• No results found

De aard van de inzet van vrijwilligers voor reclasseringstaken

Afkortingen CAP: Care After Prison

4 De inzet van vrijwilligers

4.2 De aard van de inzet van vrijwilligers voor reclasseringstaken

4.2.1 Taken en doelgroepen

De verschillende organisaties zetten vrijwilligers in voor een grote verscheidenheid aan kerntaken en aanvullende taken (zie Tabel 4.3). In het algemeen worden vrijwilligers in de door ons onderzochte voorbeelden het meest ingezet voor het bieden van informeel sociaal contact en voor ondersteuning bij het verkrijgen van toegang tot algemene sociale voorzieningen (maatjescontact, mentoring en peer mentoring, COSA). In landen die met het werkgevermodel werken, worden vrijwilligers ingezet voor de meer typische reclasseringstaken als toezicht en begeleiding daarbij, en onderzoek en advies.

In Ierland en Engeland en Wales is de inzet van vrijwilligers gevarieerder en innovatiever; hier voeren vrijwilligers ook taken uit in het kader van herstelrecht (herstelconferenties, slachtofferpanel) en van verbetering van voorzieningen en beleid (cliëntenpanel - hoorzittingen voor en door gedetineerden en reclassanten; en uitvoering van actieonderzoek ten behoeve van verbetering van voorzieningen). Japan vormt een opvallende uitzondering, omdat vrijwilligers hier zeer breed worden ingezet, bijvoorbeeld ook voor taken in het kader van algemene preventie (dit zijn in Japan ook

reclasseringstaken). Oostenrijk vormt ook een uitzondering, omdat hier vrijwilligers ingezet worden voor het uitvoeren van taken waarvoor methodische scholing vereist is (‘Deliktverarbeitung’) en zij hierin moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als beroepskrachten.

Sommige organisaties zetten vrijwilligers ook in voor ouders van reclassanten. Zo biedt Le Cheile bijvoorbeeld specifieke mentorprogramma’s aan voor ouders van jeugdige reclassanten en voor jonge reclassanten die zelf net ouders zijn geworden. Ook de vrijwillige reclasseringswerkers in Japan ondersteunen ouders van jeugdige reclassanten via trainingen in opvoedvaardigheden.

Tabel 4.3: Taken en programma’s waarvoor vrijwilligers worden ingezet

Taak Ierland E&W Zweden Oosten-

rijk

Japan CAP Le Cheile PACE Nacro4 UV

Onderzoek en advies t.b.v. begeleidingsplan

x x

Toezicht en begeleiding x x (oude model ) x x

Mentor/maatje x x x (nieuwe model)

Peer mentor x x

Peer support groep5 x

COSA x

Telefonische hulplijn voor reclassanten

x Mentor/maatje voor

ouders van reclassanten

x x

Oudertraining voor ouders van reclassanten

x Herstelconferentie x Mediation x Slachtofferpanel x Cliëntenpanel x x Actieonderzoek met advies voor verbetering diensten x Preventie en voorlichting in wijken en op scholen x Doelgroepen en matching

De keuzes binnen de organisaties met betrekking tot de doelgroepen waarvoor vrijwilligers worden ingezet, zijn over het algemeen gebaseerd op ondersteuningsbehoefte, recidiverisico en sekse. De vrijwilligers die langdurig contact hebben met reclassanten (maatjes, mentoren, vrijwillige

reclasseringswerkers) worden meestal niet ingezet bij reclassanten met een hoog recidiverisico. Uitzonderingen zijn PACE in Ierland; hier worden COSA-vrijwilligers ingezet bij hoog-risico

zedendelinquenten. Ook in Zweden is het recidiverisico geen criterium. In principe komen hier alle reclassanten die geen onveilige situaties opleveren voor vrijwilligers (lid van een criminele groep, dreiging van agressie), in aanmerking voor begeleiding.

Sommige organisaties sluiten bepaalde categorieën reclassanten uit van hun diensten. CAP zet peer mentoren niet in voor zedendelinquenten, omdat zij vinden dat deze een te complexe problematiek hebben. In Oostenrijk worden vrijwilligers eveneens niet ingezet bij zedendelinquenten en ook niet bij cliënten met complexe problematiek, zoals psychiatrische stoornissen.

Meerdere organisaties werken bij de individuele begeleiding door vrijwilligers met sekse-homogene koppels. Nacro zet ervaringsdeskundige vrijwilligers uitsluitend in voor mannelijke reclassanten, omdat vrouwelijke reclassanten door andere diensten worden begeleid, in het kader van lokale samenwerkingsafspraken.

4 Hier is alleen de inzet van ervaringsdeskundigen onderzocht 5

De matching wordt in alle gevallen uitgevoerd door een beroepskracht van de organisatie waarvoor de vrijwilliger werkt. Bij de vrijwilligersorganisaties is dit altijd een vrijwilligerscoördinator die ook de supervisie over de vrijwilliger uitvoert; bij de reclasseringsorganisaties is dit altijd een

reclasseringswerker, die eindverantwoordelijk is voor de cliënt en de supervisie over het contact heeft.

Het matchingsproces vertoont in alle organisaties dezelfde stappen:

1. de beroepskracht beoordeelt de geschiktheid van de reclassant aan de hand van selectiecriteria, beschikbare informatie en een gesprek met de reclassant zelf; 2. de beroepskracht zoekt en/of kiest een geschikte en beschikbare vrijwilliger;

3. er volgt een driegesprek tussen beroepskracht, reclassant en vrijwilliger, waarin de inhoud van de begeleiding wordt besproken en eventueel al afspraken worden gemaakt;

4. de vrijwilliger begint zelfstandig met de taak en onderhoudt het contact met de reclassant. De geschiktheid van reclassanten voor begeleiding door een vrijwilliger wordt soms zeer

gestructureerd aan de hand van uitgebreide inventarisatielijsten en risicotaxatie beoordeeld (Le Cheile, Nacro), soms is dit een subjectieve beoordeling (Zweden, Japan).

Matchingscriteria variëren per doelgroep en taak, maar liggen zelden vast. Er wordt gezocht naar congruentie op basis van interesses, hobby’s, leeftijd en achtergrond. Bij de mentorprogramma’s wordt bij voorkeur gewerkt met sekse-homogene koppels. In Zweden en Japan wordt ook gezocht naar lokale nabijheid van de vrijwilliger. In veel interviews werd benoemd, dat het vooral de ervaring en intuïtie van de beroepskracht is, die een goede match tot stand brengt.

4.2.2 Samenwerking tussen beroepskrachten en vrijwilligers

Taak- en rolverdeling tussen reclasseringswerker en vrijwilligers

In de onderzochte organisaties in Ierland en Engeland, waar vrijwilligers niet in dienst zijn bij de reclasseringsorganisatie maar bij maatschappelijke organisaties, hebben vrijwilligers nauwelijks rechtstreeks contact met de toezichthoudende reclasseringswerker over hun begeleiding. Zij werken nauw samen met hun vrijwilligerscoördinator. De reclasseringswerker blijft op de hoogte via

periodieke rapportages door de vrijwilligerscoördinator. Een uitzondering is het mentorprogramma van Le Cheile; hier hebben de vrijwilliger, de vrijwilligerscoördinator, de reclassant en zijn

reclasseringswerker periodiek een gezamenlijk evaluatief overleg.

In de landen die met het werkgevermodel werken, is de samenwerking tussen beroepskracht en vrijwilliger direct. In Oostenrijk is de vrijwillige reclasseringswerker in feite een gelijkwaardige collega. Vrijwillige reclasseringswerkers werken samen in teams van circa acht tot tien vrijwilligers, aangestuurd door een senior-reclasseringswerker. De vrijwilligers onderscheiden zich van de beroepskrachten door de lagere caseload (drie tot maximaal vijf cliënten, terwijl beroepskrachten tot 35 reclassanten begeleiden). Verder voeren zij dezelfde taken uit; de reclassant heeft dus óf een beroepskracht óf een vrijwilliger als toezichthouder. In principe zijn de vrijwilligers volledig

verantwoordelijk voor de begeleiding, maar in de praktijk is de teamleider eindverantwoordelijk en superviseert het werk van de vrijwilligers. In Zweden worden de vrijwilligers in het nieuwe model ingezet als ondersteuner, naast de reclasseringswerker die eindverantwoordelijk is. Voorheen nam de vrijwilliger in de praktijk een groot deel van de begeleiding en ook het toezicht op zich, maar nu er hogere professionele eisen worden gesteld aan het reclasseringswerk, verandert de rol van de vrijwilliger van reclasseringswerker naar maatje, en de rol van de reclasseringswerker verandert volgens de geïnterviewde beleidsfunctionaris van ‘casemanager’ naar ‘change agent’.

In Japan is de functionele afstand tussen vrijwilliger en beroepskracht groter. De reclasseringswerker heeft de rol van casemanager, die de begeleidingsplannen vaststelt en afspraken maakt met de vrijwilliger met betrekking tot de frequentie van contact met de reclassant. Vervolgens werkt de vrijwilliger tamelijk zelfstandig met de reclassant en diens familie.

De caseload van vrijwilligers die individuele reclassanten begeleiden is over het algemeen beperkt (1-2 bij inzet voor COSA of mentoring/maatjescontact, 3-5 bij inzet als onbetaalde

reclasseringswerker). Beroepskrachten die vrijwilligers begeleiden hebben tussen de 8 en 40 vrijwilligers onder hun hoede. Reclasseringswerkers hebben daarnaast ook hun eigen caseload met reclassanten, variërend van circa 20 in Zweden tot ruim 80 in Japan.

Tabel 4.4 Caseload vrijwilligers en beroepskrachten

Ierland E&W Zweden Oosten- rijk

Japan6 CAP7 Le

Cheile

PACE Nacro UV Caseload reclassanten per

reclasseringswerker

Circa 50 Niet bekend Circa 20 35 83 Caseload vrijwilligers per

superviserende beroepskracht 8 20 40 15 Niet bekend Niet bekend 8-10 20

Caseload reclassanten per vrijwilliger

1-2 2-3 1-2 2-3 n.v.t. 1-2 3-5 2

Rapporteren en signaleren

Vrijwilligers rapporteren periodiek over hun contacten met reclassanten. De afspraken zijn het meest strikt bij CAP, waar vrijwilligers in het peer mentor programma per afspraak met de reclassant vooraf en achteraf via sms locatie, tijdstip en al dan niet doorgaan van de afspraak moeten melden. De reden hiervoor is volgens de vrijwilligerscoördinator (zelf ervaringsdeskundige), dat in geval van problemen met justitie altijd is na te gaan waar de reclassant en de vrijwilliger op dat moment waren. Ook bij Nacro geldt dat vrijwilligers in het peer mentor programma verplicht over het contact moeten rapporteren, en wel binnen 24 uur. De vrijwilligerscoördinator stuurt deze rapportage door naar de reclassering. In Zweden worden op dit moment geen strikte afspraken gehanteerd, de rapportage-frequentie wordt per casus bepaald. In Oostenrijk en Japan moeten vrijwilligers zich aan rapportagestandaarden houden die ook voor beroepskrachten gelden en moeten zij maandelijks rapporteren over het verloop van het toezicht.

6 Minoura, 2018

7

Vrijwilligers die in het kader van een (peer) mentor programma werken (CAP, Le Cheile en NACRO) zijn niet verplicht om te melden wanneer hun cliënt zich niet aan de voorwaarden van de

reclassering houdt. Wel worden er afspraken gemaakt met betrekking tot het melden van risico’s (bijvoorbeeld suïcide). In Ierland en Engeland geldt een wettelijke meldingsplicht bij risico’s waar kinderen bij betrokken zijn. Vrijwilligers die via hun contact met reclassanten risico’s voor kinderen signaleren, zijn verplicht dit direct bij hun leidinggevende (in de praktijk de vrijwilligerscoördinator) te melden. Deze is verplicht dit direct aan de reclassering te melden. Wanneer vrijwilligers andere risico’s signaleren en melden, maakt de leidinggevende een afweging om dit al dan niet te melden aan de reclassering. In het geval van acute dreiging en risico’s mag de vrijwilliger bij Nacro ook direct melden bij de politie. Ook in de andere landen wordt van vrijwilligers verwacht dat zij acute risico’s direct melden bij hun leidinggevende. In Zweden moeten vrijwilligers (nu nog wel) rapporteren of de reclassant zich aan de afgesproken voorwaarden houdt; of dit ook in de nieuwe taakomschrijving zo blijft is nog onduidelijk. In Oostenrijk en Japan hoort het melden van overtredingen van

voorwaarden tot de taak van de vrijwillige reclasseringswerker.

Begeleiding

De ondersteuning van vrijwilligers bestaat in de meeste landen uit een mix van formele en informele ondersteuning. In de vrijwilligersorganisaties is de vrijwilligerscoördinator hiervoor verantwoordelijk; in de reclasseringsorganisaties ligt dit over het algemeen bij de betrokken reclasseringswerker. Tabel 4.5: Begeleiding van vrijwilligers

Begeleidingsvorm Ierland E&W Zweden Oosten- rijk Japan CAP Le Cheile PACE Nacro UV Supervisie(groepen) v* f v v/f v Professionele counseling f Intervisie x Individuele ondersteuning x x x x x x x *v= verplicht, f = facultatief

Formele ondersteuning vindt plaats in de vorm van intervisie- en supervisiebijeenkomsten en individuele supervisie. Enkele organisaties bieden de mogelijkheid om een ervaren vrijwilliger in te zetten als ondersteuner. Een enkele organisatie (Le Cheile) geeft vrijwilligers die met persoonlijke sociale, financiële of psychische problematiek kampen, toegang tot gratis en anonieme

hulpverlening. In Oostenrijk worden vrijwilligers in teams begeleid, waardoor zij onderling ook leren van elkaar. In Japan wordt de ondersteuning door de vrijwilligers zelf georganiseerd via lokale vrijwilligersverenigingen. User Voice biedt geen individuele ondersteuning aan naast de trainingen.

4.2.3 Werkzame mechanismen bij taakuitvoering en samenwerking

Organisaties gaan ervan uit, dat vrijwilligers de beoogde taken correct uitvoeren en dat de

samenwerking tussen vrijwilliger en beroepskracht adequaat verloopt. Als werkzame mechanismen daarbij worden de hierboven beschreven vormen van taakverdeling, begeleiding, supervisie en rapportage verondersteld.

Samenvattend worden hieronder in een schema de mechanismen bij de concrete inzet van vrijwilligers weergegeven.

Tabel 4.6: Mechanismen bij de inzet van vrijwilligers

Werkwijze Mechanisme

Wijze van inzet Langdurige begeleiding (maatje, mentoring, peer-mentoring, COSA)

Informeel sociaal contact en sociale controle; hulp bij toegang tot sociale voorzieningen; werken aan persoonlijke doelen

Langdurige begeleiding voor sociale netwerk (b.v. ouders, partner)

Versterken sociale netwerk Kortdurende ondersteuning (zoals

hulplijnen, inloop)

Hulp bij toegang tot sociale voorzieningen; informeel sociaal contact; opvang bij calamiteiten

Herstelrecht (zoals herstelconferenties, mediation)

Samenleving en slachtoffers zijn betrokken bij sanctie-uitvoering

Participatief actieonderzoek en gebruikerspanel

Empowerment; kwaliteitsverbetering Doelgroep Criterium risico en problematiek

(laag risico; geen actueel drugsgebruik of psychiatrische problematiek)

Voorkomen overbelasting vrijwilliger;

voorkomen triggers voor terugval bij peer mentoren; kwaliteitsbewaking

Criterium delict (geen zedendelinquenten) Voorkomen overbelasting vrijwilliger; voorkomen imagoproblemen

Criterium relatie met reclassant (geen familie)

Voorkomen rolverwarring Criterium sekse (sekse-homogene mentor

relaties)

Voorkomen risico op grensoverschrijding Samenwerking

tussen vrijwilliger en beroepskracht RO

Geen direct contact tussen vrijwilliger en beroepskracht

Voorkomen rolverwarring; positioneren vrijwilliger Gezamenlijk doelen vaststellen en

evalueren in overleg met reclassant

Doelgerichte ondersteuning; effectiviteit vergroten Supervisie door beroepskracht kwaliteitsbewaking

Rapportageplicht voor vrijwilligers Kwaliteitsbewaking; verantwoording naar opdrachtgever

Werken volgens vastgestelde methodiek; verplichte deskundigheidsbevordering

Professionalisering; kwaliteitsbewaking; effectiviteit vergroten

Een aantal onderzochte organisaties ervaart knelpunten bij de inzet van vrijwilligers of bij de samenwerking tussen beroepskrachten en vrijwilligers.

In verschillende organisaties is de zwaarte van de vrijwilligerstaak, gezien de ernst van de

problematiek van cliënten, een belemmerende factor. We zien drie mogelijke oplossingsstrategieën: de taak weghalen bij vrijwilligers, vrijwilligers meer trainen en meer vrijwilligers per reclassant inzetten. In Ierland zijn er bij de reclasseringsorganisatie vragen gerezen over de haalbaarheid van inzet van vrijwilligers in het mentorprogramma van Le Cheile. De problematiek van de jongeren is complex en het aantal positief afgesloten mentoraten valt tegen. Vanuit Le Cheile wordt

aangegeven, dat het veel inzet van de vrijwilligers vraagt om een vertrouwensrelatie op te bouwen, maar dat deze rol niet door beroepskrachten vanuit justitie is te vervangen en dat verwachtingen met betrekking tot outcome wellicht bijgesteld moeten worden. Ook in Japan wordt de complexiteit van de problematiek van reclassanten als knelpunt beschreven. In toenemende mate is er sprake van drugsproblematiek en psychiatrische problemen; tegelijkertijd is er minder vaak steun vanuit het sociale netwerk van cliënten te verwachten en te mobiliseren. Vrijwilligers lossen dit nu op vanuit de lokale vereniging van reclasseringsvrijwilligers, door in dergelijke gevallen in tweetallen te werken en de begeleiding te intensiveren. De landelijke overheid roept lokale overheden op om de lokale

vrijwilligersverenigingen meer te ondersteunen. Daarnaast vragen vrijwilligers om meer specifieke trainingen (bijvoorbeeld rondom drugsproblematiek).

De kwaliteit van de taakuitvoering is soms ook een probleem; dit speelt in Zweden en bij Le Cheile in Ierland. In Zweden is dit volgens een van de geïnterviewden mogelijk een gevolg van een gebrek aan supervisie en aansturing door de beroepskracht en een gebrek aan verplichte training en supervisie. Hier worden duidelijkere richtlijnen ontwikkeld. Ook is de onduidelijkheid van de taak en positie van vrijwilligers binnen het nieuwe - geprofessionaliseerde - werken van de beroepskracht een knelpunt. Terwijl vrijwilligers voorheen een meer toezichthoudende taak hadden - die overigens vaak niet op die manier werd ingevuld -, is het de bedoeling dat zij een aanvullende rol krijgen ten behoeve van de sociale ondersteuning en dat de beroepskracht meer op vermindering van risicofactoren en gedragsverandering gaat focussen. Bij Le Cheile worden vrijwilligers geacht evaluatiebijeenkomsten volgens een bepaalde methodiek uit te voeren, maar zij laten dit vaak achterwege. De organisatie kan hierdoor de eigen rapportagedoelen moeilijker behalen. Hier is sprake van een gebrek aan draagvlak onder vrijwilligers. De sterke structurering sluit volgens vrijwilligers niet aan bij de doelgroep en is lastig uit te voeren.