• No results found

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "C.J. Kieviet, De doosjesboekjes · dbnl"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C.J. Kieviet

bron

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes. Scheltens en Giltay, Amsterdam 1923

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/kiev001doos01_01/colofon.php

© 2010 dbnl

(2)

2

[Kleine Pup]

KLEINE Pup was groot genoeg geworden, om de goede zorgen van zijn moeder te kunnen missen. Daarom had zijn meesteres hem aan een vriendin beloofd, die in een andere stad woonde. Puppie moest afscheid nemen van zijn lieve moedertje. Ach, ach, hij huilde tranen met tuiten. Toen werd hij in een sluitmand gepakt en door een kruier naar het station gebracht.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(3)

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(4)

4

NAUWELIJKS was hij alleen, of hij wrong zich de mand uit en kwam bovenop een krat met kippen terecht, die van schrik zoo'n lawaai maakten, dat de kruier op zijn schreden terugkeerde. Kleíne Pup zag hem komen en vluchtte weg, met den kruier achter hem aan. Puppie snelde

het kantoor van den Chef binnen, om diens hulp in te roepen.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(5)

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(6)

6-7

De Chef joeg hem de deur uit. Puppie rende de wachtkamer in, sprong op het buffet, kaapte daar een krentenbroodje en vluchtte het perron op.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(7)

ONDER de locomotief zag hij een mooi plekje, om er zijn broodje op te eten. Maar in zijn haast liep hij den schilder omver, die bezig was het station te verven. Víer menschen zaten hem na, om hem te grijpen: de kruier, de chef, de buffetjuffrouw en de schilder. 't Was verschrikkelijk!

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(8)

9

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(9)

Pup zat dik onder de verf, en in zijn haast verloor hij ook nog zijn lekkere krentenbroodje.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(10)

11

HIJ rende het station uit, vele straten door en een plein over. Toen zag hij plotseling zijn oude huis. Dat was een vreugde!

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(11)

Hij ijlde naar binnen, sprong zijn meesteres op haar schoot, likte haar gezicht en handen, en vroeg smeekend: ‘Mag ik weer naar mijn Mammie toe?’

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(12)

15

Knor heeft vacantie

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(13)

KNOR was een ondeugd. Omdat er geen school was, moest hij voor Moeder boodschappen halen in den winkel. Hij vulde de glazenspuit met water en ging op stap. In

den winkel spoot hij al het water over den man achter de toonbank. ‘Pssst!’ ging het.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(14)

17

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(15)

OMDAT de man niet kijken kon van al het water, dat hij in zijn oogen had, kaapte de slechte Knor zooveel appelen en kersen weg, als hij bergen kon, en poetste de plaat. Hij zocht een veilig plekje op buiten de stad, op het land, om de vruchten op te eten.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(16)

19

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(17)

Maar o wee, daar kwam een wilde stier op hem af. Knor liep, wat hij loopen kon, met den stier achter hem aan. Zijn mandje moest hij in den steek laten.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(18)

22

Om zich te bergen klom hij in een dikken boom. Daar kon de stier niet komen.

Maar Juffrouw Kraai wilde hem daar niet hebben. Zij vloog op hem aan. De tak brak en Knorretje viel met een plof op den grond.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(19)

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(20)

24

Tot overmaat van ramp bevond zich daar juist de booze winkelier, die hem bij zijn oor pakte en naar den rechter bracht.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(21)

De gestrenge rechter legde hem tot straf zes slagen met de berkenroede op.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(22)

26

Toen werd hij naar huis gestuurd, waar Moeder hem in een varkenshok opsloot. Daar moest hij drie dagen en drie nachten blijven, heelemaal alleen.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(23)

Mijnheer slurf gaat een dagje uit.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(24)

30

't VERVEELDE mijnheer Slurf in den dierentuin. Daarom vermomde hij zich als schooljongen en wandelde het hek uit. Hij kwam op een cricketveld

en vond er veel pleizier in een partijtje mede te spelen.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(25)

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(26)

32

ALLE jongens vluchtten. Toen kwam hij aan een diep water, waar de kinderen scheepjes lieten waren. ‘Wacht,’ dacht hij ‘ik zal groote golven voor hen maken.’

Hij sprong pardoes in het water. ‘Nu stormt het!’ dacht mijnheer Slurf. Een oude dame zag hem en zeide: ‘Jij bent geen schooljongen!’

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(27)

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(28)

34-35

Om haar te bewijzen, dat hij wèl een schooljongen was, ging hij grapjes maken.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(29)

MAAR mijnheer Slurf werd er draaierig en duizelig van. Hij ging op een bank zitten, om wat uit te rusten. En daar hij honger kreeg, kocht hij een kleine versnapering.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(30)

37

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(31)

Heerlijk verfrischt besloot hij een paar tuinlieden een handje te helpen.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(32)

39

Maar zij waren er hem niet dankbaar voor!

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

(33)

De oppasser zag hem en toen was het uit met de pret.

C.J. Kieviet, De doosjesboekjes

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toch zou een zeer opmerkzaam toeschouwer spoedig bemerkt hebben, dat Heer Feiko, zooals de Graaf hem dezen middag noemde, daar volstrekt niet zonder doel wandelde, want hoe meer hij

O, hij voelde zich zoo ongelukkig, nu hij zich geheel alleen wist op de wereld, verlaten van haar, die hij zoo innig had liefgehad, maar ook toch zoo gelukkig, omdat hij thans pas

Vanmorgen, toen moeder opstond, zag ze al buitengewoon bleek en ze voelde zich niet wel ook, maar ze kleedde zich toch, omdat zij zoo graag vandaag hier wilde zijn, doch juist toen

Eerst spoot ik hem de volle laag in zijn lelijke tronie, zodat hij zich haast een ongeluk schrok, want hij dacht, dat hij maar met Mietje alleen was en met haar doen kon, wat hij

Met een snellen blik monsterde Benito de aanwezigen om te zien, of zijn Oom zich onder hen bevond, wat hij niet onmogelijk achtte, omdat hij geen cent op zak had, toen hij hem

Het spijt mij wel, dat ik zulk een vervelenden brief schrijf, maar Dorus en Karel, ik heb er behoefte aan mijn hart eens uit te storten; hier kan ik het niet doen, en dat maakt

C.J. Kieviet, Een dozijn Hollandsche jongens.. woordenboek niet voorkomen. Wat drommel, hij was toch niet voor niemendal lid van de Club ‘Quo vadis’, waarvan alleen maar jongens

Zij had wel getracht een blik naar beneden te werpen, doch dat was haar niet gelukt, want, misschien wel door eene onzichtbare hand gedreven, hadden de luiken zich weer als van