• No results found

VERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement A9-0006/

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement A9-0006/"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RR\1223352NL.docx PE647.047v02-00

NL

In verscheidenheid verenigd

NL

Europees Parlement

2019-2024

Zittingsdocument

A9-0006/2021 27.1.2021

VERSLAG

over het terugdringen van ongelijkheid, met speciale aandacht voor armoede onder werkenden

(2019/2188(INI))

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Rapporteur: Özlem Demirel

(2)

PE647.047v02-00 2/47 RR\1223352NL.docx

NL

PR_INI

INHOUD

Blz.

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT...3

MOTIVERING ...32

ADVIES VAN DE COMMISSIE VROUWENRECHTEN EN GENDERGELIJKHEID ...33

ADVIES VAN DE COMMISSIE VERZOEKSCHRIFTEN ...39

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE ...46

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE ...47

(3)

RR\1223352NL.docx 3/47 PE647.047v02-00

NL

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het terugdringen van ongelijkheid, met speciale aandacht voor armoede onder werkenden

(2019/2188(INI))

Het Europees Parlement,

– gezien de artikelen 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), – gezien de doelstelling van cohesie overeenkomstig artikel 3 VEU, in het bijzonder

opwaartse sociale convergentie,

– gezien de horizontale sociale clausule in artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

– gezien het sociaal beleid overeenkomstig artikel 151 e.v. VWEU, – gezien het herziene Europees Sociaal Handvest,

– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden als bedoeld in artikel 6 VEU,

– gezien de Europese pijler van sociale rechten, en met name de beginselen 5 en 6, – gezien de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s),

– gezien de verdragen en aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), – gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een

handicap (VN-CRPD), dat op 21 januari 2011 in werking is getreden, volgens

Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het (VN-CRPD)1,

– gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep2,

– gezien Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische

afstamming3,

– gezien de politieke beleidslijnen van Ursula von der Leyen,

– gezien het aangepaste werkprogramma van de Commissie voor 2020,

1 PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35.

2 PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

3 PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.

(4)

PE647.047v02-00 4/47 RR\1223352NL.docx

NL

– gezien de doelstelling voor armoedebestrijding en sociale uitsluiting als vastgelegd in de EU-2020 strategie,

– gezien het EU-kader voor nationale strategieën inzake de integratie van Roma,

– gezien zijn resolutie van 9 oktober 2008 over de bevordering van sociale integratie en bestrijding van armoede, met inbegrip van armoede onder kinderen, in de EU4,

– gezien zijn resolutie van 20 oktober 2010 over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa5, – gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over Europese bescherming van

grensoverschrijdende en seizoenarbeiders in het kader van de COVID-19-crisis6,

– gezien zijn resolutie van 24 november 2015 over vermindering van de ongelijkheid, met bijzondere focus op kinderarmoede7,

– gezien zijn resolutie van 14 januari 2014 over doeltreffende arbeidsinspecties als middel om de arbeidsomstandigheden in Europa te verbeteren8,

– gezien zijn resolutie van 26 mei 2016 over armoede: een genderperspectief9, – gezien zijn resolutie van 29 november 2018 over de situatie van vrouwen met een

handicap10,

– gezien de gendergelijkheidsindex van het Europees Instituut voor gendergelijkheid, – gezien de mededeling van de Commissie van 5 maart 2020, getiteld “Een Unie van

gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025” (COM(2020)0152), – gezien zijn resolutie van 24 oktober 2017 over beleid ter garantie van een

minimuminkomen als instrument om de armoede te bestrijden11,

– gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden12,

– gezien de resolutie van het Europees Parlement van 4 juli 2017 over arbeidsomstandigheden en onzeker werk13,

– gezien de Global Rights Index van de International Trade Union Confederation

4 PB C 9 E van 15.1.2010, blz. 11.

5 PB C 70 E van 8.3.2012, blz. 8.

6 Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0176.

7 PB C 366 van 27.10.2017, blz. 19.

8 PB C 482 van 23.12.2016, blz. 31.

9 PB C 76 van 28.2.2018, blz. 93.

10 PB C 363 van 28.10.2020, blz. 164.

11 PB C 346 van 27.9.2018, blz. 156.

12 Aangenomen teksten P9_TA(2020)0054

13 PB C 334 van 19.9.2018, blz. 88.

(5)

RR\1223352NL.docx 5/47 PE647.047v02-00

NL

(ITUC)14,

– gezien de rapporten van het Europees netwerk voor armoedebestrijding en de relevante rapporten van het Europees Gehandicaptenforum en het European Roma Grassroots Organisations (ERGO) Network,

– gezien de doelstellingen van de Europese Green Deal voor een rechtvaardige en billijke transitie door toegang te verlenen tot omscholingsprogramma’s en arbeidskansen in nieuwe economische sectoren,

– gezien de mededeling van de Commissie van 14 januari 2020 getiteld “Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities” (COM(2020)0014),

– gezien artikel 54 van zijn Reglement,

– gezien de adviezen van de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid en de Commissie verzoekschriften,

– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A9- 0006/2021),

Groeiende ongelijkheid en armoede

A. overwegende dat het sociale model van de EU een van haar sterke punten is;

overwegende dat vanwege de technologische ontwikkelingen en de wereldwijde trend van toenemende ongelijkheden het sociale model moet worden herbekeken en

aangepast aan onze moderne, snelle, complexe en onvoorspelbare mondiale omgeving;

B. overwegende dat volgens de definitie van Eurostat personen het risico lopen op armoede onder werkenden als zij meer dan de helft van het jaar werkzaam zijn en hun beschikbaar jaarlijks equivalent inkomen minder bedraagt dan 60 % van het nationale mediane huishoudensinkomen (na sociale overdrachten); overwegende dat de meest recente cijfers van Eurostat aantonen dat 9,4 % van de Europese werkenden in 2018 een armoederisico liep15;

C. overwegende dat er ongelijkheden bestaan binnen en tussen lidstaten en dat die

aanzienlijk uiteenlopen; overwegende dat de kloof qua nettovermogen tussen de rijkste bovenlaag en alle anderen steeds breder wordt; overwegende dat in 2017 het

nettovermogen van de armste 20 % huishoudens in de landen van de eurogroep daalde, terwijl dat van de rijkste 20 % relatief sterk steeg16, en dat de armste 20 % van de huishoudens gemiddeld een schuld had van 4 500 EUR, terwijl de rijkste 10 % beschikte over een nettovermogen van gemiddeld 1 189 700 EUR17;

14 https://www.ituc-csi.org/ituc-global-rights-index-2019

15 https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/sdg_01_41/default/table?lang=en

16 Household Finance and Consumption Network, ‘The Household Finance and Consumption Survey: Results from the 2017 wave’, European Central Bank Statistics Paper Series Nr 36, maart 2020, blz. 25.

https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/scpsps/ecb.sps36~0245ed80c7.en.pdf?bd73411fbeb0a33928ce4c5ef2c5e872

17 Household Finance and Consumption Network, ‘The Household Finance and Consumption Survey: Wave 2017 – Statistical tables’, juni 2020, blz. 5.

https://www.ecb.europa.eu/home/pdf/research/hfcn/HFCS_Statistical_Tables_Wave_2017.pdf?656f4e10de45c9

(6)

PE647.047v02-00 6/47 RR\1223352NL.docx

NL

D. overwegende dat de factoren die bijdragen tot armoede en de toename van de netto- vermogensongelijkheid complex zijn en met elkaar samenhangen, en voornamelijk bestaan uit loonongelijkheid, genderongelijkheid, gebrek aan betaalbare huisvesting, discriminatie, lage opleidingsniveaus, technologische veranderingen in de arbeidswereld en structurele veranderingen op de arbeidsmarkt; overwegende dat vanwege de stijging van de productiviteit, zonder dat deze gepaard gaat met loonstijging, ook de

economische onbalans binnen en tussen de lidstaten toeneemt;

E. overwegende dat het risico van een snellere toename van het fenomeen van

inkomensuitsluiting bij werknemers niet alleen laaggeschoolde werknemers treft, maar ook werknemers met een diploma (met inbegrip van een universiteitsdiploma) die de arbeidsmarkt betreden; overwegende dat de inkomenskloof tussen de meest en de minst verdienenden groter zal worden;

F. overwegende dat een op de zes werkenden in de EU een laag loon verdient, namelijk een loon lager dan twee derde van het nationale mediane inkomen, en dat dit aantal continu toeneemt; overwegende dat lage lonen in veel lidstaten niet met andere lonen mee zijn geëvolueerd, waardoor inkomensongelijkheid en armoede onder werkenden toenemen en het vermogen van mensen met een laag loon om opgewassen te zijn tegen economische moeilijkheden afneemt;

G. overwegende dat de krimp van de arbeidsmarkt tijdens de vorige crisis resulteerde in een drastische toename van het aantal werknemers met onvrijwillig deeltijdwerk die meestal werkzaam zijn in beroepen en sectoren voor de verlening van diensten op basis- of lager niveau met een zeer hoog risico op armoede onder werkenden;

H. overwegende dat gendergelijkheid en non-discriminatie fundamentele waarden van de Europese Unie zijn, zoals verankerd in het VEU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

I. overwegende dat vrouwen in de EU-27 gemiddeld 15 % minder verdienen dan mannen18, oftewel 9,38 % indien gecorrigeerd om verschillende redenen19;

overwegende dat de al decennia bestaande genderloonkloof heeft geleid tot een verschil in pensioeninkomen van 37 %, waardoor een ongelijke mate van economische

onafhankelijkheid tussen vrouwen en mannen is gecreëerd;

J. overwegende dat de ongelijke verdeling van zorgtaken in de EU, waarbij vrouwen een onevenredig zware last dragen als voornaamste zorgverleners in gezinnen, samen met

1c3c882840e9174eac

18 https://www.europarl.europa.eu/news/nl/headlines/society/20200227STO73519/loonkloof-tussen-mannen-en- vrouwen-in-europa-feiten-en-cijfers-infografiek

19 Aanpassing is een statistische methode die het mogelijk maakt bevolkingsgroepen te vergelijken door rekening te houden met verschillen in de verdeling van uiteenlopende factoren (bedrijfstak, leeftijd, beroep, enz.) tussen deze bevolkingsgroepen. De niet-aangepaste loonkloof tussen mannen en vrouwen wordt berekend als het relatieve verschil tussen het gemiddelde uurloon van vrouwen en mannen. Het is een eenvoudige indicator van de loonongelijkheid, wat verklaart waarom beleidsmakers er zo vaak gebruik van maken. De niet-aangepaste loonkloof tussen mannen en vrouwen omvat echter ook zowel de mogelijke discriminatie tussen mannen en vrouwen in de zin van “ongelijke beloning voor gelijk werk” als het effect van verschillen in de gemiddelde kenmerken van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt.

https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/aid_development_cooperation_fundamental_rights/report-gender-pay- gap-eu-countries_october2018_en_0.pdf.

(7)

RR\1223352NL.docx 7/47 PE647.047v02-00

NL

de beperkte toegang tot kinderopvang en ouderenzorg in sommige lidstaten, leidt tot perioden van afwezigheid van de arbeidsmarkt en derhalve tot een loon- en

pensioenkloof tussen mannen en vrouwen; overwegende dat deze ongelijke verdeling van zorgtaken, alsmede ongelijke beloning voor werk dat typisch door vrouwen wordt gedaan, en het effect van loopbaanonderbrekingen op promotie en pensioenvooruitgang allemaal factoren zijn die armoede bij vrouwen in de hand werken;

K. overwegende dat in 2017 het risico van armoede en sociale uitsluiting voor vrouwen 23,3 % bedroeg en daarmee hoger was dan voor mannen, voor wie het risico 21,6 % bedroeg20;

L. overwegende dat het loonverschil tussen mannen en vrouwen in het algemeen kleiner is voor nieuwkomers op de arbeidsmarkt21; overwegende dat gelijke kansen verder moeten worden bevorderd om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen verder terug te

dringen;

M. overwegende dat vrouwen aanzienlijk meer in de dienstensector werkzaam zijn dan in de industrie en voor het merendeel in de gezondheidszorg en de sociale sector, de detailhandel, de productiesector, educatieve en zakelijke activiteiten, met een toenemende concentratie vrouwen die werkzaam zijn in deeltijd- en tijdelijke banen;

N. overwegende dat gendermainstreaming een belangrijk instrument is om

gendergelijkheid te integreren in alle beleidslijnen, maatregelen en acties van de EU, waaronder arbeidsmarktbeleid en sociaal beleid, teneinde gelijke kansen te bevorderen en alle vormen van discriminatie van vrouwen uit te bannen;

O. overwegende dat de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) aanbevelingen over gendergelijkheid, gelijke kansen en actieve ondersteuning bij het vinden van werk omvat;

P. overwegende dat volgens beginsel 6 van de EPSR armoede onder werkenden moet worden voorkomen en dat toereikende minimumlonen moeten worden gewaarborgd, om te zorgen voor de bevrediging van de behoeften van werknemers en hun gezinnen in het licht van nationale economische en sociale omstandigheden, terwijl de toegang tot werkgelegenheid en stimulansen om werk te zoeken worden gewaarborgd;

overwegende dat in het kader van de EPSR, als in een beginsel wordt verwezen naar werknemers, hiermee alle werkenden worden bedoeld, ongeacht de aard, vorm en duur van hun dienstbetrekking;

Q. overwegende dat jongeren moeite hebben om een hoogwaardige en stabiele baan met een vast contract te vinden en vaak perioden van langdurige werkloosheid meemaken;

overwegende dat veel lidstaten werkgevers toestaan jongere werknemers een lager salaris te betalen, wat discriminerend is voor jongere werknemers; overwegende dat jongeren vaak onbetaalde stages lopen zonder vooruitzicht op een baan;

R. overwegende dat onzekere arbeidsvormen sommige groepen aanzienlijk meer treffen

20 https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-eurostat-news/-/EDN-20181017-1?inheritRedirect=true

21 https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-

explained/index.php/Gender_pay_gap_statistics#Gender_pay_gap_much_lower_for_young_employees

(8)

PE647.047v02-00 8/47 RR\1223352NL.docx

NL

dan andere, waarbij sommige bevolkingsgroepen, zoals de Roma, in atypische,

onstabiele en weinig betaalde banen zijn oververtegenwoordigd; overwegende dat 80 % van de Roma en hun kinderen een inkomen hebben dat onder de respectieve nationale armoederisicodrempel22 ligt, ongeacht of zij een baan hebben; overwegende dat de Roma hard zijn getroffen door de pandemie en de inperkingsmaatregelen23;

S. overwegende dat 95 miljoen mensen (21,7 %) in de EU het risico lopen op armoede en sociale uitsluiting, hetgeen betekent dat in de op twee na grootste economie in de wereld een op de vijf personen in zijn sociale voortbestaan, zijn maatschappelijke participatie en zijn levenskwaliteit24 wordt bedreigd; overwegende dat 85,3 miljoen mensen in de EU (16,9 %) te maken hebben met armoede of sociale uitsluiting na sociale

overdrachten;

T. overwegende dat uit de armoedestatistieken van de EU blijkt dat grote verschillen bestaan tussen de lidstaten wat betreft het bereiken van de doelstelling om armoede en sociale uitsluiting te verminderen;

U. overwegende dat 8,2 miljoen mensen uit de categorieën “armoederisico” en “sociale uitsluiting” zijn gehaald in vergelijking met de uitgangssituatie in 2008, grotendeels dankzij betere arbeidsmarktomstandigheden, naast een daling van ernstig materieel gebrek25 en van het aandeel van mensen die in huishoudens met een zeer lage arbeidsintensiteit26 leven in sommige lidstaten;

V. overwegende dat de EU, ondanks een aanzienlijke verbetering van de situatie in sommige lidstaten, haar doelstelling van de Europa 2020-strategie om het absolute aantal mensen dat in armoede dreigt te vervallen in 2020 met 20 miljoen te verminderen ten opzichte van 2008, niet heeft gehaald;

22 https://fra.europa.eu/sites/default/files/fra_uploads/fra-2016-eu-minorities-survey-roma-selected- findings_nl.pdf

23 http://ergonetwork.org/2020/04/eu-recovery-plan-the-case-of-roma/

24 Levenskwaliteit is het concept van menselijk welzijn gemeten aan de hand van sociale indicatoren in plaats van kwantitatieve metingen van inkomen en productie (bron: Eurostat).

25 Materieel gebrek verwijst naar een toestand van economische nood, gedefinieerd als het gedwongen

onvermogen (anders dan de keuze om dat niet te doen) om onverwachte uitgaven te betalen of zich een jaarlijkse vakantie van een week, een maaltijd met vlees, kip of vis om de twee dagen, de adequate verwarming van een woning of duurzame goederen zoals een wasmachine of kleurentelevisie te veroorloven. Ernstige materieel gebrek verwijst naar het onvermogen om zich ten minste 4 van de volgende 11 categorieën te kunnen

veroorloven: hypotheekaflossingen of huur, rekeningen van nutsbedrijven, huurkoopsommen of andere leningen, een jaarlijkse vakantie van een week, een maaltijd met om de dag vlees, vis of een equivalent eiwit, onverwachte financiële uitgaven, een telefoon (ook mobiel), een kleurentelevisie, een wasmachine, een auto of verwarming (https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Quality_of_life_indicators_-

_material_living_conditions#General_overview).

26De indicator "personen in huishoudens met zeer lage arbeidsintensiteit" wordt gedefinieerd als het aantal personen in een huishouden waarvan de leden in de werkende leeftijd in de voorafgaande 12 maanden minder dan 20 % van hun totale potentieel hebben gewerkt. De arbeidsintensiteit van een huishouden is de verhouding tussen het totale aantal maanden dat alle leden van het huishouden in de werkende leeftijd tijdens het

inkomensreferentiejaar hebben gewerkt en het totale aantal maanden dat dezelfde leden van het huishouden theoretisch in dezelfde periode hadden kunnen werken. Een persoon in de werkende leeftijd is een persoon van 18-59 jaar, met uitzondering van studenten tussen 18 en 24 jaar. Huishoudens die alleen bestaan uit kinderen, studenten jonger dan 25 jaar en/of personen van 60 jaar of ouder worden volledig uitgesloten van de berekening van de indicator.

(9)

RR\1223352NL.docx 9/47 PE647.047v02-00

NL

W. overwegende dat sommige categorieën werknemers zoals seizoenarbeiders en sommige grenswerkers ondanks dat zij werk hebben een bijzonder hoog risico lopen op armoede en sociale uitsluiting en vaak op basis van arbeidscontracten voor korte termijn worden aangenomen met weinig of geen arbeidszekerheid, arbeidsrechten of sociale

bescherming;

X. overwegende dat onzekere leef- en werkomstandigheden en armoede onder werkenden diverse economische en sociale gevolgen hebben, waaronder een lager subjectief geestelijk welzijn, problemen met huisvesting en woonomgeving, slechte relaties en gevoelens van sociale uitsluiting27;

Y. overwegende dat werkenden die te maken krijgen met armoede vaak werken in banen met onaanvaardbare arbeidsomstandigheden, zoals werk zonder collectieve

arbeidsovereenkomst, schendingen van de regels inzake werktijden28 en risico's voor de gezondheid en veiligheid op het werk;

Z. overwegende dat dergelijke werknemers in tijden van economische recessie nog minder sterk staan op de arbeidsmarkt;

AA. overwegende dat over het algemeen deeltijdwerkers, en met name werknemers met onvrijwillig deeltijdwerk, meer risico op armoede lopen als verschillende risicofactoren samenkomen, zoals een laag loon, een onstabiele baan, een eenverdienerhuishouden en leden van het huishouden ten laste29;

AB. overwegende dat in 2019 5,8 % van de bevolking in de EU-27 in extreme materiële armoede leefde en dat extreme armoede in tal van regio’s en gemeenschappen voorkomt; overwegende dat dit aandeel waarschijnlijk aanzienlijk zal toenemen als gevolg van de COVID-19-pandemie, waardoor dit probleem nog urgenter wordt;

AC. overwegende dat energiearmoede een bijzonder wijdverspreid probleem in Europa is, aangezien 50 tot 125 miljoen mensen zich geen goed thermisch comfort binnenshuis kunnen veroorloven30; overwegende dat 11 % van de huishoudens in de EU geen internettoegang heeft31;

AD. overwegende dat de armoede in huishoudens32 slechts langzaam afneemt33: elk vierde kind onder de 18 jaar loopt het risico op armoede of sociale uitsluiting en belandt zo in

27 Eurofound, ‘In-work poverty in the EU’, 5 september 2017.

28 Als gedefinieerd in de Richtlijn werktijden, PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9.

29 Eurofound, ‘In-work poverty in the EU’, 5 september 2017.

30 https://ec.europa.eu/energy/content/introduction-5_en

31 https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Digital_economy_and_society_statistics_- _households_and_individuals

32 Een huishouden wordt in de context van enquêtes naar sociale omstandigheden gedefinieerd als een

huishoudelijke eenheid of, in praktische zin, als een sociale eenheid: die gezamenlijke afspraken hebben; die de huishoudelijke uitgaven of dagelijkse behoeften delen; in een gemeenschappelijke woning. Een huishouden omvat ofwel één alleenwonende persoon ofwel een groep mensen, niet noodzakelijkerwijs verwant, die op hetzelfde adres wonen en een gemeenschappelijke huishouding hebben, d.w.z. ten minste één maaltijd per dag delen of een woon- of zitkamer delen.

33 https://ec.europa.eu/eurostat/documents/2995521/10163468/3-16102019-CP-EN.pdf/edc3178f-ae3e-9973- f147-b839ee522578

(10)

PE647.047v02-00 10/47 RR\1223352NL.docx

NL

een situatie van achterstand die van generatie op generatie voortduurt34; overwegende dat vooral alleenstaande ouders (34,2 %) en kinderrijke gezinnen hierdoor getroffen worden35; overwegende dat gezinnen met een kind of andere gezinsleden met een handicap meer risico lopen op armoede;

AE. overwegende dat de huren in de meeste lidstaten voortdurend stijgen; overwegende dat het percentage van de bovenmatige huisvestingskosten36 in de EU 9,6 % bedraagt, wat betekent dat de bewoners van deze huishoudens 40 % of meer van hun equivalent besteedbaar inkomen aan huisvesting besteden37; overwegende dat het percentage van de bovenmatige huisvestingskosten in sommige lidstaten wel 50-90 % bedraagt38; overwegende dat in de EU huishoudens in een huurwoning met een laag inkomen te maken hebben met mediane huisvestingskosten ter hoogte van 20 tot 45 % van hun beschikbare inkomen;

AF. overwegende dat de belangrijkste factor die bijdraagt tot de kloof qua nettovermogen te vinden is in wijzigingen van de huizenprijzen; overwegende dat de schaarste aan betaalbare huisvesting de grootste aanjager van ongelijkheden in de lidstaten aan het worden is;

AG. overwegende dat de dakloosheid in heel Europa stijgt en dat in 2019 ongeveer 700 000 mensen dakloos waren39: 70 % meer dan tien jaar geleden40;

AH. overwegende dat in 2017 het percentage werkende jongeren tussen 18 en 24 jaar dat in armoede dreigde te vervallen, in de Europese Unie naar schatting 11 % en in Roemenië zelfs 28,2 % bedroeg41;

AI. overwegende dat de armoede onder ouderen voortdurend toeneemt: het percentage ouderen boven de 65 jaar voor wie armoede dreigde lag gemiddeld op 16,1 % (EU-27);

overwegende dat dit cijfer nog verder zal stijgen vanwege onzekere en atypische arbeidsvormen, waar vooral ouderen mee te maken hebben42;

AJ. overwegende dat armoede onder werkenden het fundamentele doel van werk, namelijk een menswaardig bestaan voor werknemers en hun gezinnen, tenietdoet door hen te

34 Eurostat, ‘EU statistics on income and living conditions (EU-SILC) methodology – 2011 intergenerational transmission of disadvantages’( https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-

explained/index.php/EU_statistics_on_income_and_living_conditions_(EU-SILC)_methodology_- _2011_intergenerational_transmission_of_disadvantages).

35 https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Quality_of_life_indicators_- _material_living_conditions#General_overview

36 Percentage van de bevolking dat leeft in een huishouden waarvoor de totale kosten van huisvesting (na aftrek van huisvestingstoelagen) meer dan 40 % van het totale besteedbare inkomen van het huishouden (na aftrek van huisvestingstoelagen) vertegenwoordigen.

37 https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Housing_statistics#Housing_affordability

38 https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/tessi163/default/table?lang=en

39 https://www.europarl.europa.eu/news/en/agenda/briefing/2020-01-13/11/housing-urgent-action-needed- to- address-homelessness-in-europe

40https://www.feantsa.org/public/user/Resources/magazine/2019/Spring/Homeless_in_Europe_magazine_- _Spring_2019.pdf; https://www.feantsa.org/en/news/2020/07/23/fifth-overview-of-housing-exclusion-in-europe- 2020

41 https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-eurostat-news/-/DDN-20190122-1?inheritRedirect=true

42 https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/tessi012/default/table?lang=en

(11)

RR\1223352NL.docx 11/47 PE647.047v02-00

NL

verhinderen economisch onafhankelijk te worden;

AK. overwegende dat in artikel 4 van het Europees Sociaal Handvest van de Raad van Europa wordt bepaald dat alle werknemers recht hebben op een billijke beloning die hun en hun gezin een behoorlijk levenspeil verschaft;

Verminderde cao-dekking

AL. overwegende dat het bereik van de collectieve onderhandelingen in de OESO-landen in de afgelopen drie decennia is gedaald van gemiddeld 46 % tot 32 %; overwegende dat in minstens 14 EU-landen de helft van de werknemers niet onder een cao valt;

overwegende dat in slechts zeven lidstaten meer dan 80 % van de werknemers onder een cao valt43; overwegende dat de daling het snelst plaatsvond in landen waar collectieve onderhandelingen het onderwerp waren van structurele hervormingen44; AM. overwegende dat goed gecoördineerde stelsels van collectieve onderhandelingen met

een brede dekking bevorderlijk zijn voor goede prestaties op de arbeidsmarkt en dat werknemers die onder collectieve overeenkomsten vallen gewoonlijk betere

arbeidsomstandigheden en een kwalitatief betere werkomgeving hebben dan werknemers die daar niet onder vallen;

AN. overwegende dat het aantal landen in de wereld waar werknemers niet het recht hebben een vakbond op te richten of lid van een vakbond te worden is gestegen van 92 in 2018 tot 107 in 2019; overwegende dat de hoogste stijging te zien was in Europa;

overwegende dat 40 % van de Europese landen werknemers verbiedt lid te zijn van een vakbond, en dat in 68 % van de landen het stakingsrecht is geschonden, en in 50 % het recht op collectieve onderhandelingen45;

AO. overwegende dat het voor werknemers in plattelandsgebieden moeilijker is om

vakbondsvertegenwoordiging te verkrijgen en te onderhandelen over lokale en sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten, wat ook van de sector afhangt;

AP. overwegende dat de loonontwikkeling in de eurozone in de periode 2000-2016 onder het productiviteitscijfer lag46; overwegende dat de loonstijging geen gelijke tred heeft gehouden met de ontwikkeling van de toegevoegde waarde, waardoor de bestaande ongelijkheid is verankerd;

AQ. overwegende dat collectieve onderhandelingen en sectorale collectieve overeenkomsten niet alleen loonniveaus reguleren, maar ook arbeidsvoorwaarden zoals arbeidstijd, betaald verlof, vakantie en bijscholingsmogelijkheden;

AR. overwegende dat sterke sociale partners en collectieve onderhandelingen een positieve impact kunnen hebben op de algemene loonniveaus in Europa, met inbegrip van

43 OECD, Visser (2016) ICTWSS Database.

https://www.etuc.org/en/document/etuc-reply-first-phase-consultation-social-partners-under-article-154-tfeu- possible-action, blz. 6, nr. 15.

44 Eurofound, ‘Industrial relations: Developments 2015-2019’, 11 december 2020.

45 https://www.ituc-csi.org/IMG/pdf/2019-06-ituc-global-rights-index-2019-report-en-2.pdf

46 OECD, ‘Negotiating Our Way Up: Collective Bargaining in a Changing World of Work’, 18 november 2019, Figuur 3.10, blz. 125.

(12)

PE647.047v02-00 12/47 RR\1223352NL.docx

NL

minimum- en mediaan loon; overwegende dat collectieve onderhandelingen waarborgen dat werknemers worden gehoord en gerespecteerd; overwegende dat er bewijs is van een duidelijke positieve correlatie is tussen de participatie van werknemers op de werkplek en de prestaties en inkomsten van een bedrijf47;

Toename van atypische en onzekere arbeidsvormen

AS. overwegende dat de arbeidsparticipatie van personen met een handicap in 2017 met 50,6 % aanzienlijk lager was dan de totale arbeidsparticipatie (74,8 %)48;

AT. overwegende dat personen met een handicap als gevolg daarvan een groter risico lopen op armoede onder werkenden (11% tegenover een EU-gemiddelde van 9,1%)49;

AU. overwegende dat slechts 20,7 % van de vrouwen met een handicap en 28,6 % van de mannen met een handicap een voltijdbaan heeft50;

AV. overwegende dat in sommige lidstaten personen met een handicap bij het aanvaarden van een baan vaak hun rechten op grond van een handicap verliezen, wat hun risico op armoede onder werkenden vergroot;

AW. overwegende dat in sommige lidstaten gehandicapten die in sociale werkplaatsen werken niet noodzakelijkerwijs de status van werknemer, arbeidsrechten of een gegarandeerd minimumloon hebben51;

AX. overwegende dat de integratie van personen met een handicap op de arbeidsmarkt met name moeilijk is gebleken in de nasleep van de financiële crisis52;

AY. overwegende dat het percentage werknemers die in een huishouden leven dat in armoede dreigt te belanden binnen tien jaar is gestegen van 8 % naar 9,4 %, wat neerkomt op 20,5 miljoen mensen53;

AZ. overwegende dat een verband is gevonden tussen de toename van atypische vormen van werkgelegenheid en het toegenomen aantal Europeanen die het risico lopen op armoede onder werkenden54; overwegende dat 16,2 % van personen die in deeltijd werken of een tijdelijk contract hebben, een hoger risico loopt op armoede onder werkenden,

vergeleken met 6,1% van personen met een vast contract;

BA. overwegende dat het opleidingsniveau van grote invloed is op het risico van armoede

47 Van den Berg, A., Grift, Y., van Witteloostuijn, A., ‘The effect of employee workplace representation on firm performance: a cross-country comparison within Europe’, Research Paper 2013-008, ACED 2013-016,

Universiteit Antwerpen, april 2013.

48 https://www.europarl.europa.eu/news/en/headlines/society/20200604STO80506/parliament-calls-for-a-new- ambitious-eu-disability-strategy

49 https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/pdfscache/34425.pdf

50 Gendergelijkheidsindex 2019.

51 https://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2014_2019/documents/empl/dv/empl20141120-wss-people- disabilities-/empl20141120-wss-people-disabilities-en.pdf

52 Eurostat Statistics Explained, ‘Europe 2020 indicators – poverty and social exclusion’, 11 June 2020 (https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Archive:Europe_2020_indicators_- _poverty_and_social_exclusion&oldid=394836).

53 https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=89&furtherNews=yes&langId=en&newsId=9378

54 Eurofound, ‘In-work poverty in the EU’, 5 september 2017.

(13)

RR\1223352NL.docx 13/47 PE647.047v02-00

NL

onder werkenden; overwegende dat het risico van armoede onder werkenden aanzienlijk groter is voor laaggeschoolde werkenden; overwegende dat in sommige lidstaten zelfs hoger geschoolde werkenden nog steeds een risico lopen op armoede onder

werkenden55;

BB. overwegende dat er in de EU verschillende loonvormingspraktijken zijn;

BC. overwegende dat de stelsels voor minimumlonen - voor zover deze bestaan - van lidstaat tot lidstaat sterk verschillen qua reikwijdte en dekking56; overwegende dat de minimumloonstelsels ook verschillen voor wat betreft hun absolute en relatieve niveau en dat er aanzienlijke leemten zijn ten aanzien van de dekking en de toereikendheid om een fatsoenlijk bestaan te waarborgen; overwegende dat zelfs indien deze verschillen kleiner worden wanneer met de verschillen in prijs rekening wordt gehouden, de koopkrachtverschillen groot blijven57; overwegende dat ook het percentage mensen dat een minimumloon ontvangt aanzienlijk uiteenloopt tussen de lidstaten;

BD. overwegende dat het minimumloon in slechts drie lidstaten consequent boven de vastgestelde armoederisicodrempel (60 % bruto mediaan) ligt en minimumloon in andere lidstaten geen bescherming tegen armoede biedt; overwegende dat bepaalde sectoren, groepen werknemers en arbeidsvormen deels niet zijn opgenomen in regelingen inzake minimumloon of collectieve arbeidsovereenkomsten;

BE. overwegende dat werknemers die een minimumloon verdienen, vaak moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen; overwegende dat meer in het bijzonder 7 van de 10 werknemers die een minimumloon verdienen, ten minste “enige” moeite hebben om rond te komen, tegenover 5 van de 10 andere werknemers, waarbij de verschillen tussen de lidstaten aanzienlijk zijn58;

BF. overwegende dat de daling van de werkgelegenheid tijdens de financiële crisis in 2008 heeft geleid tot een dramatische toename van het aantal mensen met atypische banen, kortetermijnwerk en deeltijdwerk, waaronder onvrijwillig deeltijdwerk59; overwegende dat onvrijwillige deeltijdwerkers het vaakst in eenvoudige of lagere dienstverlenende beroepen en sectoren werken en een van de hoogste risico's op armoede onder werkenden lopen; overwegende dat meer dan een derde van de deeltijdwerkers onvrijwillig in deeltijd werkt en een op de twee een kortetermijncontract heeft60; BG. overwegende dat 59 % van alle banen in de EU standaard voltijdse banen met

overeenkomsten voor onbepaalde tijd zijn, terwijl de atypische en vaak, maar niet altijd, onzekere werkgelegenheid voortdurend toeneemt61;

55 https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/ilc_peps04/default/table?lang=en

56 https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Minimum_wage_statistics

57 https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-

explained/index.php/Minimum_wage_statistics#Minimum_wages_expressed_in_purchasing_power_standards

58 Eurofound, ‘Minimum wages in 2020: Annual review’, 4 juni 2020.

59 ETUI, Benchmarking Working Europe 2019, ‘Labour market and social developments’ chapter, 2019.

https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=89&furtherNews=yes&langId=en&newsId=9378

60 https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2016/587285/IPOL_STU%282016%29587285_

EN.pdf

61 Eurofound, ‘In-work poverty in the EU’, 5 september 2017

(14)

PE647.047v02-00 14/47 RR\1223352NL.docx

NL

BH. overwegende dat kortetermijnwerk niet bevorderlijk is voor de ontwikkeling, opleiding en aanpassing van de vaardigheden van werknemers aan de veranderende

arbeidswereld;

BI. overwegende dat er grote schommelingen zijn in de aantallen werknemers in de EU die onzeker werk verrichten in de groot- en detailhandel, het vervoer, het hotelwezen, de cateringsector62 en de sectoren cultuur en evenementenbeheer;

BJ. overwegende dat armoede onder werkenden ook jonge beroepsbeoefenaren met een hoog opleidingsniveau kan treffen, met name in lidstaten met een hoge

jeugdwerkloosheid; overwegende dat het percentage jongeren dat kampt met armoede onder werkenden weliswaar lager is voor universitair geschoolden dan voor lager geschoolden, maar dat het in sommige lidstaten niettemin aanzienlijk blijft;

overwegende dat deze jongvolwassenen vaak te kampen hebben met lage lonen,

oneerlijke arbeidsomstandigheden, schijnzelfstandigheid, atypische arbeidscontracten of zelfs zwartwerk63;

BK. overwegende dat aanvullend inkomen, meer flexibiliteit, het opdoen van ervaring, het aantrekken van klanten en het ontbreken van kansen op de traditionele arbeidsmarkt de belangrijkste redenen lijken te zijn om platformwerk te verrichten; overwegende dat platformwerk doorgaans gunstig is voor de integratie op de arbeidsmarkt64;

overwegende dat platformwerk heterogeen is en dat bijgevolg een uniforme oplossing de opkomst van belangrijke vormen van werk zou ondermijnen65;

BL. overwegende dat de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) in juli 2019 is opgericht om de lidstaten en de Commissie te ondersteunen bij de doeltreffende toepassing en

handhaving van het recht van de Unie op het gebied van arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid; overwegende dat de Europese Arbeidsautoriteit naar verwachting tegen 2024 volledig operationeel zal zijn;

BM. overwegende dat de Commissie weliswaar heeft aangekondigd voornemens te zijn een voorstel voor een Europees socialezekerheidsnummer in te dienen, maar dat er nog geen concreet voorstel is ingediend;

BN. overwegende dat in 2018 het percentage personen die volwasseneneducatie volgden 11,1 % was, terwijl het streefcijfer voor 2020 15 % is66; overwegende dat technologie en innovatie grote mogelijkheden bieden voor het ontsluiten van kansen, maar dat meer dan 40% van de volwassenen in de EU niet beschikt over digitale basisvaardigheden;

De economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie

BO. overwegende dat tijdens de financiële crisis van 2008 de werkloosheid en de onzekere en atypische banen sterk toenamen en dat dit tijdens de COVID-19-crisis heeft geleid tot een verslechtering van de sociale omstandigheden in verband met ontslagen, korte

(https://www.eurofound.europa.eu/publications/report/2017/in-work-poverty-in-the-eu).

62 https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-eurostat-news/-/DDN-20200511-1

63 https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-eurostat-news/-/DDN-20200511-1

64 https://www.eurofound.europa.eu/sites/default/files/ef_publication/field_ef_document/ef18001en.pdf

65 https://www.eurofound.europa.eu/sites/default/files/ef_publication/field_ef_document/ef18001en.pdf

66 https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-eurostat-news/-/DDN-20190517-1

(15)

RR\1223352NL.docx 15/47 PE647.047v02-00

NL

arbeidscontracten en bestaansonzekerheid, met name in kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s), de kleine ambachtelijke sector, kleine detailhandelaren en grensarbeiders; overwegende dat de middenstand krimpt, de kloof tussen arm en rijk breder wordt en de ongelijkheid in en tussen lidstaten door de COVID-19-crisis groeit;

BP. overwegende dat in april 2020, tijdens de COVID-19-pandemie, 50 % van de

werknemers in de EU een vermindering van hun arbeidstijd ondervond, en dat volgens meer dan een derde (34 %) van de werknemers hun arbeidstijd “flink” afnam, terwijl volgens 16 % ervan deze “lichtjes” afnam67;

BQ. overwegende dat 75 % van de EU-burgers van mening is dat hun financiële situatie nu slechter is dan vóór de COVID-19-pandemie, terwijl 68 % meldt moeite te hebben om de eindjes aan elkaar te knopen en 68 % aangeeft zonder inkomen hun levensstandaard niet langer dan drie maanden te kunnen handhaven; overwegende dat 16 % van de werkenden in de EU ervan uitgaat dat zij in de nabije toekomst hun baan waarschijnlijk zullen verliezen68;

BR. overwegende dat de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte economische crisis op lange termijn ernstige gevolgen kan hebben voor de arbeidsmarkt, met name voor jongeren of kwetsbare werknemers, omdat zij daardoor gedwongen kunnen worden onzekere en atypische banen te aanvaarden, waardoor de arbeidsomstandigheden aanzienlijk zullen verslechteren en de bestaande ongelijkheden nog zullen toenemen;

BS. overwegende dat de COVID-19-pandemie daarom hoogstwaarschijnlijk een rechtstreeks effect zal hebben in de vorm van meer armoede en armoede onder werkenden69, vooral onder de meest kwetsbare groepen in de samenleving;

BT. overwegende dat de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat inclusievere sociale bescherming nodig is voor alle soorten werkenden, met name zelfstandigen en platformwerknemers;

BU. overwegende dat laagbetaalde en goedbetaalde banen in aantal blijven toenemen, maar dat het aantal banen met gemiddeld loon afneemt; overwegende dat laagbetaalde banen geen lage kwalificaties impliceren, met name in het geval van platformwerknemers;

overwegende dat er steeds meer vraag is naar hoogopgeleide werknemers, zelfs voor laagbetaalde banen;

1. benadrukt dat de EU, uit hoofde van artikel 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ervoor moet zorgen dat alle werknemers gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden genieten en dringt erop aan dat aandacht wordt besteed aan het feit dat armoede en uitsluiting van de arbeidsmarkt en de samenleving de ongelijkheden en segregatie verergeren; herinnert aan het feit dat de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van hun beleid het sociaal model van de EU verder moeten versterken en rekening moeten houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een fatsoenlijke

levensstandaard en adequate sociale bescherming voor allen, en de bestrijding van

67 Eurofound, Living, Working and COVID-19 dataset, 28 september 2020 (http://eurofound.link/covid19data).

68 Eurofound, Living, Working and COVID-19 dataset, 28 september 2020 (http://eurofound.link/covid19data).

69 https://www.worldbank.org/en/topic/poverty/brief/projected-poverty-impacts-of-COVID-19

(16)

PE647.047v02-00 16/47 RR\1223352NL.docx

NL

armoede en sociale uitsluiting;

2. onderstreept dat in het VEU is vastgelegd dat de Unie de basisverplichting heeft om te streven naar een duurzame ontwikkeling van Europa, onder andere op basis van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid, sociale vooruitgang en een hoog niveau van bescherming:

onderstreept dat de EU sociale uitsluiting en discriminatie moet bestrijden en sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind moet bevorderen;

3. is het eens met de Commissie dat de inkomensongelijkheid in de EU als regio van de wereld kleiner is dan in sommige andere grote geavanceerde economieën: onderstreept dat een grote ongelijkheid aanleiding vormt tot bezorgdheid over billijkheid, aangezien diepgewortelde ongelijkheid kan resulteren in ongelijke kansen, en de potentiële groei kan verminderen; onderstreept dat een betrekkelijk grote ongelijkheid gepaard kan gaan met een hoger armoederisicopercentage, sterkere sociale uitsluiting en meer financiële nood en, als zodanig, de sociale samenhang kan verminderen70;

4. merkt op dat de armoedecijfers onder vrouwen in de lidstaten weliswaar aanzienlijk uiteenlopen, maar dat risicogroepen – waartoe oudere vrouwen, alleenstaande vrouwen, vrouwen met kinderen en alleenstaande moeders behoren, alsook vrouwelijke

vluchtelingen en migranten, vrouwen met een donkere huidskleur, vrouwen die tot etnische minderheden behoren, homoseksuele, biseksuele en transgendervrouwen en vrouwen met een handicap – een groot risico op armoede en sociale uitsluiting lopen, en dat vrouwen gemiddeld genomen meer risico lopen (22,8 % in de EU in 2018) dan mannen; merkt op dat andere intersectionele risicofactoren, zoals inactiviteit en een gebrek aan opvang voor kinderen en hulpbehoevende familieleden, ervoor zorgen dat sommige specifieke categorieën vrouwen een groter risico op armoede lopen;

5. benadrukt dat één op de twee mensen met een niet-EU-migratieachtergrond een risico op armoede of sociale uitsluiting loopt, dat bijzonder veel vrouwelijke migranten en vluchtelingen in een precaire arbeidssituatie verkeren en dat de armoedecijfers extreem hoog zijn bij personen met een afhankelijke of illegale status; wijst erop dat vier op de vijf Roma een inkomen hebben dat onder de armoedegrens ligt, en dat minder dan één op de vijf Roma-vrouwen (van 16 jaar en ouder) een baan heeft; wijst erop dat

discriminatie op het gebied van toegang tot en kwaliteit van onderwijs, opleiding en arbeid deze toestand in de hand werkt; wenst dat de EU er samen met de lidstaten voor zorgt dat alle Europese en nationale arbeidsnormen volledig en zonder enige vorm van discriminatie worden toegepast, onder meer door middel van doeltreffende en

onafhankelijke monitoring-, klachten- en verhaalmechanismen die voor alle werknemers toegankelijk zijn;

6. merkt op dat er volgens Eurostat in de lidstaten momenteel 64,6 miljoen vrouwen en 57,6 miljoen mannen in armoede leven, waaruit blijkt dat armoede voor vrouwen en mannen niet dezelfde uitwerking heeft; merkt op dat uit deze cijfers enkel blijkt hoeveel vrouwen door armoede worden getroffen en stelt dat ze in combinatie met andere indicatoren moeten worden geanalyseerd, zoals leeftijd, levensverwachting,

70 Employment and Social Developments in Europe 2019

(https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=738⟨Id=en&pubId=8219).

(17)

RR\1223352NL.docx 17/47 PE647.047v02-00

NL

inkomensongelijkheid, de loonkloof tussen mannen en vrouwen, gezinstype en sociale overdrachten, om de betekenis ervan volledig te doorgronden; benadrukt dat de

armoede onder vrouwen waarschijnlijk wordt onderschat en verzoekt de lidstaten armoedecijfers te verzamelen die een afspiegeling zijn van zowel het huishouden als de persoon, samen met relevante gelijkheidsgegevens, en genderanalyses toe te passen op armoedestatistieken en -beleid, aangezien er niet van kan worden uitgegaan dat bij mannen en vrouwen die tot hetzelfde huishouden behoren, sprake is van een gelijke verdeling van middelen;

Maatregelen tegen ongelijkheid

7. roept de Commissie en de lidstaten ertoe op het doel van vergelijkbare

levensomstandigheden te bereiken door middel van opwaartse sociale en economische convergentie, de toenemende ongelijkheid binnen en tussen de lidstaten tegen te gaan, en meer solidariteit tot stand te brengen; verzoekt de lidstaten zorg te dragen voor sterkere systemen voor collectieve onderhandelingen en toe te zien op minimale sociale bescherming en socialezekerheidsstelsels voor alle leeftijdsgroepen; benadrukt dat deze doelen gehaald kunnen worden met instrumenten als onder meer een minimuminkomen, minimumlonen en minimumpensioenen in het kader van de eerste pijler71,

overeenkomstig de bevoegdheden en wetten van elke lidstaat, en met inachtneming van alle algemene beginselen van de Europese Unie, met inbegrip van grondrechten,

evenredigheid, rechtszekerheid, gelijkheid voor de wet en subsidiariteit;

8. herinnert de Commissie en de lidstaten eraan dat het voorkomen en aanpakken van armoede onder werkenden deel moet uitmaken van de algemene doelstelling om de armoede in de EU uit te bannen;

9. meent dat de beschikbaarheid van betaalbare en toegankelijke diensten (in het bijzonder overheidsdiensten) van goede kwaliteit essentieel is om ongelijkheid en armoede te verminderen; acht het dan ook van essentieel belang dat de lidstaten maatregelen nemen ter waarborging van de toegang tot hoogwaardige diensten en daarmee de universele toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, betaalbare huisvesting, energievoorziening en sociale bescherming;

10. is ervan overtuigd dat de stelregel “werk is de beste remedie tegen armoede” vandaag de dag niet altijd opgaat in het licht van de sectoren met lage lonen en onzekere

arbeidsomstandigheden (waaronder bepaalde vormen van atypisch werk), hetgeen gevolgen heeft voor de duurzaamheid en adequaatheid van socialezekerheidsstelsels; is voorts van mening dat doeltreffende collectieve arbeidsovereenkomsten en effectieve wettelijke minimumloonstelsels in voorkomend geval belangrijke instrumenten zijn om armoede te bestrijden;

11. wijst erop dat economische groei essentieel is om bestaansonzekerheid en armoede te bestrijden; is ervan overtuigd dat ondernemerschap moet worden aangemoedigd, ook bij vrouwen en jongeren; herinnert eraan dat kmo’s ondersteuning verdienen omdat zij werkgelegenheid en welvaart scheppen en de ruggengraat van de Europese economie

71 De “eerste pijler” van een typische driepijlerbenadering van pensioenen bestaat uit door de staat beheerde wettelijke overheidspensioenen en die gewoonlijk worden gefinancierd uit socialezekerheidsbijdragen en/of algemene belastinginkomsten op basis van het omslagstelsel. Bron: EPRS briefing, ‘European Union pension systems: adequate and sustainable?’, November 2015.

(18)

PE647.047v02-00 18/47 RR\1223352NL.docx

NL

vormen; wijst erop dat zij de vitaliteit van regio’s vergroten, bijdragen aan innovatie en aan de totstandbrenging van een concurrerende, gediversifieerde en duurzame

arbeidsmarkt; beklemtoont dat de Europese regelgeving gunstig moet zijn voor ondernemingen, met name voor kmo’s;

12. verzoekt de Commissie en de lidstaten om op grond van hun verplichtingen uit hoofde van de IAO-verdragen, het herziene Europees Sociaal Handvest en hun toezeggingen in het kader van de Europese pijler van sociale rechten en de SDG’s collectieve

onderhandelingen te bevorderen; verzoekt de lidstaten nationale wetgeving aan te passen die een belemmering vormt voor collectieve onderhandelingen en voor het recht zich te verenigen, te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten, en, indien van toepassing, het recht op billijke minimumlonen te eerbiedigen en te

handhaven;

13. benadrukt dat de technologische ontwikkelingen en de veranderende structuur van de economie ertoe leiden dat de economische activiteit en hooggekwalificeerde banen sterker geconcentreerd raken in grootstedelijke gebieden, waardoor de sociale en geografische ongelijkheid toeneemt; verzoekt de Commissie en de lidstaten om meer te investeren in digitale technologie in de plattelandsgebieden om de openbare

dienstverlening en de kwaliteit en efficiëntie ervan te verbeteren en om nieuwe vormen van dienstverlening te creëren voor afgelegen en minder goed bediende regio’s teneinde ongelijkheid aan te pakken en betere werkgelegenheidskansen te bieden;

14. is verheugd over het voorstel van de Commissie over de vaardighedenagenda; wijst erop dat een laag opleidingsniveau een van de onderliggende oorzaken van armoede onder werkenden is, en dat dit probleem aangepakt moet worden;

15. verzoekt de lidstaten om gelijke toegang tot inclusief onderwijs en inclusieve opleiding voor iedereen te garanderen en om meer inspanningen te leveren in de strijd tegen vroegtijdig schoolverlaten;

16. onderstreept dat hoogwaardig onderwijs van jongs af aan, beroepsonderwijs en -

opleiding, omscholing en bijscholing van essentieel belang zijn om ongelijkheid terug te dringen, werknemers beter in staat te stellen zich aan te passen aan de veranderende arbeidsmarkt en het hun gemakkelijker te maken met succes de arbeidsmarkt te betreden;

17. verzoekt de lidstaten derhalve nauw samen te werken met de sociale partners, de aanbieders van onderwijs en opleiding, het bedrijfsleven en andere belanghebbenden om onderwijs- en opleidingsstelsels te versterken en te verbeteren en de kwaliteit en de relevantie ervan voor de arbeidsmarkt en voor de persoonlijke ontwikkeling te

verhogen, onder meer met het doel mensen in staat te stellen deel te nemen aan een leven lang leren;

18. benadrukt dat de digitale transformatie en het toenemende aantal hooggekwalificeerde beroepen gerichte investeringen in een leven lang leren noodzakelijk maken; moedigt de Commissie en de lidstaten aan de ontwikkeling van de vereiste digitale vaardigheden – ook door oudere werknemers – coherent en omvattend te ondersteunen; dringt daarom aan op gerichte investeringen in digitale omscholing en bijscholing, zodat werknemers in staat zijn zich aan te passen aan veranderingen en hogere lonen gewaarborgd kunnen

(19)

RR\1223352NL.docx 19/47 PE647.047v02-00

NL

worden;

19. roept de Commissie en de lidstaten op jongeren een passend en adequaat onderwijs- en opleidingsniveau te bieden waarmee zij kunnen voldoen aan de behoeften en

uitdagingen van de arbeidsmarkt en hun arbeids- en sociale rechten kennen, zodat zij niet in atypisch of onzeker werk terechtkomen;

20. wijst de Commissie en de lidstaten erop dat in de Europese Verdragen een protocol inzake sociale vooruitgang moet worden opgenomen om te waarborgen dat

fundamentele arbeids- en sociale rechten op gelijk niveau behandeld worden als de fundamentele economische vrijheden op de interne markt wanneer deze rechten en vrijheden met elkaar in botsing komen;

21. roept op tot een overkoepelende Europese armoedebestrijdingsstrategie met ambitieuze doelstellingen voor het terugdringen van armoede en het uitbannen van extreme

armoede in Europa tegen 2030, overeenkomstig de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en rekening houdend met de SDG’s;

22. verzoekt de Commissie en de lidstaten gebruik te maken van financiële instrumenten zoals de jongerengarantie en EU- programma’s om de jeugdwerkeloosheid aan te pakken, de inzetbaarheid van jongeren te verbeteren en hen aan te moedigen stabiele en zekere banen aan te nemen;

23. verzoekt de Commissie en de lidstaten belastingontwijking en belastingfraude

daadwerkelijk aan te pakken, als een belangrijke manier om economische ongelijkheid te beperken, en de belastinginning in de lidstaten te verbeteren;

24. verzoekt de Commissie om actualisering van haar kader voor de oprichting en

ontwikkeling van coöperaties en sociale ondernemingen, aangezien deze intrinsiek meer nadruk leggen op eerlijke arbeidsvoorwaarden en het bieden van kansen aan

werknemers;

25. roept de Commissie en de lidstaten op initiatieven te ontplooien ter versterking van de positie van vrouwen door middel van onderwijs, beroepsopleiding en een leven lang leren, en om de toegang van vrouwen tot financiële middelen, vrouwelijk

ondernemerschap en de vertegenwoordiging van vrouwen in toekomstgerichte sectoren te bevorderen, zodat hoogwaardig werk voor hen toegankelijk wordt; wenst in het bijzonder dat meer wordt ingezet op STEM-vakken, digitaal onderwijs, kunstmatige intelligentie en financiële geletterdheid om heersende stereotypen te bestrijden en ervoor te zorgen dat meer vrouwen actief worden in deze sectoren en bijdragen aan de ontwikkeling ervan;

26. onderstreept dat in het kader van nationale, regionale en EU-fora regelmatig overleg plaatsvindt tussen vrouwen die met armoede worden geconfronteerd en beleidsmakers om de effectiviteit van de huidige beleidsmaatregelen/dienstverlening te controleren en oplossingen voor te stellen;

27. onderstreept dat toegezien moet worden op voldoende financiering voor ngo’s en beklemtoont dat zij toegang tot EU-middelen moeten hebben zodat zij innovatieve en effectieve diensten ter bestrijding van armoede kunnen aanbieden;

(20)

PE647.047v02-00 20/47 RR\1223352NL.docx

NL

28. is ingenomen met het plan van de Commissie om onverwijld een kindergarantie72 in te voeren;

29. roept de lidstaten op om de toegang tot fatsoenlijke, betaalbare, energie-efficiënte en gezonde huisvesting voor iedereen te waarborgen en meer te doen om de sociale woningbouw te stimuleren; roept de lidstaten op tot meer uitwisseling van goede praktijken inzake doeltreffend beleid voor sociale woningbouw;

30. verzoekt de lidstaten en de lokale overheden een adequaat huisvestingsbeleid vast te stellen, de voorwaarden te scheppen voor investeringen in betaalbare sociale

woningbouw en deze te ondersteunen, en energiearmoede te bestrijden;

31. verzoekt de Commissie – in het licht van het verband tussen armoede onder werkenden en dakloosheid – een strategisch kader van de Unie voor nationale strategieën tegen dakloosheid voor te stellen; roept de lidstaten op dringend maatregelen te nemen om dakloosheid aan te pakken en huisuitzettingen te voorkomen;

32. onderstreept het belang van meer financiering voor de minstbedeelden in het kader van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) als een essentieel element van de Europese solidariteit en als een manier om de ergste vormen van armoede in de EU, zoals voedselgebrek en armoede onder kinderen, te bestrijden;

Minimumbescherming van de leef- en arbeidsomstandigheden

33. meent dat er een rechtskader ter regulering van de telewerkvoorwaarden in de EU nodig is om te zorgen voor fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden in de digitale economie en

daarmee bij te dragen tot het verminderen van ongelijkheid en het aanpakken van armoede onder werkenden;

34. verzoekt de Commissie een EU-kader voor het minimuminkomen te presenteren;

35. verzoekt de Commissie en de lidstaten te investeren in actief arbeidsbeleid om Europese werknemers en economieën veerkrachtiger te maken en werknemers waardevolle vaardigheden te laten opdoen;

36. neemt kennis van het voorstel van de Commissie voor een EU-richtlijn met als doel te garanderen dat dat werknemers in de EU worden beschermd door een toereikend minimumloon dat een waardig bestaan mogelijk maakt;

37. benadrukt dat de richtlijn duidelijke garanties moet bieden in de lidstaten waar de sociale partners in de regel collectief onderhandelen over de lonen;

38. herinnert aan de in de politieke richtsnoeren van de Commissie voor 2019-202473

voorgestelde maatregelen, die tot doel hebben te waarborgen dat werknemers in de Unie

72 Overeenkomstig de resolutie van het Europees Parlement van 24 november 2015 over het terugdringen van ongelijkheden, met bijzondere aandacht voor kinderarmoede, PB C 366 van 27.10.2017, blz. 19, en de politieke beleidslijnen voor de Europese Commissie 2019-2024: “Om alle kinderen in nood te helpen, zal ik de Europese kindergarantie instellen, overeenkomstig het voorstel van het Europees Parlement”

73 “Een Unie die de lat hoger legt: Mijn agenda voor Europa” – Politieke beleidslijnen voor de Europese Commissie 2019-2024.

(21)

RR\1223352NL.docx 21/47 PE647.047v02-00

NL

een billijk minimumloon ontvangen waarmee zij een waardig bestaan kunnen leiden, ongeacht de plek zij werken;

39. herinnert eraan dat de richtlijnen inzake arbeidsrechten – overeenkomstig het non- regressiebeginsel en gunstiger bepalingen – minimumnormen bevatten en dat het elke lidstaat vrij staat een hogere mate van bescherming en strengere normen te bieden;

40. is van mening dat deze richtlijn door middel van collectieve arbeidsovereenkomsten en een wettelijke minimumloon moet garanderen dat geen enkele werknemer noch diens familieleden het risico lopen in armoede te vervallen, en dat iedereen van zijn of haar werk kan leven en aan de samenleving kan deelnemen;

41. onderstreept dat de definitieve richtlijn moet garanderen dat het wettelijke minimumloon – in voorkomend geval – altijd boven de armoedegrens wordt vastgesteld;

42. verzoekt de lidstaten en de sociale partners overeenkomstig de nationale praktijken een minimumloon vast te stellen, waarbij zij rekening houden met de gevolgen ervan voor het concurrentievermogen, het scheppen van banen en de armoede onder werkenden;

43. benadrukt dat maatregelen genomen moeten worden om te kunnen voorkomen dat werkgevers de kosten van de uitvoering van de werkzaamheden, zoals huisvesting, de benodigde kleding, gereedschap, persoonlijke bescherming en andere uitrusting, in mindering brengen op het minimumloon;

44. verzoekt de Commissie en de lidstaten het wettelijk kader voor

minimumarbeidsvoorwaarden voor alle werknemers te handhaven, met name voor werknemers die onder onzekere arbeidsvoorwaarden werken, wat dikwijls ook geldt voor mensen met atypisch werk of mensen die op afroep werken, en dit kader te verbeteren door lacunes in de wetgeving op te vullen en bestaande richtlijnen74 te verbeteren, of door zo nodig nieuwe rechtshandelingen af te kondigen;

45. verzoekt de lidstaten zorg te dragen voor socialebeschermingsstelsels voor alle werknemers en verzoekt de Commissie om aanvulling en ondersteuning van de

activiteiten van de lidstaten op het gebied van sociale zekerheid en sociale bescherming van werknemers;

46. wijst erop dat arbeidsmobiliteit essentieel is om de talenten en ambities van Europeanen optimaal te benutten, de economische prestaties en welvaart van ondernemingen en individuen te maximaliseren en mensen een breed scala aan mogelijkheden te bieden;

verzoekt de Commissie en de lidstaten om de huidige belemmeringen voor mobiliteit in de Europese Unie weg te nemen;

47. verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat redelijke aanpassingen worden doorgevoerd op de werkplek van personen met een handicap75;

74 Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 105).

75 Het doorvoeren van redelijke aanpassingen is een vereiste uit hoofde van de EU-richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep, PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16, alsook uit hoofde van artikel 5 van het VN-

(22)

PE647.047v02-00 22/47 RR\1223352NL.docx

NL

48. verzoekt de Commissie en de lidstaten de strijd aan te binden met praktijken die de armoede onder werkenden vergroten, zoals onbetaalde overuren, onbetrouwbare of onvoorspelbare werktijdplanning door werkgevers, nulurencontracten niet-opgegeven economische activiteiten en de grijze economie; brengt in herinnering dat werkgevers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde werkplek en dat beroepsgerelateerde opleidingen onder werktijd moeten plaatsvinden;

49. merkt op dat de door de Commissie te organiseren Europese top over platformarbeid, die beoogt te verkennen hoe de arbeidsvoorwaarden van platformwerkers verbeterd kunnen worden, vanwege de COVID-19-crisis is uitgesteld; verzoekt de Commissie deze top zo spoedig mogelijk te organiseren;

50. wijst op de maatschappelijke gevolgen van platformwerk: werknemers die geen arbeidsrechten en sociale bescherming genieten en niet-betaalde

socialezekerheidsbijdragen en belastingen;

51. neemt ter kennis dat Commissie voornemens is een wetgevingsvoorstel76 inzake platformwerkers vast te stellen; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de arbeidsverhoudingen tussen platformen en platformwerkers aangepast zijn aan de nieuwe werkelijkheid van een digitale samenleving en economie en duidelijk geregeld worden door het bestaande arbeidsrecht en de socialezekerheidsbepalingen op deze werknemers van toepassing te verklaren, de arbeidsvoorwaarden, de vaardigheden en de scholing van platformwerkers te verbeteren, en platformwerkers voorspelbare

werktijden te garanderen;

52. benadrukt dat een EU-wetgevingsvoorstel erin moet voorzien dat platformwerkers een werknemersvertegenwoordiging kunnen vormen en zich in vakbonden kunnen

organiseren, zodat zij collectieve overeenkomsten kunnen sluiten;

53. dringt er bij de lidstaten op aan de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven77 zo spoedig mogelijk volledig om te zetten;

54. roept de lidstaten ertoe op betaalbare en goede kinderopvang in het algemeen

toegankelijk te maken, en in het bijzonder voor alleenstaande ouders, voor ouders van kinderen met een handicap en voor ouders van grote gezinnen; herinnert eraan dat toegang tot kinderopvang van bijzonder belang is voor werkzoekenden en voor

werknemers in een instabiele arbeidssituatie, ongeacht de aard van het contract, evenals toegang tot zorgfaciliteiten voor personen met een handicap of hulpbehoevende

familieleden, om te voorkomen dat deze werknemers met zorgtaken in onzekere banen terechtkomen, hetgeen dikwijls leidt tot armoede onder werkenden;

55. benadrukt dat betere mogelijkheden voor gedeeld ouderschapsverlof een positieve effect kunnen hebben op de arbeidsparticipatie van vrouwen; verzoekt de lidstaten

maatregelen te nemen zodat begunstigden van ouderschapsverlof of vergelijkbare

Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

76 Bijlagen bij het werkprogramma van de Commissie voor 2021 (COM (2020) 0690), punt 9 van de beleidsdoelstelling “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”.

77 Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PB L 188 van 12.7.2019, blz. 79).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

licentieovereenkomsten; onderstreept de uitdagingen voor IER’s die het gevolg zijn van de creatie van “deepfakes” op basis van misleidende, gemanipuleerde of eenvoudigweg

grondgebied van Rusland en Belarus wordt verboden en Russische en Belarussische schepen de toegang tot EU-havens wordt ontzegd; is van mening dat dergelijke maatregelen in het weg-

douanerechten, de landbouwrechten en de suiker- en isoglucoseheffingen, een betrouwbare en authentieke bron van ontvangsten van de EU vormen, aangezien deze

De voorzitter van de Commissie heeft in haar politieke beleidslijnen een wet inzake digitale diensten aangekondigd om het rechtskader van de Unie af te stemmen op de nieuwe sociale

worden toegepast voor uitstaande senior posities in synthetische op de balans opgenomen securitisaties waarop als initiator optredende instellingen het huidige artikel 270

– Hoe zou de samenwerking tussen de ERK en het Europees Parlement (Commissie begrotingscontrole) bij de controle van de EU-begroting verder kunnen worden verbeterd, in het licht

waaronder SRHR, kwetsbaarheid voor gendergerelateerd geweld, waaronder vrouwelijke genitale verminking en huwelijken op jonge leeftijd of gedwongen huwelijken, hun

De Europese Commissie heeft het Europees Parlement haar voorstel doen toekomen voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen