• No results found

Petrus de Wacker van Zon, Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Petrus de Wacker van Zon, Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze · dbnl"

Copied!
279
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

Petrus de Wacker van Zon

bron

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze. J. Immerzeel, Den Haag 1805

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/daal002will01_01/colofon.htm

© 2009 dbnl

(2)

[Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze]

Stemme des Schrikbarenden! spreek! wat wilt gy ons hier met uwe verschyning komen bewyzen? DenDUIVEL!

bladz. 133.

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(3)

Een ieder dieWILLEM HUPSkende, zei gemeenlijk van hem: ‘'t is jammer dat die man niet gestudeerd heeft!’ Daarom voornamelijk werd dit gezegd, wijl DominéPLANKIUS, die wel wist wat hij zeide, zich in diervoege meermalen omtrent den man uitgelaten had, als wilde hij hierdoor niet onduidelijk te kennen geven: ‘dat zonder die

geleerdheid welke men in de boeken opdoet, of waarvan men op de Hoogeschool den grond legt, goed gezond oordeel - eene weinig toereikende gave is!’

WILLEM HUPSdaarentegen, die wel wist wat hij dacht, maar die wat minder sprak, omdat hij zich veel mistrouwde, zei daarentegen in zich zelven: ‘ja! met al die geleerdheid is het nog de vraag, of ik ooit veel verder zoude gekomen zijn.’ En misschien dacht hij 'er dan nog bij, - wij zeggenmisschien wijl het toch maar eene veronderstelling

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(4)

is, enWILLEM HUPSzedig was, - ‘ten minsten zoo ik 'er dat geene bij wist, wat Dominé weet; en dan niet meer ter wereld medegebragt had dan zijn Weleerwaarde, zou ik misschien geen beter Kuiper zijn, dan ik nu ben.’

‘WasWILLEM HUPSKuiper?’ - ja waarde Lezer! Kuiper was hij: niet meer en ook niet minder. Dit takelt af in uwe verbeelding, niet waar omtrent den eersten held der Geschiedenis voorhanden? - ‘Maar waar zoo? in Amsterdam? of ten minsten in Rotterdam? en dan nog hopen wij Deken van 't achtbaar Kuipersgilde? ‘Niets van dit alles! teOudewater!’ - ‘En leeft dan uwe Oudewatersche Kuiper nog?’ - Ik verzoek excuus, Lezer!WILLEM HUPSis lang dood en begraven: en dit hoorde zoo; want, behalve dat hij 'er te vroeg toe geboren was, om, naar den mensch, nu nog te kunnen leven, zouden wij hem niet hebben doen geboren worden, zoo hij nu nog leven kon.

Onze ongelukkige Voorvaders hebben eens eenen tijd beleefd, die

hoogstnoodlottig voor hen was. Het was die van het overrompelen van ons voorheen zoo gezegend plekje Lands, door den heerschzuchtigenLODEWIJK DEN VEERTIENDEN, die, zonder andere aanmoediging dan de verzekering, dat hij ons verzwakt

Gemeenebest, onze door oneenigheden deer-

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(5)

lijk verscheurde Natie, gemakkelijk zoude ten onderbrengen, - zonder andere reden, dan eenen barbaarschen hoogmoed, - zonder ander voorwendsel dan beuzelachtige geschillen, zich deze laaghartige poging welgevallen liet; welke dan ook, met nog een half douzijn andere verrichtingen van soortgelijken aard, zijnen naam bij de nakomelingschap met de allerschandelijkste verwen hebben overgebragt; en zijne Regeering bij de zijnen en bij naburige volkeren, als een voorwerp van vervloeking, - hem zelven als een' geessel Gods hebben doenbeschouwen; hoezeer dan ook zijne tijdgenooten hem met vergodende vleierij den titel van den onsterfelijken en grooten, den grootstenLODEWIJKgaven, - dingen, die te dikwerf voorvallen, om een oogenblik de stille aandacht des verstandigen tot zich te trekken!

In dien tijd, welks duurzaam aandenken met den naam vanFransche Tierannij bestempeld is, en nog lang na denzelven, leefdeWILLEM HUPS, die, gelijk wij zeiden, Kuiper teOudewater was: en daar wij tot nog toe niet weten, waarom ofWILLEM HUPSgeen Kuiper, of waarom een Kuiper geen eerlijk man zijn kon, zal misschien deze zonderlinge hoofdtrek in zijn karakter onzen Geschiedenis- of Romanheld picquant genoeg doen voorkomen, om zijne anderzins ontsierende omstandigheden, te doen voorbij zien. Doch laten wij voorloopig eens zien,

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(6)

in hoe verre wij 't eens zijn, omtrent de beduidenis van 't zoo dikwerf niets beduidend woord,eerlijk man.

Zoo die alleen een eerlijk man is, die men zelden of nooit met een vrolijk en openhartig gelaat aantreft; die altoos even zoo bedaard handelt, als hij strak en effen kijkt; die zijne woorden wikt en weegt; die alles eerst zeer lang overdenkt, eer dat hij iets doet: en dikwerf 't goede dat te doen is, uit voorzichtigheid van toch het kwade te mijden, achter laat; die niet liever eenen dief van de galg zou helpen of een aalmoes aan den verdiensteloozen geven, dan zich uit vrees voor verwaarloozing van strikte regtvaardigheid, aan het tegenoverstaande bloot te stellen; die alleen voor den regtvaardigen den hoed afneemt, en zuchtende den zondaar ongegroet voorbijgaat: - zoo hij alleen een braaf man is die geene partij in 't Staatkundige kiest, als die welke alleen door de uitkomst, die men toch voor den wil des Heeren aan moet zien, gebillijkt wordt: - zoo deze alleen een goed Christen mag genaamd worden, die slechts dat geen voor onfeilbaar houdt, hetwelk door de Kerk als onfeilbaar gehouden wordt; daar toch die Kerk, dat is die maatschappij - wel slechts uit menschen, maar toch uit Kerkelijke menschen bestaat: - zoo hij alleen een nuttig lid der Maatschappij is, hij alleen een goed Vader des huis-

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(7)

gezins is, die Ja en Amen zegt op al wat zijne buren goeddunkt, en niets zou willen anders doen of veranderd hebben van 't geen hem in de zedelijke of natuurlijke wereld voorkwam te kunnen verbeterd worden, en die, zoo hij thans leefde, zijne kinderen niet zou laten inenten, omdat zijne ouders zulks niet gedaan hadden, en omdat volgens de onwraakbare Nederlandsche Gedenkspreuk,de jongen de ouden niet verbeteren zullen, - wasWILLEM HUPSgeen eèrlijk man, noch in betrekking tot den burgerkring, het Vaderland en de Kerk, noch tot zijne natuurgenooten.

Doch, zoo bij geval die geen de eerlijke man is, die zonder onderscheid in betrekkingen te maken, als burger, als lidmaat, als onderdaan, als mensch, de nog betere, nog heiliger Zinspreuk volgt, ‘doe niet aan anderen wat gij niet zoudt willen dat ze u deden,’ en die de uitlegging en verdediging van zijn gedrag en zijn gevoelen uit die zelfde bron puttende, zich zelven zeggen durft,doe wel en zie niet om! en in de gevolgtrekking van dien zelf in den kleinen kring, waarin hem de Voorzienigheid plaatste, zonder vooroordeel te werk durft gaan; op zijne eigene beenen staan zonder iemand vast te houden; den man van zijn eigen hart, van zijne eigene grondbeginsels; van zijn eigen gevoelen durft zijn: - zoo zeggen wij die geen een eerlijk man zijn kan, dan was 't

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(8)

WILLEM HUPS, Kuiper teOudewater, anno zestienhonderd twee-en-zeventig.

In dien tijd had 'er iets in 't staatkundige met betrekking tot der volkeren veiligheid plaats; en juist daarom had het plaats, wijl men het als allernuttigst aanzag, als onontbeerlijk voor deze veiligheid beschouwde: - een zeker iets, dat mende Balans van Europa noemde. Hoezeer dan ook toen, gelijk nog heden, bijzondere belangens genoegzame drijfveêren der Regeerders, en 't gewaande nut der geregeerden, behoorlijke aanmoediging tot buitenlandsche ondernemingen waren, men begreep echter dat om eenen grooten te belettenalles te worden, vele minderen zich moesten vereenigen door den wil vaniets te blijven; en dat, hoe groot en billijk dan ook de lust der Vorsten, even als die der kreeften zijn moge, om zich onderling te vernielen, dezelve beperkt mag worden door de vrees van op hun beurt door anderen verdorven te worden. Ook dat het, onaangezien de gewone Spreuksolatium est miseris socios habuisse malorum (het vertroost om deelgenooten in zijn lijden te hebben) meer genoegen in zich heeft om van zijn eigen welvarend huis op het even welvarend huisgezin van zijn' buurman neêr te zien, dan met hem achter de ijzeren horretjes te zitten. In volgende tijden heeft men dit voorouderlijk gevoelen niet kunnen blijven werkstelligen, omdat men 't

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(9)

zich eens had laten ontglippen. Toen die misslag begaan, of dat ongeluk gebeurd was, heeft men lieden aangetroffen zoo veel verstandiger dan hunne Voorouderen, die ons aangetoond en met kracht van redenen bewezen hebben, dat zulk eene Balans eene onmogelijke zaak was. En wanneer men nu deze lieden onbeschaamd dorst staande houden, dat 'er toch voor demogelijkheid van zulk eene zaak geen onbeduidend argument dááruit af te leiden is - dat zij toch waarlijkaanwezig geweest is, hebben die groote mannen die toch wat meer moesten weten, begrepen dat zulks niet hadmoeten kunnen zijn; en uit deze verstandige veronderstelling het allesafdoende bewijs getrokken, dat deze voorgewende Balansbelagchelijk, en, had zij al eens kunnen bestaan,schadelijk zoude geweest zijns: - eene form van redenering zoo bondig, dat men het ons verschoonen mag, dat wij door dezelve aan te halen, zoo verre van den KuiperWILLEM HUPS, als een Tractaat van een eenvoudig eerlijk burgerman - afgedwaald zijn.

Om weêr te keeren: Ingevolge dier Balans van Europa, daar men zich toen wél bij bevond, ofschoon men het nu zonder Balans van Europa zoo veel beter hebbe, begrepen de andere Vorsten van Europa, datL O D E W I J K XIV. aan zijn eigen Koningrijk overgenoeg had, zonder ons Land daar bij te moeten hebben. Tot dit regtvaardig

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(10)

denkbeeld werden zij echter niet gedreven door eene edelmoedige deelneming in Nederlands welzijn zelf. Dit gebruik had toen bij die Heeren evenmin plaats dan nu, of dan ooit te voren: den aandrang hiertoe vonden zij alleen in hun eigenbelang; en om nog eens een woordje Latijn te spreken, dat toen nog meerder in de mode was dan nu, 't was met hun,res tua tunc agitur, paries cum proximus ardet ('t wordt tijd om voor zich zelven te zorgen wanneer buurmans huis in den brand staat): en zij gaven daarom den ontmenschtenLODEWIJKzoo veel elders te doen, dat hij zoo schandelijk uit Holland te rug keeren moest, als hij 'er triumfant meende ingekomen te zijn.

Ik weet niet, of mijne Lezers ooit eeneretirerende armée gezien hebben? Zij is hierin van eenevlugtende armée te onderscheiden, dat het eerste bijvoeglijk woord Fransch, het andere daarentegen slechts Hollands, en derhalve het eerste een vrij bevalliger denkbeeld dan het laatste aan de hand geeft. Die met zulk een onderscheid in uitdrukkingen nog niet gemeenzaam is, zou anderzins zeggen durven: ‘God beware ons voor 't gezigt van eene vlugtende armée! zoo het nog eene retirerende was!’

‘Maar God beware ons ook,’ zegt een ander, ‘voor 't gezigt eener inrukkende of inmarcherende armée!’ Dan, heeft dit echter plaats gehad, en

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(11)

kunt gij niet veronderstellen, dat dezelve, man voor man, in uw Land als sneeuw wegsmelten zal, - is het tegenovergestelde gezigt ten minsten nog beter; en levert met al deszelfs te veronderstellene ijsselijkheden nog dien troost op: ‘nu is 't gedaan!’

Dit dispuut is van die gelukkige, dat het op eene wijze kan afgedaan worden, die beide partijën aangenaam is, door hen namelijk toe te wenschen, dat zij nooit hun Vaderland mogen zien innemen, 't geen hun dan de mogelijkheid ontneemt van het te zien ontruimen, en hen dus voor twee kwalen tegelijk behoedt.

Zoo dacht 'erWILLEM HUPSook over, toen hij met zijne Vrouw over de onderdeur lag, en de stukken en brokken van een half douzijn Infanterie-Regimenten, eenige verwaaide en verstovene individus van 's Konings lijfwacht eenige plunderende hussaren, en ettelijke wagens met gekwetsten, die alle uit vrees voor het aanwassen der rivierenretireerden, door Oudewater trekken zag; met een getier, een gezwets, een gedreig, dat het verstandigen glimlagchen en angstvalligen beven deed.

Baldadigheden van allerleie soort hadden 'er inmiddels ook nog plaats; hoewel slechtsen passant, wijl de aanleidende oorzaak van 't retireren deze onverwinnelijke armée, hen te digt op de hielen scheen te volgen, om zich lang in 't stedeke op te houden.

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(12)

Het was op den middag, toen de stalen van de zes Infanterie-Regimenten, vanla maison du Roi, der plunderende hussaren en de ziekenwagens door waren, en dat Oudewaters burgeren wederom een weinig aan ademtogt geraakten. Jong en oud kwam nu op de markt te zamen, en met nog bleeke, nog uitgestrekene kaken wenschte men elkander geluk, dat het grootste gevaar over scheen, en dat het toch nog zoo genadig afgeloopen was; ofschoon de bakkerVOORHOOFDen de smitVAN HOORNvan geen zoo groot geluk wilden hooren spreken; en niet dan met moeite door hunne ongelukkige vrouwtjes, doch vooral door DominéPLANKIUSwerden ter nedergezèt, welke laatste hetoportet unum mori pro populo (Één moet voor 't geheel volk opgeofferd worden) niet onaardig op 't geval voorhanden, tot groote geruststelling der patienten, en tot stichting zijner overige gemeente wist toe te passen; hetzelve in zijne oorzaak als besloten, en dus onvermijdelijk; in deszelfs gevolgen als eene Vaderlandsche opoffering wilde aangezien hebben; waarvoor de nu vertrooste Dames het dan ook hielden.

Intusschen liep men de poort eens uit, den weg naarWoerden of Montfoort eens op, om te zien, of 'er ook nog meer van zulke passagiers stonden door te trekken.

Niemand had hieromtrent iets van de doorgetrokkenen kunnen vernemen, zelf de dames

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(13)

niet. Het Fransch, toen nogFrancooisch genaamd, was te dier tijd hier te Lande zoo algemeen nog niet bekend als thans. En daar in onze verlichte eeuw alle onze straatjongens reeds in 't Fransch weten te vloeken dat 'er de haren van te bergen rijzen, was 'er toen in geheelOudewater geen mensch welke die taal sprak. Buiten de stad gekomen, vond men hier en daar de onaanzienlijke en deerniswaardige overblijfsels eener retirerende armée. Dat goed en draagbaar was, had men medegevoerd; dáár laten liggen wat niet mede kon of belemmerde. Onder deze nagelatene voorwerpen bevond zich een halfdoode Chevalier de saint Louis, met een' cartonnen neus; die, tegen een' boom gezeten, bezig scheen om zijnen uitersten wil te maken, en de kraaijen die reeds op hem aasden tot executeurs van denzelven aan te stellen. ‘Deze leeft nog!’ sprakWILLEM HUPSaangedaan en verbaasd. ‘Ja maar hij heeft geen neus,’ zei DominéPLANKIUS.

In hoe verre nu deze twee begrippen uit elkander liepen, kan slechts door die genen opgemaakt worden, die dadelijk bespeuren dat zij ja waarlijk! uit elkander loopen; en die in het koppelwoordekemaar iets minder dan de toepassing van de hemelsche parabol des Samaritaans ontwaren. PLANKIUSevenwel meende hetzoo kwaad niet alsWILLEM HUPShet daarentegengoed meende. Deze dacht:

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(14)

‘voor dien man moeten wij zorgen!’ De Dominé, welke daar ook niets tegen had, wilde alleen zeggen: ‘maar wie zal iemand die vermoedelijk met eene afschuwelijke kwaal besmet is, in 't zedigeOudewater onder dak willen nemen? en in 't Gasthuis kan hij niet komen, wijl hij Roomsch is.’ - ‘Ik zal hem bij mij nemen,’ zeiWILLEM HUPS. Een ieder weet dat het eenig belangrijk voorval, waardoorOudewater zich immer berucht gemaakt en der vergetelheid onttrokken heeft, hierin bestaat, dat de groote

ARMINIUSbij geval in hare muren geboren is. Iets 't geen wel evenmintegenARMINIUS alsvoor Oudewater pleit; iets dat zich onder de vrij onverschillige zaken van zelven rangschikt: en dus van geen noodlottiger gevolg voor den man met den bordpapieren neus behoefde te zijn, dan datGOMARUSof den grooten Inquisiteur het eerste daglicht in 't zelve beschenen had; doch dat evenwel door eene gevolgtrekking, die niemand voorzien had, en welke toch waar, en nog bovendien vrij waarschijnelijk is, te weeg gebragt had, dat menjuist daarom, wijl zulk een Kettermaker in die plaats geboren was, ook deze stad bovenmate kiesch op hare kerkelijke reputatie geworden was;

als wilde zij door daden aantoonen, dat ééne witte rave geen getal uitmaakt, en dat voor éénen zondaar niet alle als zondig moesten aangezien worden. Iets dat meen-

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(15)

den gij niet beter konde bewezen worden, dan door Roomsche menschen en cartonnenneuzen uit de orthodoxe stad te weren.

Van welke uitwerking dus 't gedrag van den KuiperWILLEM HUPSwas, en hoe veel overeenkomst zijn bestaan en dus ook zijn geestelijk gevoelen in 't oog der

doorzigtige Oudewaterschen metARMINIUSzelven had, willen wij liefst niet al te omslagtig uitleggen: daar men toch voor 't vernuft en de schranderheid zijner Lezeren ook iets over moet laten. 'Er was, herinnerde men zich, te voren wel meer iets voorgevallen, dat van 's mans denkwijze, zoo in 't staatkundige als in het

Godsdienstige juist geen te gunstig vermoeden voor hem ingeboezemd had. Dus had, bij voorbeeld, de eenvoudige man van het omkomen der HeerenDE WIT, dat verheven denkbeeld niet, dat de Oudewaterschen, met DominéPLANKIUSaan het hoofd, zich van 't zelve maakten; en daar deze het met den naam vanwrake Gods bestempelden, noemde hij 't kort wegde moord van deDE WITTEN. De haren rezen hem te berge als hij 'er van sprak; en het was hem niet in 't hoofd te brengen, dat een vrij volk door zulk een' gruwel kon worden gered, veelmin een Almagtig en Goed Opperwezen zulke wrekers alsTIGCHELAARen zijne Patroonen behoefde.

‘Maar wat wil men zeggen!’ spraken sommigen

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(16)

onder de voorname ijveraars, ‘WILLEM HUPSis een liefhebber van nieuwigheden;

spreekt, doet gaarne wat anders dan zijne overige stadgenooten. Dit toont hij in alles, zoo in zijne huishouding, als in zijne levenswijze en de opvoeding zijner kinderen.’ En die zelfde lieden, die zeiden: ‘'t Is jammer dat de man niet gestudeerd heeft’ wilden 'er nu ingewikkeld mede te kennen geven: ‘wat regt of die man zich toeëigent, om zoo veel meer te weten dan wij, daar hij toch ook niet gestudeerd heeft!’

De Chevalier was intusschen aan 't huis vanWILLEM HUPSgebragt, geëscorteerd door bijna de geheele burgerij, en onder het bestendig getier en geschreeuw der straatjongens, die door de aanmerkingen welke zij zich veroorloofden, en de scheldnamen die zij zoo wel tegen den patient, als zijnen bezorger uitgilden, ten duidelijksten aan den dag leiden, in welk licht hunne ouderen zelven 't gedrag van den Samaritaan plaatsten. WILLEM HUPShoorde alles; zag de zaamgescholen menigte met een dog nog meer van medelijden dan verontwaardiging aan; zei tegen zich zelven: ‘doe welWILLEM HUPSen zie niet om!’ lei den ellendigen op het bed dat hem overschoot neder, ofschoon dan ookARMINIUSteOudewater geboren was, en de Franschman geen' neus had.

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(17)

Nu wordt ons voorzeker gevraagd: ‘hoe VrouwHUPSdeze vriendelijke verzorging opnam?’ want in sommige steden, onder sommige standen is 't wel niet volstrekt onverschillig, om eens te weten, hoe of onze meening, ons gedrag, bij onze geliefde wederhelft opgenomen staat te worden: en dit voornamelijk, wanneer wij met zulke logeergasten aan komen zetten, als die welkeWILLEM HUPSin zijn huis bragt.

Dit kon niet beter. VrouwHUPSwas vroom en hoogmoedig. ‘Was vroom en hoogmoedig? en kon het dus niet beter dan bij haar zijn, dat een Roomsch mensch, en een Roomsch mensch in die omstandigheid, te huis gebragt en te bed gelegd werd?’ - Een oogenblik, Lezerl!.... Gij wildet JufvrouwHUPSleeren kennen: sta mij dan toe om ze u af te schetsen gelijk zij was: en oordeel dan eerst zelf.

VrouwHUPSwas de eenige dochter van den Schout vanHaastrecht, dien men den Baljuw noemde als men hem noodig had. Zij had zich mishuuwd aan den braven

HUPS, schoon deze dit nooit had kunnen uitrekenen: ‘want,’ zeide hij in zijne eenvoudigheid tot zich zelven, ‘ziet!ALIDAwas de dochter van een' Mijnheer, en ik ben de Zoon van een' boer; maar, mijn Oom heeft mij een goed bestaan nagelaten, en een goed handwerk geleerd:

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(18)

en de Schout daarentegen had zijn eerlijk gewonnen geld zoo schoon opgekloven, dat men de muizen dood in de etenskas liggen vond.’ ‘Dus,’ vervolgde hij, ‘fatsoen aan den eenen kant, en mogelijkheid om te kunnen eten als men honger heeft aan den anderen, dat zal wel eene effen som uitmaken.’ OfWILLEM HUPShierin volkomen gelijk had, zullen wij aan den smaak der Lezeren overlaten; doch zeker gaat het, dat zoo hij zijne huisvrouw dan al eens van de juistheid van zijn gevoelen hieromtrent had kunnen overtuigen, 't geen hem hoogstovertollig scheen, zij niettemin altoos nog zou gevonden hebben, dat geene andere vrouw inOudewater tegen haar in aanzien opgewassen was. En daar 'er nu in geheel dat zelfde.Oudewater gééne vrouw te vinden was die haar zulks toegeven zoude, had dit haar eene diepe verachting voor al hare stadgenooten, en ingevolge van dien eenen onverzadelijken hoogmoed ingeboezemd, welke doorstralende zelfs in de zucht om alles anders te willen doen, alles anders te beschouwen dan deze, ook dit ten gevolge had gehad, dat zij schoon door een tegenstrijdig gevoel, als waardoor haar goede man vele vooroordeelen meesterlijk wist te braveren, in 't zelfde punt neêrgekomen was, zich boven dequ'on dira t'on wist te stellen, omdat de overige schoone Sekse van Oudewater 'er onder meende te moeten

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(19)

blijven. Voorts was hare devotie van die soort, dat zij op denzelfden hoogmoed min of meer berustte. Zij had altoos gemeend van 'tgoede ten minsten zoo veel, of laten wij 't maar zeggen, ten minsten driemaal zoo veel dan Ds.PLANKIUSzelf te weten;

en om zijn Weleerwaarde thans in de toepassing der leer zelve, welke deze man predikte, eene godsdienstige vlieg af te vangen, - de rol des Samaritaans te Oudewater te spelen en den ongelukkigen reiziger te herbergen, en zulks daarna waar of wanneer het te pas kwam hareOudewatersche natuurgenooten, en Dominé

PLANKIUSboven aan, eens onder den neus te kunnen wrijven, - was bij haar een beredeneerd gevolg van femininen trots - het doe wel en zie eens even om! - Iets dat, zoo het dan aan dweeperij noch huichalerij naauw verwant was, ten minsten 'er in eenige betrekking toe stond; doch ook wederom van dit reversibele gevolg voor 't menschdom was, dat het als eenige andere voortbrengsels der zedelijke of natuurlijke wereld, schoon voor 't oog schadelijk of onaangenaam, van eenen gunstigen invloed op hetzelve was.

De Chevalier kwam dus in huis, en lag 'er gerust te bed; en VrouwHUPSlachte evenzeer om 't gepraat harer buren, als haar man zelf. Men haalde den Chirurgijn, die den man met aandacht en in diep gepeins examineerde; over den aart en oorzaak

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(20)

der kwaal de benoodigde onderrichting vroeg; en wijl nu de Franschman hem in zijne moedertaal antwoordde, waarvan deze geen woord verstond, gaf hem dit zoo veel licht in de zaak, dat hij dadelijk eene purgatie ordonneerde, welke tevens voor braakmiddel dienen moest, en liet hem vooraf aderlaten. Overigens stond hij bij de huisgenooten voor zijne volkomene herstelling in. Ook, toen hij den volgenden morgen wederkwam, was de patient reeds vertrokken - naar de andere wereld.

Den nacht van zijn ongelukkig verscheiden hadWILLEM HUPSaan 't bed des ongelukkigen doorgebragt. De stervende scheen gevoelig te zijn aan de goedheid en edelmoedigheid van zijnen verzorger. Tranen van dankbaarheid lagen in de oogen, welke de dood voor altoos stond te sluiten. HUPSook was aangedaan; want de Chevalier was een mensch, - zijn lijdende natuurgenoot. De Franschman haalt met eene bevende hand eene oude slaapmuts van onder zijn' borstrok van daan, en reikt dezelve, halfstervende, den gastvrijenHUPSover, die de aanbieding van dit onaanzienlijk geschenk als een bewijs van erkentenis, schoon overtollige erkentenis, aanzag, doch het daarom ook niet weigeren wilde. De Franschman stamelde eenige woorden, die schoon hij ze niet in verband over kon brengen, nog lange, omdat ze woorden van eenen stervenden waren, aan zijn

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(21)

gehoor en geheugen aanwezig schenen. Hoofdzakelijk wistWILLEM HUPSdit zijnen Geschiedschrijver over te brengen, want het was aan den eenen kant afgebrokene, en aan den anderen kant moeijelijk te verstane taal.Homme de bien! ... m'avoir assisté ... Dieu récompense ... plus heureux que moi ... descendant du grand Léandre ... faites bon usuge ... à moi malheur ... pas dire à personne ...

Adieu ... je meurs! (Brave man ... mij bijgestaan ... God loone het ... gelukkiger dan ik ... afstammeling des grooten Leanders ... maak goed gebruik ... aan mij ongeluk .... aan niemand te zeggen .... vaarwel ... ik sterf.)

WILLEM HUPShad weinig of niets van deze zonderlinge aanspraak begrepen.

Beleefdheidshalve had hij de vuile muts in zijn' zak gestoken, en den armen Franschman, wiens laatste woorden deze geweest waren, de oogen gesloten. Reeds den volgenden middag werd het lijk ter aarde gebragt wijl men teOudewater begreep, dat 'er putrefactie aan 't lichaam zijnde, de gansche stad hierdoor gevaar liep om met dezelfde ziekte te worden besmet. Met veel moeite echter werd hetzelve op het kerkhof toegelaten, wijl men in hetzelfdeOudewater tevens be-

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(22)

greep, dat het toch niet aangenaam voor Vader of Grootvader zijn kon, om naast een' dooden Franschman te verrotten, die vooreerst Roomsch was, en ten tweeden geen' neus had. Dan,HUPSbragt het met goede woorden, en vooral door bij den HeerPLANKIUSaan te dringen op de gevolgen, die 't hooren van zulk een bestaan elders hebben zou, zoo ver, dat men den doodgraver toestond, om twee voet aarde boven 't lijk van den Franschman te werpen; enHUPSzelf volgde, als eenige rouwstatie de lijkbaar van dat ongelukkig menschlijk overblijfsel.

‘COBUS! roep uw Vader!’ zei VrouwHUPS, zes weken na dit geval, daar zij met hare drie kinderen aan tafel zat en haren man nog wachtte. ‘Dat zal weêr zijn als laatst, dat de hutspot koud zal worden.’ COBUSstond op, en zocht overal, maar

COBUSkwam niet weêr. FREDERIKgingCOBUSopzoeken en bleef weg. ‘JANSJE,’ zei, VrouwHUPS, die onverduldig werd, ‘ga gij eens zoeken, 't begint nu waarlijk lastig te worden.’ - ‘Wat drommel, vrouw! zijt gij gek of speelt gij de comedie?’ hoort Vrouw

HUPSeensklaps zeer duidelijk zeggen. De stem kwam van den stoel die leêg was;

en VrouwHUPS, doodelijk verschrikt, valt in flaauwte van den haren!

WILLEM HUPSvliegt op, zijne arme vrouw te hulp; besprengt haar met water en azijn; en toen

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(23)

de vrouw weêr bij kwam, veegt hij, niets anders zoo gaauw onder zijn bereik hebbende, haar aangezigt met zijne muts af, en steekt die vervolgens in zijn' zak.

‘Maar waarom schrikte gij daar toch zoo?’ zeiHUPS, toen zijne vrouw weêr bij haar zelve was, ‘en waartoe dat grapje om uwe kinderen één voor één om mij te zenden?’

- ‘Dat grapje,’ zei de vrouw, ‘wel hemel! ik had u niet gezien, gij waart zekerlijk zoo even eerst ingekomen.’ - ‘Wel neen, kind! ik zat daar al dien tijd’ - ‘Och kom,WILLEM!’

zei de vrouw, ‘hebt gij weêr kuren, dan zal ik maar weêr onder moeten doen.’ - ‘Wij kunnen vader nergens vinden,’ kwamen de kinderen zeggen - ‘ô Daar zit hij al!’

't Was zoo 't gebruik van den goedenHUPS, dat hij bij mooi weder na den eten een pijpje op de stoep rookte. Hij had de muts weêr opgezet; 't weder was dien dag wat frisch, enHUPSraakte ligt verkouden. Gewoonlijk werd hij op dat uur door zijne buren eens aangesproken, ook de passanten maakten in 't voorbijgaan een praatje, of bleven een poosje beuzelen. Dien dag sprak niemandWILLEM HUPSaan. Allen gingen hem voorbij, zelfs zonder hem te groeten. Zijn overbuurman de Kruidenier lag over zijn onderdeur te gapen; keek naar de deur vanHUPS, maar niet naar den man. Dit trofWILLEM:

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(24)

hij was wel aan geene vooroordeelen gehecht, en stoorde zich der publieke opinie ook niet veel, wanneer dezelve bespottelijk was; doch eensklaps, zoo algemeen, in 't kleine plaatsje, een voorwerp van minachting te zijn geworden, deed hem ongenoegen aan: de mensch is altoos mensch! ‘Is dit nu nog, zeide hij in zich zelven,

‘omdat ik dien ongelukkigen Franschman gehuisvest heb? Wel zoo! wel zoo! is dit de belooning eener daad die 't geweten mij antoonde, dat toch niet zondig, welke mijn hart mij getuigde, dat goed was? Wel nu! als dit dit zoo wezen moet, dan laat het zoo zijn! En is 'er geen ander gezelschap, geen ander vriend voor mij in Oudewater meer, ontvalt mij een ieder, dan zal ik mij metWILLEM HUPS, met dat hart en dat zelfde geweten vergenoegen moeten, Maar hoe drommel komt dat nu zoo laat achter na? Algemeen bemind, ben ik hier zeker nooit geweest, want algemeen bemind, zijn slechts gekken of slegte menschen; de eerlijke en verstandige man heeft de eer van bij velen gehaat te zijn; dit gaat altoos zoo; dit kan, dit mag niet anders zijn; want die van een ieder bemind is heeft geenen eigen wil; en wat is hij, die geen' eigen wil heeft? En kan hem daarentegen die zulk eenen al heeft, het niet gebeuren dat dezelve niet met die van alle anderen stroke? Dat is Philosophie

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(25)

WILLEM HUPS! dat kunt gij op uwe beurt ook nog wel eens; al wil Dominé 't misschien niet gelooven. En misschien doet de goede man zelf niet veel aan de Philosophie.

Maar zacht,WILLEM HUPS! oordeel niet en verhovaardig u niet. Blijf Kuiper, - blijf 'er een eerlijk man bij;.... en dan fiolen! - .... doe wel en zie niet om!’

‘Maar,’ vervolgde hij, ‘zou ook die zelfdePLANKIUS, voorheenVAN DER PLANK...

mij dat koekje... maar neen!... heel hoog timmert de man wel niet, maar evenwel... daar ken ik hem niet voor... hij zelf zou den Franschman nog wel geherbergd hebben, als hij dat met schik had kunnen doen, (wantitem het staat toch in Gods woord, dat wij zulks moeten doen,) had hij 't niet voor zijne gemeente, en vooral voor zijne vrouw gelaten... wantitem zei de Jufvrouw, de Franschman was toch Roomsch en... en... en de bedden en de lakens van de Jufvrouw waren... splinter nieuw.... en.... en.... neen! dat kon ook niet. Maar wacht eens, daar komtJANTJE JALAPPEaan, dat is de eerste grappemaker uit heelOudewater;

als die mij ook niet kennen wil, dan is 't met mij gedaan, want vrolijke gasten, zegt men, zijn geen haatdragers. Wel zoo, mijn vriend!’ zeiHUPS, den Apothecar die voorbij ging

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(26)

hartelijk op den schouder kloppende, ‘wat doet van daag de Willige bast dien gij ons voor Quina verkoopt?... De Apothecar hoort de stem, voelt den slag, ziet geen mensch, is verbaasd, ook van 't misschien niet ongegrond verwijt, schreeuwt moord en brand, zet het op een loopen, verliest een pantoffel, trapt in zijn' japon, valt midden op de markt neder, vervult heelOudewater met een akelig gekerm, en verzekert al de zamengescholen inwoners: ‘dat hij den duivel gezien heeft, dat deze hem op den schouder geslagen heeft, en dat het einde der wereld ophanden is.’

Ofschoon men nu in die tijden meer aan het einde der wereld, als binnen kort ophanden zijnde, geloofde dan thans; ofschoon men ook niet ongenegen was, om den duivel voor een zeer groot heer aan te zien, en hem dus te geven wat hem toe kwam, wilde het geval, dat de PharmacopistJALAPPEden naam had, van liever zulke dranken die in ons Vaderland van koorn zamengesteld worden, dan die welke hij zelf, in zijne Pharmacopie vervaardigde, te gebruiken. En daar men hem nu meer buiten westen gezien had, zonder dat de duivel hem geslagen of 'er zich anders meê gemoeid had, begreep men niet, waarom deze zulks thans zou gedaan hebben en besloot dus eenvoudig, dat de HeerJALAPPEslechts stomdronken was; dat hij naar huis

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(27)

moest gebragt en in zijn bed gelegd worden; waar hij in der daad, door den schrik ook ziek genoeg toe was; en om van welken te genezen, hij vooral zijnen geleerden stamnaam niet als remedie behoefde - dit getuigden alle de omstanders, en namen 'er een snuifje voor.

HUPSzat op zijn stoep, - beweegloos! Zoo veel kwaads, zoo vele misdaden was hij zich zelven niet bewust. ‘Hij was dan 't afgrijzen der gansche stad geworden!’ - Ja wat hem nog 't meeste trof, was, dat toen de buren van de markt weêr kwamen, een ieder hem voorbij ging zonder eenige notitie van zijn persoon te nemen; en over 't geval van zoo even sprekende, zich sommigen aanmerkingen ook op zijn persoon, en over het geval met den Franschman, ook over eenige zijner gevoelens en gebruiken veroorloofden; welke toch anderzins de burgerlijke beleefdheid, noch die soort van achting die men elkander onderling verschuldigd is, niet gedogen, dat maar zoo vierkant iemand op straat voorgehouden worden: met één woord - dat men met hem leefde als met een dood mensch of een schurft beest.

ArmeHUPS! Ja verzet u wat met het lieveJANSJE; 't was een allerliefst kind dat hij nu op zijne kniën nam. Wij zoogenaamde Philosophen troosten ons dikwerf in de armen der kleine kinde-

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(28)

ren over de ontegtvaardigheden der groote. Dus ook dachtWILLEM HUPS: ‘Kom lieve meid!’ zei de goede man, ‘andere genoegens kunnen mij de menschen ontnemen;

het huisselijk genoegen alleen hangt meerendeels van ons zelven af, en kan mij die geen alleen weêr afnemen, die...

‘Maar,’ zeiJANSJE, ‘ik kan Vader niet zien; waar is Vader?.... ô! daar heb ik de muts.... en daar is Vader!.... dat is aardig!’ - ‘En waar zijt gij nu?’ zeiHUPS. - ‘Wel ik zit op Vaders schoot,’ zei iets dat op Vaders schoot zat. - ‘En waar is mijn muts?’ -

‘Wel kijk, Vader! die heb ik immers op.’

HUPSnam 't kind de muts af, bleef eene poos in diep gepeins. Het schemerde hem voor de oogen. Eindelijk als uit eenen droom ontwakende, sloeg hij zich voor 't hoofd, en zei in zich zelven: Ik ben 'er! - 't isLEANDER'Sonzigtbaarmakend Mutsje!’

- en stak het Mutsje in den zak.

Een ieder weet wat Leanders Mutsje is. En hem die 't bij geval niet weten mogt, zal ik 't verhalen.

'Er was eens een Koning en eene Koningin. - Hoezeer nu het gebruik zij, dat bij geschiedenissen van dien aard, en van zulk een begin, het eenig ongenoegen dat het Vorstelijk paar te beurt valt, hierin bestaat, dat de Koningin geene kinderen kon

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(29)

krijgen, was 't hier juist het tegendeel. Hunne Majesteiten waren van dien kant zoo onmanierlijkt gezegend, dat zij reeds het huis vol kinderen hadden, en de Koningin nog van geen uitscheiden sprak: hetgeen haren Gemaal, dat een hupsch man, doch tevens een verstandig financier was, niet weinig tegen de borst stond, want Konings kinderen dienen niet alleen te eten, maar eten gewoonlijk dubbel.Abydos, in Klein Aziën, waar hij 't gebied voerde, was een van die Koningrijken der Oudheid, die in de Stad en Vrijheid van dien bestonden; zoo dat hij niet veel kromme sprongen maken kon; en als hij zijne nieuwejaarsrekeningen betaald had, schoot 'er gemeenlijk slechts zoo veel over, dat de Koninglijke spruiten aan het eten konden blijven. Het was dus de meening, en zeker de welbedachte meening van Zijne Majesteit, dat zijne kinderen hun fortuin, door welken eerlijken weg dan ook, zouden gaan zoeken;

en wijl het toen het gebruik noch niet was om ze naar de Oost te zenden, en de Hollandsche armée nog niet de zoete inval van alle vreemde krijgslieden was, begreep de Koning dat 'er niets beter voor de jonge vorsten en vorstinnen op zat - dan een goed huwelijk. Van den ochtend tot den avond werd hierover gedacht, en was 'er geen ander gesprek ten hove. 'Er was zelfs een gezworen Makelaar ten dien einde in 's Konings

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(30)

dienst, die niets anders te doen had, dan partijën voor de jonge famille Oost- en Westwaarts op te loopen; en de vorstelijkeAbydosche producten overal te gaan opvijzelen: en wijl het nu tegen de gewoonte der vorstelijke familliën aan, eene zeer schoone jeugd, en, dat nog vreemder scheen, eene zeer wélopgebragte jeugd was, en het nog geene mode was dat men de Princen en Princessen op het portrait af, gelijk men een' rok naar 't staal koopt; maar de Monarchen te dier tijd, om geen kat in de zak te koopen, zelven eens overkwamen, schikte 't zich vrij goed met die speculatie, enLEVIhad 'er eer van. Hij had het geheele vorstelijk zoodje nu reeds aan den man of aan de vrouw geholpen, toen hij 't hoofd voor 's Konings jongsten zoon,LEANDERgenaamd, stootte. Eene Princes uitMingreliën, de dochter van een' schatrijk Koopman uitBalsora, weduwe van een' Chineschen Mandaryn, die teffens Toldirector en Ontvanger van de Loterij was, ert eindelijk die van een' Persisch Leverancier, die even als het kind dat zoo op het oogenblik geboren wordt, nog nooit gevoeld had dat hij een geweten had - de beste partij van ganschAsie, - alles was door den jongen Vorst van de han gewezen.Ne temere Abydum! plegen de Ouden te zeggen, (wacht u voor Abydos(*)). De inwoners hadden

(*) SU I D A Sverhaalt ons dat praatje; en voegt 'er tot staving bij, eenige Historietjes, die eeuwen daarna op de rekening van onze goede Kampenaren, andere, welke op die van de Duitsche Schildburgers aangeschreven zijn. Doen een ieder weet ook wat grad van vertrouwen een

S U I D A S verdiende!

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(31)

'er den naam van wat Kamperachtig te zijn. Die zulks bewijzen kan moge het staande houden: de zaak is te delicaat! Zeker gaat het, dat de Jood, die zoo iets meer gehoord had, eene natuurlijke gevolgtrekking uit dit versmaden, tot de vrij gegronde veronderstelling opmaakte, dat VorstLEANDERmet de nationale ziekte besmet was.

‘De weduwe van een' Leverancier, die nooit een geweten gehad had... te

weigeren...!’ Deze was de eindpaal van zijn begrip: dat verder ging, ging het zijne te boven.

Ik zal maar met de deur in 't huis vallen. LEANDERwas daarom op des Leveranciers dochter niet verliefd, omdat hij niet verliefd zijn konde: hij was daarom op haar niet verliefd, omdat hij 't reeds op eene andere was, en dat hij de hedendaagsche kunst niet verstond, of dat zijn hart niet ruim genoeg was, om 'er meer dan ééne te beminnen - hij was verliefd op de dochter van een' Snijder. Zoo gaat het in de wereld!

en dit zijn van die trekken die ons die zoogenaamde Liefdegod spelen durft. Bij een bal

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(32)

masqué, alwaar de vreugd ongedwongen, en de rang onbekend is, en waar het blinde fortuin zijne grilligste nukken onbelemmerd uitvoert, en wij arme stervelingen, door de gekheid opgevoerd, en door het fiooltje zorgeloos van den grond geligt worden, kan 's menschen leven, en vooral het leven van den jongen mensch beter vergeleken worden, dan menigeen wel denken zou, omdat men zoo gaarne alles aan verstand en goed beleid wil toegeschreven hebben, hetgeen echter zoo dikwerf hetfacit van domme zergeloosheid en van een blind geluk is. De Broeders en Zusters vanLEANDERwaren verstandige lieden, niet waar! omdat ieder van hen een rijk en aanzienlijk huwelijk gedaan had. LEANDERdaarentegen was een loshoofd, wijl hij zich het doen van zulk eene keus verstoutte. Doch zij haddenHEROniet gezien: in welk geval zij misschien zich nog dwaaslijker zouden aangesteld hebben, enLEVIwelligt nooit van courtagie zou hebben hooren spreken.

Abydos lag in Asie aan den Hellespont, thans de Straat der Dardanellen genaamd - aan den overkant inEuropa lag Sestos, en hier was het datHEROte huis hoorde.

Al wat lief, beminnelijk en schoon bij een blond meisje van achttien jaren mogt gezocht worden, was bij haar te vinden. Maar zij was de dochter van een' Snijder.

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(33)

LEANDERhad hare kennis op een kermis gemaakt. En na 't maken van die kennis, wasLEANDERgeenLEANDERmeer. De geheele wereld was thans niets meer in zijne oogen, omdatHEROalleen alles was. En alsLEVIvan de Persische Leveranciers weduwe sprak, kreeg hij telkens een pak slagen: telkens zeggen wij, wantLEVIbleef onbeschaamd aanhouden; vooreerst, omdat hij een Jood was, en ten tweeden omdat hem bij goeden uitslag de post van Eersten Minister door den Vader beloofd was.

De oude Heer, die zoo gek niet was dan hij inAbydos zijn kon, om 'er toch nog voor verstandig door te gaan en elders voor een' kwast te passeren, wilde eindelijk 't zijne van die weigering hebben. Hij liet de gangen van zijn' heer Zoon bespieden;

en vernam eindelijk - dat hij eensslags een groot lief hebber vanzeilen geworden was.

Ofschoon nu de Monarch, even zoo eerzuchtig als andere Vorsten was, en dus gaarne zijn' Zoon bij zijne marine zou hebben laten opbrengen, wijl dit een sprekend bewijs opleveren zoude, dat hij eene vloot had, en hij zeer gaarne eene vloot hebben wilde, kon hij thans, omdat, hij geene vloot had, zijn' Zoon niet bij dezelve laten dienen, en dus ook niet bij de marine opbrengen. Hij begreep derhalve, dat hij weinig aan die gevaarlijke kunst had, en verbood hem de uitoeffening derzelve, op

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(34)

straffe zijner ongenade. ‘Want,’ zeide hij zeer verstandig, ‘een ongeluk zit in een klein hoekje!’ ‘en,’ dacht hij 'er bij, ‘al wil hij niet trouwen, hij behoeft toch niet te verdrinken’ - ‘te meer nog,’ voegde hij 'er na slechts een oogenblik overweging bij,

‘omdat als hij eens verdronken is, hij toch niet trouwen kan.’ 'Er zat Logica in 't hoofd van dien Koning vanAbydos!

Maar 'er zat nog meer liefde in 't hart van zijn' zoon. Hij kon thans niet meer naar Sestos varen; en evenwel hij moest te Sestos wezen, want hij wilde zijneHEROzien.

ZijneHERO!... Dit bezittend voornaamwoord doet misschien onze Lezers denken, dat het hart van de jonge Jufvrouw hem niet ongenegen was. Wél geraden! zoo gezien zoo gemind, dat is het ware: het geheel sentimentele was te dier tijd nog niet bekend. Men schreef nog geeneRomans à la Werther; en de teedere maan was toen nog in geen ander gebruik, dan dat de zeelieden 'er het weêr uit

voorspelden, en de geleerden bij derzelver vernieuwing hunne nagels knipten. Maar dit wist men toen ook reeds, dat die liefde niet van de slegtste soort is, welke dadelijk bij beiden voor beiden opwelt; en dat het knijpen en trekken aan een hart, dat zich nog niet tot liefde kan decideren, en 'er eindelijk als met stokken gedwongen toe overgaat, de vleiendste op verre na niet is:

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(35)

ofschoon dezelve als dan voor des te bestendiger aangemerkt wordt, wijl men zich lange beraden heeft. Vrijers! gelooft 'er van wat gij wilt, doch zoo gij wijs zijt, denkt 'er eens om; en zoo gij bij geval rijk en leelijk zijt, denkt 'er dan tweemaal om, of 't wel het ware is. Ik ben ook jong geweest, hoewel nooit rijk, en, al zeg ik het zelf, niet leelijk; maar lang wachten heb ik nooit voor bewijs van teedere liefde aangezien.

Zoo dacht 'erLEANDERook over: laten wij tot hem wederkeeren.

Of in 't hart van de Jufvrouw het 'er iets toe deed dat hij een Koningszoon was, dit laten wij aan zijn plaats. De allerongelukkigsten onder de stervelingen zijn voorzeker die genen, welke alle sentimenten die hun voorkomen, geheellijk uitpluizen willen, en 'er eenen mikroskoop op houden, waar zij het uitgeplozene bestendig mede bekijken, en in plaatse van iets aan eene onzekere gerustheid, welke niemand deren kan, over te laten, volstrekt alles willen weten - om des te zekerder ongelukkig te zijn. Niet zulk een wijsgeerige druiloor was de jongeLEANDER: hij beminde, en zijneHEROhad hem wedermin gezworen. Gedaan derhalve met allen zwartgalligen achterdocht! en 't jeugdig hart koesterde slechts één gevoel, dat van eeuwige trouw en eeuwige liefde. - Hoe de Vader 't geval indacht? -.... Ja, daaromtrent zou men andere

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(36)

gissingen mogen maken. Het is geen daaglijksch werk, dat Snijders en Vorsten onderling door het huwelijk verbroederd worden. Volkomenlijk dan van alle hoogmoed of eerzucht onzenSestosser lappengaarder te willen vrijspreken, zoude willigt eene drieste onderneming zijn, die van weinigen zoude toegejuicht worden. En echter alles op de keper beschouwd, scheelde 'er juist zoo veel aan, dat de Kleedermaker zich verhovaardigde, om eenen Koningszoon tot zijn' schoonzoon te krijgen; dat hij daarentegen de eerste opening, dieHEROhem van 's Vorsten liefde gaf, met de koelste onverschilligheid, om niet meer of niet minder te zeggen, aanhoorde: - ten duidelijksten bewijze, hoe schijn bedriegen kan; hoe bodemloos alle zoogenaamde kansrekening is, en dat men niet oordeelen moet, vóór men eenen anderen grond van redeneringe als veronderstellingen van 't uiterlijke afgeleid, bijbrengen kan.

‘God lof! Een Wijsgeer!’ zeggen voorzeker die genen onder mijne Lezers, die wanen dat zijlieden zelven eenige aanleiding tot wijsbegeerte hebben; en, dus eenen confrater reeds de hand meenen te drukken. Ik weet niet, in hoe verre ik die veronderstelling toegeven mag of verwerpen moet. Ik wilde liefst hun gevoelen niet voor 't hoofd stooten, te meer nog wijl hunne verbeeldingskracht dezelve van zulk eenen vleienden kant bij hen deed opdagen.

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(37)

Aan den anderen kant ook wilde ik niet gaarne de verdiensten van den ouden Heer

HEROontluisteren; en ten derde, daar ik niet weet of ik hem vereer door hem boven Wijsgeeren te pfaatsen, of de wijsbegeerte vernedere met dezelve beneden zijne studie t plaatsen - kortom, wijl ik niet wete of wijsbegeerte wel tooverij is, wijl ik vele Philosophen ken die bij verre geene toovenaars zijn, en ik overigens doodonkundig omtrent alle rang en etiquettes ben, zal ik u dan maar eenvoudig zeggen, dat papa

HERO- een toovenaar was.

Dewijl de man dus veel wis, en hieruit zou men zeggen dat hij geen Philosooph was; dewijl hij gereisd had, en in alle landen zich had laten initieren in de geheimen der Natuur; en 't zoo ver in de kunst gebragt had, dat hij des noods Assignaten in geld kon doen veranderen, een' Rentenier kon doen lagchen op 't ontvangen van een Quotisatiebillet, en eene Constitutie in stand brengen kon, voor welke hij als een horologiemaker een jaar instond, - valt het ligt te begrijpen, dat de goede man juist zoo bijzonder niet vereerd was van de eerste nouvelle van de

liefdesverrichtingen van 't hart zijner beminnelijke dochter.

Hij was Kleedermaker, om dat iemand wat zijn moet in de werald. Hij was 't bovendien om zijne kunde en overigen staat te verbergen. Wie anders,

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(38)

bij voorbeeld, die caftans, die dollemans, en die andere kleedingstukken vervaardigde of verlapte, welke hem dagelijks besteld of t'huis gezonden werden, zullen wij liefst niet onderzoeken. Doch dat hij 'er zelf niet veel. aandeed, en dit werk wel aan eenige aankomende booze geesties of afgevallene engeltjes zal gedemandeerd zijn geweest, is bij mij wel eens in bedenking gekomen. Een ieder denke het zijne! Ten minsten dat hij ander en aanzienlijker werk onderhanden had, bleek uit het geschenk dat hij aanLEANDERdeed.

De Kleedermaker, ofschoon hij nu zich niet verhovaardigde met de eer, van een' Koningszoon den man zijner dochter te mogen zien, omdat hij wijs was, was toch ook zoo niet, of hij zag 'er geene directe of stuitende mesalliance in, dat eens toovenaars dochter hare hand aan iemand schonk die slechts een Vorst was.

Bovendien hij had in haar hart gelezen; en daar hij in 't zelve teedere, brandende, standvastige liefde ontdekt had, en hij nu, onaangezien alle zijne geleerdheid, en de magt die hij door dezelve verkregen had, bekennen moest, dat niets in de wereld opgewassen is, dat alle kruiden, dat het drinkbaar goud zelf niet toereikend is om de liefde uit het hart van een jong meisje te rooijen, en dat niets meer domme eigendunkelijkheid verraadt, dan te willen wat men niet kan uitvoeren,

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(39)

had hij besloten om die genen te vereenigen, welke hij niet meer scheiden kon, en dus uit de onherroepelijke noodzakelijkheid een alles afdoende argument tot zijn zoogenaamd vrijwillig besluit af te leiden. Iets dat zoo gek niet was, als het wel bij velen zal opgevat worden, die juist omdat zij hetzelve te dikwerf verzuimen, ook dikwerf genoodzaakt worden om met zeer veel kwade gratie tot dingen over te gaan, die reeds uit haren aard niets minder dan gratieus zijn.

Wij herinneren ons, dat e jonge Prins niet meer naar zijne beminde varen kon;

en daar hij verliefd was, mogen wij 'er ons wel bij herinneren, dat hij 'er echter wezen moest. De Koning vanAbydos evenmin als de Kleedermaker van Sestos had in 't gebied der liefde iets hoegenaamd te zeggen. En daar de goede Prins niet zeilen kon, zwom hij. Het is echter wat te zeggen om ieder dag denHellespont over te zwemmen om zijn meisje te zien; te meer nog, wijl, daar wij van den dag spreken, wij 'er den nacht mede verstaan. Niet echter, waarde Lezer! omdat wij voorgenomen hebben, om u onbeschaamdlijk zwart voor wit te verkoopen; noch gelijk 't meer bij groote mannen gebeurt, u volstrekt het tegendeel willen doen verstaan van 't geen zij 'er zelven door meenen en wat het ook in der daad is; en die u dus, bij voorbeeld, - één voorbeeld uit

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(40)

duizenden - maar al te dikwerf onbeschaamde pedanterie voor ware Philosophie, ingekankerde eerzucht voor belangelooze menschlievendheid, onbeperkte

gezagoeffening voor noodzakelijken geluksdwang, en eindelijk eene stilzuchtende ondergeschiktheid, voor de sprekende bewijzen van bewonderende goedkeuring overreiken... Neen, Lezers! zoo hoog niet is onze vlugt; wij verstonden met den dag de vier-en-twintig uren, welke de loop der zonne van 's werelds ochtendstond af verordend heeft om dag te zijn; en dat nuLEANDERdat gedeelte van den dag, hetwelk wij nacht noemen, tot zijne reizen uitkoos, hiervan gaf hij deze zoo natuurlijke als wel te begrijpene uitlegging, dat zijn vader hem 's nachts minder dan over dag missen zoude, en dit met alle de Koningen der wereld gemeen had, dat hij des nachts nog minder zag dan over dag.

HEROhad aan den overkant, op eenen hoogen toren, vuur aangestoken, wanneer zij haren minnaar verwachtte; en daar nu een meisje van achttien jaren elken nacht haren minnaar wacht, brandde het vuur bestendig. De Koning vanAbydos, dat een korzelman was, en die van vloten uit de zwarte Zee, die welligt door de Dardanellen zouden willen, had hooren spreken, en die, vooral omdat hij weinig te zeggen had, zelden te vreden was met, dat geen wat anderen deden, en dus ook in alle Tractaten

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(41)

evenmin als in alle nieuwe passagiers, bij verre geen genoegen nam; vermoedde dat het branden van dien nieuwen vuurbaak in verband met expedities stond, van welke hij 't zijne hebben moest. Hij zond derhalve eene plegtige Ambassade aan het Hof vanSestos, om naar deze nieuwigheid te vernemen. Kortheidshalve evenwel had hij zijn' zoon den brief meê kunnen geven; maar groote heeren denken niet altoos om alles; en deze had iets tot zijne verschooning, dat ieder groot heer niet bij kan brengen: - dat namelijk hij niet weten kon, dat hij iets hoogst overtolligs, en dus hoogst belagchelijks verrichtte.

Hij die inSestos den scepter zwaaide, en noch van vloten uit de zwarte Zee, noch van nieuwe passagiers door de Dardanellen ooit iets gehoord of gelezen had, keek op zijn' neus, - omdat hij vergeten had van naar den vuurtoren te kijken. Hij zwoer bij al wat heilig was, dat hij niets van de zaak in questie wist; verbood op straffe des doods alle andere vrijwillige illuminaties en vreugdevertoon dan die, welke hij zelf op straffe des doods ordonneerde; en zond de gezanten met zijn portrait te rug;

ofschoon dit het leelijkste was, dat hij hun meê kon geven. - Nu konLEANDERin 't donker zwemmen.

‘Te veel is te veel,’ zeide de vader vanHERO

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

(42)

aanLEANDER, toen hij dezen eens met doodsgevaar bij zijne dochter aan zag komen.

‘Ik bemin mijne dochter, en ik heb achting voor u. Uwe ware en trouwe liefde is mij gebleken; ik zal u eene huwelijksgifte doen, die niet alleen u boven alle de Vorsten der aarde stellen zal; en u dus aan toonen moet, dat mijne dochter uwe zestien Quartieren geen oneer aandoet; maar hetwelk bovendien zoo lang als uw vader zich nog tegen een huwelijk, dat de goede Heer als ongelijk aan ziet, verzetten mag, u den veiligen weg tot haar baant. Zie hier 't onzigtbaar hoedje, door mij naar dat van denTalpoudieschen Gnomma, die met anderhalf paar aangezigten en veertien oogen van regenbogen in plaats van wenkbraauwen voorzien, in de sterOrion woont, en 't gebied voert overSyrius, over de Pleïades, over den geheelen Melkweg en ressorte van dien. Zet het op! gij zijt onzigtbaar: wensch waar ge wezen wilt! en gij zijt 'er.’

De jonge Vorst was in dankbare verrukking over de waarde van dit vrij wat meer dan vorstelijk geschenk opgetogen. Hij bedankte zijnen weldoener. Nu kon hij bij zijneHEROzijn, wanneer hij slechts wilde. Van alle tooverijen was deze hem de aangenaamste: hij dacht om geene andere. Wat 'er in 't vervolg van zoude gekonjen zijn, is het onnoodig

Petrus de Wacker van Zon,Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met een kouden knik stapte K u n e hen die hem benijdend nakeken voorbij, aan alle kanten boos. Hij wou dan dat hij er vast was! Ook wat moois: nu voor dag en dauw naar Flieland,

In de eikenschaduw kwam onderwijl L o u i s D u b a r c q aangetrippeld, correct en erg bezet met 't inspecteeren van 't schoffelpad, dat als grens van De Dullerdt goed

Wanneer men een misdadiger kwijt wenschte te zijn, dan vond men, als men hem niet (zooals gewoonlijk!) opknoopte, niets beters te doen dan hem te verbannen. Dat wil dus zeggen:

Maar wat de beoefenaar der klassieke oudheid steeds in mindere of meerdere mate moet zijn en wat B o i s s i e r was in de hoogste mate, dat is kunstenaar. Wie niets heeft van het

Even dacht zij aan de soirées in het hertogelijk paleis, in haar eigen salons, zij wist dat er toen niemand zoo mooi was geweest als zij in Brunswijk - maar dadelijk leidde zij

Toen Donderdags de school weêr begon kleumden de arme kinderen in hun versleten zomerkleêren. E l s k e niet, zij was blij om de kou, nu mocht ze al dadelijk haar cape omdoen

Dat ik nu zoo iets weet - natuurlijk, je woont niet voor niets in Den Haag, als dochter van je vader en je moeder!.

Het woord ‘schoolhervorming’ - ik herhaal de reeds eenmaal gemaakte opmerking - omvat velerlei problemen, en het vraagstuk wordt niet weinig vertroebeld, doordat men