• No results found

Antwoorden Nederlands Module 3

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Antwoorden Nederlands Module 3"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Antwoorden Nederlands Module 3

Antwoorden door een scholier 4e klas havo

1577 woorden 13 jaar geleden

7

50 keer beoordeeld

Vak Nederlands

Methode Laagland

Laagland Hoofdstuk 3 Opdracht 1:

1. Open plekken

2. Er komt een oude bekende naar Maxi’s moeder toe.

3. A: De reden B: Regel 47

4. Redelijk, want ze heeft vast niet letterlijk verteld wat er gebeurd is.

5. Jaren, maar wel terug in de tijd, want in het tweede deel is Wilhelmina nog een kind.

6. Door die van Trude.

7. – Trude, de nieuwsgierige vriendin van de moeder van Wilhelmina - Wilhelmina, de prostituee waar het verhaal om gaat.

- Meneer Nilis, die Wilhelmina iets heeft aangedaan.

- Mapauw, een oude vrouw die Wilhelmina steunt.

Opdracht 2, Zelftoets:

1. Sujet en fabel zijn hetzelfde als de schrijver geen kunstgrepen toepast. Het verhaal wordt chronologisch verteld. Fabel en sujet wijken af als hij een andere vertelvolgorde kiest.

2. Alle gebeurtenissen hangen samen met het bereiken van het doel van de hoofdpersoon. Als je die serie gebeurtenissen beschrijft en details weglaat, heb je de verhaallijn.

3. Het terugverwijzen verwijst naar een gebeurtenis in de tekst die al gebeurd is, terwijl een flashback laat zien wat er vroeger is gebeurt, en dat is dan nog niet in de tekst voorgekomen.

4. Als alles wat er gebeurt goed samenhangt.

5. Er wordt vooruitgewezen op iets dat in het verhaal nog gaat gebeuren.

6. A: juist

B: dat is een fabel C: juist

D; juist E: juist Opdracht 3

1. Nee, het gaat van tegenwoordige tijd naar verleden tijd en van de ene persoon naar de andere.

(2)

2. Ronald heeft een vriendin, Roza, maar zij is verliefder op hem dan hij op haar en dat weten ze. Fräser heeft veel vriendinnen gehad waar hij gek op was, maar zij niet op hem. Nu heeft hij zijn liefde gevonden, maar hij weet niet hoe hij zich aan haar moet binden.

3. Uit tegenwoordige en verleden tijd.

4. De verhalen worden verteld op de avond van het kamperen bij het kampvuur.

5. Door de ‘ik’ persoon, en dat is Ronald Giphart 6. A: 16 t/m 40

B: de vriend van Ronald: Edgar Fräser.

7. A: ja, een flashback over wat er vroeger gebeurd is tussen Ronald en Roza.

B: 56 – 64 Opdracht 4

1. Regel 1, uit het woord ‘zou’

2. Regel 23, de kast van de vader 3. C,B,A,D,E,F

4. Fabel, ik heb het in chronologische volgorde gezet.

5. A: - vader komt terug van zijn reis

- Hij komt erachter dat iemand in de kast geweest - Hij slaat moeder en broer en gaat naar boven.

- Moeder probeert orde te herstellen

- Vader deelt mede dat er geen feest meer wordt gevierd in huis B: nee

6. Hij is heel verdrietig omdat hij zijn familie heeft verloren door de oorlog.

7. Jonger dan 12, omdat hij zegt dat zijn broers aan tafel wel mogen zitten.

8. X

Opdracht 5, Zelftoets

1. Nee, de auteur is degene die de verteller verzint, dus hij is het zelf niet. Maar de verteller is een soort tussenpersoon.

2. – ik - vertelsituatie - Alwetende vertelsituatie - Personale vertelsituatie - Meervoudig perspectief

3. – je ziet bij allebei de gebeurtenissen door iemands ogen

- Bij de ik-persoon ben je volledig gebonden aan het perspectief van de ik-figuur.

4. De verteller is de persoon die alles weet van alle personen. De verteller geeft een nauwkeurig beeld van de waarheid.

5. Als de gebeurtenissen afwisselend door de ogen van verschillende personages worden gezien.

6. A: Nee, de alwetende verteller is de hoofdpersoon B: nee, het maakt niet zo’n subjectieve indruk C: ja, dat kan.

D: ja, want de hoofdpersoon kan net zo goed fouten maken.

Opdracht 6:

1. Door de ogen van Anne frank.

(3)

2. De ik - vertelsituatie

3. Subjectief, want Anne heeft wel een mening over ze, maar je weet nooit hoe ze echt zijn.

4. Moeder denkt dan Mevrouw van Daan jaloers is, moeder denkt dat peter jaloers op mij is.

5. A: Door de verteller’s ogen.

B: alwetende vertelsituatie

C: objectiever, want er worden voornamelijk feiten verteld.

6. Beroemde filmster Isabelle Amable is verdwenen. er komt een zoektocht naar haar. Ze wordt niet gevonden, en de genen die er zijn best had gedaan om haar te vinden, en voelt zich erg verslagen.

7. Jeanne Bitor, omdat ze zo onvriendelijk antwoordde en zich verdacht gedroeg.

8. Nee, het verhaal sprak me niet zo aan. Het leek alsof het over een verwende filmster ging.

9. Door die van Theo Altena.

10. Personale vertelsituatie

11. A: objectief, want Theo verteld wat feiten over andere mensen.

B: Een uur later… zou halen, regel 6-10, en toch had … van hem, regel 46-47

12. Subjectiever, want je ziet het verhaal wel door Theo’s ogen, en je kan niet met zekerheid zeggen of het ook waar is wat hij zegt.

13. Regel 6 t/m 10 14. A: vier

B: hij denkt aan iets wat al gebeurd is terug.

15. Theo is getrouwd met Sylvia, die van hem houdt, maar hij gaat vreemd en als hij dat doet, denkt hij ondertussen ook nog aan hoe hij Sylvia ontmoet heeft.

Opdracht 7:

Meervoudig perspectief, je ziet de gebeurtenissen afwisselend door iemand anders ogen.

Opdracht 8:

Herschrijf uit het fragment de buitenvrouw regel 12 tot en met 37 in de ik- vertelsituatie. De ik-persoon is Iris.

En, is er deze week weer over me gekletst? Vraagt Theo.

Sinds ik hem heb gezegd dat er wel eens over hem gekletst is, vraagt hij dat standaard elke week, maar ik wordt er gek van.

Ik draai me om en ik lacht kort en plichtmatig.

Ik zie aan hem dat hij merkt dat ik het geen leuke vraag vond.

Als ik geen antwoord geef, begint hij op een verontschuldigende manier over dat hij met de bovenbouw helemaal geen problemen heeft.

Ik loop naar hem toe en leg mij hand op zijn wang.

In zijn blik zie ik dat het hem ergert, maar daar trek ik me niks van aan.

Wie heeft er gezegd dat je problemen hebt? Vraag ik.

Jij! Zegt Theo. De onderbouw heeft een hekel aan me!

Ik zucht. Theo, een paar meiden hebben je een bijnaam gegeven en ze kletsen over je. Waar maak je je nou zo druk over?

Heb jij eigenlijk een bijnaam? Vraagt hij.

Ik kijk hem aan met een mengeling van gekwetstheid en een dat- weet- je- best gezicht.

Ik weet best dat ze me bijnamen geven, alleen om mijn donkere kleur. Maar ik hoef niet te weten wat die

(4)

bijnamen zijn.

Ik sta op en zeg: ik doe de pui even dicht, ik heb het koud.

Terwijl ik naar de pui loop, blijft Theo liggen waar hij ligt en wappert met zijn hand om frisse lucht te krijgen.

Hij sluit zijn ogen en glimlacht. hij lijkt ineens diep in gedachten.

Ik loop naar hem toe. Waar denk je aan? Vraag ik, maar hij geeft geen antwoord.

Opdracht 9:

1. Personale vertelsituatie.

2. Ja, want het verhaal word in chronologische volgorde verteld dus de gebeurtenissen die voorkomen zijn logisch achter elkaar gezet.

3. Dat het licht ineens weer aangaat als die man net weggaat. Dan was het dus de bedoeling dat zijn gezicht niet gezien werd, en dat lukt nog ook.

4. Je leest dat hij zijn gezicht niet kan zien en dat het licht toevallig pas aangaat als hij weg is, en zulk toeval bestaat niet.

5. Ja, want je weet niet zeker of de hoofdpersoon nou gewoon gek is, of het allemaal echt is gebeurd.

Opdracht 10:

1. Ik persoon

2. Ze worden in chronologische volgorde verteld.

3. Omdat ze ouder wordt.

4. Eens wat een man verliefd op een vrouw, maar nu is ze er vandoor gegaan en schrijft hij maar slechte dingen over haar.

5. Dit is de wraak van een jongen die in de steek is gelaten door een meisje.

6. Ik persoon

7. De jij in wetenschap en kunst- en vliegwerk, de ik in kranten en jonge klare.

8. Dat hij niet naar haar problemen heeft geluisterd toen ze nog leefde.

9. Ja, eerste leeft ze nog en dat schrijft hij dat ze dood is.

10. Een man, verliefd (?) op een vrouw, zag haar weinig, maar toen ze zelfmoord pleegde, besefte hij pas dat hij naar haar had moeten luisteren.

11. De schoonheid van de ceder.

12. Hij is er, en geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.

13. De muur op de binnen plaats wel en de boom in zijn tuin niet.

14. Een met schimmel bedekt plaatsje, een grauwe wand.

15. De voordelen van de boom beschrijven.

16. Betrouwbaar, maar het is wel een mening 17. Gij kunt het zien, gij schijnt het niet te willen.

18. Als je bijvoorbeeld een schilderij hebt gemaakt waar een ander niets in ziet.

19. Egidius, omdat er een bepaald gevoel heel mooi wordt beschreven (schuldgevoel) Opdracht 11:

1. A: Simone, Herman, Betty.

B: Personale vertelsituatie en de ik-vorm 2. A: Twee.

B: die van Herman niet, want die worden achterstevoren gelezen door Simone, Simone’s verhaal is wel

(5)

chronologisch, met een flashback naar hoe ze het gastenboek uit haar dochters handen redde.

C: Simone heeft genoeg van hij slecht gehumeurde man en wil naar huis, maar ze besluit nog iets in het gastenboek te zetten. Henk vindt het huisje helemaal geweldig en verteld over zijn en Betty’s tijd daar, maar Betty vind het iets minder en wil naar Australië.

D: ze hebben allemaal een tijd doorgebracht in het vakantie huisje op Ameland.

E: het gastenboek

3. A: ze hebben de buren ‘het’ over Evert verteld, maar ze zeggen niet wat.

B: ik denk dat hij hun overleden of vermiste zoon is, omdat Herman contact heeft met ouders die hetzelfde mee hebben gemaakt via internet. Regel 82-84.

4. Simone verteld over haar zoon, en dat er iets gebeurd is, maar ze verteld niet wat, alleen dat Herman contact heeft met ouders over de hele wereld die zoiets ook hebben meegemaakt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Paulus laat in deze brief zien Wie zijn Meester is en waarom, hij laat zien dat dit de perfecte Meester is, Die alles heeft en geeft dat we nodig hebben. - Paulus laat zien

Landdrost Marc(el) liet zijn tegenstander meer- malen vastzetten, maar hij durfde niet te kiezen voor de defi nitieve, laatste stap.. De beul hoefde noch een strop aan te leggen,

De in dit artikel aangeboden lijst (zie Aan- hangsel) bevat alle soorten waarvan waar- nemingen door de CDNA worden geregis- treerd en beoordeeld.. Hierin staan niet al-

beide delen zijn door henzelf ingevuld De begeleider heeft het wensenboek met de bewoner besprok.

Werkblad 2 De Samaritaanse vrouw is verbaasd dat Jezus in Samaria is, vanwege de vijandelijkheden tussen Joden en Samaritanen. Zij vraagt zich af: Wat doe

Is het juridisch mogelijk geen vergunningen meer te verlenen voor bedrijven met luchtwassers, totdat de problemen zijn opgelost.. Zo ja, bent u bereid dat

Misschien is het wel verstandig om voor toelating tot het register een ‘generaal pardon’ in te stellen voor iedereen die drie jaar werkervaring heeft als klantmanager.. De

Elke dag komen meer dan honderd kinderen naar de huiswerkklas van zuster Antoinette.