• No results found

ADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2019/2158(INI) van de Commissie industrie, onderzoek en energie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2019/2158(INI) van de Commissie industrie, onderzoek en energie"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AD\1222648NL.docx PE648.288v02-00

NL

In verscheidenheid verenigd

NL

Europees Parlement

2019-2024

Commissie industrie, onderzoek en energie

2019/2158(INI) 29.1.2021

ADVIES

van de Commissie industrie, onderzoek en energie

aan de Commissie visserij

De gevolgen voor de visserijsector van offshorewindmolenparken en andere systemen voor hernieuwbare energie

(2019/2158(INI))

Rapporteur voor advies: Morten Petersen

(2)

PE648.288v02-00 2/8 AD\1222648NL.docx

NL

PA_NonLeg

(3)

AD\1222648NL.docx 3/8 PE648.288v02-00

NL

(4)

PE648.288v02-00 4/8 AD\1222648NL.docx

NL

SUGGESTIES

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de bevoegde Commissie visserij onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1. herinnert aan de duurzaamheidstoezegging van de EU, naast dat de gevolgen van mondiale klimaatverandering worden bestreden, om tegen uiterlijk 2050 de doelstelling van koolstofneutraliteit te verwezenlijken, zoals bevestigd in de Europese Green Deal en het herstelplan; neemt kennis van het voorstel van de Commissie om de

broeikasgasemissies verder te reduceren, zoals beklemtoond in haar mededeling van 17 september 2020 getiteld “Een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030: investeren in een klimaatneutrale toekomst voor ons allemaal”

(COM(2020)0562); herinnert aan het mandaat van het Parlement, zoals aangenomen tijdens de stemming in de plenaire vergadering over de klimaatwet in verband met de emissiereductiedoelstelling voor 20301;

2. benadrukt dat hernieuwbare energie en energie-efficiëntie tot de stuwende krachten achter het bereiken van een broeikasgasneutrale economie behoren; onderstreept dat de hernieuwbare-energiedoelstelling voor 2030 alleen kan worden gehaald als de capaciteit van de offshore-infrastructuur voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit en de daadwerkelijk daarmee opgewekte hoeveelheid elektriciteit dienovereenkomstig worden vergroot; benadrukt dat offshorewindenergie één van de meest geavanceerde en snelst groeiende van de opkomende en innovatieve sectoren van de economie is; onderstreept dat de actieve ontwikkeling en uitrol van offshorewindenergie het

concurrentievermogen daarvan als energiebron ten goede zouden moeten komen en aldus tot lagere energieprijzen en grotere betaalbaarheid zouden moeten bijdragen;

3. wijst erop dat een toename van de offshorewindenergie-opwekking van essentieel belang is voor de schone energietransitie; benadrukt dat, aangezien de offshore- energieopwekkingscapaciteit in de EU nu slechts 12 GW bedraagt, deze moet worden vergroot tot een capaciteit van naar schatting 300 tot 450 GW tegen 2050; benadrukt dat offshorewindmolenparken voor de opwekking van elektriciteit doorgaans efficiënter zijn dan windmolenparken aan land, omdat er offshore meer windenergiebronnen

beschikbaar zijn dan onshore, en omdat op zee grotere molens met een grotere capaciteit kunnen worden gebouwd;

4. benadrukt dat het besluit betreffende het vinden van ruimte voor ten minste 60 GW extra energieopwekkingscapaciteit van het allergrootste belang is en voor de komende jaren als een prioriteit moet worden beschouwd; is zich ervan bewust dat de

offshorewindmolenparken die in de verschillende Europese wateren worden aangelegd in omvang en capaciteit sterk uiteenlopen, in het bijzonder omdat de meeste

offshorewindcapaciteit in Europa geconcentreerd zal zijn in de Noord- en de Oostzee, waar de condities gunstiger zijn; merkt op dat dit potentieel zal blijven groeien als gevolg van technologische ontwikkelingen, waaronder in de Atlantische Oceaan en de zeeën in Zuid-Europa;

5. benadrukt dat technologie op het gebied van drijvende windmolenparken het potentieel heeft het beschikbare zeegebied voor offshorewindmolenparken aanzienlijk te

1 Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0253.

(5)

AD\1222648NL.docx 5/8 PE648.288v02-00

NL

vergroten, met name in diepzeegebieden; geeft aan dat drijvende windmolenparken grote hoeveelheden energie zouden kunnen opwekken als gevolg van krachtiger en meer consistente winden, dat zij de visuele impact op de Europese kusten zouden kunnen minimaliseren, de visserij en de waterwegen minder in de weg zouden kunnen zitten, als visconcentratievoorzieningen zouden kunnen dienen, kansen zouden kunnen bieden voor het gebruik van gebieden die voorheen niet toegankelijk waren, en bij zouden kunnen dragen tot het reduceren van het potentieel voor conflicten over zeegebieden overeenkomstig de eerdere beoordeling van de opties voor transparant en geïntegreerd ruimtelijk beheer;

6. wijst op de noodzaak van het bouwen van offshorewindmolenparken in de

diepzeegebieden van de EU (de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de Atlantische Oceaan); verzoekt de Commissie en de lidstaten dan ook bij hun onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatie-inspanningen ook te kijken naar drijvende

windmolenparken, en te onderzoeken of een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) voor een grootschalig project kan worden ontwikkeld;

7. brengt in herinnering dat de opwekking van elektriciteit met offshore hernieuwbare energie ook een mogelijkheid creëert voor de productie van hernieuwbare waterstof, zoals aangegeven in de mededelingen van de Commissie van 19 november 2020 getiteld

“Een EU-strategie om het potentieel van hernieuwbare offshore-energie te benutten voor een klimaatneutrale toekomst” (COM(2020)0741), van 8 juli 2020 getiteld

“Energie voor een klimaatneutrale economie: EU-strategie voor de integratie van het energiesysteem” (COM(2020)0299), en “Een waterstofstrategie voor een

klimaatneutraal Europa” (COM(2020)0301);

8. wijst erop dat een sterke uitbreiding van offshorewindenergieproductie een intelligente benadering vereist om ervoor te zorgen dat de windenergieproductie gecombineerd kan worden met de activiteiten die al in de betrokken gebieden worden beoefend; benadrukt dat er al voorbeelden zijn van co-existentie tussen de visserijsector en de

offshorewindenergiesector, en dat deze ervaring moet worden gebruikt om de beste beschikbare praktijken voor de vele gebruiken van de desbetreffende hulpbronnen gedurende de hele levenscyclus van mariene infrastructuur te vinden en te delen;

onderstreept dat samenwerking een conditio sine qua non is voor de veilige co- existentie tussen de visserij en windmolenparken, en dat de windindustrie, vissers en plaatselijke autoriteiten samen moeten werken bij het uitwisselen van data met de visserij-industrie, waaronder over de precieze locatie van windmolenparken, kabels en gerelateerde voorzieningen, alsook veiligheidszones, met inbegrip van zones met gedumpte munitie;

9. onderstreept dat het scheppen van duurzame nieuwe werkgelegenheid, alsmede steun voor het gebruik van windenergie voor de lokale elektriciteitsvoorzieningen een belangrijke voorspellende waarde hebben voor de lokale aanvaarding van projecten voor hernieuwbare energie, zoals offshorewindmolenparken en gerelateerde

infrastructuur aan land, en dat deze variabele bemiddelt in de relatie tussen

energiezekerheid en maatschappelijke aanvaarding door kustgemeenschappen; roept de lidstaten op de ontwikkeling van investeringen in offshorewindenergie te bevorderen in het kader van regelingen die maatschappelijke deelname en actieve betrokkenheid waarborgen;

(6)

PE648.288v02-00 6/8 AD\1222648NL.docx

NL

10. benadrukt dat er al op de tekentafel rekening moet worden gehouden met het meervoudige gebruik van zeegebieden, en wel zo dat een evenwicht tot stand wordt gebracht tussen de belangen van de sector offshorewind, de visserijsector en de verwezenlijking van de energie-, klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen van de EU;

benadrukt dat offshorewindmolenparken, mits verstandig ontworpen en gebouwd, de mariene biodiversiteit ten goede kunnen komen en als refugia kunnen dienen; roept de Commissie en de lidstaten op de effecten van de reeds in bedrijf zijnde

offshorewindmolenparken op het herstel van mariene habitats en de biodiversiteit te beoordelen, en een goede EU-praktijk vast te stellen;

11. benadrukt dat het gebruik van de zee voor de opwekking van energie, met inachtneming van de bescherming van het milieu en de duurzame ontwikkeling van de visserij en andere economische activiteiten, gezamenlijke planning en een beoordeling van de cumulatieve effecten daarvan vereist, met inbegrip van sociaal-economische en sociaal- culturele effecten; is van oordeel dat samenwerking tussen sectoren die actief zijn in de offshoreomgeving en -economie ook een stuwende kracht zal zijn voor een

rechtvaardige transitie; verzoekt de bevoegde autoriteiten initiatieven te beoordelen die lokale economieën en economische activiteiten offshore stimuleren, en synergieën tussen sectoren te vinden die de basis kunnen vormen van een toekomstbestendig economisch herstel;

12. benadrukt dat er in een vroeger stadium onderzoek moet worden gedaan naar langetermijnopties voor meervoudig gebruik van zeegebieden zodat de

offshorewindmolenparken kunnen worden uitgebreid met inachtneming van de directe en indirecte gevolgen voor de visserij; benadrukt dat het EU-regelgevingskader ertoe moet bijdragen dat milieugevolgen worden gemonitord en dat maatregelen worden genomen om die gevolgen te voorkomen en tot een minimum te beperken; benadrukt verder dat beleidsmaatregelen op de gebieden klimaat, energie, visserij en mariene biodiversiteit onderling versterkend moet zijn bij de ontwikkeling van een EU-strategie voor offshorewindenergie;

13. benadrukt dat de toewijzing van ruimte, waar van toepassing, het resultaat moet zijn van gezamenlijke maritieme ruimtelijke ordening (MRO) tussen de Commissie, de lidstaten en de buurlanden, teneinde het gebruik van het zeegebied en sector- en

grensoverschrijdende samenwerking te optimaliseren, en ruimtelijke conflicten tot een minimum te beperken, met inachtneming van wederzijds respect en goede

nabuurschapsbetrekkingen; benadrukt dat de in Richtlijn 2014/89/EU bedoelde maritieme ruimtelijke plannen zo snel mogelijk, en in ieder geval ten laatste op 31 maaer 2021, moeten worden vastgesteld;

14. verzoekt de Commissie een effectbeoordeling uit te voeren om de verwachte economische, sociale en ecologische gevolgen, alsook de klmaat- en

biodiversiteitsimpact van de aanleg van nieuwe offshorewindmolenparken in kaart te brengen in gebieden waar ze in conflict komen met de visserijsector.

(7)

AD\1222648NL.docx 7/8 PE648.288v02-00

NL

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring 28.1.2021

Uitslag eindstemming +:

–:

0:

59 3 12

Bij de eindstemming aanwezige leden François Alfonsi, Nicola Beer, François-Xavier Bellamy, Hildegard Bentele, Tom Berendsen, Vasile Blaga, Michael Bloss, Paolo Borchia, Marc Botenga, Markus Buchheit, Cristian-Silviu Buşoi, Carlo Calenda, Andrea Caroppo, Maria da Graça Carvalho, Ignazio Corrao, Ciarán Cuffe, Josianne Cutajar, Nicola Danti, Pilar del Castillo Vera, Martina Dlabajová, Christian Ehler, Valter Flego, Niels Fuglsang, Lina Gálvez Muñoz, Claudia Gamon, Jens Geier, Nicolás González Casares, Bart Groothuis, Christophe Grudler, Henrike Hahn, Robert Hajšel, Ivo Hristov, Ivars Ijabs, Romana Jerković, Eva Kaili, Seán Kelly, Izabela- Helena Kloc, Łukasz Kohut, Zdzisław Krasnodębski, Andrius Kubilius, Miapetra Kumpula-Natri, Thierry Mariani, Marisa Matias, Eva

Maydell, Georg Mayer, Joëlle Mélin, Iskra Mihaylova, Dan Nica, Angelika Niebler, Aldo Patriciello, Mauri Pekkarinen, Mikuláš Peksa, Tsvetelina Penkova, Morten Petersen, Markus Pieper, Clara Ponsatí Obiols, Manuela Ripa, Jérôme Rivière, Robert Roos, Maria Spyraki, Jessica Stegrud, Beata Szydło, Riho Terras, Grzegorz Tobiszowski, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Marie Toussaint, Isabella Tovaglieri, Henna Virkkunen, Pernille Weiss, Carlos Zorrinho

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Pascal Arimont, Cornelia Ernst, Jutta Paulus

(8)

PE648.288v02-00 8/8 AD\1222648NL.docx

NL

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

59

+

EVP Pascal Arimont, Hildegard Bentele, Tom Berendsen, Vasile Blaga, Cristian-Silviu Buşoi, Pilar del Castillo Vera, Christian Ehler, Seán Kelly, Andrius Kubilius, Eva Maydell, Angelika Niebler, Aldo Patriciello, Markus Pieper, Massimiliano Salini, Maria Spyraki, Riho Terras, Henna Virkkunen, Pernille Weiss

S&D Carlo Calenda, Josianne Cutajar, Niels Fuglsang, Lina Gálvez Muñoz, Jens Geier, Nicolás González Casares, Robert Hajšel, Ivo Hristov, Romana Jerković, Eva Kaili, Łukasz Kohut, Miapetra Kumpula-Natri, Dan Nica, Tsvetelina Penkova, Patrizia Toia, Carlos Zorrinho

RENEW Nicola Beer, Nicola Danti, Martina Dlabajová, Valter Flego, Claudia Gamon, Bart Groothuis, Christophe Grudler, Ivars Ijabs, Iskra Mihaylova, Mauri Pekkarinen, Morten Petersen,

ID Paolo Borchia, Thierry Mariani, Joëlle Mélin, Jérôme Rivière, Isabella Tovaglieri

ECR Izabela-Helena Kloc, Zdzisław Krasnodębski, Beata Szydło, Grzegorz Tobiszowski, Evžen Tošenovský The Left Marc Botenga, Cornelia Ernst, Marisa Matias

NI Andrea Caroppo

3

-

EVP François-Xavier Bellamy

ECR Robert Roos, Jessica Stegrud

12

0

Verts/ALE François Alfonsi, Michael Bloss, Ignazio Corrao, Ciarán Cuffe, Henrike Hahn, Jutta Paulus, Mikuláš Peksa, Manuela Ripa, Marie Toussaint

ID Markus Buchheit, Georg Mayer

NI Clara Ponsatí Obiols

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor - : tegen

0 : onthoudingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

dringt aan op een gecoördineerde strategische nationale en transparante respons op de huidige noodsituatie op gezondheidsgebied en herstelmaatregelen voor de periode na de

ongelijkheid gedurende hun werkzame leven (onbetaalde zorgtaken in verband met het moederschap en andere zorgverantwoordelijkheden), levenslange verschillen in loon en

vrouwenrechten en gendergelijkheid (commissie FEMM) van het Parlement, en met de bijdrage van het EIGE aan de huidige werkzaamheden van de commissie FEMM, onder meer op het gebied

beveelt aan om in de strategie geen specifieke soorten vistuig of vistechnieken te selecteren; erkent dat de FAO heeft vastgesteld dat bodemtrawls op jaarbasis het type vistuig

– gezien het advies van de Commissie van 9 november 2010 over het verzoek van Montenegro om toetreding tot de Europese Unie (COM(2010)0670), het besluit van de Europese Raad van

Niet alleen de bouwproductenverordening, maar ook andere geharmoniseerde gebieden van het secundair EU-recht zijn van toepassing op bouwproducten, zoals de machinerichtlijn, de

– gezien de conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding ("ET 2020") 1 , –

herinnert eraan dat het Centrum tot taak heeft reeds aanwezige en zich ontwikkelende risico’s voor de menselijke gezondheid als gevolg van overdraagbare ziekten op te sporen en