• No results found

HOOFDRAPPORT I INTEGRALE VERKENNING MAAS I PAGINA 43

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HOOFDRAPPORT I INTEGRALE VERKENNING MAAS I PAGINA 43"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HOOFDRAPPORT I INTEGRALE VERKENNING MAAS I PAGINA 43

kralensnoer van dorpen, steden en waardevolle watergebieden parallel aan de rivier. Afhankelijk van de uiterwaard zal dit echter ook gepaard kun- nen gaan met verlies aan ecologische,

morfologische en cultuurhistorische waarden.

Voorzichtigheid en respect voor deze bestaande kwaliteiten bepalen de mate van inpasbaarheid van de maatregelen. Zomerbedverbreding kan in principe ten oosten van Heusden toegepast wor- den, maar de lokale natuur- en landschapswaarden vereisen hier voorzichtigheid. In de variant met groene rivieren blijven goede perspectieven aan- wezig voor grondgebonden landbouw in de uiterwaarden van deze trajecten. De groene rivier in de Getijdemaas kan een strategische begrenzing vormen van de stedelijke zone 'Waalboss'

(Waalwijk, Den Bosch, Oss). In de Benedenmaas ontstaan mogelijkheden voor nieuwe landgoede- ren, dijkhuizen en recreatieve bebouwing. De zomerbedverbreding en neven- of hoogwater- geulen hebben in de Grensmaas, Plassenmaas en Benedenmaas positieve effecten op de recreatie en op de beleving van het landschap.

Rivierkundig gezien leidt vooral de variant met zomerbedverbreding tot negatieve beneden- stroomse effecten (snellere verplaatsing hoogwatergolf en minder demping). In mindere mate geldt dit ook voor de variant met groene rivieren. Combinatie van maatregelen verandert de afvoerverdeling tussen zomerbed en winterbed niet. De riviermorfologische gevolgen lijken dan ook minimaal.

De kostenindicatie van de strategie 'Netwerk' bedraagt 3 tot 7 miljard euro. De kosten pakken relatief laag uit omdat bij de veelal lijnvormige maatregelen geen grote gebieden aangekocht of vergraven hoeven te worden.

5.3.4 Wat leren de strategieën ons?

De strategieën laten consequent doorberedeneerde oplossingsrichtingen zien om de toekomstige aan- voer van hoogwater op te vangen Vanwege het verkennende karakter van IVM zijn bewust de extreme strategieën in kaart gebracht, waaruit geen keuze wordt gemaakt. Iedere strategie levert specifieke inzichten op, die een goede basis vor-

men voor mogelijke inperking in een vervolgfase.

Daarbij springen vooral de keuze tussen groot- schalige of kleinschaliger maatregelen én de keuze tussen maatregelen binnen of juist buiten het winterbed in het oog. Naast specifieke kansen en knelpunten per strategie of per traject, kunnen we van de strategieën enkele algemene lessen leren.

Kansrijke oplossingsrichtingen per Maastraject In het algemeen past de netwerkstrategie goed bij het Maasdal. Die strategie biedt relatief veel kan- sen om verruiming van de Maas te laten aansluiten bij het huidige en het toekomstige ruimtegebruik. Bij de bovenstroomse trajecten (Bovenmaas, Grensmaas en Plassenmaas) past ook de mozaïekstrategie goed, gezien de natuurlijke landschapsopbouw van het gebied en het klein- schalige ruimtegebruik. Bij de Beneden- en Getijdenmaas biedt met name het principe van concentratie kansen voor een integrale aanpak waarbij rivierverruiming en gebiedsvernieuwing worden gecombineerd. Deze kansrijke oplossings- richtingen zijn echter geen blauwdrukken voor uitvoeringsgerichte maatregelpakketten. Een belangrijke stap naar de praktijk dient nog te wor- den gezet. Nader te bezien is in hoeverre de onderzochte mogelijkheden daadwerkelijk te com- bineren zijn met de huidige én de gewenste toekomstige ruimtelijke inrichting van trajecten of regio's. Voorkeuren en keuzes voor maatregeltypen moeten in een vervolg van IVM worden gespecifi- ceerd. Een essentiële rol in dat proces speelt het ruimtelijke plan dat de partijen in de streek voor het gebied nu en in de toekomst in gedachten heb- ben, rekening houdend met de verschillende belangen. Wordt er bijvoorbeeld voor gekozen om de Plassenmaas te ontwikkelen tot een recreatief kerngebied langs de Maas, dan leidt uiter-

waardverlaging tot knelpunten. Wordt daarentegen gekozen voor versterking van de natuurfunctie en de ontwikkeling van een ecologische corridor, dan biedt uiterwaardverlaging juist veel kansen.

Groene ri slcul en In

ier ah grens tussen

(2)

('ken "altijd goed ttuuttregele, uit rivierkundig vogfwnt

Complexe aria-relaties van bron tot zee

Uitwisselbaarheid van rivierverruimende maatregelen

Als de strategieën worden vergeleken, dan blijkt er geen set van maatregelen te zijn die in alle strate- gieën voorkomt en dus toepasbaar is vanuit verschillende invalshoeken. In langetermijnverken- ningen voor andere delen van het rivierengebied komen dergelijke 'altijd goed'-maatregelen wel voor. Ze vormen vaak het eerste vertrekpunt voor een nadere uitwerking. Bij de Maas wordt een toekomstige selectie van rivierverruimende maat- regelen op de trajecten dus vooralsnog niet door een rivierkundige noodzaak gedicteerd. Dit biedt volop mogelijkheden om samen met andere func- ties te zoeken naar integrale oplossingen met verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Wel kan in de praktijk naar voren komen dat sommige maatregelen door de betrokken partijen als erg ingrijpend worden ervaren. Indien die maatrege- len in de maatschappelijke discussie als ongewenst worden beoordeeld en definitief afvallen, dan zou alsnog een 'altijd goed'-pakket kunnen ontstaan.

Dat zal in een vervolgfase moeten blijken.

Raakvlakken tussen rivierverruiming en toekomstige ontwikkelingen

Niet alle strategieën blijken even bestand tegen toekomstige autonome ontwikkelingen ('robuust-

heid'). Dit betekent dat niet alle rivierverruimende ingrepen zomaar te rijmen zijn met (verwachte) economische en maatschappelijke processen in het Maasdal in de komende eeuw. Voor de Maas als geheel en voor de onderling verschillende regio's dienen zodanige keuzes gemaakt te worden dat bescherming tegen overstroming gegarandeerd blijft, terwijl ook andere ontwikkelingen doorgang moeten kunnen vinden. Het is niet eenvoudig om ver vooruit te zien en strategisch zo verstandige keuzes te maken, dat men later niet voor voldon- gen feiten komt te staan. In IVM is nagegaan in welke gebieden belangrijke autonome veranderin- gen en een mogelijke verruiming van de Maas zouden kunnen samenvallen. Ook is nagegaan op welke onderdelen die autonome verandering en rivierverruiming elkaar kunnen versterken en waar ze conflicteren. In het vervolgproces zijn gebieden aan te geven die in aanmerking komen voor rivier- verruiming met een optimale flexibiliteit voor combinatie met andere functies.

Rivierkundige relaties

De rivierkundige relaties tussen de Maastrajecten in het IVM-plangebied zijn complex. Dit geldt ook voor de relaties tussen het IVM-gebied en het benedenrivierengebied. Het verkennende karakter van IVM maakt dat deze relaties niet uitputtend zijn onderzocht. Absolute en stellige uitspraken over exacte rivierkundige effecten en de door- werking daarvan zijn nu niet te geven. De rivier- kundige effecten zijn aan de hand van de strategieën verkend.

Als eerste stap is steeds de 'blokkendoos' ingezet.

Het grote voordeel hiervan is dat de effecten van de maatregelpakketten snel en relatief eenvoudig inzichtelijk te maken zijn. Toepassing van de 'blok- kendoos' brengt wel een onnauwkeurigheid met zich mee omdat de effecten van afzonderlijke maatregelen simpelweg worden opgeteld. Daarom zijn de maatregelenpakketten vervolgens ook met een rivierkundig model doorgerekend. De onder- linge beïnvloeding van maatregelen kon zo wel worden meegenomen. Uit die effectberekeningen blijkt dat de strategieën geen verlichting bieden voor het benedenrivierengebied. Bij het optimali- seren en nader inperken van mogelijke rivier- verruimende maatregelen verdient een aantal

(3)

HOOFDRAPPORT I INTEGRALE VERKENNING MAAS I PAGINA 45

'; ? : ^ . : t :s ^ ::.

aspecten vanuit rivierkundig oogpunt bijzondere aandacht. Het gaat om de onderlinge relaties tussen de onbedijkte Maas, de bedijkte Maas en het benedenrivierengebied, alsook de rivier- kundige effecten bij verschillende afvoeren.

Kosten en baten van rivierverruiming langs de Maas

De kosten van de maatregelpakketten die bescherming tegen hoogwater combineren met verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zijn hoog.

Maar ook de toekomstige economische schade in het gebied is aanzienlijk als in de toekomst niets wordt gedaan. Deze schade kan de komende 100 jaar tussen enkele en wel vele tientallen miljarden euros variëren [7]. Een belangrijke kanttekening is dat in de kostenberekening per strategie noch de bescherming van mensenlevens noch de kansen voor ruimtelijke kwaliteit in geld zijn uitgedrukt.

Bovendien blijken de kosten en baten van bepaal- de aspecten, zoals de waarde van natuur of een bepaald beschermingsniveau tegen overstroming, moeilijk zo niet onmogelijk in geld uit te drukken.

Niet in de laatste plaats zijn de kosten en de baten over een lange tijdhorizon, zoals in IVM, met grote onzekerheden omgeven. Of de baten in de zin van vermeden schade opwegen tegen de netto kosten hangt af van een aantal aannames, zoals de discontovoet, de economische groei en de fasering van de investering in de tijd. Het beeld dat met de verkenning is verkregen, rekening houdend met ook niet in geld uit te drukken baten, is dat een integrale aanpak van rivierverruiming langs de Maas loont. Wel is het zo dat de kosten van de onderzochte strategieën voor rivierverruiming beduidend hoger zijn dan die van dijk- en kade- verhogingen.

5.4 Verkenning Maasstroomgebied in België en Frankrijk

Het ontstaan van hoge rivierafvoeren in de Maas is in de studie geanalyseerd. Uit veldonderzoek in de middengebergten en de analyse van data van meetstations blijkt dat extreem hoogwater ontstaat door een opeenstapeling van een aantal afvoergol- ven. Iets dergelijks doet zich voor wanneer kort na elkaar meerdere (intensieve) regenzones boven het stroomgebied actief zijn. De onderlinge interacties

tussen de zijrivieren en hun looptijden bepalen in belangrijke mate de vorm en intensiteit van de hoogwatergolf. Naarmate de piekafvoeren van de zijrivieren en de Maas meer samenvallen, ontstaan hogere topafvoeren. Op grond van trendanalyses en effecten van verwachte klimaatveranderingen is aannemelijk te maken dat een topafvoer van 4.600 m'/s van de Maas in de tweede helft van deze eeuw bij Borgharen kan optreden.

Maar bereikt een dergelijke hoogwatergolf in de praktijk Borgharen? In het bovenstroomse deel van het stroomgebied kent de Maas geen beper- kingen voor de afvoer. Het rivierdal is smal en al het aangevoerde water kan worden afgevoerd.

De afvoercapaciteit van de Maas bij Luik lijkt vol- doende om een afvoerpiek van 4.600 m3/s te laten passeren. In de omgeving van Luik bevindt zich een omvangrijk mijnverzakkingsgebied. Het lijkt erop dat dit gebied vrij van hoogwater blijft wanneer een watergolf van 4.600 mVs of lager passeert. Een dergelijke afvoer blijkt ook de stad Maastricht te kunnen passeren. Dit zal in de bestaande situatie wel tot forse wateroverlast leiden in de laaggelegen delen van de stad. Het is hoe dan ook aannemelijk dat een extreme afvoer van 4.600 mVs in het Waalse Maasdal Borgharen zal bereiken. Samen met de klimatologische onderbouwing betekent dit dat in IVM is uitgegaan van een realistische prognose voor de maatgevende afvoer bij Borgharen in de tweede helft van deze eeuw.

Maatgevende afvoer van 4600 m h een realistische prognose

(4)

De vraag is of meer water vasthouden en/of tijde- lijk opvangen in de bovenstroomse delen van het stroomgebied (België en Frankrijk) kan bijdragen aan een verlaging van hoogwatergolven die Nederland bereiken. De verschillende mogelijkhe- den worden hieronder beschreven. In het kader van IVM is een globale inschatting gemaakt van de effecten op de maatgevende situatie in Nederland (zie ook tabel 2). De conclusie is dat door een combinatie van verschülende maatregelen in België en Frankrijk een afvoerreductie 'technisch' gezien haalbaar is, mits die grootschalig wordt uit- gevoerd. Dat betekent dat een - beperkt - deel van de verwachte toename van de maatgevende afvoer in Nederland in beginsel is op te vangen door maatregelen in het buitenland. De bestuurlijke en politieke haalbaarheid van eventuele oplossingen in het buitenland is binnen IVM niet onderzocht.

Hieronder worden de verschillende mogelijkheden voor afvoerreductie in het buitenland nader toegelicht en op hun effectiviteit voor de rand- voorwaarden IVM beoordeeld.

Veranderingen in landgebruik

Veranderingen in landgebruik, zoals herbebossing, of andere landbouwmethoden hebben overwegend alleen lokaal effect en/of een effect bij middelhoge hoogwaters. Dergelijke veranderingen zijn daarom geen oplossing voor de vermindering van de wateroverlast bij maatgevende omstandigheden voor de Nederlandse Maas.

Dempen van haarvaten/greppels

In de meest bovenstroomse delen van het stroom- gebied kan deze maatregel een klein reducerend effect hebben op de Maasafvoer. Het dempen van haarvaten kan goed worden gecombineerd met natuurontwikkeling door moerasvorming. Voor een betere inschatting van het effect is meer inzicht nodig in de manier waarop het water langs hellingen en door dalen stroomt.

Natuurontwikkeling in de dalen van de zijrivieren

Deze maatregel kan de waterafvoer vanuit de dalen van deze zijrivieren naar de Maas vertragen (de stromingsweerstand neemt toe). Daardoor wordt de inundatiediepte ter plaatse groter en

)Bij lagere afvoeren dan 4600 mis kan het effect van maatregelen in

wordt meer water geborgen. Dit is het principe van 'stromende berging'. Hiermee kan de afvoer naar verwachting enigszins worden gereduceerd

Opwerpen van obstakels of dwarsdammen Deze maatregel, te nemen in de dalen van de hoofdrivier of de zijrivieren, verhoogt de stro- mingsweerstand kunstmatig en kan duidelijk meer effect hebben. De waterdiepte bij overstroming zal ter plaatse als gevolg van deze maatregel sterk toenemen.

Gestuurde retentie

Gestuurde retentie in de vele bekkens die over het stroomgebied verspreid liggen blijkt een effectief middel om afvoerpieken aanzienlijk te verlagen.

De inschatting is dat dit bij situaties als in 1993 en 1995 eerder resultaten geeft dan in meer extreme situatie van 3.800 tot 4.600 m7s. Hierbij geldt als aanname dat de overheden in het stroomgebied zelf ook maatregelen willen nemen om de steeds vaker terugkerende hoogwaters te reduceren. Deze maatregel kan belangrijk zijn voor de bescherming langs de onbedijkte Maas in de situatie met een kans op overstroming van gemiddeld eens per 250 jaar (3.275 tot 3.950 m'/s), maar minder bij nog hogere afvoeren (tot 4.600 m7s). Misschien is een groter effect bij - extreme - afvoeren mogelijk met een aangepaste, stroomgebiedgecoördineerde 'sturing' van dergelijke retentievoorzieningen.

Bergen van water in meerdere zeer grote stuwmeren

Deze maatregel kan heel effectief zijn, maar vraagt grote investeringen en heeft grote ecologische en sociaal-economische consequenties.

Versneld afvoeren van water

Deze maatregel kan in het Noordelijk deel van de Ardennen worden genomen om de afvoerpieken van de zijrivieren niet te laten samenvallen. Dit lijkt geen wezenlijke bijdrage te leveren aan de ver- mindering van de wateroverlast in de Nederlandse Maas en kan mogelijk zelfs averechts werken.

Vlaanderen is van plan langs de Grensmaas rivier- verruimende maatregelen te nemen (plan 'Levende Grensmaas'). Deze zorgen in Nederland op som- mige plekken voor een verlaging van de

'elgië en Frankrijk anders zijn dan in de tabel is aangegeven.

(5)

HOOFDRAPPORT I INTEGRALE VERKENNING MAAS I PAGINA 47

waterstand. Vlaanderen is bereid mee te denken over aanvullende waterberging langs de Vlaamse Grensmaas. Dit biedt mogelijk kansen om de afvoer in de hele Nederlandse Maas enigszins te reduceren. In beginsel zou het Vlaamse mijnver- zakkingsgebied veel water kunnen bergen.

Vlaanderen wil dit gebied echter juist extra goed beschermen vanwege de rol die het speelt in de drinkwatervoorziening.

Ten slotte is onderzocht wat de gevolgen zouden zijn geweest als de neerslagsituatie van de zomer van 2002 in Midden Europa zich in het stroom- gebied van de Maas had voorgedaan [25]. Die situatie leidde in Midden Europa tot hevige overstromingen (onder meer in Duitsland en Tsjechië). In de zomer zou dit voor de Maas niet tot ernstige wateroverlast hebben geleid. Zouden dezelfde buien in de winter zijn gevallen, dan was dat wel het geval geweest.

5.5 Procedures en juridisch instrumentarium Het accent in het juridisch onderzoek lag op de analyse van bestaand en voorzien juridisch instru- mentarium. Er is nagegaan in hoeverre dit

fa 6

provincies binnenkort over voldoende sturings- instrumenten beschikken voor een planologische voorbereiding van mogelijke rivierverruimende maatregelen voor toekomstige veiligheid.

Op grond van de huidige WRO lijken zowel binnen als buiten het juridisch winterbed van de Maas voldoende mogelijkheden om activiteiten te voorkomen die de toekomstige verruiming van de Maas belemmeren. In een separate Planologische Kernbeslissing (PKB) voor de Maas en/of in streek- en omgevingsplannen kunnen een nadere begrenzing en een uitwerking plaatsvinden van de zoekruimte voor 'ruimte voor de rivier' die al in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening (PKB deel 3) is opgenomen [35]. Wel zal het initiatief voor deze beide opties in handen van verschillende partijen kunnen liggen. In het geval van een PKB voor de Maas is het Rijk initiatiefnemer en regisseur, terwijl het bij een planologische voor- bereiding via streek- en omgevingsplannen meer voor de hand ligt dat de regio zelf het voortouw neemt.

Daarnaast vindt momenteel toetsing van activitei-

Runn lelijke weigering toereikend voor de planologische voorbereiding

Tabel 2 Samenvatting van het afvoerreducerend effect van mogelijke maatregelen in het buitenland

Maatregel

Verandering in landgebruik Dempen van afvoergangen Stromende berging in dalen Obstakels/dwarsdammen Gestuurde retentie Stuwmeren

Effect op afvoer 4600 mVs bi] Borgharen Zeer klein

Klein Klein / Matig Matig Vrij groot Groot

Versneld afvoeren Zeer klein

toereikend is om eventuele rivierverruimende maatregelen voor de toekomstige veiligheid op korte termijn - planologisch - te kunnen voor- bereiden en op langere termijn te kunnen

realiseren [23]. Naast nationale wet- en regelgeving is ook EU-regelgeving in het onderzoek betrokken.

De bevindingen worden hieronder weergegeven.

Planologische voorbereiding

Met de in voorbereiding zijnde nieuwe wetgeving voor het ruimtelijk beleid (Nieuwe Wet Ruimte- lijke Ordening: WRO) zullen het Rijk en de

ten plaats aan de beleidslijn Ruimte voor de Rivier.

Deze beleidslijn is van toepassing in het (juridisch) winterbed. Met de beleidslijn als uitgangspunt wordt geprobeerd nieuwe activiteiten te weren die een belemmering vormen voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit en wordt geprobeerd grotere potentiële schade als gevolg van nieuwe activiteiten te voorkomen. Bovendien kan in het rivierbed vergunningverlening op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken aan de beleidslijn worden getoetst. De beleidslijn lijkt vooral langs de onbedijkte Maas in de praktijk

(6)

regionale ontwikkelingsmogelijkheden in de weg te staan die zowel de ruimtelijke kwaliteit als de toekomstige veiligheid verbeteren.

Een planologische voorbereiding van toekomstige rivierverruiming via streek- en omgevingsplannen is mogelijk door gebieden aan te wijzen die hier in de toekomst voor in aanmerking komen. Daarbij moet een oplossing worden gevonden voor de beperkte planhorizon van zulke provinciale plan- nen (10 jaar), omdat de gebieden voor langere tijd moeten worden gereserveerd, alvorens met rivier- verruiming kan worden begonnen. In de praktijk zijn verschillende oplossingen met een meer of minder 'harde' juridische status mogelijk.

Op voorhand lijkt een vrij harde juridische status nodig om ongewenste kapitaalintensieve ontwik- kelingen in reserveringsgebieden voor rivier- verruiming te voorkomen. Een wat 'zachtere' oplossing is zoekgebieden aan te wijzen met een ruimere begrenzing dan strikt voor de beoogde rivierverruiming nodig is. Indien overheden van plan zijn om functies of activiteiten in die gebie- den te wijzigen, dan zou van hen moeten kunnen worden geëist dat zij daar een motivering voor geven. De initiatiefnemer moet dan laten zien of het plan samengaat met de beoogde rivierverrui- ming en of het die toekomstige riviermaatregelen

niet belemmert of bemoeilijkt. De voor- en nade- len van de diverse 'reserveringsmogelijkheden' moeten nader worden onderzocht. Daarvoor kan worden aangesloten bij recente landelijke initiatie- ven op dit gebied, bijvoorbeeld de initiatieven in het kader van het project Ruimte voor de Rivieren.

Uitvoeringsgerichte planvorming De nationale en Europese regelgeving voor natuurbescherming geldt als extra toets voor mogelijk te reserveren gebieden die dienen als - al dan niet aangewezen - vogelgebieden of leef- gebieden voor wilde dier- en plantensoorten.

De verplichting om aan deze regelgeving te voldoen vormt mogelijk een risicofactor bij het nemen van uitvoeringsbesluiten. Het verdient daarom aanbeveling om hier al bij de planvorming van uitvoeringsbesluiten rekening mee te houden.

Overheden moeten bijvoorbeeld van te voren onderzoeken of het beoogde gebied geldt als vogelgebied en/of leefgebied van wilde dier- en plantensoorten die (inter)nationale worden beschermd (volgens de EU Habitatrichtlijn, de Europese Vogelrichtlijn, de Conventie van Bern of de Flora- en Faunawet).

In de planvorming moeten ook de ontwikkelingen op het gebied van actief bodembeheer goed worden gevolgd. Het onlangs bereikte bestuurlijke

(7)

HOOFDRAI'I'OKÏ I INTEGRALE VF.RKF.NNING MAAS I PAGINA Ai

akkoord over actief bodembeheer zal in de prak- tijk worden gebracht bij de uitvoering van De Maaswerken en van maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier (Rijntakken). Zijn plannen van overheden strijdig met de milieuregelgeving of leidt die regelgeving tot moeizame procedures, dan kan dat aanleiding zijn tot heroverweging en even- tueel aanpassing van beleid en regelgeving.

Realisatie

De te volgen strategie o m eventuele maatregelen uit te voeren, is om allereerst met betrokken par- tijen (overheden, belangenorganisaties, bewoners, gebruikers en grondeigenaren) tot nieuwe coalities en afspraken over de uitvoering te komen. Bij con- crete projecten moet vooraf en op basis van vrijwilligheid overeenstemming worden bereikt over financiële compensatie. In het kader van De Maaswerken, Ruimte voor de Rivier en een aantal voorbeeldprojecten van meervoudig ruimtege- bruik wordt hier in het rivierengebied ervaring mee opgedaan. Als overeenstemming niet mogelijk blijkt, moet uiteindelijk eventueel tot onteigening kunnen worden overgegaan.

5.6 Communicatie

In de communicatie over IVM zijn bewustwording en draagvlak als kernbegrippen gehanteerd [29].

Aan bewustwording is bijgedragen via twee spo- ren. Het eerste spoor richtte zich op de regionale overheden langs de Nederlandse Maas. Er werd aandacht besteed aan h u n rol bij de overdracht van informatie over de toekomst van de Maas aan burgers. Voorbeelden van ondernomen activiteiten en ontwikkelde producten zijn een lijst met meest- gestelde vragen over IVM en de antwoorden daarop, een feitenoverzicht, een toelichtende dvd- presentatie (over de beleving van de Maas), een fotowedstrijd en diverse bijeenkomsten met amb- telijke en bestuurlijke vertegenwoordigers van betrokken overheden. Het tweede spoor haakte aan bij de paraplucampagne 'Nederland leeft met water'. Hierin wordt op nationale schaal uitleg gegeven over de gevolgen van klimaatverandering voor de waterhuishouding en over de manier waarop Nederland zich daarop voorbereidt. Voor wat de gevolgen voor de Maas betreft is bij deze nationale publiekscampagne aansluiting gezocht

door te wijzen op vaker en hoger hoogwater en op het belang om ook voor deze rivier voor- bereidingen te treffen.

Het - bestuurlijke - draagvlak voor de aanpak van de waterproblematiek van de Maas en mogelijke oplossingen is doorlopend gevolgd.

Dat is allereerst gebeurd via de deelnemers in de projectorganisatie (Stuurgroep, Projectgroep en Klankbordgroep) en daarnaast ook door organisa- tie van diverse bijeenkomsten met wethouders, gemeenteraadsleden en leden van Provinciale Staten. Ook is in IVM een kwalitatief onderzoek gedaan naar draagvlak onder burgers. Hiervoor zijn vier zogenaamde 'focusgroepen' georganiseerd waarin bewoners langs de Maas zijn geïnterviewd over mogelijke oplossingen voor het toekomstige waterprobleem. Ten slotte is ook uit diverse artike- len in regionale bladen, uit toegezonden brieven en uit inzendingen voor de Maasfotowedstrijd gebleken dat de grillen van de Maas en de - voorbereidende - activiteiten voor hoogwater- bescherming volop bij bewoners en overheden in de belangstelling staan.

In algemene zin bestaat bij regionale en lokale overheden draagvlak voor een voorbereiding op toekomstig hoogwater, mits duidelijk is op welke inspanningen van de andere overheden in het stroomgebied kan worden gerekend.

Een onderbouwde en evenwichtig verdeelde stroomgebiedsaanpak, zowel internationaal als binnen Nederland, wordt essentieel geacht.

Met name gemeenten, maar ook bewoners en gebruikers in het gebied, willen duidelijkheid over de vele ruimteclaims die andere overheden in h u n zoektocht naar oplossingen voor (toekomstige) veiligheid langs de rivieren op stapel hebben staan.

Deze plannen hebben in hun ogen een onduide- lijke juridische status, maar werken in de praktijk wel door in formele plannen en besluiten. Met IVM is er zorg voor weer een nieuwe 'claim' bijge- komen. Bij een nadere uitwerking moet daarom meer duidelijkheid komen over de - toekomstige - financiële aspecten. Maatschappelijke belangenor- ganisaties zouden ook bij een vervolg van IVM opnieuw betrokken moeten worden.

Ih-nngviak vraagt bewust z solidariteit en zekerheid vt er ai

(8)

ContMté

.

"

(9)

HOOFDRAPPORT 1

6 De nabeschouwing

De verkenning IVM vormt een eerste stap naar een integrale en duurzame aanpak van hoogwaterbescherming langs de Nederlandse Maas op de lange termijn. Veel vragen zijn beantwoord: hoeveel water op ons afkomt en wat het betekent voor mensen en hun omgeving als de Maas de ruimte krijgt.

De opgave is om keuzes te maken voor gebieden waar rivierverruiming op termijn aan de orde kan zijn. De overheden en mensen in de streek kunnen dit het beste zelf. Kansen en beperkingen komen alleen met maatwerk uit de verf. Tegelijk moet ook een internationale stroomgebiedsgerichte aanpak gestalte krijgen. De Stuurgroep IVM doet in het advies aan de staats-

secretaris van V&W aanbevelingen voor het vervolg op de Integrale Verkenning Maas. Dit hoofdstuk bevat de basis voor het advies.

De belangrijkste bevindingen van IVM staan hierin op een rij en een voorstel voor het vervolgproces is uitgewerkt.

6.1 Belangrijkste conclusies voor het Advies De Stuurgroep baseert zijn advies op de inhoude- lijke bevindingen die in IVM zijn gedaan (hoofdstuk 5). De belangrijkste conclusies voor het advies zijn onderstaand op een rij gezet.

Daarnaast hebben ook bestuurlijke overwegingen aan het advies bijgedragen.

* Met grootschalige maatregelen in België en Frankrijk is in beginsel een - beperkt - deel van de verwachte toename van de maatgevende afvoer in Nederland op te vangen. Nederland moet voor de situatie na uitvoering van De Maaswerken daarom ook zelf voorbereidingen treffen om in de toe- komst problemen met hoogwater in de Maas te voorkomen.

* Eventuele maatregelen in België en Frankrijk zijn in potentie effectiever bij 'lagere' hoogwaters dan bij een hoogwatergolf die gemiddeld eens per 1250 jaar voorkomt. In die zin kunnen bovenstroomse maatregelen vooral voor de onbedijkte Maas bijdragen aan vermindering van toekomstige

hoogwaterproblemen (situatie die gemiddeld eens per 250 jaar voorkomt).

Toekomstige rivierverruiming kan in samenhang met andere functies langs de Maas (waaronder land- bouw, natuur en recreatie) worden uitgevoerd mét behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit.

Per Maastraject bieden steeds andere combinaties van riviermaatregelen en ruimtelijke ontwikkelings- principes de beste aanknopingspunten.

Bij lokale overheden en burgers bestaat behoefte aan duidelijkheid over en inperking van het aantal potentiële ruimteclaims voor toekomstig water- beheer. Dit is vooral het geval in gebieden langs de grote rivieren, waaronder de Maas, waar mogelijke zoekgebieden voor zowel het hoofdsysteem als de regionale watersystemen nog steeds toenemen en elkaar - grotendeels - overlappen.

In vrijwel alle trajecten blijven uit rivierkundig oog- punt veel keuzemogelijkheden voor combinaties van rivierverruimende maatregelen voorhanden.

Daarom kan in deze studie geen 'altijd-goed-pakket' geformuleerd worden. Het voordeel hiervan is dat

(10)

zich volop kansen voordoen om samen met andere functies te zoeken naar integrale oplossingen met verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

IVM laat zien dat er kansen zijn voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is het essenti- eel dat wordt uitgegaan van een ruimtelijke opgave voor een traject (of regio) waarbij rivierverrui- ming één van de functies is. Dat is iets anders dan een project voor verruiming van de Maas waaraan men andere functies probeert te koppelen. De in IVM voorgestelde aanpak veronderstelt dat de betrokken departementen (V&W, VROM, LNV en EZ) en partijen in de regio gezamenlijk optrekken en dat cultuurverschillen worden overbrugd.

Het inperken van zoekgebieden in overleg met de betrokken partijen in de streek (overheden, maat- schappelijke organisaties en burgers) vereist maatwerk op het niveau van de Maastrajecten.

IVM heeft mogelijkheden voor integrale oplossin- gen geopperd, maar als het op keuzes aankomt moet dit in een nauwe samenspraak met de streek.

Rivierverruiming heeft niet alleen ter plaatse een effect op de hoogwatergolf, maar ook in beneden- stroomse en soms zelfs bovenstroomse richting.

Die effecten hangen af van het type maatregel en de combinatie van maatregelen op een bepaald Maastraject. Zowel in internationaal verband als op nationale schaal is daarom een in rivierkundige zin samenhangende hoogwaterbescherming nodig.

6.2 Vervolg op IVM

De verkenning en de reacties daarop geven aanlei- ding tot een gezamenlijk, doelgericht vervolg op IVM voor de Nederlandse Maas. Hieronder zijn de contouren aangegeven voor de 'inhoud', de 'stu- ring' en het 'proces' van zo'n vervolg (zie ook figuur 9). Een nadere uitwerking volgt in het najaar van 2003 in de vorm van een concreet pro- jectvoorstel. Afhankelijk van de reactie van de staatssecretaris van V&W op het advies kan een bestuurlijke start worden gemaakt (intentieverkla- ring). Het belangrijkste doel van het vervolgtraject is om tot een inperking te komen van gebieden langs de Maas waar rivierverruiming op de lange termijn eventueel aan de orde is. Voor regionaal maatwerk (integrale oplossingen) en draagvlak wordt uitgegaan van een aanpak op

Maastrajectniveau, in overleg met de streek. Het

vervolg op IVM zou medio 2005 afgerond moeten zijn. Aan de hand van het resultaat kunnen met het Rijk in een Bestuursovereenkomst Maas (gereed eind 2005) taakstellende afspraken worden gemaakt over de doorwerking van de desbetreffen- de gebieden in de ruimtelijke plannen.

Bij een aanvulling op IVM wordt ervan uitgegaan dat parallel daaraan een internationale stroom- gebiedsgerichte aanpak gestalte krijgt. Het is van groot belang dat er een langetermijnverkenning voor de midden- en bovenloop van de Maas wordt gestart, in samenwerking met België en Frankrijk.

Ook is intensief internationaal politiek-bestuurlijk overleg nodig. Een Maasverdrag, inclusief uitvoe- ringsprogramma, voor de hoogwaterbescherming van de Maas van bron tot Noordzee moet op de internationale politieke agenda komen te staan.

Deze internationale aanpak ligt in eerste instantie op weg van de regering.

6.2.1. Inhoud

Het eindproduct van een vervolg op IVM is een concreet voorstel per Maastraject voor de gebieden die voor toekomstige rivierverruiming gereserveerd zouden moeten worden. Het gaat erom een beperk- te set realistische rivierverruimende maatregelen te vinden die op termijn haalbaar en betaalbaar kunnen zijn én uit rivierkundig oogpunt effectief zijn. IVM laat voor de onbedijkte Maas zien dat in beginsel voldoende maatregelen in het brede - juridische - winterbed (Maasdal) voorhanden zijn om toekomstige veiligheid én verbetering van de ruimtelijke kwaliteit te combineren.

De basis voor inperking van rivierverruimende maatregelen vormt een regionale maatschappelijke kosten-batenanalyse per Maastraject, in samen- werking met de betrokken partijen in de streek (overheden en maatschappelijke organisaties).

Uit die analyse komt naar voren welke integrale op- lossingen kansrijk zijn en welke rivierverruimende maatregelen daar bij horen. Die maatregelen per Maastraject worden getoetst aan de Nederlandse Maas als geheel. Die toets heeft zowel betrekking op rivierkundige afwegingen (samenhang, verde- ling inspanningen, benedenstroomse effecten e.d.) als op kosten en baten. Zo kan worden ingeschat

(11)

HOOtDRAPPOR"] INTEGRALE \ Hikl-NNING MAAS I PAGINA ii

of de selectie van maatregelen in principe voldoet.

Waar nodig wordt de set rivierverruimende maat- regelen aangepast.

Geselecteerde kansrijke maatregelen zullen deel uitmaken van een concreet voorstel voor de aan- wijzing van reserveringsgebieden voor toekomstige rivierverruiming (via streek- en omgevingsplan- nen). Onderdeel van dit voorstel zijn verder de te maken - bestuurlijke - afspraken over de door- werking in de ruimtelijke plannen en de consequenties en spelregels van die doorwerking.

6.2.2. Sturing

Het IVM-advies adviseert de staatssecretaris van V&W om namens het kabinet een opdracht voor het vervolg te formuleren. De betrokken regionale overheden en directies van rijkspartijen spreken in een verklaring de intentie uit dat zij actief aan dit vervolg zullen deelnemen, dat zij de taken verdelen en dat zij afspraken maken over tussentijdse mijl- palen en bestuurlijk overleg. Uitgangspunt is dat de betrokken partijen vanaf dat moment gezamen- lijk verantwoordelijk zijn voor de uitkomst van het vervolg (de regio is dan 'aan zet').

DEC. 2002' JAN. 2003 MAART 2 0 0 3

Figuur 9 Eerste contouren van het vervolg op I V M

(12)

De bestuurlijke besluitvorming over het voorstel voor reserveringsgebieden en de bijbehorende afspraken verloopt via de formele provinciale kanalen (Provinciale Staten, in overleg met gemeenten, waterschappen en Rijk). Dit voorstel wordt via de staatssecretaris voorgelegd aan het Rijk. Op basis daarvan komen het Rijk en de gezamenlijke overheden langs de Maas tot taak- stellende afspraken over de doorwerking van reserveringsgebieden in de ruimtelijke plannen.

Daarbij wordt uitgegaan van de taken en verant- woordelijkheden van de verschillende overheden.

6.2.3. Proces

De kern van het proces ligt in een selectie van con- crete gebieden en maatregelen bij een toekomstige rivierverruiming. Dit vindt gebiedsgericht plaats per Maastraject. Deelnemers zijn de betrokken overheden (gemeenten, provincie, waterschappen en Rijk) en maatschappelijke belangenorganisaties.

De eerste fase staat in het teken van een oriëntatie op mogelijke maatregelen en de kansen voor integrale oplossingen die diverse functies (wonen, werken, natuur, recreatie e.d.) combineren.

Dankzij IVM is hiervoor inmiddels een grote hoeveelheid materiaal beschikbaar, dat kan worden verrijkt met kennis van de deelnemers.

De aandacht in de daaropvolgende fasen richt zich op het proces voor de inperking van potentiële rivierverruimende maatregelen tot een aantal kansrijke maatregelen. De regionale maatschappe- lijke analyse van kosten en baten vormt daarbij een hulpmiddel. Als input hiervoor dient het basismateriaal dat in IVM is bijeengebracht.

De (bestuurlijke) keuzes die gemaakt moeten worden per Maastraject worden inhoudelijk en bestuurlijk voorbereid. Per Maastraject wordt een passend bestuurlijk overleg georganiseerd. In aan- vulling op deze werkwijze wordt ook aandacht besteed aan de Nederlandse Maas als geheel. Het doel daarvan is de betrokkenheid bij de gezamen- lijke aanpak van het toekomstige hoogwater- probleem langs de Maas te vergroten. Door met een integraal voorbeeldproject te beginnen kan het publiek zien dat ruimte geven aan water voor andere functies nieuwe kansen biedt. Daarnaast moeten diverse communicatiemiddelen worden ingezet om maatschappelijke partijen en bewoners in de desbetreffende regio's bewust te maken van de hoogwaterproblematiek van de Maas en van de noodzaak om voorbereidingen te treffen voor de situatie die na realisatie van

De Maaswerken geldt.

(13)
(14)

Literatuur

[I] Agricola, H. en Hermans, T., 2002.

Verkenning van de kansen en bedreigingen van rivierverruiming voor landbouw, IVM-E&M-05

[2] Agricola, H., 2003. Beoordeling van de effecten van de IVM strategieën op land- bouw, IVM-E&M-09

[3] Agtersloot, R. Van Bemmei, M., Rabbers, H., Weidema, R, en Gijsbers, R, 2001. Het SOBEK-model IVM-2002. Achtergronden bij de totstandkoming van de basis- schematisatie, IVM-R-03

[4] Asselman, N., en Klijn, F., 2001. Vroegere Ruimte voor de Maas, IVM-R-02 [5] Bameveld, H. Van der Lee, W., Udo,

]., Kroekenstoel, D., en Schieten, R., 2003.

Hydraulische effecten van IVM- maatregelen, IVM-R-04

[6] Brouwer, R en Kind, } . , 2002. Sectorale Verkenning Economie&Maatschappij, IVM-E&M-01

[7] Brouwer, R., 2003. Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse Integrale Verkenning Maas, IVM-E&M-13 [8] Brouwer, R. en Jannink, R, 2002. Integrale

rivierverruimende Strategieën voor de Maas: Ruimtelijke Ordening als inspiratie- bron, IVM-I-01

[9] Commissie Noodoverloopgebieden, 2002.

Gecontroleerd overstromen. Advies van de Commissie Luteijn.

[ 10] Commissie Waterbeheer 21e eeuw, 2000.

Waterbeleid voor de 21e eeuw.

[ I I ] Drimmelen, C en Lagendijk, O., 2002.

Sectorale Verkenning Ruimte&Landschap, IVM-R&L-01

[12] EU-Raad en Europees Parlement, 2000.

Gemeenschappelijke ontwerptekst EU- Kaderrichtlijn Water (PE-CONS 3639/00) [13] Geerse, A., Nakken J. en Roete, B., 2003.

Ruimtelijk kwaliteitskader; Opgaven (IVM-RK-01)

[14] Geerse, A., Nakken J. en Roete, B., 2003.

Ruimtelijk kwaliteitskader; Beoordeling maatregelenpakketten (IVM-RK-02) [15] Goossen, M., 2002. Verkenning van de kan-

sen en bedreigingen van rivierverruiming voor recreatie, IVM-E&M-04

[16] Goossen, M., 2003. Beoordeling van de effecten van de IVM-strategieën op recreatie, IVM-E&M-10

[17] Goudriaan, J. et al, 2003. IVM

Themagroep Internationaal: Onderzoek internationaal, IVM-Int-01.

[18] Huizinga, ) . , 2002. Schademodel Maas, IVM-E&M-08

[19] Huthoff, F., Schramkowski, G. en Bameveld, H., 2003a. Van Blokken naar Bouwwerk:

optimalisatie van de IVM-maatregelpak- ketten, IVM-R-06

[20] Huthoff, E, Schramkowski, G. en Termes, R, 2003b. Over de invloed van de golfvorm op rivierkundige berekeningen:

Gevoeligheidsanalyse IVM-maatregel- pakketten, IVM-R-07

[21 ] Jannink, R, 2003. Beoordeling van de effecten van de IVM strategieën op huidige en toekomstige verstedelijkingspatronen., I V M - E & M - l l

[22] Jannink, R, 2002. (t)Huis aan de Maas:

Verkenning van de kansen voor wonen aan de Maas , IVM-E&M-06

[23] Jonge, E. de, 2002. IVM Themagroep Juridisch: Onderzoek juridische mogelijk- heden, IVM-J-01.

[ 24] KNMI, 2001. Weer en water in de 21 e eeuw. Een samenvatting van het derde IPCC klimaatrapport voor het Nederlandse waterbeheer.

[25] Langemheen, W. van de et.al, 2002.

Projectie van de Elbe-zomerneerslag op de Rijn en Maas, Onderzoek naar aanleiding van de recente overstromingen in Midden- Europa.

(15)

HOOFDRAPPORT I INTEGRALE VERKENNING MAAS I PAGINA 58

[26] Liefveld, W., Geilen, N., Ransijn, M. en Aerts, L., 2002. Sectorale Verkenning Natuur, IVM-N-01

[27] Liefveld, W, Ransijn, M., Geilen, N., Aerts, L., Bakhuizen, ) . , Drok, W., Maris, M. en Panjer, F., 2003. Achtergrondrapport Natuur, IVM-N-03

[28] Ministerie van LNV, 2002. Tweede Structuurschema Groene Ruimte.

[29] Ministerie van V&W Rijkswaterstaat Directie Limburg, 2002. IVM Themagroep Communicatie: communicatiestrategie IVM 'Laat het water maar komen'.

[30] Ministerie van V&W Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland, 2000. Advies Ruimte voor Rijntakken.

[31] Ministerie van V&W Rijkswaterstaat RIZA, 2001. Meer water voor de Maas.

[32] Ministerie van V&W Rijkswaterstaat RIZA, 2002. Spankrachtstudie.

[33] Ministerie van V&W, 2000. Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw.

[34] Ministerie van V&W, IPO, UvW en VNG, 2001. Startovereenkomst waterbeheer 21e eeuw.

[35] Ministerie van VROM, 2002. Ruimte maken, ruimte delen. Vijfde nota over de Ruimtelijke Ordening 2000/2020. PKB deel 3, kabinetsstandpunt.

[36] Nakken, }., 2002. Samenspel tussen land- schap en rivierverruiming:

Achtergrondrapportage landschap, IVM- R&L-03

[37] Prins, S., 2002. Eenheidsprijzen IVM.

IVM-E&M-02

[38] Provincie Limburg, 2002. Provinciaal Omgevingsplan.

[39] Provincie Noord-Brabant, 2002. Streekplan 'Brabant in balans'.

[40] Rijkens, N. en van 't Klooster, S., 2003.

Toekomstscenario's Integrale Verkenning Maas, IVM-E&M-07

[41] S.A. de Jong et al, 2000. Vergroting van de afvoercapaciteit en berging in de beneden- loop van de Rijn en Maas. Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland, Rotterdam.

Hoofdrapport en bijlage.

[42] Schielen, R., 2002. Sectorale Verkenning Rivierkunde, IVM-R-01

[43] Schielen, R., 2003. De blokkendoos Maas, IVM-I-03

[44] Schielen, R. en Barneveld, H., 2003.

Referentiestrategieèn Integrale Verkenning Maas, IVM-R-09

[45] Schielen, R., Geilen, N., Polman, G. en Ransijn, M., 2003. Beoordeling van de maatregelen en de strategieën, IVM-I-02 [46] Van den Braak E. en Schramkowski, G.,

2003. Over het gebruik van het model- instrumentarium voor rivierkundige berekeningen in IVM:

Gevoeligheidsanalyse 1D versus 2D waterbewegingsmodellen, IVM-R-08 [47] Van der Lee, W, 2002. Kostenraming IVM

maatregelen., IVM-E&M-03

[48] Van der Lee, W, Barneveld, H. en Udo, ƒ., 2002. Beschrijving van IVM-maatregelen, IVM-R-05

[49] Van Eupen, M. Maas, G., Stoffelsen, G. en Wolfert, H., 2002. Effecten van uiter- waardverlaging op de landbouw en natuur langs de Maas, IVM-N-02

[50] Van Mierlo, B. en van Yperen, M., 2002.

Focusgroepen Integrale Verkenning Maas;

Omwonenden over hun beleving van de Maas, toekomstige ontwikkelingen, de wisselende waterstanden en oplossings- richtingen, IVM-E&M-12

[51] Werkgroep Hoogwater Maas, 2002.

Actieplan Hoogwater Maas;

Voortgangsrapportage 1995-2001.

[52] Wolfert, H., De Bont, C, Maas, G., en Weijschede, T., 2002. Aardkundige, archeologische en historisch geografische aspecten in het Maasgebied, IVM-R&L-02 [53] Yperen, M. van en Mierlo, B. van, 2002.

Focusgroepen in het kader van de integrale verkenning Maas.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

sersbond) de aktie "Fietsen voor Nicaragua". Het doel van deze aktie is geld in te zamelen voor fietsen voor begeleiders van groepjes, die in hun vrije tijd les

“Ik plaats zonder toestemming foto’s of filmpjes van mijn kind op Facebook.” Of: “zonder toestemming plaats ik geen beeldmateriaal van mijn kind op social media.”.. Eens

• Activiteiten waarin de voorbereiding en uitvoering de middelen/locatie niet worden begroot. • Aktiegroep beheert

De leden van de PVV-fractie nemen in overweging dat de besluitvorming over een structurele oplossing aan een volgend kabinet is, maar toch vragen de leden van de PVV-fractie naar

Mag de persoon op een later moment benaderd worden om te vragen naar zijn ervaringen met het vervoer8. Wie heeft de

I led the crowd of people to God’s house. All were shouting praises of thankfulness and joy, Celebrating God with song. Let me see your holy light, your faithfulness, and truth.

Als je die weghaalt, houd je de twee grijze rechthoeken over; die hebben daarom ook gelijke oppervlakte.. ad en bc zijn de oppervlakten van de grijze rechthoeken; volgens vraag

Het prestatieveld Huurdersoordeel geeft inzicht in hoe huurders de dienstverlening op de drie belangrijkste processen van de corporatie waarderen: het betrekken van een nieuwe