• No results found

I. Voorstel van de gezamenlijke netbeheerders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "I. Voorstel van de gezamenlijke netbeheerders "

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verzoek van de directeur Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet tot wijziging van het voorstel met betrekking tot de voorwaarden als bedoeld in artikel 26e, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998

I. Voorstel van de gezamenlijke netbeheerders

1. Op 5 juli 1999 heeft de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet (hierna te noemen: de directeur DTe) een voorstel voor de voorwaarden als bedoeld in artikel 26 van de Elektriciteitswet 1998

1

ontvangen. Genoemd voorstel is ingediend door EnergieNed, Federatie van Energiebedrijven in Nederland, sectie Elektriciteitsnetbeheerders (hierna te noemen: EnergieNed) namens de gezamenlijke netbeheerders. Als gezamenlijke netbeheerders treden op alle naamloze en besloten vennootschappen die ingevolge artikel 10, tweede en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 als netbeheerder zijn aangewezen en die zich na hun aanwijzing ingevolge artikel 12, eerste lid, van deze wet bij de Minister van Economische Zaken (hierna te noemen: de Minister) hebben aangemeld.

Hoewel de Minister nog geen instemmingen met de aanwijzingen van de netbeheerders heeft verleend, heeft de directeur DTe gemeend dat, mede gelet op het overleg dat gaande is tussen de Minister en de vennootschappen, die door de neteigenaren ingevolge artikel 10, derde lid, van de Elektriciteitswet, 1998 zijn aangewezen en gezien de procedure van totstandkoming van het voorliggende voorstel, dit voorstel moet worden aangemerkt als een voorstel als bedoeld in artikel 26 van de Elektriciteitswet 1998. De directeur DTe heeft geen reden aan te nemen dat dit voorstel anders zou zijn geweest, indien de Minister de instemmingen met de aangewezen netbeheerders zou hebben verleend voordat de netbeheerders hun voorstel indienden.

2. De voorliggende voorstellen voor de technische voorwaarden zijn voorbereid in de werkgroep TRADIS, een samenwerkingsverband van TenneT BV, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, en EnergieNed, als vertegenwoordiger van de regionale netbeheerders. De directeur DTe wil de gezamenlijke netbeheerders

complimenteren voor de werkzaamheden die in dit verband verricht zijn en de hoge kwaliteit van de voorstellen die daaruit voortgekomen zijn. Deze voorstellen voldoen op hoofdlijnen aan de gestelde eisen. Slechts op een aantal punten heeft de directeur DTe, mede gezien de inspraakreacties van derden, gemeend wijzigingen te moeten aanbrengen.

Artikel 26 van de Elektriciteitswet 1998

3. Het voorstel heeft betrekking op de voorwaarden (hierna ook wel Codes genoemd) met betrekking tot:

a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van elektriciteit over het net (hierna: de Netcode),

b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit en de uitwisseling van meetgegevens (hierna: de Meetcode),

c. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en afnemers en de overige

netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van de systeemdiensten (hierna: de Systeemcode), d. de gebiedsindeling van de netbeheerders (hierna: de Gebiedsindeling),

1 Elektriciteitswet 1998, zoals gewijzigd bij wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers (Staatsblad 260).

(2)

e. de regeling van samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a, b en c, alsmede ten behoeve van het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van elektriciteit in buitengewone omstandigheden (hierna: de Samenwerkingsregeling), en

f. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening, welke in ieder geval betrekking hebben op te hanteren technische specificaties, het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen (hierna: de kwaliteitscriteria).

Kwaliteitscriteria

4. Bij het voorstel is door de indieners aangegeven dat voor wat betreft de kwaliteitscriteria ten aanzien van de vereiste technische specificaties en het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit wordt verwezen naar de Netcode. Wat betreft de onderdelen klantenservice en compensatie bij ernstige storingen heeft de directeur DTe ermee ingestemd bij de beoordeling rekening te houden met het feit dat indieners ten aanzien van deze twee onderdelen het overleg nog moeten afronden.

II. Procedure

5. Op het besluit tot vaststelling van de voorwaarden als bedoeld in artikel 26e, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 heeft de directeur DTe de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing verklaard. Van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders is mededeling gedaan in de Staatscourant

2

. Daarbij is kennis gegeven van de toepassing van de openbare voorbereidingsprocedure. Het desbetreffende voorstel heeft vanaf 9 juli 1999 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen op het kantoor van de DTe. Daarnaast zijn het voorstel en de procedure gepubliceerd op de Internetpagina van de DTe.

Op grond van artikel 3:13 van de Awb konden belanghebbenden na de datum van de publicatie in de Staatscourant, voor een periode van zes weken hun zienswijze op het voorstel naar keuze mondeling of schriftelijk kenbaar maken. Op 19 augustus 1999 heeft de directeur DTe belanghebbenden in de gelegenheid gesteld ten kantore van de DTe hun zienswijze mondeling naar voren te brengen. Schriftelijk is door 14 organisaties gereageerd op het voorstel en mondeling hebben 4 organisaties gereageerd. Een aantal organisaties heeft zowel mondeling als schriftelijk gereageerd. Na afloop van de periode van zes weken is EnergieNed, als vertegenwoordiger van de gezamenlijke netbeheerders, in de gelegenheid gesteld op deze zienswijzen te reageren. De zienswijzen van belanghebbenden en de hierop gegeven reactie van EnergieNed

3

zijn bij de beoordeling van het voorstel betrokken. Voor zover zij geheel of gedeeltelijk aanleiding zijn geweest tot het doen van dit verzoek tot wijziging van het voorstel, is dit in het navolgende vermeld.

Notificatie

6. Artikel 26e, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 bepaalt dat de directeur DTe de voorwaarden niet vaststelt dan nadat hij zich met inachtneming van artikel 7, tweede lid, van de Elektriciteitsrichtlijn

4

ervan vergewist heeft dat de voorwaarden de interoperabiliteit van de netten garanderen, objectief en niet discriminerend zijn, aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in ontwerp zijn meegedeeld en de van toepassing zijnde termijnen, bedoeld in artikel 9 van de notificatierichtlijn, zijn verstreken. De directeur DTe zal de voorwaarden na afloop van de termijn die de

2 Staatscourant nr. 128 van 8 juli 1999.

3 D.d. 10 september 1999.

4 Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, nr. L 27/20.

(3)

gezamenlijke netbeheerders hebben om het voorstel te wijzigen (vier weken) ter notificatie naar directoraat-generaal III van de Europese Commissie zenden. De directeur DTe dient nog nader te bezien welke delen genotificeerd dienen te worden en welke delen zonder notificatie vastgesteld kunnen worden. Bij dit laatste valt te denken aan de procedure voor buitenlandtransporten in de Netcode, de Samenwerkingsregeling, de Begrippenlijst en de Gebiedsindeling. Na notificatie, die op zijn minst drie maanden duurt, zal de directeur DTe die delen van de voorwaarden die genotificeerd zijn, vaststellen. De delen die niet genotificeerd dienen te worden, zullen door de directeur DTe zo mogelijk eerder vastgesteld worden.

III. Wettelijke context

7. Op 1 juli 1999 is bij Besluit van 22 juni 1999

5

een aantal artikelen van de Elektriciteitswet 1998, waaronder artikelen die betrekking hebben op de (vaststelling van de) tariefstructuren en de voorwaarden, in werking getreden. Al eerder waren in twee tranches een aantal artikelen van de Elektriciteitswet 1998 in werking getreden

6

.

Ingevolge artikel 26 van de Elektriciteitswet 1998 dienen de gezamenlijke netbeheerders het voorstel met betrekking tot de voorwaarden, bedoeld in artikel 26 van de Elektriciteitswet 1998, aan de directeur DTe te zenden. Dit dient, op grond van artikel 26c, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 te geschieden binnen vier weken na de inwerkingtreding van dat artikel. Artikel 26c is, evenals de andere artikelen die op de vaststelling van de voorwaarden betrekking hebben, in werking getreden op 1 juli 1999.

8. De directeur DTe stelt de voorwaarden vast op basis van artikel 26e van de Elektriciteitswet 1998 met inachtneming van:

a. het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 25, 26 of 26a en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 26b, eerste lid

7

,

b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening,

c. het belang van de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt, d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van afnemers en

e. het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening van netbeheerders.

Onder elektriciteitsvoorziening verstaat de directeur DTe het functioneren van het elektriciteitstransportnet, zoals dit ook in de Uitgangspunten voor de toetsing van de structuur voor de nettarieven is aangegeven en zoals dat op 6 mei 1999 door de directeur DTe gepubliceerd is.

IV. Belangen van derden

9. Van de gelegenheid hun zienswijze mondeling of schriftelijk naar voren te brengen hebben ook de representatieve organisaties, waarmee de gezamenlijke netbeheerders overleg hebben gevoerd, gebruik gemaakt. Voor zover de representatieve organisaties hebben gemeend dat aan hun inbreng bij het overleg met de gezamenlijke netbeheerders onvoldoende aandacht is besteed, hebben zij in de openbare voorbereidingsprocedure hun zienswijze (nogmaals) naar voren kunnen brengen. Daarnaast gaf deze procedure organisaties, die naar hun oordeel in het overleg hadden moeten worden betrokken, alsnog de gelegenheid hun zienswijze ten aanzien van het voorstel kenbaar te maken. De directeur DTe heeft, mede gelet op het feit dat een aantal organisaties menen dat zij niet of niet voldoende bij de voorbereiding van de voorstellen zijn betrokken, aan hun opmerkingen de nodige aandacht besteed.

5 Staatsblad 261.

6 Besluiten van 2 juli 1998, Staatsblad 428 en van 2 december 1998, Staatsblad 681.

7 Dat wil zeggen in overleg met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt.

(4)

V. Beoordeling door de directeur DTe

Algemeen

10. De wetgever heeft beoogd een zo breed mogelijk draagvlak te creëren voor de voorwaarden, zodat de uitvoering daarvan zo min mogelijk controverses oproept. Daarbij is aangegeven, dat de directeur DTe de voorstellen en de uitkomsten van het overleg met organisaties van afnemers, leveranciers en handelaren in acht dient te nemen en zwaar moet laten meewegen in zijn oordeelsvorming

8

. Zoals aldaar vermeld, is het niet de bedoeling dat de directeur DTe het werk van de netbeheerders gaat overdoen, maar wel dat hij erop toeziet dat de voorwaarden redelijk zijn.

11. Bij de toetsing van het voorstel aan de in artikel 26e, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 genoemde belangen heeft de directeur DTe bezien of de voorgestelde voorwaarden passen binnen de door de Elektriciteitswet 1998 aangegeven kaders. De directeur DTe heeft recht willen doen aan het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor de

bedrijfsvoering en de exploitatie van de netten zoveel mogelijk ligt bij de netbeheerders zelf. Dit uitgangspunt heeft zijn vertaling gekregen in de desbetreffende wetsbepaling, waarin de netbeheerders de voorstellen doen en de directeur DTe toetst aan de aldaar bedoelde belangen.

Toetsing aan de wet

12. Bij de toetsing van het voorstel heeft de directeur DTe bezien of het voldoet aan de formele vereisten van de

Elektriciteitswet 1998. Daarbij is bezien of het voorstel in strijd is met de in artikel 26e, eerste lid, onder b, c, d en e, van de Elektriciteitswet 1998 genoemde belangen.

13. De beoordeling gaat in op een aantal verschillende onderwerpen. Hoewel deze onderwerpen weinig verband hebben met elkaar is toch getracht deze onderwerpen per code te behandelen. Allereerst worden de definities uit de begrippenlijst behandeld, daarna de programma verantwoordelijkheid en UCTE (beiden uit de Systeemcode), vervolgens de onderwerpen die hoofdzakelijk in de Netcode geregeld zijn (plichten van netbeheerders, aansluiting, installaties en internationaal), daarna de Meetcode, vervolgens twee onderwerpen die op meerdere codes van toepassing zijn (afwijkingen van de voorwaarden, overgangsbepalingen) en tenslotte de Samenwerkingsregeling.

Overige voorstellen worden bij het onderwerp diversen behandeld.

Onderwerpen:

a. Definities,

b. Programma verantwoordelijkheid, c. UCTE

9

,

d. Plichten van netbeheerders, e. Aansluiting,

f. Installaties, g. Internationaal, h. Meetcode,

i. Afwijkingen van de voorwaarden, j. Overgangsbepalingen,

k. Samenwerkingsregeling,

8 Tweede Kamer, vergader jaar 1998-1999, 26 303, nr. 3, blz. 27 en 28.

9 L’Union pour la Coördination du Transport de l’Electricité (UCTE) is een internationale organisatie van elektriciteitstransporteurs.

(5)

l. Geschillenregeling, m. Diversen.

a. Definities

14. In één van de commentaren is gewezen op onduidelijkheden en inconsistenties in de Begrippenlijst (Bijlage 1 van de Samenwerkingsregeling). De definities mogen uiteraard niet in strijd zijn met de wet, dienen een logische samenhang te hebben en moeten volledig zijn. Hieronder zijn de definities aangegeven die om deze redenen naar de mening van de directeur DTe moeten worden aangepast of aangevuld:

15. Aansluitcapaciteit: in verband met de wijziging van artikel 2.1.1.1 van de Netcode dient het begrip aansluitcapaciteit te worden toegevoegd. De aansluitcapaciteit is het transportvermogen van de aansluiting zoals door de aangeslotene is aangevraagd en waarvoor het aansluittarief is betaald.

16. Bij het onderwerp “plichten van netbeheerders” zijn de volgende wijzigingen en aanvullingen op de definities beargumenteerd:

normale bedrijfstoestand (enkelvoudige) storing

(enkelvoudig) verstoorde bedrijfstoestand

(enkelvoudige) verstoorde bedrijfstoestand tijdens onderhoud grootschalige storing

grootschalig verstoorde bedrijfstoestand.

17. Het begrip gecontracteerd transportvermogen correspondeert niet met artikel 3.3.5.4 van de TarievenCode. De directeur DTe stelt derhalve voor definitie te wijzigen in “het vermogen dat een gebruiker redelijkerwijs verwacht maximaal op enig moment in het jaar nodig te hebben voor zijn aansluiting.”

18. Alhoewel de Elektriciteitswet 1998 het begrip installatie niet definieert blijkt uit de Memorie van Toelichting op het Voorstel van Wet dat het begrip installatie ruim moet worden opgevat en dat een installatie alles omvat wat doorgaans achter de elektriciteitsmeter elektriciteit verbruikt

10

. Waar de aansluiting ophoudt, begint de installatie. Hier ligt dan ook het overdrachtspunt van de aansluiting. Derhalve dient de definitie ‘Installatie’ gewijzigd te worden in “Het samenstel van elektrisch materieel en leidingen van een aangeslotene, te rekenen na het overdrachtspunt van de aansluiting.”

19. DTe dient gedefinieerd te worden als: “De dienst als bedoeld in artikel 5 van de Elektriciteitswet 1998”.

20. In de begrippenlijst wordt een particulier net gedefinieerd als een net waarvoor krachtens artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998 geen netbeheerder aangewezen is. Artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998 ziet echter op een ontheffing van de plicht een netbeheerder aan te wijzen. Slechts indien voldaan wordt aan de eisen van artikel 15, is een neteigenaar ontheven van de plicht voor zijn net een netbeheerder aan te wijzen. De directeur DTe stelt dan ook

10 Tweede Kamer 1997-1998, 25 621, nr. 3.

(6)

voor de definitie van particulier net te wijzigen in “Een net waarvoor op grond van artikel 15 geen netbeheerder hoeft te worden aangewezen”.

21. Enkele commentaren wijzen op onduidelijkheid over het begrip productiemiddel. De directeur DTe deelt deze mening en stelt voor onderscheid te maken tussen productie-eenheid en productiemiddel.

22. De definitie van programma verantwoordelijkheid in de wet kent het begrip “programma” en niet het begrip “E- programma”. De directeur DTe geeft de voorkeur aan een definitie die overeenkomt met de wetstekst.

23. Ten behoeve van de overzichtelijkheid dienen alle gebruikte definities in de begrippenlijst te worden opgenomen.

Derhalve dienen alle definities, met name die in genoemd in artikel 2.1 van de Systeemcode, te worden verplaatst naar de begrippenlijst.

b. Programma verantwoordelijkheid

24. In de Elektriciteitswet 1998 wordt in artikel 26, tweede lid aangegeven dat de voorwaarden moeten ingaan op de voorwaarden die gelden rondom het systeem van programma-verantwoordelijkheid, waarbij de programma-

verantwoordelijkheid kan worden overgedragen aan een andere natuurlijk persoon of rechtspersoon, met uitzondering van de netbeheerder. Elke afnemer is programma-verantwoordelijk, wat inhoudt dat hij verantwoordelijk is voor de afwijking tussen zijn geplande uitwisseling van elektriciteit met het net en de feitelijke uitwisseling (de onbalans). De programma-verantwoordelijke is een vergoeding voor de onbalans verschuldigd aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de onbalansprijs. Dit systeem van programma-verantwoordelijkheid is uitgewerkt in hoofdstuk 3 van de Systeemcode. In paragraaf 3.9 Systeemcode wordt de verrekening van de onbalans uitgewerkt. Deze paragraaf is van toepassing zolang de Protocol-overeenkomst in stand blijft. De onbalansprijs maakt onderdeel uit van de kosten die afnemers betalen voor systeemdiensten. De systeemdiensten kunnen worden onderscheiden in twee soorten diensten:

de systeemdiensten in enge zin, waarvoor een systeemdiensten tarief door de directeur DTe wordt vastgesteld en het handhaven van de energiebalans, waarvoor het tarief (de onbalansprijs) niet door de directeur DTe wordt vastgesteld (zie de Memorie van Toelichting op het voorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, artikel 25c

11

).

25. De directeur DTe constateert dat zolang de Protocol-overeenkomst geldig is, een onevenwichtige situatie bestaat tussen de partijen die deelnemen in deze overeenkomst en derden. De nu voorgestelde regeling voor afrekening van de onbalansprijs is niet marktconform. Evenwel zolang de Protocol-overeenkomst van kracht is, ziet de directeur DTe geen andere hanteerbare methode voor de verrekening van de onbalansprijs. De Protocol-overeenkomst zal uiterlijk 31 december 2000 beëindigd worden waarna een non-discriminatoir systeem van verrekening van onbalans door de gezamenlijke netbeheerders in werking zal treden. Deze wijziging geeft de programma-verantwoordelijken de zekerheid dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet altijd de verantwoordelijkheid voor de verrekening van de onbalansprijs op zich neemt, ook in het geval dat de Protocol-overeenkomst ophoudt te gelden en er nog geen nieuw systeem zoals bedoeld onder punt 29 door de directeur DTe is vastgesteld.

26. De onbalansprijs zoals genoemd in artikel 3.9.7 Systeemcode heeft tot doel programma-verantwoordelijken te stimuleren hun onbalans te minimaliseren. Deze onbalansprijs bestaat uit twee componenten: een energiecomponent

11Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 303, nr. 3

(7)

en een prikkelcomponent. Een inspreker geeft aan dat de gehanteerde restitutiemethode voor de prikkelcomponent voor vergelijkbare partijen in dezelfde situatie verschillende financiële gevolgen heeft (artikelen 3.9.22 en 3.9.23 Systeemcode). De directeur DTe vindt echter dat niet de prikkelcomponent op zich maar de totale kosten die een partij aan systeemdiensten in brede zin verschuldigd is, in beschouwing moeten worden genomen. Die partijen die bij de restitutie van de prikkelcomponent benadeeld worden, zijn juist de partijen die geen tarief voor de systeemdiensten in enge zin zoals dat in artikel 25c van de Elektriciteitswet 1998 is vastgelegd, moeten betalen. De totale belasting van de kosten van de systeemdiensten is hierdoor in de praktijk meer gelijkmatig over afnemers verdeeld. De

prikkelcomponent is laag namelijk EUR o,oo1 per kWh (artikel 3.9.16 Systeemcode) zodat de financiële belasting voor partijen relatief licht is.

27. In de Systeemcode wordt aangegeven dat de directeur DTe bepalingen vaststelt die in de plaats treden van de nu voorgestelde paragraaf 3.9 zodra de Protocol-overeenkomst ophoudt te gelden of indien voor deze paragraaf relevante onderdelen van deze Protocol-overeenkomst in relevante mate worden gewijzigd (artikel 3.9.4 Systeemcode). In artikel 16 tweede lid van de Elektriciteitswet 1998 is vastgelegd dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot taak heeft de systeemdiensten uit te voeren. Deze systeemdiensten bestaan onder andere uit het handhaven van de energiebalans en meer in het bijzonder het verrekenen van de onbalans met de programma-verantwoordelijken. De directeur DTe wil er nog eens op wijzen dat deze verantwoordelijkheid losstaat van het wel of niet gelden van de Protocol-overeenkomst en eventuele relevante wijzigingen die in deze overeenkomst zijn of worden aangebracht. De directeur DTe stelt daarom voor om de geldigheid van de artikelen 3.9.5 en 3.9.6 van de Systeemcode onafhankelijk van de Protocol-overeenkomst te maken.

28. In het geval dat er wijzigingen in de Protocol-overeenkomst plaatsvinden, vindt de directeur DTe dat het nu

voorgestelde systeem in paragraaf 3.9 moet worden gehandhaafd om voldoende transparantie en zekerheid over het systeem voor de verrekening van onbalans aan marktpartijen te geven zolang de Protocol-overeenkomst geldt.

29. De directeur DTe verzoekt de gezamenlijke netbeheerders vóór 1 juni 2000 een voorstel in te dienen voor een systeem voor programma-verantwoordelijkheid en in het bijzonder voor de verrekening van onbalans dat na afloop van de Protocol-overeenkomst gaat gelden, zodat aan marktpartijen transparantie wordt gegeven over het nieuwe systeem.

Het nieuwe voorstel dient in het bijzonder aan te geven op welke wijze de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet waarborgt dat hij het vermogen benodigd voor systeemdiensten marktconform inkoopt.

30. In artikel 3.9.20 Systeemcode is vastgelegd dat in alle gevallen waarin onbalans gemeten wordt voor onbalans moet

worden betaald ook als de onbalans door een storing in het net is veroorzaakt. De situatie die in dit artikel geschetst

wordt, kan nooit plaatsvinden, omdat de technische voorwaarden zodanig zijn opgesteld dat tijdens een normale of

enkelvoudig verstoorde bedrijfstoestand (een storing in het net) altijd voldoende transportcapaciteit op de aansluiting

aanwezig is. De onbalans die in geval van een storing wordt veroorzaakt, wordt dus niet beïnvloed door die storing en

valt onder de normale variaties van een afnemer waarvoor de gebruikelijke onbalansprijs in rekening wordt gebracht. In

het geval dat niet meer voldoende transportcapaciteit aanwezig is, is er sprake van een grootschalige verstoorde

bedrijfstoestand of een foutief handelen van de netbeheerder. In artikel 3.9.21 Systeemcode wordt inderdaad

aangegeven dat over onbalans veroorzaakt door een grootschalig verstoorde bedrijfstoestand geen onbalansprijs zal

worden berekend. De directeur DTe vindt dat wanneer de onbalans wordt veroorzaakt door het foutief handelen van

een netbeheerder, deze vrijstelling ook moeten gelden.

(8)

31. Door verschillende partijen is commentaar geleverd op de voorwaarden die buiten de codes om door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet worden gesteld aan de erkenning als programma-verantwoordelijke. Zonder een oordeel te vellen over de inhoud van deze aanvullende voorwaarden vindt de directeur DTe dat alle voorwaarden voor erkenning als programma-verantwoordelijke in de codes moeten zijn opgenomen. Uit de codes moet voor marktpartijen volkomen duidelijk zijn wat het inhoudt om programma-verantwoordelijke te zijn. Om dit zeker te stellen dient een bepaling te worden opgenomen dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen andere voorwaarden mag stellen aan de erkenning als programma-verantwoordelijke dan de voorwaarden die in de codes zijn opgenomen.

c. UCTE

32. In de commentaren is gewezen op de artikelen 2.2.2, 2.2.18 en 2.2.19 van de Systeemcode, waarin verwezen wordt naar afspraken die gemaakt zijn in UCTE-verband. In deze commentaren wordt betoogd dat de UCTE-afspraken openbaar gemaakt moeten worden. Ook de feitelijke consequenties van deze afspraken voor aangeslotenen zijn niet in de Codes opgenomen. Om de aangeslotenen inzicht te geven in deze consequenties en om de transparantie te bevorderen, is de directeur DTe van mening dat de relevante UCTE-afspraken en eventuele wijzigingen hierop door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet openbaar gemaakt dienen te worden. Voor de goede orde wijst de directeur DTe op het feit dat deze UCTE-afspraken niet in tegenspraak mogen zijn met het gestelde in de voorwaarden als bedoeld in artikel 26e van de Elektriciteitswet 1998.

d. Plichten van netbeheerders

33. Door veel partijen is in de commentaren gewezen op het feit dat in de Codes veel plichten voor aangeslotenen zijn opgenomen, maar dat de plichten van de netbeheerder niet of nauwelijks worden genoemd. De plichten van de netbeheerder zijn direct verbonden met zijn wettelijke taken, zoals genoemd in artikel 16, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998. Volgens dit artikel is het de taak van de netbeheerder om:

a. de door hem beheerderde netten in werking te hebben en te onderhouden;

b. de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en van het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen;

c. de netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen of uit te breiden;

d. voldoende reservecapaciteit voor het transport van elektriciteit aan te houden;

e. op de grondslag van artikel 23 derden te voorzien van een aansluiting op de netten en hun desgevraagd een meter ter beschikking te stellen;

f. op de grondslag van artikel 24 ten behoeve van derden transport van elektriciteit uit te voeren;

g. de veiligheid te bevorderen bij het gebruik van toestellen en installaties die elektriciteit verbruiken.

34. De correcte uitvoering van deze taken is de wettelijke plicht van de netbeheerder en bepaalt mede de continuïteit en kwaliteit van de elektriciteitsvoorziening. Het is van essentieel belang dat ten aanzien van de kwaliteit van de transportdienst over de elektriciteitsnetten concrete standaarden worden opgenomen in de technische voorwaarden.

Deze standaarden worden onderscheiden in standaarden per aansluiting en generieke standaarden. De standaarden per aansluiting gelden op elke afzonderlijke aansluiting zolang er geen transportbeperking optreedt en moeten in de technische voorwaarden worden opgenomen. De generieke standaarden betreffen de situatie dat er een

transportbeperking optreedt en geven een standaard voor bijvoorbeeld de gemiddelde onderbrekingsduur en de

onderbrekingsfrequentie.

(9)

35. Als standaard per aansluiting wordt voor aansluitingen tot en met een voltage van 50 kV in artikel 3.2.1.1 van de Netcode verwezen naar de NEN-EN 50160:1995. Indien de netbeheerders voldoen aan de minimale eisen van deze norm dan wordt de kwaliteit van levering die nu gebruikelijk is niet meer gehandhaafd. Enkele voorbeelden van de minimale eisen uit genoemde norm zijn:

- de spanning op het aansluitpunt mag tijdens normaal bedrijf 10 % afwijken van de nominale spanning (230V) met een frequentie tussen 49,5 en 50,5 Hz.

- de levering van elektriciteit mag tijdens normaal bedrijf per week maximaal 8 uur tot 23 V inzakken waarbij de frequentie mag liggen tussen 47,0 en 52,0 Hz

12

.

- voor spanningsonderbrekingen en spanningsdips gelden slechts indicatieve waarden van honderden malen respectievelijk duizend maal per jaar. Indien zich in het Nederlandse net per jaar honderden korte

spanningsonderbrekingen en duizend spanningsdips zouden voordoen, zou de elektriciteitslevering meermalen per dag ernstig verstoord raken. Bovendien wordt van een producent verwacht (artikel 2.5.3.1 Netcode) dat hij zijn installatie beschermt tegen verstoringen uit het net. Dit is alleen mogelijk als de producent duidelijke maximale waarden heeft voor genoemde verstoringen.

36. De genoemde grenswaarden zijn bovendien strijdig met artikel 2.2.23 van de Systeemcode, volgens welk artikel bij een frequentie onder 48,4 Hz al 50% van de belastingen is afgeschakeld. Zoals door de Minister van Economische Zaken is aangegeven

13

is het de bedoeling dat het kwaliteitsniveau van de elektriciteitsvoorziening in Nederland minstens op het huidige niveau moet blijven. Derhalve is het noodzakelijk de eisen uit de genoemde norm aan te scherpen en te kwantificeren zodat het huidige kwaliteitsniveau van de transportdienst kan worden gehandhaafd. Dit houdt in dat concrete grenswaarden moeten worden vermeld voor de verstoringen zoals genoemd in de NEN-EN 50160. Dit betreft bijvoorbeeld maximale harmonische verstoringen, spanningsdips, transienten etcetera. Ook voor de netten met een spanningsniveau boven 50 kV dienen concrete grenswaarden te worden vermeld.

37. Aanvullend zij opgemerkt dat de NEN 11000-2-2:1993 ontbreekt die van toepassing is op openbare laagspanningsnetten.

38. De generieke standaarden moeten worden vastgelegd in de voorwaarden conform artikel 26, eerste lid, onder f, van de Elektriciteitswet 1998. Het voorstel met betrekking tot deze generieke standaarden dient uiterlijk 1 januari 2000 bij de directeur DTe te worden ingediend.

39. Een standaard voor invulling van in artikel 16 eerste lid sub g van de Elektriciteitswet 1998 genoemde taak van de netbeheerder is moeilijk te geven. Deze taak houdt slechts het bevorderen van de veiligheid bij het gebruik van toestellen en installaties in. De veiligheid van installaties en toestellen zelf is echter de verantwoordelijkheid van de aangeslotene. De invulling van deze taak van de netbeheerders mag dan ook niet leiden tot verplichtingen voor afnemers anders dan op het punt van de aansluiting. Slechts voor zover installaties of toestellen ongewenste invloed kunnen hebben op het net van de netbeheerder mogen daaraan in de technische voorwaarden eisen worden gesteld.

Wel kan voor het deel achter de aansluiting invulling worden gegeven aan deze taak in de vorm van advisering en

12 Volgens de projectgroep Netcode verschijnt binnenkort een amendement op de NEN-EN50160 waarin genoemde grenzen zijn opgetrokken naar een hoger niveau.

13 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 200 XIII, nr. 53.

(10)

voorlichting over de veiligheid bij het gebruik van installatie en toestellen. Voor de wijzigingen hierover verwijs ik naar het onderwerp “installaties”.

40. Met name in artikel 5.1.1.8 Netcode en artikel 2.2.3 Systeemcode wordt aangegeven welke middelen de netbeheerders ter beschikking hebben om problemen op te lossen bij het uitvoeren van hun taken. Daarbij is echter niet gedefinieerd wat de in die artikelen genoemde “transportproblemen” en “grootschalige deelnet-overstijgende storingen” inhouden en welke toestand normaal is. De definiëring van deze begrippen is nodig om de individuele standaarden te bepalen voor de taken van de netbeheerder. In de norm NEN-EN 50160:1995 wordt in artikel 1.3.9 het begrip “normal operating condition” gebruikt. Mede gezien de verwijzing naar deze norm in artikel 3.2.1.1 Netcode dient deze definitie in een Nederlandse vertaling te worden toegevoegd: “Normale bedrijfstoestand: toestand van het net in afwezigheid van storingen waarbij alle transporten op de aansluitingen volgens de transportprognoses kunnen plaatsvinden en er geen onaanvaardbare spanningen en overbelastingen optreden”. Tevens moet zijn gedefinieerd wat de mogelijke afwijkende bedrijfstoestanden zijn (bijvoorbeeld de toestand “alert” en “grootschalige verstoring”).

41. In de begrippenlijst wordt “enkelvoudige storingsreserve” gedefinieerd als: “De toestand van een net waarin alle belastingen kunnen worden gevoed en er geen onaanvaardbare spanningen en overbelastingen optreden wanneer een enkelvoudige storing optreedt”. Een reserve kan logischerwijs niet een toestand van een net zijn. Omwille van de transparantie dient de bedoelde toestand te worden beschreven met het begrip “(enkelvoudig) verstoorde

bedrijfstoestand” in lijn met hetgeen bij punt 5 reeds is vermeld. Analoog dient het begrip “enkelvoudige storingsreserve tijdens onderhoud” te worden aangepast.

42. In plaats van “grootschalige transportonderbrekingen” zoals genoemd in artikel 12 Samenwerkingsregeling, en

“grootschalige deelnet-overstijgende verstoring” zoals genoemd in de artikelen 5.1.10, 5.5.1.2, 5.5.1.3 en 5.5.2.4 van de Netcode, dient het begrip “grootschalige storing” te worden gebruikt met de daarbij behorende toestand “grootschalig verstoorde bedrijfstoestand”. De definities van “transportbeperking”, “grootschalige deelnet-overstijgende storing” en

“enkelvoudige storingsreserve” dienen derhalve te worden aangepast en aangevuld. Voor het precieze wijzigingsvoorstel betreffende de definities verwijs ik naar de conclusies.

e. Aansluiting

43. In de Elektriciteitswet 1998 is een aansluiting gedefinieerd als één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet waardering onroerende zaken, dan wel tussen een net en een net op een ander spanningsniveau (artikel 1, eerste 1 onderdeel b van de Elektriciteitswet 1998).

44. Het aansluittarief is in de Elektriciteitswet 1998 gedefinieerd (artikel 25a, lid 1 van het voorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998) als het tarief dat uitsluitend betrekking heeft op:

a. het verbreken van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een afnemer met dat net tot stand te brengen,

b. het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden en

c. het tot stand brengen en in stand houden van een verbinding tussen de plaats waar het net verbroken is en de

voorzieningen om het net te beveiligen.

(11)

45. In wettelijke zin wordt een aansluiting dus begrensd door twee punten. Aan de netzijde is dat het netaansluitpunt. Dit punt markeert de verbreking van het net waar de fysieke aansluiting tot stand is gebracht (a). Aan de installatiezijde is dat het punt waar het net fysiek van de installatie kan worden gescheiden om het net te beveiligen en beveiligd te houden (b). Mede omdat het beheer over de aansluiting in handen is van de netbeheerder, is de beveiliging te beschouwen als het overdrachtspunt.

In de Memorie van Toelichting op het aanvullend wetsvoorstel

14

wordt toegelicht dat diepe aansluitkosten geen onderdeel vormen van het bij de afnemer in rekening te brengen aansluittarief. Aanvullingen aan het net gelegen aan de netzijde van het netaansluitpunt, bijvoorbeeld een transformator, moeten als diepe aansluitkosten worden

beschouwd. Aanvullingen aan de installatiezijde van het beveiligings-/overdrachtspunt, zoals machinetransformatoren, verdeeltransformatoren, aardlekschakelaars of kWh-meters, behoren tot het niet-gereguleerde domein. De afnemer is vrij om deze naar eigen keuze te installeren.

46. De conclusie, die hieruit kan worden getrokken, is dat in een aansluiting geen transformator voorkomt, maar dat deze slechts bestaat uit de beveiligingen, de geleiders en het verbindingsmateriaal. Voor bestaande aansluitingen blijven in principe de condities waaronder deze zijn aangelegd gehandhaafd, zodat hierin wel een transformator kan voorkomen.

Om een level playing field te garanderen voor aangeslotenen dient de aansluitdienst voor partijen met vergelijkbare transportbehoeften hetzelfde te zijn. Het uniformeren van de aansluitdienst houdt in dat het spanningsniveau en de structuur van een aansluiting éénduidig worden bepaald. De structuur van de aansluiting is reeds in de Elektriciteitswet 1998 beschreven. Voor het vastleggen van het spanningsniveau moet artikel 2.1.1.1 van de Netcode worden aangevuld met een tabel die de gevraagde transportcapaciteit koppelt aan een bepaald spanningsniveau. De feitelijke spanning op de aansluiting mag slechts daarvan afwijken met de goedkeuring van de aangeslotene

15

.

f. Installaties

47. In de artikelen 2.1.5.8, 2.2.1.2, 2.2.1.4 t/m 2.2.1.7, 2.2.3.2, 2.2.4.18, 2.2.4.22 t/m2.2.4.2 en 2.3.1 van de Netcode worden voorwaarden gesteld aan de installatie(s) en de toestellen van de aangeslotene. Gezien de fysieke koppeling van een installatie met het net is het uiteraard nodig dat de netbeheerder ter uitvoering van zijn wettelijke taken voorwaarden stelt aan de maximaal toelaatbare verstoringen die op een aansluitpunt worden gegenereerd. Slechts indien bepaalde aspecten van toestellen of installaties gevolgen hebben voor het net of de aansluiting is het toegestaan voorwaarden te stellen aan deze aspecten van toestellen en installaties. De voorwaarden in bovenstaande artikelen dienen overeenkomstig te worden gewijzigd. Uit het oogpunt van transparantie dienen deze eisen bovendien kwantitatief geformuleerd te worden.

48. In de artikelen 2.2.4.9, 2.2.4.10 en 2.2.4.14 van de Netcode zijn bepalingen opgenomen waarmee wordt getracht invulling te geven aan de wettelijke taak van de netbeheerder om de veiligheid bij het gebruik van installaties en toestellen te bevorderen (art 16, eerste lid, onder g, van de Elektriciteitswet 1998: het bevorderen van de veiligheid bij het gebruik van toestellen en installaties die elektriciteit verbruiken). Aangezien de netbeheerder middels de codes alleen een (contractuele) relatie heeft met aangeslotenen, kunnen ter uitvoering van de taak in artikel 16, eerste lid, onder g, van de Elektriciteitswet 1998 in de codes slechts voorwaarden worden gesteld met betrekking tot het gebruik van toestellen en installaties door de aangeslotenen. Eisen die verder gaan dan “het gebruik door aangeslotenen”

14 Tweede kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 303, nr. 3.

15 Voor het aansluittarief wordt het spanningsniveau uit de tabel gehanteerd conform de TarievenCode.

(12)

dienen derhalve te vervallen. Dit betreft bijvoorbeeld alle verwijzingen naar de werkzaamheden van installateurs of regelingen daaromtrent. Bovendien mogen deze voorwaarden niet strijdig zijn met voorwaarden of voorschriften in andere wetten of normen. Uiteraard mag de netbeheerder buiten de codes om verdere invulling geven aan zijn wettelijke de taak bijvoorbeeld door middel van advies en voorlichting over de installatie en het aanleggen daarvan.

49. In de commentaren wordt gewezen op het in artikel 2.1.2.5 van de Netcode vermelde recht van de netbeheerder om leidingen en aansluitingen te leggen in, aan, op, onder of boven het perceel van een aangeslotene. Deze bevoegdheid is reeds afdoende in artikel 20 van de Elektriciteitswet 1998 geregeld. Om bovendien strijdigheid tussen de codes en wetgeving te voorkomen dient artikel 2.1.2.5 van de Netcode te vervallen.

g. Internationaal

Voorstel van de gezamenlijke netbeheerders

50. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders voor de technische voorwaarden is een systematiek vastgelegd voor de verdeling van de beschikbare transportcapaciteit op landgrensoverschrijdende verbindingen (hoofdstuk 5.6

Netcode). In dit hoofdstuk is vastgelegd dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de beschikbare landgrensoverschrijdende transportcapaciteit kenbaar zal maken aan marktpartijen (artikel 5.6.1.2 Netcode). De methode voor het contracteren en de toewijzing van deze transportcapaciteit zal vervolgens na overleg met relevante marktpartijen door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet worden vastgesteld (artikel 5.6.1.3 Netcode). Bij deze toewijzing worden de volgende categorieën contracten onderscheiden:

• jaarcontracten, met een looptijd van meer dan drie kalenderweken en maximaal één jaar,

• weekcontracten, met een looptijd van meer dan één kalenderdag en maximaal vier kalenderweken,

• dag- en spotmarktcontracten, met een looptijd van tenminste één klokuur en maximaal één kalenderdag(artikel 5.6.1.4 Netcode).

51. Uitgangspunten bij de toewijzing van de beschikbare transportcapaciteit zijn dat de transportcapaciteit allereerst ter beschikking wordt gesteld aan jaarcontracten en vervolgens aan weekcontracten. Daarnaast kan een bepaalde ruimte voor de spotmarkt gereserveerd worden(artikel 5.6.1.5 Netcode). Iedereen die een transportcontract heeft gesloten met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dient dagelijks aan te geven van welk gedeelte van de aan hem toegekende transportcapaciteit hij gebruik zal maken(artikel 5.6.1.10 Netcode). Dat gedeelte van de transportcapaciteit waar hij geen gebruik van maakt wordt ter beschikking gesteld aan spotmarktcontracten (artikel 5.6.1.11 Netcode). Het hoofdstuk sluit af met twee artikelen betreffende de annulering van transporten. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet behoudt zich het recht voor bij onvoorziene transportbeperkingen transportcapaciteit te annuleren (artikel 5.6.1.12 Netcode). In geval van grootschalige storingen kunnen transporten onverwijld geannuleerd worden zonder dat vooraf aan de desbetreffende marktpartijen te melden(artikel 5.6.1.13 Netcode).

Toetsing voorstel aan belangen Elektriciteitswet 1998

52. De directeur DTe constateert dat de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde systematiek voor

grensoverschrijdende transporten niet aansluit bij de in artikel 26 e, eerste lid genoemde belangen. De voorgestelde

procedure is onvoldoende transparant, daar enerzijds niet wordt aangegeven op welke wijze de netbeheerder van het

landelijk hoogspanningsnet de beschikbare landgrensoverschrijdende transportcapaciteit vaststelt en anderzijds

onvoldoende wordt uitgewerkt op welke wijze deze transportcapaciteit aan de aanvrager wordt toegewezen. In de

voorgestelde procedure wordt aangegeven dat jaarcontracten voorrang krijgen bij toedeling van transportcapaciteit

(13)

maar er wordt niet aangegeven hoe de transportcapaciteit over de aanvragers wordt verdeeld in het geval dat de vraag naar transportcapaciteit voor jaarcontracten de beschikbare transportcapaciteit overstijgt. Het voorstel geeft niet aan wat de omvang is van de ruimte die aan spotmarktcontracten wordt toegewezen en op welke wijze deze ruimte over bilaterale spotmarktcontracten en spotmarktcontracten die via een beurs tot stand komen, wordt verdeeld. Vanwege dat gebrek aan transparantie acht de directeur DTe het onvoldoende duidelijk of het voorstel de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt en het doelmatig handelen van afnemers bevordert. Voorts is de directeur DTe van mening dat het voorstel niet preciseert in hoeverre de beschikbare transportcapaciteit op objectieve en niet discriminerende wijze aan marktpartijen wordt toegewezen. De directeur DTe vindt dat het nu voorliggende voorstel de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te veel vrijheid geeft bij het contracteren en toewijzen van

grensoverschrijdende transportcapaciteit. Daarnaast constateert de directeur DTe dat op dit onderdeel onvoldoende overleg met representatieve organisaties heeft plaatsgevonden terwijl partijen juist meer duidelijkheid verlangen over de procedure die gehanteerd gaat worden voor het vaststellen en verdelen van de beschikbare transportcapaciteit op de landgrensoverschrijdende verbindingen in het bijzonder de procedure die gedurende het jaar 2000 gaat gelden.

Consultatie van partijen

53. Na de ontvangst van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders voor de technische voorwaarden op 5 juli 1999 en op basis van de ontvangen commentaren van partijen ter zake heeft de directeur DTe besloten op 6 augustus 1999 een informatie- en consultatiedocument uit te brengen getiteld “Transportcapaciteit op internationale

elektriciteitsverbindingen”.

16

Het belang van een non-discriminatoire allocatieprocedure en de huidige Europese ontwikkelingen hebben de directeur DTe doen besluiten partijen te consulteren.

54. Het consultatiedocument heeft partijen de gelegenheid gegeven hun zienswijze te geven op de procedure voor de bepaling en de verdeling van de beschikbare transportcapaciteit. Partijen kregen daarbij de gelegenheid zowel schriftelijk gedurende een consultatieperiode van 6 augustus 1999 tot 6 september 1999 als tijdens een openbare hoorzitting gehouden op 1 september 1999 hun zienswijze kenbaar te maken. De directeur DTe heeft deze informatie gebruikt bij de beoordeling van het voorliggende onderdeel van het voorstel voor de Netcode. Daarnaast heeft de directeur de ontwikkelingen en discussies in Europees verband op dit punt in ogenschouw genomen bij de beoordeling van het voorliggende voorstel.

55. In het consultatiedocument werd partijen verzocht te reageren op twee onderwerpen:

• de procedure voor de bepaling van de omvang van de beschikbare transportcapaciteit op de landgrensoverschrijdende verbindingen, en

• de te hanteren methode om de beschikbare transportcapaciteit op deze verbindingen aan de afzonderlijke marktpartijen toe te wijzen.

Commentaren op het consultatiedocument

56. De directeur DTe constateert dat veel partijen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid hun mening te geven over de vaststelling en allocatie van transportcapaciteit op landgrensoverschrijdende verbindingen. Partijen hebben zowel

16 Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet, Transportcapaciteit op Internationale Elektriciteitsverbindingen, Informatie- en consultatiedocument, augustus 1999.

(14)

schriftelijk als mondeling commentaar gegeven. Uit de commentaren op het consultatiedocument bleek dat partijen daarbij niet alleen een lange termijn visie gaven maar ook gedetailleerd commentaar op het te hanteren systeem voor het jaar 2000.

In de commentaren op het consultatiedocument wordt aangegeven dat er snel duidelijkheid moet komen over de voor het jaar 2000 te hanteren verdelingsprocedure. Voor marktpartijen is het lastig internationale leveringsovereenkomsten voor het jaar 2000 te sluiten zolang onduidelijkheid bestaat over de beschikbaarheid van transportcapaciteit op landgrensoverschrijdende verbindingen. In het merendeel van de commentaren op het consultatiedocument wordt aangegeven dat de directeur DTe snel moet kiezen voor een oplossing voor het jaar 2000. Voor het jaar 2001 en later wordt in de commentaren aangegeven dat er naar een meer structurele aanpak van het probleem op de

landgrensoverschrijdende verbindingen gezocht moet worden. Onderstaand wordt als eerste een samenvatting gegeven van de commentaren over de bepaling van de omvang van de beschikbare capaciteit en de

infomatievoorziening daarover. Vervolgens worden de commentaren besproken over de allocatie van deze capaciteit vanaf 2001 en later en voor het jaar 2000. Als laatste worden een aantal commentaren over de dagelijkse nominatie en het annuleren van aan partijen toegekende transportcapaciteit samengevat.

Bepaling van en informatie over beschikbare landgrensoverschrijdende transportcapaciteit

57. In de commentaren op het consultatiedocument wordt aangegeven dat de netbeheerder van het landelijk

hoogspanningsnet de wijze waarop de beschikbare transportcapaciteit berekend wordt, bekend dient te maken. In de commentaren wordt voorgesteld dat de directeur DTe deze methode beoordeelt en goedkeurt. De methode die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet hanteert, dient volgens de commentaren aan te sluiten op de in Europees verband gehanteerde methode. Daarnaast geven de commentaren aan dat het wenselijk is dat in- en uitgaande stromen al bij transportcapaciteitstoewijzing zoveel mogelijk met elkaar gesaldeerd worden om de beschikbare transportcapaciteit te vergroten.

58. In een aantal commentaren op het consultatiedocument wordt aangegeven dat de meerjarige contracten die voor inwerkingtreding van de Elektriciteitswet 1998 zijn afgesloten de beschikbare transportcapaciteit op

landgrensoverschrijdende verbindingen niet mogen verminderen. In de commentaren wordt aangegeven dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet jaarlijks de beschikbare landgrensoverschrijdende transportcapaciteit op jaarbasis bekend dient te maken. Het wordt wenselijk geacht dat de netbeheerder van het landelijk

hoogspanningsnet gedurende het jaar wijzigingen van deze jaarprognose bekend maakt. In een aantal commentaren wordt aangegeven dat periodieke bijstellingen van de prognoses van de beschikbare transportcapaciteit voor de rest van het jaar bekend gemaakt dienen te worden. Het internet wordt in de commentaren als meest voor de hand liggend communicatiemiddel voorgesteld.

Allocatie van beschikbare landgrensoverschrijdende transportcapaciteit

59. In de commentaren wordt voorgesteld een onderscheid te maken in de allocatiemethode voor het jaar 2000 en de vanaf het jaar 2001 te hanteren methode. De huidige verstoring van de marktsituatie in Nederland door de Protocol-

overeenkomst, de korte tijdsperiode tot aan de implementatie van de methode voor het jaar 2000 en de onzekerheid over Europese ontwikkelingen zijn redenen die in de commentaren worden aangegeven om in het jaar 2000 een interim toewijzingssysteem te hanteren.

60. In de commentaren wordt als meest wenselijke methode voor het omgaan met transportbeperkingen op

landgrensoverschrijdende verbindingen een niet aan transacties gerelateerde methode voorgesteld. Dergelijke

(15)

methoden worden gekenmerkt door het feit dat marktpartijen ongelimiteerd kunnen handelen omdat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of een elektriciteitsbeurs eventuele transportbeperkingen oplost. Zo’n niet aan transacties gerelateerd systeem zou vanaf 2001 geïmplementeerd kunnen worden waarbij in veel commentaren de voorkeur wordt uitgesproken voor market splitting.

17

Het implementeren van een niet aan transacties gerelateerde methode in het jaar 2000 wordt in de commentaren als niet haalbaar gekwalificeerd. Voor de allocatie van transportcapaciteit in het jaar 2000 wordt in de commentaren de voorkeur uitgesproken voor aan transacties gerelateerde methoden. De beschikbare transportcapaciteit dient verdeeld te worden over verschillende categorieën contracten met als langstlopende contracten, de jaarcontracten en daarnaast bestaat er behoefte aan transportcapaciteit voor spotmarktcontracten.

61. Het veilen van transportcapaciteit om tot een verdeling over marktpartijen te komen, wordt in de meeste commentaren niet als een haalbare oplossing voor het jaar 2000 aangemerkt. Wel wordt in de commentaren aangegeven dat deze methode als voordeel heeft dat de financiële waarde van het gebruik van de transportverbinding zichtbaar wordt gemaakt.

Nomineren en annuleren van gealloceerde transportcapaciteit

62. In de commentaren wordt aangegeven dat er behoefte bestaat aan duidelijke afspraken over de zekerheid dat aan partijen toegekende transportcapaciteit ook daadwerkelijk benut kan worden. In sommige commentaren wordt voorgesteld dat alle aan jaarcontracten toegekende transportcapaciteit zeker moet zijn, terwijl in andere commentaren juist bij voorkeur de aan spotmarktcontracten toegekende transportcapaciteit als zeker moet worden uitgegeven.

In een groot deel van de commentaren wordt aangegeven dat het recht van partijen vervalt op aan hen toegekende transportcapaciteit die niet benut wordt, waardoor deze transportcapaciteit ten behoeve van andere transacties ter beschikking kan worden gesteld. Dagelijks moeten partijen aangeven welk deel van de aan hen toegekende transportcapaciteit de volgende dag zal worden gebruikt. Op deze wijze wordt transportcapaciteit optimaal benut.

Wijzigingsvoorstel van de directeur DTe

63. De directeur DTe heeft besloten om in dit wijzigingsvoorstel van de technische voorwaarden zeer gedetailleerd aan te geven welk systeem voor de allocatie van beschikbare transportcapaciteit gehanteerd dient te worden. De directeur DTe heeft het belang van partijen, die hebben aangegeven dat ze op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid wensen te hebben over het allocatiesysteem voor het jaar 2000, zwaar meegewogen. Pas nadat de toewijzingssystematiek bekend is en marktpartijen derhalve weten hoeveel capaciteit voor welke contracten beschikbaar is, kunnen zij immers leveringsovereenkomsten met buitenlandse partijen aangaan.

i. omvang van de beschikbare landgrensoverschrijdende transportcapaciteit

64. De directeur DTe is van mening dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet informatie openbaar moet maken over de hoogte en wijze van bepaling van de beschikbare landgrensoverschrijdende transportcapaciteit.

Wijzigingen

65. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dient daartoe jaarlijks vóór 15 november op te geven wat op uurbasis de beschikbare transportcapaciteit gedurende het volgende kalenderjaar is. Deze opgave dient bijgesteld te worden zodra zich gedurende het jaar wijzigingen voordoen (conclusie, wijzigingsartikel 5.6.1). Daarnaast dient de

17 Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet, Transportcapaciteit op Internationale Elektriciteitsverbindingen, Informatie- en consultatiedocument, 6 augustus 1999.

(16)

netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet elke dag een schatting openbaar te maken van de beschikbare transportcapaciteit voor spotmarkttransacties op uurbasis voor de daarop volgende 30 dagen (conclusie

wijzingingsartikel 5.6.7). De directeur DTe vindt dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de methode waarmee de beschikbare transportcapaciteit wordt bepaald ook moet beschrijven en openbaar moet maken. Indien daartoe aanleiding bestaat kan de directeur DTe de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet opdragen deze methode aan te passen (conclusie, wijzigingsartikel 5.6.1).

Argumentatie

66. Bovenstaande informatieplichten van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geven de partijen die al op de Nederlandse markt actief zijn of daarop actief willen worden inzicht in de actuele waarde van de beschikbare transportcapaciteit waardoor de transparantie voor de markt wordt vergroot.

Daarnaast vergroten deze bepalingen de transparantie over de wijze van vaststelling van die omvang. Deze grotere transparantie bevordert het doelmatig functioneren van de elektriciteitsmarkt en is een verbetering van de

dienstverlening van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ten behoeve van marktpartijen.

ii. allocatie van beschikbare landgrensoverschrijdende transportcapaciteit

67. De directeur DTe vindt dat de marktwerking op de elektriciteitsmarkt wordt bevorderd door congestie op te lossen door het gebruik van niet aan transacties gerelateerde methoden. De directeur DTe constateert dat in meer volwassen elektriciteitsmarkten marktpartijen onafhankelijk van de fysieke stromen in het net kunnen handelen in elektriciteit.

Eventuele congestie op verbindingen wordt middels niet aan transacties gerelateerde methoden opgelost. Zo’n aanpak bevordert naar het inzien van de directeur DTe de marktwerking omdat partijen tijdens het handelen niet door fysieke beperkingen in het net belemmerd worden. Daarnaast onderkent de directeur DTe dat op basis van een liquide beurs in spotcapaciteit financiële markten kunnen ontstaan.

Wijzigingen

68. De directeur DTe legt in de Netcode vast dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor 1 juni 2000 met een voorstel moet komen voor de allocatie van transportcapaciteit voor het jaar 2001, dat in de Netcode wordt vastgelegd(conclusie: wijzigingsartikel 5.6.3).

Argumentatie

69. De directeur DTe acht het verdelen van de transportcapaciteit op de landgrensoverschrijdende verbindingen een taak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Voor de verdeling van de transportcapaciteit in het jaar 2001 en later is het wenselijk dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet daaromtrent met een voorstel komt.

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dient marktpartijen te consulteren voordat het voorstel bij de

directeur DTe wordt ingediend. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dient daarbij de marktpartijen

voldoende in gelegenheid te stellen om hun zienswijze te geven. De directeur DTe zal de door de netbeheerder van het

landelijk hoogspanningsnet voorgestelde methode toetsen aan de criteria die daaromtrent in artikel 26 e lid 1 van de

Elektriciteitswet 1998 worden genoemd waarbij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in het bijzonder het

gestelde in deze wijzigingsbrief, de transparantie en de mate waarin de voorgestelde methode het handelsverkeer op

de elektriciteitsmarkt bevordert, in acht dient te nemen. De directeur DTe hecht eraan dat het voorstel voor het omgaan

met transportcapaciteit voor het jaar 2001 al op een niet aan transacties gerelateerde systematiek is gebaseerd.

(17)

70. Voor het jaar 2000 is het toepassen van niet aan transacties gerelateerde methoden voor het oplossen van congestie op landgrensoverschrijdende verbindingen niet haalbaar. Het invoeren van zo’n systeem vergt namelijk een goede afstemming met de beheerders van aan Nederland grenzende netten, wat niet in het korte tijdsbestek tot aan 1 januari 2000 te realiseren is.

71. De directeur DTe acht het van belang dat op korte termijn een systeem voor de allocatie van transportcapaciteit voor het jaar 2000 bekend wordt gemaakt. Omdat de directeur DTe het onwenselijk acht marktpartijen nog langer in onzekerheid te houden, bevat dit voorstel tot wijziging een gedetailleerde beschrijving van de voor het jaar 2000 te hanteren toewijzingsmethode. Dit systeem dient helder te zijn en eenvoudig te implementeren. Belangrijke voorwaarden zijn dat het systeem de handel op de elektriciteitsmarkt bevordert en dat de beschikbare transportcapaciteit op eerlijke en non-discriminatoire wijze over de marktpartijen wordt verdeeld. Het door de directeur DTe gekozen systeem is een aanpassing van het verdelingssysteem dat in het jaar 1999 door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is neergezet en waarvan de hoofdlijn is verwoord in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De aanpassingen ten opzichte van het systeem in het jaar 1999 en het voorstel van de netbeheerders vormen wel een eerste stap in de richting van het systeem dat de directeur DTe voor het jaar 2001 en de jaren daarna voor ogen heeft.

72. De directeur DTe heeft overwogen de economische waarde van de congestie zichtbaar te maken door bijvoorbeeld de transportcapaciteit te veilen. De korte termijn waarbinnen deze veiling zou moeten worden uitgevoerd en de

incongruentie met het gestelde in de Elektriciteitswet 1998 waren argumenten om niet tot het veilen van

transportcapaciteit over te gaan. Vooral de noodzakelijke afstemming met buitenlandse netbeheerders en de te maken afspraken over de verdeling van de opbrengst van de veiling maken een snelle implementatie van een veilingsysteem onmogelijk.

iii. allocatie systematiek voor het jaar 2000: indeling in categorieën contracten Wijzigingen

73. Voor het jaar 2000 heeft de directeur DTe gekozen voor de volgende verdeling van de beschikbare transportcapaciteit over drie categorieën. De na het aftrekken van een reservering voor de onderlinge hulp en bijstand overgebleven transportcapaciteit wordt verdeeld over Sep-contracten, jaarcontracten en spotmarktcontracten. Daarbij wordt de toewijzing van transportcapaciteit tot één jaar beperkt ook voor Sep-contracten (conclusie: wijzigingsartikel 5.6.4).

Argumentatie

74. De toewijzing van capaciteit wordt beperkt tot een jaar om enerzijds de markt open te houden voor nieuwe toetreders

en de groep afnemers die in de jaren 2002 en 2007 vrijkomt, anderzijds omdat het wenselijk is ruimte voor nieuwe

allocatiemethoden open te houden. De directeur DTe heeft ervoor gekozen slechts drie categorieën contracten mee te

nemen. Deze indeling beperkt de verscheidenheid aan contracten die tot stand kan komen maar is noodzakelijk om de

verdeling uitvoerbaar te houden. In feite betreft het een vorm van standaardisatie om onderlinge vergelijkbaarheid

mogelijk te maken. Naar verwachting zal er ook in het jaar 2000 een tekort aan beschikbare transportcapaciteit zijn

waardoor elke toewijzingsmethode partijen zal teleurstellen. Partijen kunnen in beperkte mate ook nu al financiële

contracten sluiten die een langere looptijd dan een dag hebben en korter dan een jaar waarmee ze feitelijk maand- en

weekcontracten kunnen sluiten. De systematiek waarvoor de directeur DTe heeft gekozen, bevordert het sluiten van

financiële in plaats van aan fysieke transportcapaciteit gerelateerde contracten, wat de directeur DTe als een goede

(18)

ontwikkeling naar een volwassen elektriciteitsmarkt ziet en een eerste stap in het door hem gewenste niet aan transacties gerelateerde systeem.

iv. allocatie van transportcapaciteit aan Sep-contracten

75. De Minister van Economische Zaken heeft de directeur DTe op 6 oktober 1999 per brief

18

verzocht om bij het vaststellen van de technische voorwaarden in het jaar 2000 voldoende transportmogelijkheden aan de N.V. Sep te bieden opdat deze zijn importcontracten kan nakomen. De Minister wijst daarbij op de relatie met de Overeenkomst van Samenwerking die op grond van artikel 76, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998 vooralsnog in stand blijft. De importverplichtingen van de N.V. Sep (Sep-contracten) kunnen volgens de minister niet los worden gezien van deze overeenkomst, waaruit volgt dat de Elektriciteitswet 1998 de uitvoering van deze verplichtingen niet in de weg kan staan.

De Minister heeft voorts in deze brief aangegeven dat zij voornemens is na overleg met de Europese Commissie het daarheen te leiden dat de criteria in artikel 26e, eerste lid van de Elektriciteitswet worden aangevuld met het belang van het kunnen invoeren van elektriciteit uit een ander land krachtens een overeenkomst als bedoeld in artikel 35 van de Elektriciteitswet 1989, mits die overeenkomst voor het tijdstip van intrekking van die wet krachtens artikel 35 van die wet door de Minister van Economische Zaken is goedgekeurd, en alleen voor zover krachtens die overeenkomst elektriciteit moet worden afgenomen of betaald.

Met onderstaande wijzigingsvoorstellen heeft de directeur DTe uitvoering gegeven aan de expliciete wens van de Minister van Economische Zaken om voldoende transportmogelijkheden te bieden voor de transporten voortvloeiend uit de importverplichtingen van de N.V. Sep. Een bijzondere positie van de importcontracten van de N.V. Sep bij de toewijzing van transportcapaciteit voor het jaar 2001 en daarna zal evenwel pas mogelijk zijn nadat daarvoor een expliciete wettelijke grondslag gecreëerd is zoals de Minister van Economische Zaken in haar brief heeft aangegeven.

Wijzigingen

76. De directeur DTe heeft op grond van deze brief van de Minister besloten voor het jaar 2000 als eerste capaciteit toe te wijzen aan de N.V. Sep ter uitvoering van de bovengenoemde importverplichtingen (conclusie: wijzigingsartikel 5.6.7 c i). De N.V. Sep dient een aanvraag voor transportcapaciteit ten behoeve van de importcontracten bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in te dienen conform de voorwaarden die ook voor de aanvragen voor

jaarcontracten gelden, dus omvattend een vast volume gedurende de drie voor jaarcontracten te onderscheiden tijdsperioden (conclusie: wijzigingsartikel 5.6.5 b). Bij indiening van de aanvraag voor transportcapaciteit dienen de leveringscontracten die daaraan ten grondslag liggen te worden overlegd en de daarbij behorende goedkeuring van de Minister van Economische Zaken (conclusie: wijzigingsartikel 5.6.5 c).Daarbij dient de N.V. Sep net als de partijen met jaarcontracten de dagelijks te benutten capaciteit te nomineren en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de Sep- contracten en de jaarcontracten als deze transporten verminderd moeten worden vanwege het optreden van

onvoorziene transportbeperkingen (conclusie: wijzigingsartikelen 5.6.11 a en 5.6.12). Tevens dient de N.V. Sep een transportovereenkomst met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan te gaan (conclusie:

wijzigingsartikel 5.6.5 d).

Argumentatie

77. De directeur DTe heeft bij het nemen van het besluit om bij voorrang capaciteit toe te kennen aan de Sep-contracten zwaar gewogen dat de minister expliciet te kennen heeft gegeven voor een dergelijke toewijzing een expliciete

18 Brief d.d. 6 oktober 1999 inzake de technische voorwaarden van de Minister van Economische Zaken aan de directeur DTe met kenmerk E/EE/AE/99062913.

(19)

wettelijke basis te creëren. Daar een dergelijke wettelijke basis niet te realiseren is ten behoeve van de toewijzing van transportcapaciteit in het jaar 2000 heeft de directeur DTe gemeend dit expliciete voornemen in samenhang met de door de minister genoemde verwijzing naar artikel 76 van de Elektriciteitswet 1998 een voldoende basis te achten om voor het jaar 2000 aan het verzoek van de minister te kunnen voldoen. De directeur DTe vindt dat artikel 76 van de Elektriciteitswet op zich onvoldoende basis biedt om ten behoeve van de uitvoer van de Sep-contracten bij voorrang transportcapaciteit toe te wijzen.

De directeur oordeelt dat het bij voorrang toewijzen van transportcapaciteit aan de Sep-contracten alleen geldt voor de noodzakelijke transportcapaciteit ten behoeve van het zogenaamde ‘take-or-pay’-deel van de importcontracten. Ook de Minister beperkt zich in haar verzoek daartoe. Voor eventuele andere transporten die uit de genoemde overeenkomsten voortvloeien maar waaraan geen verplichte afname en betaling verbonden is, dient een afzonderlijke aanvraag voor transportcapaciteit gedaan te worden bij de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet in de categorie

‘jaartransporten’, waarbij voor deze aanvraag dezelfde voorwaarden gehanteerd worden als voor de overige aanvragen voor jaarcontracten. De directeur DTe acht het noodzakelijk dat de N.V. Sep zijn aanvraag voor transportcapaciteit ten behoeve van het ‘take-or-pay’-deel van de importverplichtingen zodanig vormgeeft dat toewijzing van transportcapaciteit aan deze importcontracten tot een minimale verstoring van de toewijzingssystematiek van de overige

transportcapaciteit leidt. Concreet houdt dit in dat de N.V. Sep zijn aanvraag voor transportcapaciteit ten behoeve van de importcontracten bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet moet indienen conform de voorwaarden die ook voor aanvragen voor jaarcontracten gelden, dus omvattend een vast volume gedurende de voor jaarcontracten genoemde drie tijdsperioden.

v. allocatie van de transportcapaciteit voor jaarcontracten

Wijzigingen

78. In het jaar 2000 zal 2300 MW aan grensoverschrijdende transportcapaciteit beschikbaar zijn voor de uitvoering van transportcontracten ten behoeve van sep-contracten en jaarcontracten (conclusie: wijzigingsartikel 5.6.7 a). Partijen kunnen alleen een aanvraag voor transportcapaciteit indienen als daaraan een leveringscontract ten grondslag ligt (conclusie: wijzigingsartikel 5.6.6 b). De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dient dit te controleren en bij twijfel nader te onderzoeken of aan een contract ook een daadwerkelijk voornemen tot levering ten grondslag ligt.

Omdat de voorwaarden waaronder transportcapaciteit wordt gealloceerd tot aan het tijdstip van dit wijzigingsvoorstel niet bekend waren, worden de voor dit tijdstip ingediende aanvragen voor transportcapaciteit niet behandeld. Elke partij dient opnieuw vóór 19 november 1999 een verzoek voor importtransportcapaciteit in te dienen, conform de in deze wijzigingsbrief gestelde voorwaarden (conclusie wijzigingsartikel 5.6.6 a). De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dient vóór 1 december 1999 de verdeling bekend te maken (conclusie wijzigingsartikel 5.6.6 d).

Aanvragers van transportcapaciteit voor jaarcontracten dienen hun aanvraag naar de volgende drie tijdsperioden te specificeren:

• transporten gedurende werkdag-daguren: 7.00 u- 23.00 u

• transporten gedurende weekenddag-daguren: 7.00- 23.00 u

• transporten gedurende nachturen: 23.00 u-7.00 u

In iedere genoemde tijdsperiode kan alleen transportcapaciteit met een constant volume worden aangevraagd

(conclusie wijzigingsartikel 5.6.5 b en 5.6.6 a). Indien de vraag naar transportcapaciteit ter uitvoering van jaarcontracten groter is dan het aanbod wordt de beschikbare transportcapaciteit naar evenredigheid over de aanvragers toegewezen.

Deze pro rata verdeling van de beschikbare transportcapaciteit vindt per tijdsperiode plaats (conclusie wijzigingsartikel

5.6.7 c iv).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

5.6.1.2 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet maakt ten hoogste één dag voor de in artikel 5.6.8 genoemde dag waarop de capaciteit voor spottransporten

KVB= Kortdurende Verblijf LG= Lichamelijke Handicap LZA= Langdurig zorg afhankelijk Nah= niet aangeboren hersenafwijking. PG= Psychogeriatrische aandoening/beperking

[r]

[r]

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

De gezamenlijke netbeheerders hebben het voorstel aangepast door in het voorgestelde artikel 3.2.1 op te nemen dat de druk van het in te voeden gas onderwerp van overleg dient te

Het rechtvaardigend geloof is, volgens de Catechismus, Vraag 21 „niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, hetgeen God ons in