• No results found

.HUMOR HUMOR MARINESCHE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share ".HUMOR HUMOR MARINESCHE"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITL V, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced

without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge lor such reproduction. IJ the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be requiredfor such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUU

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA1141

(2)

~lllIllml~ 1~1]l1~~HI]~lII1Hnl llllll llllll

SCH ETSEN

EN

HUMOR

00392975

Albert Chambon

MARINESCHE SEN

EN .HUMOR

(3)

sc~

EN

H

Vandersteng-Serie

No. 3

(4)

Vendersteng-Serie No. 1

"Merinetermen"

Vendersteng-Serie No. 2

.. Merinegewoonten en .gebruiken"

Auteursrecht bij het Alg. Ned. Comité .. Onze Merin."

Alle rechten voorbehouden

cc -

V ANDER STENG-SERIE No, 3

MARINESCHETSEN EN HUMOR

DOOR

ALBERT CHAMBON

.. . . . 1,1 .It IJtl '

"

;:!

VOCiR 11.

? .-'

(

. t '

"v ,,:

, I:,'ID. tn VOl",\:' "

.- ...

Uitgave: N.V. Drukkerij en Uitgeverij v.h. C. de Boer Jr. • Den Helder

I

(5)

I1

I1

Van denzelfden schrijver:

"Alles wel. geen bijzonders" (uitverkocht).

"Alles wel •••. K XVIII"

"Kent U de Marine"?

"De Ruyter en onze weermacht ter zee" (uitverkocht).

"l romp" (2e druk).

" , 00.000 zeemijl per onderzeeboot met prof Vening Meinesz" 3e druk.

.. In Memoriam" Marinegraven Mei·oorlog 1940. (Niet in den handel).

.. Marinetermen".

"Marinegewoonten en gebruiken".

.. Onze Marine". losbladige verzameling van teekeningen. foto's en schetsen.

I.

Marineschetsen na den .fen Engelsehen oorlog en vóór den Fransehen tijd.

De matroos 1 e klas Vandersteng keek mij van uit de hoogte.

niet zonder wantrouwen. aan. Zijn groote. blauwe oogen werden overschaduwd door zijn hoog opgetrokken wenkbrauwen; zijn hoekige kin hield hij ietwat teruggetrokken naar zijn pezigen.

ruw-rood gekleurden hals. die omsloten werd door zijn wit-blauw gestreepte frokje en zijn braniekraag. die hij nog altijd zwierig droeg. Op z'n ros ige haren hield zijn matrozenpet met zestien letters. stand. ondanks alles.

Wel zag ik hem zelden den laatsten tijd. Vroeger .... in den normalen. doch staag voortschrijdenden tijd. waarin iedereen het druk had met zichzelf. en weinigen er aan dachten. dat Van- dersteng en zijn maats ooit nog eens actief zouden moeten op- treden. had ik meermalen de gelegenheid hem te ontmoeten. Dan kwam ik bij hem aan boord. vond hem aan dek. op den bak of

10 het logies. bleef er. onder het genot van een kouwe pijp uit de toko. gezellig zitten babbelen en leerde hem zelf en zijn maats en daardoor de marine kennen. Toch bleef Vandersteng voor mij altijd een wonderlijke kerel; een beetje eigengereid weliswaar.

zoodat buitenstaanders wel eens den indruk kregen. dat er iets bekrompen in zijn doen en laten lag. maar in wezen toch een ronde kerel. open en eerlijk. met een vlot. kameraadschappe- lijk karakter. Wonderlijk is ·t. dat hij vooruit en achteruit even goed bekend is als in den vetput. en dat hij van zijn maats.

van de stokers en van de mariniers met evenveel gemak en ken- nis van zaken vertelde als van den gouden bal en de longroom.

alsof hij jarenlang in vele en veelsoortige functies aan boord gediend had. Bekrompen scheen zijn eigengereidheid. omdat bij hem de marine vóór alles ging. de marine. die nooit voor eenifJ politiek stelsel. nooit voor eenige groep regeerders. doch altijd voor het Vaderland optrad en wil blijven optreden. Diezelfde eigengereidheid is oorzaak. dat onze marinemannen nog altijd de wereldzeeën bevaren en dat ze die - onder welke omstandig- heden dan ook - altijd zullen blijven bevaren! Vandersteng kan soms wel een tikje geleerd doen en schoolmeesteren. Maar dat is in feite onze schuld. Omdat we ten opzichte van de marine soms

5

I

(

;

(6)

zoo hardnekkig dom kunnen doen. Vandersteng vertelde mij, dat eind 1941 - "Iet U even op den datum", vroeg hij me nadrukke- lijk - "een groote landelijke vereeniging tot afschaffmg van alcoholhoudende dranken een "geschrift wilde uitgeven en daM- in gaarne een afbeelding opnemen betreffende den gebruikelijken oorlam op de vloot." Men wist niet eens - Vandersteng ge- bruikte een .. zout" woord, dat U gerust hooren mag - dat de verstrekking van den oorlam aan boord reeds in 1846, bijna 100 jaar geledenI, werd beperkt tot de meerderjarigen en dat deze geestrijke, echt Nederlandsche borrel. sedert 1895 niet meer aan de manschappen wordt verstrekt, noch aan boord door h.n mag worden bewaard, gekocht of gedronken. Waarmede ik maar zeg- gen wil," zoo ongeve-r zei Vandersteng mij, .. dat buitenstaanders zich van de marine nog altijd een voorstelling maken, die met de werkelijkheid niet meer overeenkomt."

Als je oppervlakkig met Vandersteng in aanraking komt, krijg je nog sterker den indruk van eigengereidheid. Zijn soms geleerde uiteenzettingen doen wel eens denken: .. Waar haal je dat nu weer vandaan, ouwe jongen?" Ik heb in December 1938 een collega- journalist uit de hoofdstad, hoofdschuddend over zooveel geleerd- heid van Vandersteng, hooren zeggen: "Een matroos, die ver- handelingen houdt over de cultureele taak van de marine in vredestijd, over kompas, sextant, logarithmentafel en zeekaart, die het heeft over de marine, welke het terrein van de exacte weten- schap betrad voor het oplossen van tal van vraagstukken in de zeediepte en van den zeebodem, spreekt niet pathetisch als een oude catechiseermee ter, maar behoort als leeraar aan de hoo!tere marInekrijgsschool." Deze colle!ta had in wezen dezelfde foutieve opvatting van den marineman als het kamerlid mr. Mendeis, die bij de behandeling van de marinebegrooting in 1913 de vraag stelde: "Wat zijn die menschen, die marinematrozen?" en deze vraag in de volksvertegenwoordiging aldus beantwoordde: "Het zijn de meest arme proletariërs. jongens die op hun 13e jaar in het dienstverband worden opgenomen, later, ik meen 6 maanden, proeftijd hebben en dan moeten teekenen voor den dienst. Het zijn jongens, - ik wil nu niet den leelijken term "heffe des volks"

gebruiken - die gerecruteerd worden uit de laagste klasse der samenleving." Nooit heb ik meer en edeler verontwaardiging gevonden tegen een dergelijke classificatie, dan in het goede 6

- - -

. -

~oord, dat de kapitein ter zee S. P. I'Honoré Naber, die eenige Jaren commandant was van de matrozenopleiding te Hellevoet- sluis aan boord van de "Van Galen" en .. Buffel", vastlegde in een vlammend en goed gedocumenteerd geschrift, waaruit bleek, dat de marineman geenszins gerecruteerd werd uit de laagste klasse der samenleving. Dat was in 1913! En in 1938, ja, ook nu nog, kan men waarnemen, dat er nog heel wat verouderde en onjuiste begrippen omtrent den marineman bestaan. In 1921 be- gon Vandersteng zijn strijd tegen de verouderde en onjuiste opvattingen betreffende den marineman, die hardnekkig blijven voortleven. "Ik geef toe," had hij me eens gezegd, .. dat we zelf niet geheel onschuldig zijn aan het voortbestaan van deze dwaas- heden. We hebben er ons te weinig tegen verzet. We hebben ze aan den wal maar laten kletsen en de een is den ander blijven napraten. Ik weet wel, dat het voor den actieven marineman bezwaarlijk is voor zichzelf "reclame" te maken, doch er zijn vol- doende instanties, die het contact tusschen burgerij en marine kunnen bevorderen. Maar doe 't in 's hemelsnaam niet kinder- achtig ouderwetsch!"

Gedurende een van de weinige oogenblikken, dat ik den matroos 1 e klas Vandersteng na den Mei-oorlog 1940 zag, sprak ik hem over marineschetsen en -humor, in aansluiting op marinetermen, marinegewoonten en -gebrUiken, die ik met zijn medewerking had kunnen verzamelen.

Vandersteng keek mij van uit de hoogte, niet zonder wan- trouwen, aan.

.. Marineschetsen en marinehumorT' vroeg hij, en zijn stem ver- tolkte nog meer dan zijn gezicht, dat hij mij maar half vertrouwde.

"Jawel." zei ik, herhalend: "Marineschetsen en marinehumor ...

Zonder iets te zeggen schoof hij me een krukje toe en ging zelf op 'n verlaten stoel zitten. De uitnoodiging was duidelijk genoeg. Het scheen mij toe, dat Vandersteng z'n geheugen af- zocht, doch daarvoor niet meer tijd noodig had, dan we ge- bruikten om te gaan zitten.

.. De luitenant ter zee 2e klasse Cornelius de Jong," aldus be- gon V,~ndersteng, .. diende in 1783 aan boord van 's Lands schip

,,~ars. onder bevel van den schout-bij-nacht Krul met den kapi- teln-IUltenant ter zee Van Halm als vlaggekapitein ... "

7

(7)

.. Zoo?" deed ik verwonderd. want ik begreep niet, wat dit te maken zou hebben met schetsen. die ik verwachtte.

,.Niet soms?". vroeg Vandersteng gebelgd.

. .Ik weet 't niet." haastte ik mij te zeggen.

.. Nu dan." vervolgde Vandersteng. alsof ik maar te zwijgen had ... schip n opvarenden waren door de Engelschen aan- gehouden en men had zich zonder veel tegenweer overgegeven.

Op 20 Mei 1784 werd de vrede tusschen de Vereenigde Repu- bliek en Engeland gesloten en de schepen, waaronder ook de

"Mars". met de bemanningen. uitgewisseld. De Engelsche com- missarissen gaven op 24 October 1784 een onderteekende ver- klaring af "dat alle Hollandsche officieren. welke door de wape- nen van Zijne Brittanische Majesteit zijn krijgsgevangen gemaakt en hun woord van eer hebben gegeven van niet weder voor een behoorlijke uitwi seling in dienst te zullen treden. van hetzelve woord te zijn ontheven en thans in vrijheid gesteld om opnieuw te kunnen dienen". Cornelius de Jong moest. met de overige opvarenden van de "Mars", voor den Hoogen Zeekrijgsraad onder vice-admiraal Van Reinst verschijnen en kreeg niet alleen een volkomen .. absolutie of vrijspraak", doch werd tevens - hij was toen 22 jaar - als eerste Luitenant ter zee aangesteld aan boord van 's Lands schip .. Prins Willem". De Jong heeft over zijn belevenissen aan boord in de periode 1784- 1785 een aan- tal brieven geschreven. die in 1807 - we zaten toen midden in den Franschen tijd - bij François Bohn te Haarlem in druk verschenen. Er was toen blijkbaar veel behoefte aan lectuur over de marine. zooals ook thans. nu Nederland bezet gebied is. het verlangen naar de oude getrouwe marine levendig is. Natuurlijk rept De Jong met geen enkel woord over den staatkundigen toe- stand. waarin Nederland zich in 1807 bevond. Want zijn brieven zijn van 1784- 1785 en bevatten dus bijzonderheden van reizen die vóór den Franschen tijd gemaakt werden. Ja. ik moet eerder zeggen. dat ze veel meer gericht waren op het scheppen van een zuiver Nederlandsch karakter van de marine. los van Engelsche.

doch ook los van Fransche invloeden. die zich bij de marine van dien tijd openbaarden. In de "Marinegewoonten en -gebruiken"

heb ik trouwens reeds opgemerkt. dat buitenlandsche invloeden al spoedig werden uitgesneden. als de marine haar taak voor de V rije Nederlanden hervatten kon.

8

Tijdens de Fransche overheersching bleef de Jong in dienst.

doch werd in 1799 met het te Den Helder liggende eskader door de Engelschen gesommeerd zich over te geven en als krijH '- gevangene weggevoerd. Ik heb niet kunnen achterhalen op welke wijze de Jong weer in Nederland gekomen is. doch wel vertelde hij in een van zijn latere schetsen. dat hij zich vrijwillig naar Nederland begeven had en toen teleurgesteld werd in zijn ver- wachting weer op vrije voeten te komen.

In een van zijn brieven. van November 1784. zegt hij: .. Sedert mijn laatsten viel er niets van aanbelang voor. Ik schreef U in denzelven mijne aan boord komst en hoe het volk dagelijks in Zee- en Krijgsdienst oefent. welk leeren. van A.B.C. af. bij den aanvang van iedere reize plaats heeft. Het onaangename intus- schen. dat het eentoonige van dit eeuwigdurend leeren veroor- zaakt. wordt te meer lastig en verdrietig. doordien er geen va te regelen in onzen zeedienst zijn en de eene Kapitein op deze. en gene zijn schip weder op eene andere wijze wil ingerigt hebben.

De bevelen door den Heer Bisdom aan mij tot de klaarmaking van de "Pollux" voorgeschreven. zijn zóó aanmerkelijk onder- scheiden met die. door den kapitein Van Gennep voor de .. Prins WilIem" bepaald. dat welligt een Engelsch met een Hollandsch schip. niet meer zal verschIllen als deze beide bodems. die even- wel niet alleen van eene en dezelfde natie zijn. maar daarenboven voor dezelfde Admiraliteit varen.Verdeeling van het volk. van de kooijen. den dienst. het geschut en voorts alle huishoudelijke schikkingen. alles is geheel en volkomen anders en dit maakt waarlijk een hoofd gebrek in den dienst van een volk uit. hetwelk zich onder de zeemogendheden telt~ Hartelijk dus is het te wen- schen dat een der officieren eerlang de taak op zich neme en alles zoodanig regele. dat alle bodems. voor of tot welke Admi- raliteit zij ook behooren. op dezelfde wijze ingerigt. verdeeld en bestuurd worden. waardoor de dienst. niet alleen ligter. gemakke- lijker en eenvoudiger worde. maar daarenboven tot een graad van eenheid en orde klimmen zal welke dezelve in het tegen- woordig geval niet kan bereiken".

In dit streven naar een betere marine heeft de Jong in zooverre zijn zin gekregen. dat in den tijd. aan d n Franschen Tijd voor- afgaande. ele verbeteringen werden aangebracht. te laat echter - en in dit opzicht herhaalde zich de geschiedenis in de jaren 9

. ' IJ _ .

(8)

I ~

1I

f

1939-1940 - om de Europeesche omwenteling van 1795 buiten onze landsgrenzen te houden.

Ik wil niet beweren, dat deze luitenant ter zee 1 e klasse Cornelius de Jong de eerste was. die marineschetsen schreef. Toen Jan Huigen van Linschoten zijn .. Itineraria" schreef. zijnde een beschrijving van de .. Voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugals Indië van 1579 tot 1592" had hij zeker niet de bedoeling marineschetsen te leveren.

Vooreerst maakte de marine geen reizen naar Oost-Indië. Dit gebeurde pas op 14 Maart 1783. toen een eskader van vier linie- schepen en twee fregatten, onder bevel van den kapitein-comman- deur Jacob Pieter van Braam, naar Indië ging om er het door de Oost-Indische compagnie verloren gezag te herstellen. Vervolgens was Jan Huigen van Linschoten niet in 's Lands zeedienst. Er zijn honderden "journaelen" geschreven van evenzoovele reizen; ver- halende beschrijvingen echter, die met de .. journalen" niets gemeen hebben en toch een aardigen kijk op de marine, het leven aan boord van de oorlogsschepen en de verhoudingen onderling geven, zijn er maar heel weinig. Je denkt misschien 't eerst aan Gerard Brandt;

maar ik zou dezen beschrijver van .. Het leven en bedrijf van den Heere Michiel de Ruijter," dat in 1686 - een jaar na zijn dood - verscheen, niet gaarne onder de schrijvers van marineschetsen rekenen. Er liggen tusschen Brandt van 1686 tot de Jong van 1784 bijna 100 jaar. In zoo'n langen tijd zullen er wel eens marineschetsen gemaakt zijn; hoewel Belinfante zich er in 1845 over beklaagde, dat sedert 1700 tot aan den slag bij Doggersbank in 1781 zoo weinig literaire belangstelling voor de zeemacht werd getoond. Trouwens, bij het eeuwfeest van de begrafenis van Michiel de Ruyter op 18 Maart 1777. had Bousquet in een lofrede op den zeeheld, in het Amsterdamsche genootschap .. Concordia" reeds opgemerkt: .. Zien wij ons niet in alle opzigten, alle betrekkingen der zeemacht dagelijks verslimmeren? En wat zal dus het verledene ons baten. indien wij ons daarop alleen kunnen beroepen? Waar zullen wij eindigen.

indien. nu berustende in voorheen verkregen eer en luister. wij over het tegenwoordig gemis daarvan. ons niet bekreunen?" Ik heb trouwens in de vele gedi hten. rijmkronieken en "volkspoëzy" weinig kunnen vinden. dat als schets over de marine van dien tijd - be- houdens natuurlijk de vele liederen over gevechten met zeeroovers, belangrijke reizen naar Oost-Indië en schipbreuken - van eenige beteekenis was. Nu moet ik eerlijk zijn. en zeggen. dat ik gezocht

heb naar speciale marineschetsen. Ik trachtte dus de koopvaart van de zeemacht te onderscheiden en dat is tot het herstel van Neder- lands onafhankelijkheid in 1813 niet zoo eenvoudig, omdat de scheidingslijn tusschen koopvaart en 's Landsdienst vóór dien niet zoo scherp getrokken werd als daarna. Overigens was er dit onder- scheid wel. De Jong vertelde ergens in een van zijn schetsen het volgende: "Wij zijn hier, evenals te Malaga. zonder konvooy binnen gekomen, daar de eenige koopvaarder. welke wij met veel moeite en oppassing. in het aanhoudend slecht weer nog behouden hadden, (voorzeker geenen zin hebbende om hier binnen te loopen) op een zeer onbeleefde wijze zonder ons vaarwel te zeggen. of te bedanken.

zijn reize heeft voortgezet en weg gezeild is. Men vindt toch w~?r1ijk

onder onze koopvaardijschippers, vrij ongeschikte menschen! Als Betje Wolff op 30 Mei 1766. in navolging van Constantijn Huygens' .. Scheepspr et, ten overlijden van Prins Maurits van Oranje." haar .. Nieuw scheepslied" maakt. ter eere van Willem den vijfden. bij gelegenheid van zijn installatie als heer van Vlissingen. dan heeft zij in dit lange gedicht ongetwijfeld meermalen ook haar gedachten op de zeemacht gericht.

Wakker, lustige Matrozen!

Daar wordt reeds 't Kanon gelost Hum ter eere die is verkoozen Over-a-l! elk an zen post.

Aan de valre-ep! vat die touwen Hou zee! - hou zee! zingt nu voort Wilhellemus al v-a-n Nassouwen;

Schipper W ullum is an Boord.

Deze schrijfster liet zich trouwens ook hooren, toen de vierde Engelsche oorlog in 1780 uitbrak; maar ik zal haar niet verder citeeren, omdat ik. nu we 't over marineschetsen hebben, geen strijdliederen of zeeslagen bespreken wil. Ik kom dus in 1784 weer bij den luitenant ter zee 1 e klas Cornelius de Jong aan boord. Aan boord van het linieschip .. Prins WiIlem" en ik zal enkele bijzonder- heden citeeren om een indruk te geven van dien tijd.

Vanuit Malaga schreef hij in Juli 1784:

.. Twee onzer matrozen. van die zonde beschuldigd welke in het Oosten zoo zeer in zwang gaat en waarmede meest alle de Turken besmet zijn. - ik veronderstel dat de Jong sodomie bedoelde -

11

(9)

I ~

tI

I ,

'I'

hebben wij in Toulon in krijgsraad moeten trekken. Ik was een der leden van dezelve, cn daar er niet meer dan eene verregaande ten- tame en dus niet de daadzaak zelve, bewezen is, zijn zij veroordeeld geworden, om met de strop om den hals, driemalen aan bakboords- zijde van de ra te vallen; den oudsten met 150 slagen, en den jong- sten met handdaggen, ter discretie van commissarissen. waartoe men den Kapitein Van Halm en mij verkozen heeft, te worden af- gestraft; en voorts op onderscheidene plaatsen, met de strop om den hals, aan den wal gezet te worden. Het van de ra vallen en het laarzen kent gij I) en geen verandering had daar omtrent plaats, behalve. dat er nu geen lood ter spoediger zinking aan de voeten was. Des avonds voor wij van Marseille vertrokken, heb ik den eenen. in mijn hoedanigheid als commissaris, aan den wal doen brengen, hetwelk op deze wijze plaats had: na dat aan hem aan boord de strop om den hals gedaan was, moest hij op de voorstevens van de sloep, die om hem in te nemen, aan bakboordszijde gelegd was, met de been en buiten gaan zitten, en toen wij den wal zoo digt genaderd waren, dat de riemen grond konden slaan, gaf ik het bevel.

waarop de voorste sloeproeijer hem van boven neder in het water schopte. Tot dusverre was alles wel gegaan, maar thans had ik moeite en al mijn gezag noodig om het volk te beletten, dat zij hem niet dood sloegen, zoo groot was de verbittering. Hij zwom naar land, en klom tegen de klippen op, zonder een woord gesproken te hebben. Op deze wijze ontdoen wij ons van uitvaagsels."

Overigens geeft De Jong in zijn schetsen eenige mededeelingen, die op het personeelsvraagstuk betrekking hebben. Te Toulon liggende stierven twee man. "Thans," zoo vertelde hij, "zijn wij gereed om naar zee te zeilen; de twee dooden die wij hier gehad hebben zijn door twee F ransche vervuld, dat hier gewoonlijk nog al gemakkelijk gaat." Maar dat het aan boord hebben van matrozen van vreemde nationaliteit ook wel dus tot moeilijkheden aanleiding gaf. bleek te Lissabon, waar het geheeJe schip aan den ketting ge- legd werd, omdat "een onzer matrozen Juan Martines, die een Portugees is, opgeëischt werd; maar daar wij hem van morgen al dadelijk en zelfs zeer tegen zijnen wil. aan den wal hebben gezet.

hadden wij ook gedacht. dat alles daar mede zoude zijn afgedaan geweest."

1) Vandersteng vertelde er ook van in het boek "Marinetermen". bladz. 77.

Zie Kattestaart, aldaar. A. C.

12

I

Er is veel in deze schetsen van De Jong. aan boord van de "Prins Willem" in 1874. dat we thans nog aan boord van on~e schepen terugvinden. Ik heb bij "Marinegewoonten en gebruiken trouwen~

reeds vergelijkingen tusschen vroeger en nu gemaakt. Ik vond bIJ De Jong zelfs een typisch gebruik ~ermeld. dat me aa~, onze chepetl van de visscheij-politie .. Nautilus' ... Jan van Brakel en van ouds de "Zeehond" of de .. Dolfijn" denken deed, n.l. dat de comman:, dant van de op de Noordzee visschende visscherlui een "braadje kreeg "zooveel. dat het redel~!k genoeg was. om zelfs de matrozen er zich op te doen vergasten.

In onzen tijd - ik kom daarop straks nog uitvoeriger terug - verlangt men meestal. dat marineschetsen door~pekt z.ijn met humor.

Marinehumor natuurlijk! Ook dit kan men vIDden ID de schetsen van De Jong. waar hij een beschrijving g~~ft van de spiegelgevech- ten. die in onzen tijd "marine-manoeuvres genoemd worden. "Van tijd tot tijd," zoo schrijft hij "hadden wij ook schip tegen schip.

spiegelgevechten. en deden elkanderen, even alsof men vijand was.

alle mogelijke afbreuk. trachtende door de kundigste m~noeuvres

de voordeeligste standplaatsen te verkrijgen; en daar nu ID het ge- vecht met ons schIp en met het fregat .. Medea". onder bevel van den kundigen Kapitein Vaillant. wel het meeste gemanoeuvreerd is.

zal ik U dit. liever dan van een der andere. verhalen. en zulks te meer. omdat het altoos aangenaam is. ook van zijn eigen bevel- hebber met lof te mogen spreken. . . '

V roeg in den morgenstond deed de schout bIJ nacht seID. voor ons en de "Medea". om het volk vroeger dan naar gewoonte te doen schaften en daarna om zich tot het gevecht gereed te maken.

Aan beide orders werd voldaan. Men verschanste zich, men sloeg alarm. men maakte alles gereed. en. slagvaardig zijnde, werd zulks door ons met het gewone sein van gereed te zijn. t~

kennen gegeven. hetwelk ook te gelijker tijd van de ".Medea geheschen werd. Hierop deed de schout bij na~~t het ~~ID enga- geren. en zoodra dit gezien werd. hielden WIJ da~eItJ~ na de

"Medea" toe. die voor uit zijnde. ons. met het krUIszeIl tegen-

gebrast liggende. afwachtte. .

Wij knepen den loef. dat is. wij wonnen den. wl~.d. en het {reg~~

braste vol. toen wij naderden. Onder het bereIk ZIJnde. gaven WIJ van wederzijden vuur, en losten twee lagen. dwars van elkan3e~:

waar na de "Medea", zich latende achter uit zakken. door bIJ 13

(10)

11 I"

,

den wind te wenden, ons achterschip trachtte bloot te krijgen, hetgeen wij, door een juist afgepaste afhouding beletteden. en daardoor gelegenheid bekwamen om aan haar de laag achter in te geven. Tot vier malen toe, wendde de "Medea", om aan haar

~tandplaats meer voordeel te geven, en telkens werd zulks, door langzame afhoudingen aan onze zijde, niet alleen belet, maar het deed haar zelfs verscheidene schoten achter in krijgen, welker kogels. ingevalIe van ernst, langs het geheeIe schip loopende.

altoos voor de gevaarlijkste worden gehouden en veelal een aan- tal m~nschen doen verliezen. Eens evenwel. toen ons schip niet spoedIg genoeg vallen wilde, kregen wij door een nadeelige stand, ook op onze beurt, tien of twaalf schoten achter in. Dus draalden en zeilden wij. al vechtende. rondom elkander. en waren dan over de eene, en dan over de andere zijde geëngageerd. terwijl de m~sketterij en granaten. door den korten afstand gestadig in werkmg waren, voornamelijk, wanneer wij in de laatste wen- ding elkander zeer nabij waren gekomen. De exercitie duurde vijf en veertig minuten en in dien korten tusschentijd hadden wij 414 kanonschoten gedaan, doch tevens waren wij den wind of de loef door de gedurige afhoudingen kwijt geraakt. De beide Kapi- teinen Van Gennep en Vaillant, lagen in dit spiegelgevecht veel eer in. en de schout bij nacht toonde aan beiden zijn genoegen.

Dan al wederom was het zelve niet zonder ongelukken afgeloo- pen; de bootsman raakte door het springen van eene kruithoorn zwaar gekwetst aan het aangezigt en hals. en de matrozen Frans Gins en Doris Storm. raakten door het ontijdig afgaan der stuk- ken. de eene over boord. en de andere den regterarm kwijt, waar aan hij korte dagen daar na overleed.

Weinige dagen later zagen wij een spiegelgevecht van eenen anderen aard. Het was de beurt van het schip "Alkmaar", met het fregat de .. Pallas", en na dat wederom het volk vroeg ge- schaft had en het sein tot engageren gedaan was. zag men de

"Pallas", zoodra "Alkmaar" naar haar toehield, eensklaps alle zeilen bij halen en met den meest mogelijken spoed. in de koers- streek der vloot. de vlugt nemen. "Alkmaar", ofschoon door deze wonderlijke handelwijze bevreemd. was evenwel verpligt haar na te volgen, ook insgelijks alles bij te zetten en jagt te maken. en daar wij met de andere schepen bijgedraaid lagen, om hare ma- noeuvres te zien, waren zij ons al spoedig buiten het gezigt ge-

loopen. Na eenige uren zeilens voeren de beide Kapiteinen bij elkander aan boord. bleven te zamen eten. wachtten bedaard het eskader in. en daarmede was alles afgeloopen. Het wierd avond voor wij weder bij de beide schepen kwamen en hunne verant- woording hoorden. die zoo men wil hierin bestond: dat. daar de spiegelgevechten alleen zijn ingerigt. om op de best mogelijke wijze na te bootsen, alles wat men zou moeten doen. wanneer men zich door eenen vijand in dezelfde omstandigheden gebragt zag. het aan den Kapitein van de "Pallas" het natuurlijkst was voorgekomen. voor een veel sterker partij. gelijk een schip van linie ten opzigte van een fregat is. te moeten wijken en de vlugt te nemen. en dat hij zulks gedaan had. Op deze wijze zijn de beide Heeren zeer gemakkelijk van hunnen dag afgekomen'"

Laat ik nu. tot slot van deze serie marineschetsen nog een echt stormverhaal van den luit. ter zee De Jong navertellen:

"Na het afgaan van mijnen laatsten (brief) verlieten wij met het gansche Eskader Malaga en stelden den koers naar her- waarts - Toulon.

Het eskader. of eigenlijk. om goed Hollandsch te spreken. het smaldeel. bestond uit de "VrijheId" van 74 stukken met vice- admiraal Reinst; "Admiraal de Ruiter". van 64 stukken met schout bij nacht van Braam. "Drenthe" van 64 stukken. kapitein Smi - saard; .. Prins WiJlem" van 64 stukken. kapitein van Gennep';

.. Hercules", van 64 stukken. kapitein MelviII. .. Noord-Holland.

64 stukken. kapitein Rijneveld. de fregatten "Medea" van 40 stukken. kapitein Vaillant. en de .. Harlingen" van 40 stukken.

kapitein Grave van Rechteren. Nog in het gezigt van den vader- landschen wal en voor dat de koersstelling plaats had. schaarden de schepen zich in de volgende marschorde:

.. Prins WiIlem"

"Medea"

"Noordholland"

"Vrijheid"

"Admiraal de Ruiter"

"Hercules"

"Harlingen"

"Drenthe"

Ook hier dus de schout bij nacht de achterste of de heksluiter.

Den volgenden dag zagen wij de Kaap "de Gato" en den in- ham van Carthagena. een voorname zeehaven van Spanje. waar des zelfs meeste oorlogsschepen gebouwd worden. Welhaast ook 15

I

(11)

hadden wij de Kaap Palos en het eiland Formiques op de zijde en kwamen toen in het gezigt van de kaap de Palle en vervolgens van de Kaap St. Antonio. Dus met goed weer en somtijds stilte langs de kust oort. tevenend zeilden wij voorbij het eiland Dra- gonera. Pointe de Salo. dat een verbazend hooge berg is. Mount Jovij en de Kaap St. Sebastiaan en kwamen vervolgens in de Golf van Narbonne. ook wel de Golf van Lions genoemd. een gedeelte der zee. hetwelk door alle zeelieden gevreesd wordt.

doordien men er meest altoos hevige winden uit het Noordwesten ontmoet. die de zee geweldig verheffen. en eene korte beweging doen aannemen. Weinigen zijn ooit door deze golf heen gezeild.

zonder er geheugenis van te dragen. gelijk ook wij zulks onder- vonden. wanneer wij met het fregat "Thetes" voor drie jaren op deze hoogte kwamen. Die storm evenwel. kwam in geenen deele bij die. welke ik U thans beschrijven moet; de herinnering doet mij nog sidderen: wij zijn allen op den rand van het graf geweest en ik mag het. zonder de minste vergrooting. als een wonderwerk van den Hemel beschouwen. dat ik met U nog op dezelfde planeet ademen kan.

In den nacht tussc.hen den 3den en 4den (Januari). terwijl wij met stilte en goed weer zeilden. liep de wind naar het gevreesde Noordwest. Ik was juist op het dek en zag met verwondering het zwerk met een groote en ongewone snelheid door de lucht vliegen. die te gelijker tijd langzamerhand donker en alom be- trokken werd. Dadelijk deed ik de bramzeilen innemen en de marszeilen strijken; doch toen reeds. in dat korte tijdsbestek. was de wind in een zoodanigen storm uitgebroken. dat het reven niet alleen niet meer doenlijk. maar zelfs bet vastmóken der zeilen onmogelijk werd bevonden. Nooit heeft men iets dergelijks gezien;

het was van stilte een eensklapsche storm geworden en wel een storm. die van oogenblik tot oogenblik met een vliegend geweld aangroeijende. de zeilen scheurde. terwijl de manschappen op de raas lagen. Allen raakten hierdoor in gevaar en vooral zij die op de nokken of uiteinden derzelve waren uitgeënterd. daar zij niet dan zeer moeijclijk weder naar binnen en af konden klimmen cn in weerwil an hun geroep was er van onze zijde geene de minste hulp toe te brengen. Verscheidenen raakten er gekwetst en wel bijzonder toen er bevel tot het afnemen der bramraas gege- ven werd. iets. hetwelk men. hoe noodzakelijk ook, echter al 16

mede. na alle moeite en pogingen te vergeefs beproefd te hebben, moest laten blijven. Een van het volk brak bij deze gelegenheid, door het vallen van de bramzaling in de mars. een arm, en werd kort daar op even als een razende, bijtende in het touwwerk. in bet hout en zelfs op de genen die hem hulp wilden toebrengen;

eindelijk willende afklimmen. begélven hem onder 's weegs de krachten, zoo dat hij over boord viel en verdronk. Intusschen be- gon het al vreeselijk te wélaijen; de bramstengen en voorsteng braken, zonder zeilen te dragen, door den enkelen wind en vielen van boven neder tot dat zij in het tuig bleven hangen; de laatste viel door de fok, scheurde dezelve en deed dit zeil aanstonds in flarden vliegen. Het halve scheepsvolk was aan de geitouwen, maar alle hunne vereenigde krachten waren te vergeefseh. wij verloren het geheel en al en de reeds gescheurde marszeilen, die daarenboven maar half en slecht vastgemaakt waren, volgden schielijk. Eindelijk brak de dag aan en toen zagen wij van ons verstrooid en geheel uit een geraakt Eskader alleen het schip .. Noordholland" , onder bevel van den kapitein Rijneveld, te loef of windwaarts van ons, sterk naderende; men heesch dus het grootstengestagzeil en ofschoon zulks aanstonds aan flarden vloog gaf het evenwel eenige vaart; men draaide ook het roer te loef- waard op, maar juist breekt toen de pen en wel in het zelve hache- lijk tijdstip, dat wij elkander aan boord zouden hebben kunnen raken, in welk geval. er voor beide niets anders dan een oogen- blikkelijk nederzinken te wachten was geweest. Gelukkig raakte dit schip kort daar op achter uit, wij zagen het de groote en be- zaansmasten verliezen, geweldige slingers met maar weinig rijzing doen en schier gansch voor den wind vallen, geen stuur meer hebbende. Dit gezigt was allerakeligst en zulks te meer daar wij in hetzelfde gevaar waren; nooit had iemand onzer een schip zoo zien hellen en daar het dus liggen bleef, kon men met grond op- maken, dat het ruim reeds vol water moest zijn. Een ieder dacht aan zijne vrienden, die op dien bodem waren en niemand kon iets anders dan een schielijk omslaan of zinken verwachten. Hij geraakte aan lij of beneden winds uit ons gezigt. - Intusschen sloeg de kop van ons roer door het breken der pen allervreese- lijkst. het geen door het met hangmatten. bultzakken. dekens, randseIs en plunjes op te stoppen en er alles wat maar voor de hand kwam, in te werpen, eindelijk met veel moeite gelukkig belet 17

(12)

Î

IJ

I , i

werd. Het slaan van het roer in eene zoo woedende zee kan al spoedig de stevens ontzetten en het schip doen lek worden. Dien ganschen dag hadden wij noodweer. het woei meer dan storm.

In de open lucht konden wij, hoe luid ook sprekende, elkander niet verstaan; de bevelen moesten gebukt onder het loefboord gegeven worden. Het vreeselijke slaan der aan stukken gewaaide zeilen. het slingeren der gebrokene nog in het tuig hangende rond- houten, het trillen der masten, het kraken der boorden en het heesch geschreeuw der zich toeroepende zeelieden, maakten met elkander een geheel. waarvan men zich de akeligheid niet ver- beelden kan en de slingeringen van het anders hooge schip, was zoo geweldig, dat wij dikwijls met het lijboord water schepten en zelfs deze zijde van het halfdek nu en dan onder hing; alle zeeën kwamen over en geen oogenblik konden de pompen stil- staan. Midderwijl boden wij alle mogelijke weerstand, het geschut werd vaster gezet n ieder stuk met brandhouten onder de achter- ste wielen voorzien; raakt er een hier van los, zoo is men gewis verloren. De presenningen werden over de roosters in de kuil ge- spijkerd, op dat het overgevlogene en geschepte water niet n<lar om laag zoude loopen. De ijzeren roerpen en daar na de waar·

looze houten werden ingestoken, de barring vaster gesjord, plegt en boeganker verzekerd en eindelijk ook de voorbrammen binnen boord gehaald: het andere gebroken en hangend tuig moest dus blijven hangen, daar de Kapitein tegen het aan stukken kappen van touwwerk was en de storm niet toeliet. buiten dit te doen de boel te kunnen redd n. Het grootzeil, het kruiszeil en de bezaan woeijen los. velen deden hun uiterste best om ze weder vast te krijgen, doch te vergeefs en een der bootsmansmaats, het onmo- gelijke pogende uit te voeren, viel van de groote ra op de ijzere septers der vinkenetten van het halfdek en bezeerde zich derelijk:

gelukkig werd hij in het oogenblik, dat hij over boord zou ge- vallen zijn, gegrepen. Aan dezen man evenwel zijn wij het be- houd van het grootzeil verschuldigd geweest, alle de anderen die los geraakt waren vlogen in flarden.

Met den avond waren wij volgens ons bestek nog maar 1 O~ mijlen van het eiland Minorka en hadden den Oostelijken hoek van het- zelve Z.Z.O. van ons. Thans werd in overweging genomen wat het beste was, over dezen boeg te blijven liggen of te wenden over den anderen? Beide was gevaarlijk en na dikwijls passen en meten, 18

besloot men vrij algemeen tot het eerste, alzoo er onzes inziens alsdan meer hoop was om Minorka mis te drijven en te boven te komen, hetv.:elk. met minder gevaar verzeld zou gaan, dan te wen- den en met dit dik weer, hetwelk het uitzigt tot op een en zeer korten afstand bepaalde, tusschen de eilanden Minorka en Majorka te willen doorzeilen. Zij lagen thans O.N.O. aan en rekenden zes streken wraak of afdrijving te hebben, waardoor zij alsdan Z.O.

behielden. Dus over dien boeg, welken de zeemanschap aan ons als den besten voorschreef. liggende blijvende, bragten zij den nacht evenwel niet zonder vrees door. Omtrent ten elf uren des avonds zagen wij het Fregat .. Medea" over den anderen boeg

le~~en en een schot doen, terwijl het ons voorbij dreef; dit gaf aan- leidIDg dat de kapitein ons nogmaals bij zich ontbood om op nieuw te beraadslagen wat het beste was, daar hij niet volkomen met ons gevoelen instemde; doch een elk bij zijn meening blijvende en zulks, al mede op hoop dat de wind met middernacht bedaren zoude;

voegde hij zich ook weder bij de meerderheid. Met den midder- nacht evenwel zagen wij onzen wensch erijdeld, de storm groeide aan en het groot stagzeil, dat men nu wilde bijzetten, was nauwe- lijks geheschen of het vloog uit de lijken en aan flarden. Het aan- breken van den dag gaf even zoo min voet:isel aan de hoop van beterschap, de storm woei nog even sterk eu sterker kon hij niet;

de lucht stond vreeselijk en was zoo dik en dampig, dat wij het verste water naauwelijks een half mijl van ons zagen; de zee werd van tijd tot tijd woedender en kookte aan alle kanten; de gansche oppervlakte was met schuim bedekt en het anders blaauwgroene water was nu wit als melk. D~ spatten der golven vlogen over de toppen der groote en kruisstengen; de slingers waren zoo geweldig dat het bovenste van het potdeksel der verschansing op het halve

d~k, vijftien voeten boven water staande, onderslingerde en memand dan langs opzettelijk daar toe gespannene touwen een voet verzetten konde: sommige golven kwamen te loefwaard.

anderen aan lij binnen; geen oogenblik was de kuil zonder water en a)]es spoelde weg; omlaag dreven de kisten, het water stond drie en vier voeten tusschendeks en niet dan door gestadig en onafge- broken pompen werd het met vier pompen gaande gehouden. -

Des morgens omtrent de acht uren sloeg een zware, een vreeselijke goH, die wij van verre zagen aanrollen en tegen welker hoogte men moest opzien achter tegen de bil van het schip aan, liep over 19

I

I

~

i

(13)

I )

11

de kampanje henen en sloeg de ijzeren en houten roerpen. een nooit gehoord geval. tegelijk aan stukken. Daar lag onze hoopl In een vreeselijken storm. in het midden van schepen en digt bij een lager wal. zonder roer te zijn. is een ijselijke omstandigheid.

Wij stopten de kop wederom met kooyen. bultzakken. randseIs en al wat er maar te vinden was en maakten zoo goed en spoedig mogelijk van de gebrokene stukken een andere roerpen. doch naauwelijks was ook deze uitgestoken of de zee sloeg ze weder in stukken met het gedeelte van de ijzeren hetwelk tot behulp gebruikt werd. Alles liep ons tegen. de sjorringen van het daags anker braken. waardoor het gaande raakte en reeds een kuil van anderhalven duim diepte in het boord had gewerkt voor wij het weder meester worden en vast maken konden; op een oogenblik dat het water binnen boord sterk was.

brak een onzer beste pompen; wij herstelden haar zoo spoedig mogelijk en kregen. doch niet zonder moeite. het schip eindelijk weder lens. In zulke tijden werkt officier en gemeene schier ieder om het sterkst. een elk doet al het mogelijke en ofschoon de orde blijft stand houden de afstanden schijnen verminderd. De bedroefde schepelingen die als dan hun eenig vertrouwen op den Kapitein en Officieren stellen. vroegen mij dikwijls wat ik dacht? en of er wel iets anders dan vergaan te wachten was? Ik moest. ofschoon ik het gevaar allerduidelijkst zag. hen aanmoedigen en hoop geven.

Maar even na de middag. hoe schetse ik U het akelige van deze oogenblikken! ziet de Opperstuurman, die eenige trappen van het kampanje was opgeklommen, na dat wij kort te vooren eenige ver··

andering in de kleur van het water meenden bespeurd te hebben, op nog geen half mijl afstand van ons, het land en de witte bran- ding 'hemelhoog tegen de klippen aanslaan. Almagtige God! was alles wat hij met een verschrikkelijke stem, bevend uitriep en daar hij te gelijk de handen eerst ten hemel en daar na naar de branding uitstak, werd ons gezigt werktuigelijk daar heen bepaald en wij zagen met hem het aangrijnzen van den verschrikkelijksten dood in alle zijne ijselijkheid. Weg was alle hoop; afhouden was niet meer mogelijk, alle man werd opgeroepen, het bezaanstagzeil. de stormfok en het Qrootzeil werden dadelijk bijgezet, doch het laat te sloeg aanstonds aan flarden en het schip dreef onder het vreeselijk geweld der grondzeeën vliegend naar den wal. die met klippen omzoomd was. Het sterven was op ieders aangezigt geschilderd en 20

vertoonde zich van oogenblik tot oogenblik onder het naderen dier klippen akelig en nader. De een sloeg de handen hemelwaarts.

terwijl de and(>re zijnen God om genade smeekte; hier riep men schreijende om vrouwen en kinderen en ginds zag men de men- schen, als door schrik verstijfd, ons lot en einde bevende ver- wachten. Geen oogenblik waren de bedrukte oogen van de ijselijke rotsen. reeds gereed om ons te verbrijzelen. af te houden. De bran.

ding was allervreeselijkst en sloeg over den hoogen steilen berg.

die den Oosthoek van het eiland uitmaakt. De Luitenant van Borcharen en ik, nam n op de bak. toen er niets dan vergaan voor oogen was, 'n eeuwig afscheid van elkander en verwachtten.

God sterkte ons, ik schrijf het niet aan kracht van denken toe, vrij bedaard den dood. De Kapitein omringt van hoopelooze schepe- lingen. sloeg. toen hij ons einde zag naderen. mede de handen in elkander en hemelwaarts. roepende: Wij zijn verloorenl De Kadet Brouwer naauwelijks elf jaren oud en aan zijne bijzondere zorge aanbevolen. verzocht en verkreeg om aan hem het laatst vaarwel te mogen zeggen; dit afscheid was zeer aandoenlijk en kostte aan wederzijden tranen.

Er ligt een eilandje of groote klip even binnen den Oosthoek van Minorka. met blinde rotsen omzoomd, waarop de zee allergruwe.- lijkst kookte en brandde; hier dachten wij allen het leven te laten en schreven elkander geen drie minuten meer toe; een ieder bereidde zich: de eene voet stond in het graf. terwijl de andere reeds geljgt.

nog even op den rand rustte. In deze oogenblikken valt het tuianker hetwelk de Kapitein Van Halm. ik en nog een matroos van den boeg kapten; het schip tornde of draaide er even voor op. maar toen ook brak het touw. evenwel. door deze optorning waren wij min of meer op de zee gedraait, dat is: wij hadden daar door de golven meer van voren gekregen en raakten aan het deinsen. welke geluk.

kige werking door het brassen der groote ra vermeerderd werd en wij dreven deze vreeselijke klip, op een zeer korten afstand, mis en voorbij.

Toen begon er zjch een fIaauwe schemering van hoop op te doen:

men kapte het daagsanker, doch dit in de vleet van het voorstengen wand en zeilen, door het breken der voorsteng op hetzelve neder- gevallen, en hetwelk wij nog niet hadden kunnen redden, verward zittende. hield lang op voor het viel en wij dreven intusschen al nader en nader naar de kust; eindelijk vat het grond en het houdt, nadat 21

I

I

I

:

I

,

j

i

1

(14)

11

I: I f

1:1

I l

I~

I

;. de gantsche beug was uitgeloopen. Te vergeefs waren alle onze pogingen geweest om het te stoppen. kooigoed. plunjes van het volk, alles werd er op het uitvliegend touw geworpen. doch ook alles was ijdel. alles vloog de kluis uit en ik kree~ door een ~wakke. hals. een soort van stopper. die ik om het touw wIlde slaan. n slag 1D de len- denen. daar ik nog gevoel van heb. terwijl intusschen 't uitvliegend touw de slip van mijn rok. welke tusschen hetzelve en de zwakke hals was ingeraakt. met geweld afscheurde en mede de kluis ~it­

voerde. Alle kracht. alle pogingen schoten hier te kort. de geweldIge drift was niet te stuiten en veroorzaakte door deszelfs wrijving op kluis en beting een rook en damp. die alle oog en blikken voor het uitbersten der vlam deden vreezen; eindelijk de beug uitgeloopen en de zware stopper onder in het kabelgat. onder den naam van duiveljager bekend. gebroken zijnde. rukt het touw eenige bogten onder de plegtbeug uit; deze bogten maken kringen; en het geen door geen menschelijk vermogen te stoppen was geweest. stop~ nu zich zelve. Intusschen hadden wij het plegt en laatste anker wIllen kappen en daar zulks onzes inziens niet spoedig genoeg kon ge- schieden. was zelfs reeds het boord aan stukken gekapt om het plaats te maken; maar tot ons geluk kon het niet vallen voor dat h~t

was afgezet en toen hield het daags reeds. Bij het houden van dIt anker en toen het schip er voor optornde en liggen bleef. was de snelle de eensklapsche overgang van angst tot blijd5chap boven alle beschrijving: verheugd. verblijd van ons voor anker te zi~n. ver- lichtte thans een nieuwe straal van hoop de benaauwde zielen en ofschoon de vreeselijke hooge zee het schip aIIergeweldigst deed werken en stampen. waardoor de bak of het voorschip somwijlen geheel onder water was. wpnschten wij echter elkander ~eluk en dachten nu gered te zijn. Maar ook deze vreugde duurde Dlet lang:

bet touw op eene vuile rotsige grond leggende. was welhaast aan stukken gevijld: het breekt en het nu weder.op nieuw dr.ij~end sc~ip

ijlt met de vorige snelheid na de klipp~n. dIe onz~ ver01e~lOg d.relg- den. Te rug gestort in de somberste. In de treuC1gste d~lsterOls. te rug in onzen vorigen doodsangst. zweefden thans sC~.lpbreu~ en ineuvelen. dood en graf op nieuw rondom ons en terwIjl een leder hunner. zich weder in al zijne vernielende akeligheid vertoonde.

hoorde men op onderscheidene plaatsen de vreeselijke woorden: Het is gedaan! Wij zijn weg! Wij zijn verloren! met vreeselijke, met bevende en vee ge stemmen uitroepen.

22

I

Het was evenwel de tijd niet om het hoofd te verliezen; daar moest gewerkt en niet gezucht worden en daar dit denkbeeld zich in al zijne kracht vertoonde. zag men ook welhaast de angstig bid- dende en bevend schreyenden met harde woorden en zelfs met eindjes touw tot werken dwingen. Ieder oogenblik was kostelijk.

geen seconde kon men verliezen. en er bleef ons ook nog eene ho~p.

nog een middel. zoo al niet ter redding. ten minste tot verleng1Dg van het leven overig; dadelijk werd hetzelve in het werk gesteld.

men kapte het plegtanker en na dat er twee touwen uitgeloopen waren. hield dit tegen verwachting.

Thans wond men het tuitouw in en staken het in het boeganker hetwelk men mede tot ondersteuning van het reeds in de grond leggende liet vallen. Intusschen ook werd de vlag geheschen en verscheidene schoten gedaan om onzen nood te kennen te geven, dan. ofschoon men daarop wel de Spaansche vlaggen van de kasteelen liet waaijen, kon echter niemand door het vliegend weer ons te hulp komen. Het werken en het stampen van het schip was vreeselijk en ongeloofelijk de menigte water. die wij door de kluis- gaten als anderzins. binnen boord kregen. hetwelk er met veel moeite en onafgebroken pompen weder uit moest. Het daags touw dat men thans inwond. was zoodanig door de afgewaaide zeilen en touwwerk omsponnen. dat wij het niet dan na veel arbeid en de zeilen aan stukken gekapt en gesneden te hebben. in en binnen boord kregen. Het roer sloeg vreeselijk: men stak een nog overg.e- houden stuk van de ijzeren en een stomp van de houten werper 10.

doch de hooge zee sloeg ze beide van een: zij braken als stroo- halmen en wij moesten onze hulp weder in kooijen en randzeIs zoeken. waardoor de helfte van het volk hunne plunjes en kooi goed kwijt raakte.

Thans evenwel begon wind en weer iets af te nemen. naar mate de aanschietende zee bedaarder en minder werd. vermeerderde onze hoop. In den nacht maakte men twee werpankers klaar. die men op den afstand van tien vademen van elkander. vast maakte of katte. om ingevallen de zware ankers ons mochten begeven dezen te kunnen laten vallen. Doch gelukkig hier kwam het niet toe en met den morgen van den 5den was het weer veel bedaarder.

Zoo dra rees de zon in dien morgen niet uit de kimmen of men hees van onze zijde opnieuw de vlag en men deed verscheidene schoten. om ware het mogelijk lieden van het land te troonen of er 23

I

I

I

I

(15)

11

I ; I !

I'

'11

blinde klippen. banken of andere onbekende gevaren rondom of dlgt bij ons waren. De kasteelen heschen ook wederom de vlaggen en eindelijk zag men een bark van den wal steken. doch naauwelijks was hij ter halver weg gekomen of de hooge zee deed hem wederom te rug keeren. Intusschen lagen tuig over de gebrokene voorsteng.

sloegen eenige zeilen aan en deden al het mogelijke om de ellendige verwarring. door den storm en de geweldige bewegingen van den bodem veroorzaakt. wederom te redden en het schip in orde te brengen. Niets was op zijne plaats gebleven. alles was dooreen geslingerd en veel was er of gebroken of door het zoute water bedorven.

Tegen den middag kwamen er twee vaartuigen bij ons aan boord.

De eilanders kruisten en zegenden zich en zeiden dat wij in het grootst gevaar waren en op een zeer slechte plaats en rotsige vuile grond lagen. zoo dat wanneer de wind weder doorkwam het touw aan stukken zou moeten vijlen en als dan 't schip tegen de klippen drijvende geen schepsel te redden zoude zijn. Dit alles onder een gestadig kruisen en zegenen uitgesproken was waarlijk een slechte troost. Lieden. die in driemaal vierentwintig uren niet gerust. noch gekookte spijs gegeten hadden. door ongemakken afgemat en nog nauwelijks het doodsgevaar ontkomen waren. verdienden blijder tijding. Wij vroegen hun of er dan niets op was om ons te verzekeren en geruster te doen zijn? Maar zij antwoordden: neen. doordien wij geen zeilen hadd n. Wij beloofden. dezelve dadelijk aan te zullen slaan en verzochten hen om over te komen? Doch zij zeiden zich niet aan een gevaar te willen blootstellen. hetwelk. ingevalIe de wind niet veranderde. zeker was en vertrokken daarop. zich opnieuw kruisende en zegenende. Uit de tweede bark sprak men even als uit de eerste en deze menschen zeiden volmondig dat wij weg waren. terwijl zij op eenen nog grooteren afstand van ons boord bleven liggen. Vele van ons volk. die deze samenspraken verstaan hadden. waren gansch ter neder geslagen en verhaalden het weder aan anderen. hetwelk eene nieuwe en algemeene verslagenheid veroorzaakte.

Intusschen was onze eenigste hoop en verlangen naar een land- wind om van deze gevaarlijke kust af en in zee te kunnen komen en in dit vertrouwen werd het werk binnen boord zooveel mogelijk verhaast: het aanzetten van het wand. het redderen van het tuig.

het aanslaan der zeilen. alles werd met spoed voortgezet. en twee van de eerste onderofficieren. den tweeden schipper en den schieman.

welke hierin hunne pligt niet deden en de strenge tucht. nu meer 24

dan ooit nood::akelijk. wilden verbreken. sloot men in boeijen. Daar er nu geen roerpennen meer waren. moest er iets anders worden uitgevonden en dit gelukte door de schranderheid van cl n opper- stuurman Hendrik W. Ket jen. die tevens den rang van luitenant heeft. volkomen door een waarlooze ankerstok met sterke knijpers om den kop van het roer te leggen. het welk in alle opzigten voldeed.

Tegen den avond kwam er een labberzuchtje of een flauw windje uit het Zuidwesten; toen wonden wij dadelijk op ons daagsch anker en na er twee touwen van in gewonden te hebben. besloot men een- parig om het te kappen en daarop met spoed het plegtanker geligt hebbende. raakten we onder zeil. De voortgang was door de weinige wind zeer traag; digt achter ons was een breed rif en ter zijde de klippen van het eilandje. welke wij schier voorbij kropen. Ons volk was op dit oogenblik zoodanig door gestadig werken, ongemakken en niet ru ten. afgemat. dat wij ter naauwernood met het halve scheepsvolk een marszeil konden hijschen. Wij officieren sliepen bijna daar wij stonden en de vreugde van behouden te zijn was niet in staat onze verdoofde en afgetobde levensgeesten op te wekken; alom heerschte een stilte en doodsheid die duidelijk blijken gaven van hetgeen wij geleden hadden. De blijdschap was even- wel niet ongegrond. niemand had anders gedacht dan ~chip cn leven te verliezen en geen mensch heeft ooit den dood nader dan wij gezien. De Kapitein had reeds geheime papieren over boord geworpen en zijn pistolen geladen. om bij eene ontscheping. die somtijds vrij onbedaard gaat. tot het houden van orde te kunnen dienen en had even zoo wel als WIJ en vele anderen, ;jeJd. goud en dingen van waarde bij zich gestoken om bij ecn onverwacht aan wal komen. niet geheel ontbloot te zijn. Eindelijk raakten wij den hoek voorbij en kwamen behouden in zee. Na een paar dagen zei/ens zagen wij land en onderscheidden kort daarop de kapen Licije en Lepet. waar van de laatste den hoek van Toulon uitmaakt. Van ons verstrooid eskader. kwamen de admiraal en de schout bij nacht. met de schepen "Vrijheid" en de "Admiraal de Ruiter" hier binnen. Het schip .. Drenthe" onder kapitein Smis aard was in den storm omgeslagen en met man en muis vergaan. De .. Noordholland" en de .. Medea" in welkers nabijheid het gebeurd is hebben er een vreeselijk en ontzettend gezigt van gehad; een gezigt dat mij niet berouwd niet gezien te hebben; een schip met 64 stukken met 450 menschen naar den afgrond te zien nederzinken. zonder eenigen te kunnen redden is allerijsselijkst; de herinnering. de vcr-

25

I

,

j I

!

~

(16)

beelding alleen, doet het hart wegkrimpen, Het schip .. Hercules", was na het verliezen van de groote en bezaansmasten en na bij de acht voet watet in het schip gehad te hebben, eindelijk ook het gevaar ontsnapt en te Port Mahon binnen geraakt. Den onderofficieren en medepligtigen, die tijdens het noodweer weigerden te gehoorzamen werden door den Krijgsraad veroordeeld om van hunnen post afgezet 3 dagen achter den anderen ter discretie van commissarissen door de cordons geleid en vervolgens op de eerste reede, welke wij zullen aandoen, voor schelm aan den wal gezet te worden, Twee anderen zijn driemaal van de ra gevallen en gelaarsd, terwijl men de overige mindere straffen heeft aangedaan, Zeg nu nog dat men aan boord onzer oorlogsschepen gestreng en wreed is; bij vele andere volken zouden misdaden als deze, waarbij men zich te voren opzettelijk van wapenen had voorzien, met den dood gestraft zijn, Dan hoe dit ook zij, men ontdekte twee uuren voor de uitvoering, eene wel overlegde desertie, die ons veel volk gekost en van een grooten nasleep zou hebben kunnen zijn, en de brave soldaat - marinier.

zouden we tegenwoordig zeggen - die door zijn getrouwheid 0115 voor dit onheil behoed heeft, is ingevolge de Krijgsartikelen, met vijftig Hollandsche guldens beloond geworden, welke hem in tegen- woordigheid van het gansche scheepsvolk met plegtigheid zijn toe- geteld, terwijl hij daarenboven op den eerst openvallende post, waarvoor hij berekend was, een geregtige aanspraak heeft ver- kregen,"

Als aanvulling op de marineschetsen van den luit. ter zee 1 e klas Cornelius de Jong aan boord van het linieschip "Prins Willem"

vond ik nog "Eene dagbespiegeling van het Scheepsoorlogsleven" , Helaas heb ik niet kunnen achterhalen welke marineman deze .. Rijm Cronieck" gemaakt heeft, Ik vond ze in een oud boekske, dat je zoo in je broekzak zou willen meenemen en dat in 1784 "by J, Hen- drikse te Rotterdam" werd gedrukt:

I 2

Wel eer zong myne zangheldin Ons schip dat vier en vijftig teld in schaauw van ypendrecven Metaal' en yzeren draeken

De Lof der Honig zoete Min; Wierd als een w(acht)schip hiergesteld En die van 't vrecdzaemst leeven: Om voor het te land te waeken Maar thans grypt zy de cither aen Het voerd den naem der stad .. SchiedalU"

Om 't oorlogswerk te zingen, 't Is oud maar sterk van knieden En vry een blyde toon te sla en En goed, om als 'er onraed kwam In scheepsbespiegelingen, De Rheede hulp te bieden,

3

't Is Reynst die 't commandeerd Als 't hoofd der schepelingen Ook wordt het wyders geregeerd, Van, die Hun vyand dwingen I Vier Luitenants, die met de Britt' Als wakkre Helden sloegen En voor hun Land tot wraek verhit Geen Helsche dwang verdroegen,

..

Dit schip is dikwerf sterk bemand Het minst twee honderd zielen Die, met hun gespierde hand Trotseere vyands kiele:

Hier onder vind men officiers Die tusschen deks beveelen Ook hoofden van de Muskettiers En Meesters om te heelen, 5

Meo vind hier op dit zeegevaert Stuur-, boots- en schiemansmannen Constapeis, schippers, wyd vermaerd Koks en vulkaanstirannen

Provoost. Trompetter, Bottelier Zeilmakers, Timrnermakkers

Ook Meesters van het wachtkwartier Jan Kuiper, Tambours, Bakkers, 6

Maer, zagt, hier van genoeg gewaegd;

Ik zie door 't duister breeken De dag die overheerlijk daegd, Hy jaegd my uit de deeken En schynd myn duistere Hutje inl Nu kryg ik stof tot zingen:

Het scheepswerk neemt rasch een begin Ik zie den Tamboer springen,

7

Hy wryft uit het oog den logge slaep Verwelkomt steeds den Morgen Revelje van die nuchtere knaep, Doet slaeploozen zorgen:

Het dachschot bonst en dreund in 't Rond Twee glaezen zyn geslaegen

Na 't overal word elk terstondt De Hangmat uitgejagen,

8

De ch'loupen worden uitgezet En elk der scheepsgenoten Brengt zijne kooi in 't vinkenet Digt in elkaer geslooten

H --- - - R - - - onze Bootsmansmaet Laet Dek en Kuil Fiks spoelen

Men ziet het volk in 't Scheepsgewaet Als nyvere Byen woelen,

9

..Entre op Matroozen Vlieg In 't wand (Rot'pt een der officieren)

.. Maekt Zeilen los!, ontknoopt die band 1- .. En pas wel op het vieren!

.. Hoe talmje zoo? - nog niet eens k1aer?

.. Los overal - , los alles! -

Dat sukkeld weer bedroefd en naerl - .. Loop naar je Marszeilsvallen,"

10

.. Toe jongens aen je Marszeilsvall'l

"Aen 't trekken moet niet faelen?

"Hysje stagzeil! - toe hysze pall

"Hael uit Bezaen! - hael - haelen"

Straks is het werk weer gantsch versoet Je maekt in de Eetensbak meer spoet, Daer ben je groote baezen!"

11

De Smeerdief, of den zwarte Kok Komt om te schaften vraegen?

Oja (is 't antwoord) Luid de Klok

"Schep op nacr elks behaegen"

Een heel. kwartier, of halfman, Moet Piet aen 't volk erlangen Kom ma er met houtebak of pan Om elk zijn gort te ontfangen,

12

Hilnci toe en alles is in Rust Zy zitten om de Bakken

Een 'eder eet zoo veel hy lust

D('nkt aen geen ongemakken Wat Bouter in de Gort gedaen En de Bierkruik loozen:

Koeskol'zend 't een door 't ander slaen Is poespas voor Matroozen,

27

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het fragment ‘Adolf Hitler’ van Theo Maassen uit de show Zonder Pardon (&lt;http://tiny.cc/ltm-maassen&gt;), waarin de cabaretier harde grappen maakt over de Ho- locaust, roept

Verder blijken er nog te veel gevallen te zijn waar de contour van de vorm onder de deklijn niet precies de gezochte romp is, maar waar deze door het ontbreken van sommige overgangen

Zijn bekendste werk hierover is Fermats Laatste Raadsel (waarover later meer). Fermats stelling kiopte zeer goed, maar hij was ze!fniet in staat deze sluitend te bewijzen.

noot 2 Het woord ‘klucht’ werd vroeger niet alleen gebruikt in de zin van komisch toneelstuk, maar ook voor andere (eenvoudige) humoristische genres.. maatschappijwetenschappen pilot

• een uitleg dat er een verschil is in cultureel kapitaal tussen lager en hoger opgeleiden, met een toepassing van het begrip cultureel kapitaal en informatie uit tabel 1 daarover 1

een uitleg dat urbanisatie de ontwikkeling van het sociaal-culturele verschijnsel humor beïnvloed heeft, met daarover informatie uit tekst 1 voorbeeld van een juist antwoord:.

Humor heeft niet alleen een positieve invloed op deze aspecten, zo blijkt uit het onderzoek van Avolio, Howell en Sosik (1999) dat het gebruik van humor een positieve invloed heeft

Bij de koopintentie-attitude toward the brand waren bij zowel de categoriegebonden als de niet categoriegebonden commercials de dimensies functioneel, praktisch,