• No results found

Achtergrondvariabelen cross-sectioneel

In deze bijlage wordt het effect besproken van de duur van de begeleiding, de ervaring van de leerkrachten en begeleiders, en de leeftijd van de kinderen op het sociaal-emotioneel

functioneren en de leerling-leerkrachtrelatie.

Tabel I1.

Correlaties van kind- en begeleiderkenmerken met de relatie met de begeleider Kind/begeleiderkenmerken Afhankelijkheid Conflict

Leeftijd -.53* -.35

Begeleiding (uren/week) -.15 -.16

Begeleiding (jaar) -.42 -.24

Ervaring (jaar) -.19 .22

Noot. * p ≤ .05; ** p ≤ .001, tweezijdige toetsing

Duur van de begeleiding. Het aantal jaar en het aantal uur begeleiding bleek niet samen

te hangen met de kwaliteit van de relatie met de begeleider (zie Tabel I1). In Tabel I2 is de samenhang met het sociaal-emotioneel functioneren weergegeven. Het aantal uur begeleiding hing samen met gedragsproblemen volgens het oordeel van ouders (r = -.50, p = .05): hoe meer begeleiding het kind kreeg, hoe lager de gedragsproblemen. Het aantal jaar begeleiding bleek gecorreleerd met gedragsproblemen (r = -.57, p = .02), hyperactiviteit (r = -.58, p = .02) en problemen met peers (r = -.75, p = .00) in de leerkrachtrapportage, en met

gedragsproblemen (r = -.67, p = .01) in de ouderrapportage. In alle gevallen gold: hoe langer de begeleiding duurde, hoe lager het probleemgedrag.

Tabel I2.

Correlaties van kind- en leerkrachtkenmerken met het sociaal-emotioneel functioneren, voor speciaal en regulier onderwijs

Leerkracht Ouders

Kind/leerkrachtkenmerk School Prosoc Tot Emo Gedr Hyper Peer Tot Emo Gedr Hyper Peer Leeftijd kind Reg .43 -.67

** -,05 -,61* -,55* -68** -,39 -,21 -,58* -,28 -,28

Spec ,06 -,17 ,04 ,09 -,21 -,27 -,28 ,10 -,28 -,56* ,03

Begeleiding (uren) Reg ,07 -,43 -,17 -,16 -,42 -,37 -,26 -,22 -,50* -,13 -,14 Begeleiding (jaar) Reg ,36 -,69** ,01 -,57* -,58* -,75** -,43 -,29 -,67** -,42 -,09 Ervaring begeleider (jr) Reg -.35 -,16 -,12 ,00 -,16 -,09 ,31 ,51 ,27 ,01 ,36 Ervaring leerkracht Reg ,14 -,02 -,21 ,05 -,06 ,13 ,23 ,13 ,14 ,33 ,06

Spec ,03 ,08 ,15 ,10 ,13 -,26 ,36 ,43 ,18 ,59 -,47

Ervaring leerkracht met verstandelijke beperking

Reg ,09 -,27 -,43 -,21 -,39 ,26 -,40 -,40 -,42 -,38 -,17 Spec ,25 -,14 -,30 -,01 ,43 -,36 -,03 ,17 ,15 ,08 -,55 Noot. * p ≤ .05; ** p ≤ .001, tweezijdige toetsing

Leeftijd. De leeftijd van de kinderen heeft geen effect op de kwaliteit van de leerling-

leerkrachtrelatie (zie Tabel I3). De samenhang tussen leeftijd en sociaal-emotioneel functioneren is te vinden in Tabel I2. In het regulier onderwijs toonde de leeftijd van de kinderen een negatief verband met de totale probleemscore (r = -.67, p = .01)

70 (r = -.68, p = .00) volgens het oordeel van leerkrachten. In het speciaal onderwijs was dit niet het geval. Ouders in het regulier en speciaal onderwijs rapporteerden een minder sterke afname van probleemgedrag bij een toenemende leeftijd: in het regulier onderwijs alleen een negatieve correlatie met gedragsproblemen (r = -.58, p = .02) en in het speciaal onderwijs met hyperactiviteit (r = -.56, p = .04).

Tabel I3.

Correlaties van kind- en leerkrachtkenmerken met de relatie met de leerkracht, voor regulier en speciaal onderwijs

Regulier Speciaal

Kind/leerkrachtkenmerken Nabijheid Afhank Conflict Nabijheid Afhank Conflict

Leeftijd kind .46 .00 -.40 -.01 .31 -.03

Ervaring leerkracht .47 -.02 -.02 .35 .35 .17

Ervaring met verstandelijke beperking -.09 -.10 -.21 .42 .62* .66*

Noot. * p ≤ .05; ** p ≤ .001, tweezijdige toetsing

Ervaring. De ervaring van begeleiders en leerkrachten (regulier en speciaal) vertoonden

bij een tweezijdige toetsing geen samenhang met het sociaal-emotioneel functioneren (Tabel I2). Het aantal jaar ervaring van begeleiders en leerkrachten in beide typen onderwijs

vertoonden ook geen samenhang met de leerling-leerkrachtrelatie (Tabel I1 voor begeleiders en Tabel I3 voor leerkrachten). Wel was er bij leerkrachten in het speciaal onderwijs, maar niet in het regulier onderwijs, een significant samenhang tussen het aantal jaar ervaring in het lesgeven aan kinderen met een verstandelijke beperking samen met afhankelijkheid (r = 0.62, p = 0.03, n = 12) en conflict (r = 0.66, p = 0.02, n = 12). Hoe langer de ervaring, des te meer afhankelijkheid en conflict de leerkrachten rapporteerden.

Tabel I4.

Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een verschillend schoolverloop en toetsing verschilscores (tweezijdige toetsing) Schaal Alleen regulier M (SD) Overgestapt naar speciaal M (SD) Alleen speciaal M (SD) Verschil alleen regulier - overgestapt t (r) Verschil alleen regulier - alleen speciaal t (r) Verschil overgestapt - alleen speciaal t (r) SDQ-Leerkracht (n = 16) (n = 9) (n = 16) Prosociaal 4.63 (2.31) 5.67 (1.80) 6,25 (2.32) -1.17 (.26) -2.00 (.06) -.65 (.52) Totaal probleem 9.38 (5.52) 12.33 (5.61) 11.81 (4.07) -1.23 (.23) -1.36 (.19) .27 (.79) Emotioneel 1.31 (1.14) 1.33 (1.66) 2.06 (2.02) -.04 (.97) -1.30 (.21) -.92 (.37) Gedrag 1.00 (1.21) 2.22 (2.00) 1.63 (1.93) -1.92 (.07) -.10 (.28) .74 (.47) Hyperactiviteit 5.13 (3.12) 4.89 (2.80) 5.50 (2.58) .19 (.85) -.37 (.71) -.55 (.59) Peerproblemen 1.94 (1.77) 3.89 (2.00) 2.63 (1.54) 2.55 (.02)* -1.17 (.25) 1.78 (.09) SDQ-Ouders (n = 16) (n = 4) (n = 4) Totaal probleem 9.75 (6.15) 10.25 (3.28) 12.75 (6.19) -.21 (.83) -.87 (.40) -.94 (.37) Emotioneel 1.50 (1.51) 1.13 (1.36) 2.75 (3.78) .59 (.56) -1.08 (.29) -1.13 (.29) Gedrag 1.44 (1.21) 1.38 (1.302) 2.00 (1.63) .12 (.91) -.78 (.45) -.72 (.49) Hyperactiviteit 4.50 (2.88) 4.88 (2.42) 5.25 (1.26) -.32 (.76) -.50 (.62) -.29 (.78) Peerproblemen 2.31 (2.12) 2.88 (2.17) 2.25 (2.22) -.61 (.55) .05 (.96) .47 (.65) Noot. * Significant verschil.

Schoolverloop. Het effect van een verschillend schoolverloop op het sociaal-emotioneel

71

Bijlage J

Toetsing interventie-effecten casestudies

Bij de casussen is onderzocht of er sprake was van een effect van de interventie op de geregistreerde variabelen. Voor een toetsing van het verschil in gemiddelde tussen baseline- en interventiefase is de correlatie berekend met de fasevector (0 = baseline, 1 = interventie). Verder is er getoetst of de slope in de interventiefase significant verschilt van de slope in de baseline. SMA toetst hierbij de data aan vijf modellen (Borckardt, 2006). Bij model 1 wordt een stijging van de variabele in de baselinefase gevolgd door een daling in de interventiefase. Model 2 heeft een vlakke baseline, gevolgd door een stijging in de interventiefase. Bij model 3 wordt een stijging in de baseline gevolgd door een vlakke interventiefase. Bij model 4 is er een verschil in de mate van stijging tussen beide fasen. Bij model 5 tenslotte, wordt de stijging van de baseline gevolgd door een snelle daling en weer een toename tijdens de interventiefase. Deze effecten gelden voor positieve correlaties, bij negatieve correlaties zijn de omgekeerde effecten van toepassing. In Tabel J1, J2 en J3 zijn per casus de

toetsingsresultaten weergegeven, waarbij per variabele het meest passende model voor verandering in slope is aangegeven.

Tabel J1.

Gemiddelden tijdens baseline- en interventiefase van de registratievariabelen en toetsing fase-effect en verandering in slope voor Jant

Registratievariabelen Baseline (9 dagen) M (SD) Interventie (11 dagen) M (SD) Fase-effect r (p) Slope change (model) r (p) Jant

Hoe was het op school vandaag? 2,22 (.83) 2.27 (.79) .03 (.88) (1) .19 (.32) Leerkrachten

In hoeverre had Jant vandaag dwarse momenten? 5.22 (2.95) 3.22 (1.56) -.43 (.15) (3) -.59 (.04) Hoe vermoeid oogde Jant vandaag? 5.00 (2.96) 2.56 (2.19) -.46 (.07) (4) -.55 (.03) Hoe goed ging het zelfstandig werken? 4.89 (1.90) 7.25 (1.39) .63 (.02)* (4) .72 (.00)* In hoeverre maakte ze haar wensen kenbaar met woorden of

gebaren?

4.67 (1.80) 5.00 (2.12) .09 (.69) (1) .44 (.04)* Begeleiders

In hoeverre had Jant vandaag dwarse momenten? 3.56 (1.24) 1.82 (.87) -.66 (.03)* (3) -.66 (.03) Hoe vermoeid oogde Jant vandaag? 2.89 (2.03) 1.36 (.51) -.50 (.12) (1) .55 (.07) Hoe goed ging het zelfstandig werken? 7.11 (.93) 8.10 (.57) .58 (.01)* (4) .62 (.00)* In hoeverre maakte ze haar wensen kenbaar met woorden of

gebaren?

7.11 (.06) 7.73 (1.01) .36 (.18) (3) .39 (.13) Moeder

In hoeverre had Jant vandaag dwarse momenten? 4.89 (1.62) 5.23 (1.88) .14 (.52) (1) -.36 (.08) Hoe goed was mijn humeur? 7.22 (.67) 6.69 (1.32) -.20 (.25) (3) -.14 (.53) In hoeverre maakte ze haar wensen kenbaar met woorden of

gebaren?

5.89 (1.36) 5.30 (1.44) -.12 (.38) (1) -.15 (.27) In hoeverre was Jant druk of opgewonden na thuiskomst? 5.67 (1.12) 6.17 (1.47) .11 (.45) (5) .23 (.16) Noot. * Significant effect; significant fase-effect bij p ≤ .05; significante slope change bij p ≤ .05 bij toetsing van alleen het standaardmodel (1); significante slope change bij p ≤ .01 bij gelijktijdige toetsing van vijf modellen (Bonferroni-correctie).

72

Tabel J2.

Gemiddelden tijdens baseline- en interventiefase van de registratievariabelen en toetsing fase-effect en verandering in slope voor Gart

Registratievariabelen Baseline (17 dagen) M (SD) Interventie (13 dagen) M (SD) Fase- effect r (p) Slope change (model) r (p) Gart

Hoe was het op school vandaag? 4.24 (1.26) 5.00 (.00) .37 (.03)* (3) .38 (.02) Hoe ging het zelfstandig werken? 2.71 (1.74) 3.08 (1.14) .12 (.61) (5) -.16 (.45) Leerkracht

In hoeverre vertoonde Gart vandaag verstorend gedrag? 4.00 (1.81) 3.62 (.74) -.13 (.64) (1) .37 (.15) In hoeverre kostte de omgang met Gart mij vandaag energie? 3.88 (1.78) 3.69 (.82) -.07 (.78) (1) .30 (.24) In hoeverre lukte het hem vandaag om zelfstandig te werken? 7.29 (1.07) 7.54 (.50) .14 (.61) (1) -.52 (.03)* Begeleiders

Hoe vermoeid oogde hij vandaag? 2.81 (1.81) 2.13(.88) -.24 (.26) (4) -.42 (.04) Hoeveel fysieke afstand had je bij het zelfstandig werken? 7.37 (1.09) 8.00 (1.32) .29 (.05)* (2) .39 (01)* Composietvariabele werkhouding als gemiddelde van: 7.00 (1.04) 7.52 (.85) .27 (.07) (2) .35 (.02) - Hoe was zijn werkhouding bij het zelfstandig werk? 7.13 (1.31) 7.89 (1.43) .30 (.08) (2) .41 (.02) - In hoeverre toonde hij plezier/interesse in het zelfstandig werk? 6.13 (1.36) 6.11 (.60) -.01 (.95) (1) -.22 (.17) - Hoe was zijn starttempo bij het zelfstandig werk? 7.75 (1.34) 8.56 (1.59) .30 (.10) (4) .40 (.02) Moeder

Hoeveel zin had Gart om naar school te gaan vandaag? 8.17 (1.10) 8.92 (0.92) .34 (.07) (3) .31 (.10) Hoe verstaanbaar was hij vandaag? 7.41 (.49) 7.69 (.46) .28 (.20) (5) -.24 (.27) Hoe vlinderachtig/rusteloos was hij vandaag? 2.47 (.78) 2.46 (.50) -.01 (.96) (1) -.12 (.50) Hoe vermoeid was hij vanavond? 3.35 (1.64) 2.92 (1.21) -.14 (.46) (1) .16 (.39) Noot. * Significant effect; significant fase-effect bij p ≤ .05; significante slope change bij p ≤ .05 bij toetsing van alleen het standaardmodel (1); significante slope change bij p ≤ .01 bij gelijktijdige toetsing van vijf modellen (Bonferroni-correctie).

Tabel J3.

Gemiddelden tijdens baseline- en interventiefase van de registratievariabelen en toetsing fase-effect en verandering in slope voor Fouk

Registratievariabelen Baseline (12 dagen) M (SD) Interventie (15 dagen) M (SD) Fase-effect r (p) Slope-change (model) r (p) Fouk

Hoe was het op school vandaag? 4.73 (.45) 4.80 (.41) .09 (.55) (1) .23 (.12) Hoe ging het in de kring? 4.73 (.45) 4.73 (.46) .01 (.95) (1) .19 (.25) Leerkrachten

In hoeverre werkt ze geconcentreerd aan haar taken in de klas? 3.83 (1.56) 5.64 (1.17) .65 (.02)* (4) .63 (.01)* In hoeverre reageerde ze goed op complimenten? 4.67 (1.37) 5.07 (1.70) .57 (.10) (3) .73 (.01)* In hoeverre heb ik vandaag geprobeerd haar zelfvertrouwen te

vergroten?

6.67 (.479 7.14 (1.64) .39 (.13) (3) .46 (.05) Moeder

Hoe spraakzaam was Fouk vandaag? 6.58 (.52) 6.86 (.52) .27 (41) (5) .52 (.04) In hoeverre was ze naar binnen gekeerd? 4.08 (.67) 4.13 (.35) 05 (.81) (5) -.30 (.15) Noot. * Significant effect; significant fase-effect bij p ≤ .05; significante slope change bij p ≤ .05 bij toetsing van alleen het standaardmodel (1); significante slope change bij p ≤ .01 bij gelijktijdige toetsing van vijf modellen (Bonferroni-correctie).

In Tabel J4 is voor elke casus een overzicht te vinden van de voor- en nameting van het sociaal-emotioneel functioneren en de relaties met de leerkracht en de begeleider van de drie casussen, en de Reliable Change Index als effectmaat. Bij Jant en Fouk is de LLRV ingevuld door de leerkracht die de meeste dagen voor de klas stond. Jant en Gart hebben twee

begeleiders, bij hen is de LLRV-score gewogen naar het aantal dagen dat ze met het kind werkten. Bij aanvang van de studie waren de relaties van de kinderen met hun leerkrachten en begeleiders van wisselende kwaliteit, vergeleken met de gemiddelden van de

73

Tabel J4.

Voor- en nameting en Reliable Change Index voor sociaal-emotioneel functioneren en leerling- leerkrachtrelatie, per casus

Jant Gart Fouk

Respondent/Schaal Voor Na RCI Voor Na RCI Voor Na RCI LLRV Begeleider Nabijheid 4.4 4.4 .00 4.6 4.6 .00 4.6 4.8 .56 Afhankelijkheid 3.0 2.5 -1.03 2.6 2.4 -.46 2.0 2.6 1.23 Conflict 2.2 1.2 -2.31* 1.6 1.4 -.46 1.0 1.0 .00 LLRV Leerkracht Nabijheid 3.8 3.4 -.53 4.6 4.4 -.26 3.2 3.2 .00 Afhankelijkheid 2.8 2.4 -.52 1.0 1.8 1.04 3.4 4.0 1.05 Conflict 3.2 2.6 -.85 2.0 1.8 -.28 1.2 1.4 .35 SDQ Leerkracht Prosociaal 4 4 .00 6 8 1.12 6 4 -1.21 Totaal probleemscore 9 8 -.27 10 10 .00 16 17 .33 Emotionele symptomen 1 2 1.01 0 0 .00 5 5 .00 Gedragsproblemen 1 0 -1.02 1 0 -1.02 0 0 .00 Hyperactiviteit 6 6 .00 9 10 .57 5 6 .67 Peerproblemen 1 0 -.58 0 0 .00 6 6 .00 SDQ Ouders Totaal probleemscore 17 12 -1.32 14 8 -1.58 13 13 .00 Emotionele symptomen 2 2 .00 3 1 -1.87 3 3 .00 Gedragsproblemen 2 2 .00 1 0 -.88 0 0 .00 Hyperactiviteit 9 6 -1.61 9 6 -1.61 3 4 .75 Peerproblemen 4 2 -.98 1 0 -.49 7 6 -.50