• No results found

Aanleiding en probleemstelling

In document Samenvatting Abstract (pagina 6-9)

Het aantal kinderen met ernstige emotionele- en gedragsproblemen dat in aanraking komt met de justitiële kinderbescherming is aanzienlijk. In Nederland wonen er ongeveer 3.4 miljoen minderjarige kinderen. Van de veertigduizend kinderen die met de justitiële kinderbescherming in aanraking komen, wordt voor circa zestienduizend kinderen een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd (Instroomcijfers Raad voor de Kinderbescherming, z.d.). De kinderbescherming staat onder druk. Niet alleen door het aantal kinderen wat bescherming nodig heeft, maar ook door de eisen die door de maatschappij en de verscheidene beroepssectoren aan de kwaliteit van hulpverlening worden gesteld. Sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw wordt de hulpverlening die in het kader van een justitiële maatregel plaatsvindt steeds meer op kwaliteit en professionaliteit beoordeeld (Else et al., 1992).

Om de kwaliteit van hulpverlening te kunnen evalueren dient er een norm gesteld te worden. Deze norm dient aan te geven wat er moet gebeuren om een probleem op te lossen (Knorth et al, 2003). Normen stellen is nodig om te kunnen professionaliseren. Uit onderzoek van Peeters & Vandenbroeck (2011) blijkt dat professionals het in grote lijnen eens zijn over hoe het begrip professionaliteit begrepen kan worden. Ze zijn het erover eens dat beroepsspecifieke kennis, evenals bepaalde vaardigheden, noodzakelijk zijn, maar dit is niet voldoende om het begrip professionaliteit uit te leggen. Volgens Berger en Zwikker (2010) gaat professionaliseren van de jeugdzorg over: het versterken van het beroep, uitbreiden van de kennisontwikkelingen en het vergroten van de deskundigheid van medewerkers. Dat proces kan op twee niveaus plaatsvinden: het beroep en het individu. Binnen het professionaliseren zijn drie componenten te onderscheiden: positionele professionalisering en inhoudelijke professionalisering en professionele autonomie. Positionele professionalisering gaat over het versterken van de positie binnen het beroep en over hoe de deskundigheid inzichtelijk te maken.

Binnen inhoudelijke professionalisering staat centraal dat professionals hun kennis ontwikkelen en nieuwe methoden aanleren. Daarmee versterken ze hun deskundigheid.

Professionele autonomie bepaalt de balans tussen positionele professionalisering en inhoudelijke professionalisering. Hierbij gaat het over professionals die streven naar het nemen van eigen beslissingen in het contact met cliënten (Berger & Zwikker, 2010).

In 1905 zijn de kinderwetten ingevoerd, als basis van de justitiële kinderbescherming in Nederland (Dekker, 2016b). Er zijn destijds drie soorten kinderwetten ingevoerd te weten:

de burgerlijke kinderwet (ouderlijke macht en voogdij), de strafrechtelijke kinderwet (aanpak misdrijf) en de kinderbeginselenwet (praktische uitvoering van andere twee wetten door instanties). Binnen de burgerlijke kinderwet wordt gebruik gemaakt van kinderbeschermingsmaatregelingen, om kinderen te kunnen beschermen. De kinderbeschermingsmaatregelingen die begin van de tweede helft van de twintigste eeuw ingezet konden waren de maatregelingen: ontheffing en ontzetting. Vanaf 1921 komt daar de maatregel ondertoezichtstelling bij. De huidige kinderbeschermingsmaatregelingen zien er als volgt uit: een ondertoezichtstelling (OTS) waarbij ouders verplicht ondersteuning krijgen bij het opvoeden en de gezagsbeëindigende maatregel waarbij ouders het gezag (zeggenschap) over hun kinderen verliezen. Daarnaast bestaat er tot 2015 nog een maatregel, namelijk de ontheffing (Grietens et al, 2014). Wanneer er een justitiële kinderbeschermingsmaatregel wordt uitgesproken volgen twee opties. Optie één bestaat uit (ambulante) hulp die aan kind en gezin aangeboden wordt, terwijl het kind thuis blijft wonen. Optie twee is een uithuisplaatsing.

Binnen die uithuisplaatsing zijn in principe twee opties mogelijk: pleegzorg of residentiële hulpverlening (Dekker, 2016b). Deze kinderwetten en kinderbeschermingsmaatregelingen blijven in de tweede helft van de twintigste eeuw in grote lijnen hetzelfde.

Nadat de kinderwetten ingevoerd zijn, klinkt vrijwel direct kritiek over het

‘amateurisme’ binnen de kinderbescherming. Velen vinden dit eigenlijk van het begin af aan een ongewenste situatie (Dekker et al., 2012). Dit ligt vooral aan het feit dat het werk binnen de kinderbescherming gedaan wordt door vrijwilligers en door professionals die geen specifieke hulpverlenersopleiding hebben gehad (Dekker, 2016b). Door de groei van sociologische, psychologische en pedagogische inzichten, is er een sterke overtuiging dat de kinderbescherming alleen kan ontwikkelen door het inzetten van goed geschoold personeel en verdere professionalisering. Dekker (2016a) spreekt in verband hiermee van een ‘discours of change’.

Het begrijpen van de manier waarop media over ontwikkelingen binnen maatschappelijke werkvelden berichten, zoals de kinderbescherming en jeugdzorg, is belangrijk, omdat dit invloed kan hebben op de publieke opinie en beleidsvorming (Ayre, 2001). De media dragen bij aan hoe binnen de samenleving gedacht wordt over problemen die spelen op het gebied van de justitiële kinderbescherming. Een overtuigingstechniek die gebruikt wordt in nieuwsberichten of dagbladen wordt ook wel framing genoemd. Framing wordt gebruikt om de mening van de media-gebruiker, over een onderwerp te beïnvloeden in

de gewenste richting. Daarbij gaat het bij framing over de aard van een bericht in plaats over de hoeveelheid media-aandacht die aan het probleem wordt gegeven (Kitzinger, 2004).

Ayre (2001) heeft onderzoek gedaan naar de rol die media spelen bij het creëren van angsten, verwijten en wantrouwen richting de justitiële kinderbescherming. Het onderzoek vindt plaatst in tweede helft van de twintigste eeuw; van 1970 tot het jaar 2000. Ayre heeft onderzocht op welke manier er geschreven is over de kinderbescherming. Hij doet de ontdekking dat de artikelen die journalisten over de kinderbescherming geschreven hebben, vaak een verwijtende toon hebben. Deze verwijten en schuldbetuigingen is wat de mediagebruikers lezen en op zijn/haar manier weer interpreteren. Daardoor is het vertrouwen van de samenleving beschadigt geraakt ten aanzien van de professionaliteit van medewerkers binnen de kinderbescherming. Om destructieve artikelen over de kinderbescherming te voorkomen, hebben autoriteiten extra maatregelen en protocollen ingezet. Het gevolg is dat professionals minder zelfstandig te werk kunnen gaan en ze daardoor beknot worden in hun professionaliteit (Ayre, 2001).

Er is al veel historisch onderzoek gedaan naar de justitiële kinderbescherming. Een van de historische onderzoeken naar de kinderbescherming is dat van Komen (1999). Komen (1999) schrijft over de veranderende opvattingen over geweld in de opvoeding en de reactie van de justitiële kinderbescherming daarop. In het onderzoek zijn tweehonderd rechtbankdossiers geanalyseerd, om een beeld over de aard en de aanpak betreft kinderverwaarlozing, kindermishandeling, incest en jeugdcriminaliteit in de periode van 1960 tot 1995 te krijgen (Komen, 1999). Er is dus al redelijk veel onderzoek gedaan naar de justitiële kinderbescherming, vanaf de invoering van de kinderwetten in 1905. Daarnaast is er door de jaren heen een beeld geschetst van de veranderende opvattingen en een veranderende maatschappelijke acceptatie van het toepassen van de justitiële kinderbeschermingsmaatregelingen (onder andere: Dekker et al., 2012; Komen, 1999; Dekker, 2016b; Bakker, 2010). Tevens is er ook mediaonderzoek gedaan, op het gebied van de kinderbescherming. Dekker (2016b) heeft geschreven over onderzoek naar resultaten van de justitiële kinderbeschermingsmaatregelingen in Nederland tussen 1945 en 2005. Hiervoor heeft Dekker (2016b) onderzoeksrapporten en discussies in vakbladen bestudeerd. Het gaat hierbij om de professionele discussies in vakbladen. De onderzoeken Commissie Samson (2012) en Commissie de Winter (2019) gebruiken media (dagbladen) als bron om inzichten te krijgen hoe misbruik/geweld jegens kinderen in de media naar voren is gebracht. Davies et al., (2017) hebben onderzoek gedaan naar hoe kindermishandeling (in Engeland) in dagbladen naar voren kwam en hebben dit naast meldingen over kindermishandeling gelegd. Bij bovenstaande

onderzoeken is gebruik gemaakt van dezelfde bron, maar de onderzoekers hebben dus een ander doel voor ogen gehad. In het huidige onderzoek worden gebruik gemaakt van dagbladen om inzicht te krijgen in discussies rondom de professionalisering binnen de justitiële kinderbescherming.

In document Samenvatting Abstract (pagina 6-9)