• No results found

Hoe sterk zijn die ‘sterke’ werkwoorden eigenlijk?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Hoe sterk zijn die ‘sterke’ werkwoorden eigenlijk?"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

guage border. Germanic-Romance encounters in the Low Countries. Berlin/Boston:

De Gruyter, p. 143-169.

Van Bakel, J. (1977). Vlaamse soldatenbrieven uit de Napoleontische tijd. Brugge:

Orion.

Van der Wal, M. (2006). ‘Onvoltooid verleden tijd. Witte vlekken in de taalgeschie- denis’. Rede uitgesproken bij het aanvaarden van het ambt van bijzonder hoogle- raar op het gebied van de Geschiedenis van het Nederlands. Amsterdam:

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Vandenbussche, W. (2003). ‘Status, spraak en schone schijn. Het taalgebruik van de toplaag in 19de-eeuws Vlaanderen’. In: T. Koole, J. Nortier & B. Tahitu (2003).

Artikelen van de Tweede Sociolinguistische Anéla-Conferentie. Delft: Eburon, p. 479- 485.

Vanhecke, E. & J. De Groof (2007). ‘New data on language policy and language choice in 19th-century Flemish city administrations’. In: S. Elspaß, N. Langer, J.

Scharloth & W. Vandenbussche (2007). Germanic language histories from below (1700-2000). Berlin/New York: De Gruyter, p. 449-465.

Vosters, R., G. Rutten & M. van der Wal (2010). “Mythes op de pijnbank. Naar een herwaardering van de taalsituatie in de Nederlanden in de achttiende en negentien- de eeuw”. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 120 (1), p. 93-112.

Ronde 5

Isabeau De Smet

KU Leuven / FWO Vlaanderen

Contact: isabeau.desmet@kuleuven.be

Hoe sterk zijn die ‘sterke’ werkwoorden eigenlijk?

In het Nederlands, net als in de meeste andere Germaanse talen, hebben we twee manieren om de verleden tijd te vormen. De zogenaamde ‘sterke’ werkwoorden veran- deren van stamklinker (zing-zong), terwijl de zogenaamde ‘zwakke’ werkwoorden de/te toevoegen aan de stam (speel-speelde). Niet alle zwakke werkwoorden zijn echter altijd zwak geweest en de sterke zijn niet altijd sterk geweest. Vooral een drift naar de default zwakke vervoeging was – en is nog steeds – duidelijk merkbaar. Waar we vroeger moe- len, besieven, stieten en hieten zeiden, zeggen we nu maalden, beseften, stootten en heet- ten. Dit is een logische evolutie, want de zwakke vervoeging is heel gemakkelijk te ont-

(2)

houden: je voegt gewoon de/te toe aan de stam van het werkwoord, ongeacht de stam- klinker van het werkwoord. Bij de sterke vervoeging daarentegen moet je weten naar welke klinker te veranderen en dat lijkt soms heel willekeurig (we zullen later zien dat dit niet zo is). Bovendien is de zwakke vervoeging op alle werkwoorden toepasbaar, of ze nu tot onze erfwoordenschat behoren, uit het Engels ontleend zijn of zelfs verzon- nen zijn (Pijpops et al. 2015). Denk maar aan hij whatsappte of hij smurfte. Daarom is het helemaal niet vreemd dat we naast ried, voer, woei, school ook raadde, vaarde, waai- de en schuilde zeggen. Eigenlijk is het misschien juist vreemder dat andere werkwoor- den sterk blijven. Om het met de woorden van Van Haeringen (1940: 241) te zeggen:

“Te midden van dit vereenvoudigde en op ‘efficiency’ berekende grammatisch systeem staat het sterke verbum in zijn wonderlijke grilligheid en onregelmatigheid als een zon- derling anachronisme”.

Hoe komt het nu dat sommige werkwoorden wel verzwakken en andere niet? Waarom klinken loopte, blijfde en neemde ons zo gek in de oren? Als we kijken naar de verschil- len tussen werkwoorden als lopen, blijven en nemen aan de ene kant en raden, varen, waaien aan de andere kant, zien we dat we de eerste bijna dagelijks nodig hebben, ter- wijl we die laatste helemaal niet zo vaak gebruiken. Het gaat hier, met andere woor- den, over de frequentie van de werkwoorden. Omdat we de verleden tijd van hoogfre- quente werkwoorden veel vaker nodig hebben, kunnen we deze ook beter onthouden en schakelen we minder snel terug op de default zwakke vervoeging, terwijl we dat soms wel doen als we de verleden tijd van een laagfrequent werkwoord moeten geven.

Hoogfrequente werkwoorden verzwakken dus veel minder dan hun laagfrequente col- lega’s (o.a. Lieberman et al. 2007; Carroll et al. 2012; De Smet & Van de Velde te ver- schijnen).

Toch zijn er ook werkwoorden met een lage frequentie die niet zwak zijn geworden.

Werkwoorden als spruiten, ontluiken, stuiven en pluizen komen niet al te vaak voor, maar ze vertonen nog steeds sterke verleden tijden. Wat opvalt aan deze werkwoorden is dat ze allemaal dezelfde stamklinker hebben en dezelfde verleden tijd (spruiten- sproot, ontluiken-ontlook). Dit is niet het enige patroon dat we kunnen onderscheiden:

historisch kunnen we de sterke werkwoorden in zeven klassen indelen (zie: Tabel 1).

Sommige klassen zijn bovendien al wat drukker bevolkt dan andere. Zo kan je voor de klasse met spruiten-sproot-gesproten waarschijnlijk gemakkelijk nog een twintigtal leden opsommen, terwijl dat een stuk moeilijker is voor de klasse met varen-voer-gevaren.

Doordat we de werkwoorden uit klassen met veel leden vaker tegenkomen, kunnen we hun patroon beter onthouden en schakelen we minder over op de zwakke vervoeging, terwijl we werkwoorden uit kleinere klassen juist sneller verzwakken (o.a. Knooihuizen

& Strik 2014; Hoekstra et al. 2018).

(3)

I. /ei–e–e/ blijven-bleef-gebleven

II. /i–o–o/ bieden-bood-geboden

/oey–o–o/ spruiten-sproot-gesproten III. /i–ɔɔ/ binden-bond-gebonden

/eɔɔ/ gelden-gold-gegolden IV. /e–ɑ–o/ nemen-nam-genomen V. /e–ɑ–e/ genezen-genas-genezen

VI. /a–u–a/ varen-voer-gevaren

VII. X–/i/–X lopen-liep-gelopen Tabel 1 – De zeven historische klassen.

Het klinkerpatroon van de werkwoorden speelt ook nog op een andere manier een rol.

Bij sommige werkwoorden is de klinker van de verleden tijd dezelfde als de klinker van het voltooid deelwoord, terwijl de tegenwoordige tijd een andere klinker vertoont. We zien dan een ABB-patroon (schuilen-school-gescholen). Bij zulke werkwoorden bescher- men de sterke verleden tijd en het sterke voltooid deelwoord elkaar als het ware van verzwakking door die gedeelde klinker en zetten ze zich samen af tegen de tegenwoor- dige tijd zodat er een duidelijk onderscheid ontstaat tussen de tegenwoordige tijd ener- zijds en alle andere secundaire vormen anderzijds. Andere werkwoorden hebben dezelfde klinker in de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord, terwijl de verle- den tijd de vreemde eend in de bijt is, zoals bijvoorbeeld bij raden-ried-geraden. Deze werkwoorden vertonen een ABA-patroon. Doordat de verleden tijd hier alleen komt te staan, zien we hier ook vaak zwakke vormen verschijnen. Tot slot zijn er ook werk- woorden waarbij elke klinkerverandering op zichzelf staat (tegenwoordige tijd, verle- den tijd en voltooid deelwoord vertonen elk een andere klinker, bijvoorbeeld nemen- nam-genomen, een ABC-patroon) en die daardoor ook minder bestand zijn tegen ver- zwakking (Van Haeringen 1940; Van de Velde & Kestemont 2015; De Smet & Van de Velde te verschijnen).

Verder zijn er nog een heleboel kleinere factoren die kunnen beïnvloeden welke werk- woorden eerder verzwakken dan andere. Zo kan bijvoorbeeld homonymie een rol spe- len. Als een sterk werkwoord homoniem is met een zwak werkwoord, dan kan het wel eens gebeuren dat we ons van vervoeging vergissen en dat het sterke werkwoord zwak voorkomt (of het zwakke werkwoord sterk). Zo vertoont scheppen (‘creëren’) soms zwakke vormen door verwarring met het zwakke werkwoord scheppen (‘putten, ergens uithalen’). Ook komt het voor dat de sterke verleden tijd homoniem is met een ander werkwoord, bijvoorbeeld roken (verleden tijd ruiken) en roken (‘rook verspreiden’). In deze gevallen zou het kunnen dat het sterke werkwoord juist langer sterk blijft, omdat we gewend zijn aan de vorm van de verleden tijd en deze vorm sterker in ons geheu-

(4)

gen staat dan bij werkwoorden waarbij de sterke werkwoordsvorm nergens anders voorkomt (zoals bijvoorbeeld rieden, hieuwen).

Soms willen we echter juist vermijden dat er homonymie ontstaat, want dat kan zor- gen voor ambiguïteit. Als een werkwoord waarvan de stam eindigt op een dentaal (een d of t) zwak wordt, dan is dat werkwoord in het meervoud in gesproken taal (en in geval van werkwoorden met een dubbele d of t ook in geschreven taal) niet meer te onderscheiden van de tegenwoordige tijd. We bidden en we zitten kunnen zowel een zwakke verleden tijd als een tegenwoordige tijd uitdrukken. Omdat we die ambiguï- teit willen vermijden, zou het kunnen dat deze werkwoorden ook langer hun niet- ambigue sterke vormen houden.

Het wordt dus al snel duidelijk dat welke werkwoorden verzwakken bepaald wordt door een samenspel van verschillende factoren. En hoewel heel wat werkwoorden al zijn verzwakt en er nog heel wat aan het verzwakken zijn, bestaan er ook nog veel ster- ke werkwoorden die beschermd worden door hun hoge frequentie of door hun veel- voorkomende patroon en die bijna nooit zwak (zullen) voorkomen. Zoals Van Haeringen in 1940 het al had over de “taaie levenskracht” van de sterke werkwoorden, zo moeten we tot dezelfde conclusie komen wanneer we de vraag uit de titel beant- woorden. Dus, hoe sterk zijn die ‘sterke’ werkwoorden nu eigenlijk? Best nog wel sterk.

Referenties

Carroll, R., R. Svare & J. Salmons. (2012). “Quantifying the evolutionary dynamics of German verbs”. In: Journal of Historical Linguistics, 2, p. 153-172.

De Smet, I. & F. Van de Velde (te verschijnen). “Reassessing the evolution of West- Germanic preterite inflection”.

Hoekstra, E., A. Merkuur, M. Sloos & J. van de Weijer. (2018). “Calculating a pat- tern’s competitive strength: completion between /æ/ and / / in irregular simple pasts and past participles in English”. In: The Mental Lexicon, 13, p. 143-157.

Knooihuizen, R. & O. Strik. (2014). “Relative productivity potentials of Dutch ver- bal inflection patterns”. In: Folia Linguistica Historica, 35, p. 173-200.

Lieberman, E., J. Michel, J. Jackson, T. Tang & M. Nowak. (2007). “Quantifying the evolutionary dynamics of language”. In: Nature, 449, p. 713-716.

Pijpops, D., K. Beuls & F. Van de Velde (2015). “The rise of the verbal weak inflec- tion in Germanic: An agent based model”. In: Computational Linguistics in the Netherlands Journal, 5, p. 81-102.

Van de Velde, F. & B. Kestemont. (2015). ‘Using mixed-effects logistic regression to

(5)

assess the determinants of regularisation of strong inflection in Dutch’. Paper, gep- resenteerd op SLE 48 Workshop. Shifting classes: Germanic strong and weak preterites and participles. Leiden, 3 September 2015.

Van Haeringen, C.B. (1940). “De taaie levenskracht van het sterke werkwoord”. In:

De Nieuwe taalgids, 31, p. 241-255.

Ronde 6

Sven Kruizinga

Stedelijk Gymnasium Leiden

Contact: s.kruizinga@gymnasiumleiden.nl

Taalkunde in de klas

1. Inleiding

Taal in de klas is veel meer dan het aanleren van regels en richtlijnen. Veel leerlingen ervaren dat helaas anders. Daarom wilden we onze leerlingen op het Stedelijk Gymnasium in Leiden een aantal jaren geleden meer kennis laten opdoen over taal, en op die manier meer enthousiasme kweken voor ons vak. De taalcolumns van Pauline Cornelisse zijn niet voor niets zo populair. Taalkunde is leuk! We besloten in klas 4 één module aan taalkunde te besteden.

2. Recente ontwikkelingen

Veel leraren besteden geen aandacht aan taalkunde in hun lessen. Dat is niet gek. Er zijn drie grote hindernissen:

1. taalkunde is geen verplicht onderdeel van het schoolvak Nederlands;

2. er stond lang weinig interessant materiaal in de gangbare methodes;

3. slechts een minderheid van de leraren heeft tijdens de opleiding een taalkundespe- cialisatie gevolgd.

Iets wat niet verplicht is, waar je weinig kennis van hebt en waar je zelf lesmateriaal voor moet ontwerpen, is niet erg aantrekkelijk om in te voeren, zeker gezien de hoe- veelheid andere zaken die onze aandacht vragen.

Toch lijkt het tij te keren. De methodes beginnen meer en meer taalkundeonderwer-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door Covid 19 gaan er dit jaar geen missies door van Artsen Zonder Vakantie ter plaatse maar dankzij jullie steun willen we graag dit jaar ondersteuning geven door het bezorgen van

Verder hadden Van Damme en collega’s (2010) reeds het vermoeden dat aandacht voor plotse pijn tijdens doelgericht gedrag enkel geïnhibeerd wordt wanneer het om een zeer

Door de Corona kunnen veel zaken niet doorgaan zoals we gewend zijn.. Soms

De man ging snel naar de winkel, maar hij zag de auto niet aankomen.. Die auto reed te snel zodat de voetganger niet tijdig

De evaluatie is uitgevoerd in opdracht van de vier colleges van burgemeester en wethouders, waarbij deze evaluatie tevens dient om, te worden gebruikt in het kader van in

‘Uit respect voor onze opdrachtgever communice- ren wij over het Dakpark alleen met de gemeente Rotterdam en niet met de media.’ Insiders mel- den dat de gemeente en de Koninklijke

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Raak nooit de aansluitingen van een stopcontact, blanke draden, beschadigde isolatie, metalen voor- werpen, en andere stroomgeleiders aan.. Experimenteer nooit met elektrische