, een zeer gekunstelde wordt; neen, want hij heeft haar niets gezegd, niets van zijn val, niets van het gebeurde op D e S c h e b b e l a a r , en niets van den nacht aleer hij - Goddank, een weinig mocht slapen. - Waartoe haar onnoodig zijn leed te klagen; immers hij had haar vroeger vermaand dat de praktijk alleen voor den dokter is.

't Was reeds laat in den voormiddag toen dokter Helmond aan zijn woning terugkwam.

Eva meende te bemerken dat hij wat somber gestemd was. Of hij zich weer minder wel gevoelde....?

‘Nee Eva, nee; ik heb wat heel veel zieken bezocht, en er zijn er die van een dokter meer verlangen dan redelijk is.’

‘'t Is een nare betrekking August, ik heb dat altijd gezegd. Geen oogenblik ben je zeker van je tijd; dag en nacht altijd voor Jan en alleman te moeten klaarstaan, en misschien nog heel dikwijls ondank voor zorg en moeite tot loon te krijgen!’

Er was veel waars in 'tgeen Eva zeide.

‘Ja 't is jammer kindlief, dat het onverstand der menschen ons zoo dikwijls moet bedroeven. Waarlijk er is geen edeler werkkring dan de mijne. Maar, als men het onmogelijke eischt....!’

‘Heeft men dat nú gedaan August?’

‘Och - nú, en alle dagen. Maar wij zetten er ons overheen... wij...’

‘Welzeker,’ valt Eva in: ‘in jou plaats beste man, zou ik nooit naar eenig praatje van het wauwelig gemeen luisteren, dáarvoor sta je te hoog èn als dokter èn door je... andere maatschappelijke positie. - Als i k in je plaats was August, weet je wat i k dan deed?’

‘Hê?’ vraagt Helmond in gedachten. En Eva zegt fier:

- Bedanken! - August geeft met een pijnlijk glimlachje een antwoord 'twelk zijn vrouw - evenals dat glimlachje zelf - op rekening van zijn ‘eenig gebrek’ stelt. Immers: ‘Waar zou de schoorsteen van rooken, als wij niet wat geduld oefenden?’ heeft hij gezegd terwijl hij zich gereedmaakte om nu - na het koffiedrinken, - weer zoo spoedig mogelijk naar die nare aptheek te gaan.

- B e d a n k e n ! heeft August in zich zelven herhaald, terwijl hij buiten de kamer en opweg naar het huis aan den wal, een paar malen de hand aan het hoofd bracht -aan dat hoofd waarin het alweer niet heelemaal pluis is.

- B e d a n k e n ! - Neen zulke ruwe scènes heeft hij nooit te voren gehad; ze moeten eenig zijn in eens dokters praktijk. Op D e S c h e b b e l a a r gekomen, heeft boer Geurtsen - de aanstaande toeziende voogd der tien minderjarige kinderen - hem zoo mogelijk nog brutaler dan den vorigen avond onder de oogen gezien, en gevraagd, of hij niet begrepen had dat hij op D e S c h e b b e l a a r had uitgediend, en niet zoo ‘leep was om te vatten, dat de heele perementasie van de Dirksen's en Geurtsen's -over meer dan achttien hofsteden verdeeld - voortaan d'r eigen wel zou wachten om 'en dokter te nemen die z'n patiënten aan d'r eigen zelvers overliet, en onverlet den adem liet uitblazen?’

- B e d a n k e n ! herhaalt Helmond met dien droeven glimlach. Ha! zóo moet het maar gaan. Het rijkste deel mijner praktijk te verliezen, door.... Neen, de oorzaak had evengoed een andere kunnen zijn. - Maar toch, 't klinkt op dit oogenblik zeker uit h a a r mond al zonderling: b e d a n k e n ! - Mijn obstetrische praktijk schijnt door de omstandigheid bij Sturk nog bovendien een gevoeligen knak te zullen krijgen.

- Bedanken! in m i j n e omstandigheden....? Een pleegvader die zich misschien reeds heeft voorgenomen om zijn hand voor nu en de toekomst geheel van ons af te trekken. Een woning te bezitten waarvan geen steen ons eigendom is; een huis dat aan zijn bewoners steeds grootere weelde en altijd en altijd meer g e l d zal vragen. Schulden hier en schulden daar; niet onoverkomelijk, neen, maar slechts aflosbaar bij een toenemen van praktijk en inkomsten. - Bovendien een broeder die gebrek lijdt, en die, ofschoon er hoop op een goede uitkomst bestaat - bij een weigering van den pleegvader, toch maar alleen van den broeder hulp kan verwachten. - En dat huis aan den wal 'twelk reeds tweemaal, doch slechts i n z i j n g e h e e l is kunnen verhuurd worden, 't blijft nog altijd renteloos, dewijl ik immers mijn woord gaf dat de arme doktersvrouw het niet zou verlaten, en ook, ja, omdat Eva gezegd heeft, geen aptheek in haar nieuwe woning te dulden...

Zoo denkende treedt Helmond de apotheek binnen.

de recepten vast mee. - Je zult gemerkt hebben dat er een vijftal minder is dan waar ik je gisteren op prepareerde. - Boer Dirksen's dood, zal collega Biermans voortaan weer wat minder rust gunnen. Nu, de man heeft nog ambitie genoeg, en - een groot gezin. Wat zoek je Thom?’

Thomas die Helmond bij 't binnenkomen ternauwernood had kunnen groeten, is ‘op stikken af’. Den lessenaar - terzij van de toonbank - heeft hij geopend, en terwijl hij deed alsof hij daarbinnen iets zocht, verborg hij zijn aangezicht voor den blik van zijn meester.

‘Wat zoek je toch Thom?’ vraagt Helmond nog eens. En dan - dan slaat de lessenaar neer met een slag, en bedekt Thomas zijn gelaat met beide handen, en.... Nee, 't is hem onmogelijk! hij kan niet spreken. De keel is hem als toegenepen, en de oogen schieten weer vol tranen. - Och God, hij had het zoo goed gemeend!

Helmond is zijn jongen vriend nabij gekomen, en legt hem de hand op den schouder.

‘Nu Thomas, wat is er? Zeg, heb je weer 't een en ander moeten hooren dat je om mijnentwil bedroeft? - Ik zal er je maar ineens doorhelpen mijn jongen. 't Is niet plezierig, zeker; maar zulke zaken komt men te boven. Nu ik zelf hier en daar zooveel overdrevens moest hooren, nu ben ik al meer getroost dan gisteravond. Thom, wat er gebeurd is, het spijt me, maar mijn geweten zegt me dat ik niet willens een patiënt heb verzuimd. In een kleine plaats worden zulke zaken schrikkelijk uitgemeten; in den beginne zal m'n praktijk er een beetje onder lijden, maar dan....’

‘Och dokter!’ valt Thomas nu bijna schreiende in: ‘och, als u eens wist hoe ik er kapot van ben; zooveel geschimp en geblaas tegen u, en mede door m i j n toedoen, door mijn eigendunkelijk handelen! Och lieve God! ik meende het toch zoo goed!’

‘Thomas, wees verstandig; al kan ik niet goedkeuren wat je hebt gedaan; dat je trouw hart het je heeft ingegeven daar ben ik zeker van. Komaan Thom, jij met je prettige natuur, je moest me vandaag wat opfleuren, maar geen gezicht zetten alsof Polen totaal verloren was.’

‘Och dokter, hoe zal men lachen als men zich zelf zou willen afranselen en op water en brood zetten. U, aan wien ik alles ben verschuldigd, ú heb ik door mijn eigenwijsheid schandelijk benadeeld. Jawel, die Sturk is een wraakzuchtige vent. Wat boer Geurtsen nog zal zwijgen, dat strooit h i j uit met een helsch plezier.’

‘Ho ho, dat kan toch zooveel niet wezen. 't Was zeker veel beter geweest wanneer ik er aanstonds had kunnen zijn; maar vrouw Spanning heeft niets bedorven, en de ongelukkige afloop dier bevalling was een gevolg van omstandigheden die geen mensch kon voorzien of verhoeden.’

‘Hij heeft Biermans gehaald, en deze moet hem hebben toegestemd dat een tijdige en betere hulp haar zeker gered had. O, 't is om te vertwijfelen dokter!’

‘Ik geloof niet Thom, dat Biermans dat gezegd heeft.’

‘Jawel dokter. Juffrouw Sillemond die zooeven hier was, en haar dochter, de vrouw van Winkelaar, kwam a f z e g g e n - zoo'n feeks, alsof een dokter een barbier was! - diezelfde tang had Biermans zelf gesproken, en op haar vragen moet hij met een heel twijfelachtig gezicht de schouders hebben opgehaald.’

‘Ei, is juffrouw Sillemond haar dochter komen afzeggen.... ei!’ zegt Helmond terwijl hij even pijnlijk glimlacht; maar aanstonds vervolgt hij op luchtigen toon: ‘Ik wou wel eens weten Thom, wat t w i j f e l a c h t i g e g e z i c h t e n zijn. Bovendien, iemand die twijfelt weet niet, en iemand die er nog op den koop toe de schouders bij ophaalt, bekent tweemaal niet te weten. - Zwijg nu hierover Thomas. Gedane zaken nemen geen keer.’

‘Nee maar die Biermans, die te hard en te schriel was om mij, toen vader al begon te sukkelen, een beetje met m'n Latijn en scheikunde voort te helpen, zoo'n kerel moet ú niet benadeelen door z'n leelijk gezicht tot een beschuldigend vraagteeken te verwerken.’

‘Bedaar Thomas. Biermans is altijd heel wel met me geweest.’

‘Ja omdat u een engel van goedheid bent; maar ik weet wel waardoor zijn broodnijd tot broodwraak is geklommen, al zet hij in uw gezelschap een kermisgezicht. Dat u sedert uw huwelijk, geen avondjes meer bij hem komt doorbrengen omdat mevrouw er geen lust in heeft, dat steekt hem. Mevrouw moet eens aan Pietje zijn oudste dochter heel openhartig hebben gezegd: dat ze den toon bij haar ouders aan huis, sinds haar verblijf in Den Haag, niet best meer verdragen kon. Daar zit 'em de angel dokter; en dan uw mooie huis! ja, wat hij u benadeelen kan dat zal hij niet laten; en och beste b e s t e dokter, dat ik nu dien plattelandsscharrelaar zulk een venijnig wapen in de hand moest geven! - Och dokter,’ barst Thom nu werkelijk in tranen los: ‘Och v e r g e e f me, - al ben ik misschien geen wegschoppen waard.’

Een groot uur later waren, inweerwil van Thomas' bewogen gemoedsstemming, de recepten klaargemaakt, en trok Bus er de stad mee in. - Bus kreeg dien dag nog meer te slikken dan al het ‘bocht’ 'twelk ie in z'n mand had. Maar Bus kon zwijgen, en als Bus antwoordde dan zei ie eenvoudig:

‘Als Onze Lieve Heer trekt, en dokter trekt, wie zou 'et dan winnen hê?’ Maar ook een anderen keer:

‘Weet jij wát je doen moet? Laat je eerst door Biermans verknoeien, en als je dan “verknooien” en voor de pieren bent, zeg dan aan vader Abraham: komplement van Lange Bus, en dat je 'en gek was!’

Toen Helmond de apotheek wilde verlaten, trad mevrouw Van Hake juist uit haar huiskamer de gang in, en verzocht op zeer beleefden, schijnbaar eenigszins kouden toon: of zij dokter even mocht spreken.

Helmond schrok onwillekeurig. 't Was hem - doch slechts een oogenblik - alsof het weer tikte en klopte in 't hoofd zooals gisteravond en in den nacht. Immers 't is nu reeds bijna een maand dat het kwartaal was verschenen. Neen, men zal hem dáarom niet te spreken vragen, ofschoon het geld hier zeker noodig is, maar uit die achterlijkheid kon men licht gevolgtrekkingen maken die hij graag voorkomen zou.

‘Mij spreken, met genoegen!’ zegt Helmond.

De weduwe laat den dokter voorgaan, en doet dan de deur der huiskamer zachtjes achter zich toe.

Er was iets bijzonder deftigs, ja schier plechtigs in de wijze waarop de weduwe haar jongeren vriend ontving. Haar kleed van eenvoudig zwart merinos was geheel in harmonie met de uitdrukking van haar gelaat. 't Is te raden dat het haar moeite heeft gekost om tot dit onderhoud te besluiten. Thomas weet waarover het loopen zal. Moeder en zoon hadden het afgesproken; ze waren er onherroepelijk vast toe besloten. Wat er gisteren, wat er in den nacht - mede door Thomas' schuld zooals hij blijft volhouden - in dokter's praktijk gebeurde, het heeft de schaal geheel naar die zijde doen overslaan.

Mevrouw Van Hake mag niet langer van zooveel goedheid misbruik maken. Haar wonen in dit huis is een jaarlijksche schade voor Helmond van minstens driehonderd gulden. De weduwe van een Van Hake mag dat niet blijven genieten om Godswil, wanneer zij bijna zeker weet dat haar weldoener zich door wat al te groote