• No results found

VAKTHERAPIE Methodisch Handelen A & Methodisch Handelen B

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VAKTHERAPIE Methodisch Handelen A & Methodisch Handelen B"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VAKTHERAPIE

7636 Methodisch Handelen A & Methodisch Handelen B

(2)

Naam OWE’s: 3MHA & 3MHB

Methodisch Handelen A & Methodisch Handelen B

Niveau: 3

Omvang: 2 keer 20 studiepunten / 560 SBU

Naam Instituut Hogeschool van Arnhem en Nijmegen,

Instituut Vaktherapeutische en Psychologische Studies

Contactpersoon onderwijseenheid: Barbara Krantz Planning onderwijseenheid: Studiejaar 2019/2020

Semester 1 en 2

Jaar van uitgave: 2019

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus 9029

6500 JK Nijmegen

(3)

Inhoudsopgave

1.  Inleiding ... 3 

1.1 Ingangseisen ... 3 

1.2 Hoe kun je de studiehandleiding gebruiken? ... 3 

2.  Eindkwalificaties ... 4 

Eindkwalificatie 4: Professionaliseren en profileren ... 5 

3.   Toetsing ... 6 

3.1 Regelgeving ... 6 

3.2 Deeltentamens ... 6 

4.  Organisatie ... 7 

4.1 Weekrooster ... 7 

5. Stage ... 8 

5.1 Waaraan moet een stage voldoen? ... 8 

5.2 De begeleiding: wie doet wat? ... 9 

5.3 Het stagecontract ... 9 

5.4 Contact tussen stagebegeleider, stagedocent en student ... 10 

5.5 Als er iets niet goed gaat ... 10 

6. Onderwijs ... 12 

6.1 Methodisch Handelen A ... 12 

6.1.1 Methodiek ... 12 

6.1.2 Supervisie ... 13 

6.1.3 Casestudy ... 14 

6.2 Methodisch Handelen B ... 16 

6.2.1 Methodiek ... 16 

6.3.2 Supervisie ... 17 

6.2.3 Casestudy ... 18 

7.  Leerbronnen ... 20 

Bijlage 1: Toetsopdracht Formatieve toets Tussenevaluatie stage ... 27 

Bijlage 2: Eindpresentatie supervisie ... 29 

(4)

1. Inleiding

De onderwijseenheden (OWE’s) 3MHA en 3MHB (Methodisch Handelen A op niveau 3 en Methodisch Handelen B op niveau 3) staan in het teken van praktijkleren. Als student loop je stage in een vaktherapeutische beroepscontext. Deze beroepscontext kan gesitueerd zijn in diverse

werkvelden. In Methodisch Handelen A en B werk je toe naar het beheersen van de eindkwalificaties 1 en 2 (1: Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden; 2: Ervaringsgericht interveniëren) op eindniveau.

Je leert in de stagecontext in combinatie met de lessen methodisch handelen. De lessen worden gekenmerkt door vastliggende inhoud en flexibele inbreng van leerervaringen van alle studenten. Je neemt de praktijk mee de les in aan de hand van bijvoorbeeld video-opnames van je werk met cliënten op de stage.

Het leren in de beroepscontext is altijd verbonden met parallel lopende supervisie. Tijdens lesdagen worden de kennis, vaardigheden en attitude die je in de stage hebt opgelopen, verdiept, verantwoord en verder ontwikkeld. Je bekwaamt je op deze manier in de kern van het beroep: het opbouwen van de vaktherapeutische relatie en het onderhouden daarvan en het ervaringsgericht interveniëren.

Passend bij het beroep hebben de lessen een hoog ervaringsgericht karakter. Het afstemmen en interveniëren op het gebied van het

vaktherapeutisch middel staat veelal centraal. Ook je eigen proces om therapeut te worden krijgt hierbij aandacht zodat je steeds meer tot een integratie kan komen van persoonsgerichte, methodische en taakgerichte aspecten.

Naast stage en lessen ga je een praktijkgericht onderzoek doen in de vorm van een casestudy om je te bekwamen in eindkwalificatie 3 (Praktijkgericht onderzoeken). Op deze manier evalueer je het eigen methodisch handelen op systematische wijze en vanuit verschillende invalshoeken.

Aan het eind van het eerste semester vindt een (formatieve) tussentijdse evaluatie van stage plaats. Het tweede semester wordt afgerond met een eindbeoordeling praktijkleren en met een uitgevoerde en beschreven casestudy.

1.1 Ingangseisen

Je mag deelnemen aan de OWE 3MHA en 3MHB, als je aan de volgende eisen voldoet:

- Je hebt de propedeuse VTH gehaald

- Je hebt het performance assessment HF1 gehaald - Je hebt minimaal 45 studiepunten van HF1 gehaald

Als je de OWE’s vanuit een stageplek in het buitenland volgt, geldt dat je minimaal 60 studiepunten van HF1 moet hebben gehaald.

1.2 Hoe kun je de studiehandleiding gebruiken?

Op niveau 3 wordt verwacht dat je in staat bent om zelfstandig te werken. Deze studiehandleiding biedt je hiervoor handreikingen en hulpmiddelen.

(5)

2. Eindkwalificaties

In de OWE’s 3MHA en 3MHB werk je aan de volgende eindkwalificaties:

Eindkwalificatie 1: Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden:

De vaktherapeutisch professional bouwt een werkrelatie op met de cliënt, het cliëntsysteem, collega’s, professionals en opdrachtgevers (hierna te noemen: relevante partijen). Op sensitieve en responsieve wijze maakt de vaktherapeutisch professional contact, stemt af en bereikt

overeenstemming over doelen en aanpak.

- Past (wetenschappelijke) kennis over verbale en non-verbale communicatietechnieken toe in het opbouwen en onderhouden van de werkrelatie met de cliënt en relevante partijen.

- Licht op een integere en transparante wijze cliënt en relevante partijen in over de behandeling en de te verwachten behandelresultaten.

- Stemt in het contact af op de cliënt en relevante partijen.

- Hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen ‘zorgen voor’ en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënt.

Eindkwalificatie 2 : Ervaringsgericht interveniëren

De vaktherapeutisch professional ondersteunt, faciliteert en stuurt in preventie, training en therapie aan op het behalen van doelstellingen van de cliënt. De doelstellingen zijn gericht op: verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal, neuropsychologisch of lichamelijk gebied.

De vaktherapeutisch professional past ervaringsgerichte werkwijzen, interventies en werkvormen toe, om te komen tot afstemming op de behoefte van de cliënt. De inzet van deze interventies vindt methodisch en wetenschappelijk onderbouwd plaats.

De vaktherapeutisch professional:

- Verricht indicatie, observatie en diagnostiek; gaat uit van de hulpvraag van de cliënt en stemt af door middel van ervaringsgerichte interventies.

- Intervenieert ervaringsgericht ten behoeve van de behandeling van cliënten en redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten.

- Zet de cliënt aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënt.

- Intervenieert op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand.

- Maakt de toegepaste interventies inzichtelijk, en verantwoordt deze in een voor cliënten begrijpelijke taal. Onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega’s, professionals en opdrachtgevers.

(6)

Eindkwalificatie 3: Praktijkgericht onderzoeken

De vaktherapeutisch professional beschikt over een kritische, onderzoekende houding. De vaktherapeutisch professional draagt bij aan innovatie van de (eigen) beroepspraktijk door praktijkgericht onderzoek te verrichten en/of door te participeren in onderzoek. De vaktherapeutisch

professional gebruikt kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek ten gunste van het onderbouwen en verbeteren van het handelen.

De vaktherapeutisch professional:

- Werkt zelfstandig een praktijkprobleem uit in praktijkgericht onderzoek op systematische en methodologisch verantwoorde wijze. Draagt hiermee bij aan kennisdeling en innovatie van de (eigen) beroepspraktijk.

- Participeert in en levert een bijdrage aan praktijkgericht / wetenschappelijk onderzoek en draagt bij aan het inzichtelijk en aantoonbaar maken van de werking van de vaktherapeutische discipline.

- Signaleert (inter)nationale ontwikkelingen in het vakgebied en maakt kritisch gebruik van kennis uit onderzoek voor de onderbouwing en/of verbetering van de beroepspraktijk op cliënt-, organisatie- en beleidsniveau.

- Is kritisch ten aanzien van eigen handelen, opvattingen, waarnemingen en conclusies uit onderzoek.

- Wil weten, begrijpen, doelen bereiken, inzichten (uit onderzoek) delen en innoveren.

Eindkwalificatie 4: Professionaliseren en profileren  

De vaktherapeutisch professional ontwikkelt, vanuit zelfkennis en vakkennis, blijvend de kwaliteit van het beroep en de eigen uitoefening daarvan.

De vaktherapeutisch professional profileert zich vanuit een krachtige beroepsidentiteit, is communicatief, ondernemend en reflectief. De vaktherapeutisch professional:

- heeft zelfkennis, reflecteert kritisch op het eigen handelen en ontwikkelt zijn professionaliteit verder.

- handelt volgens de geldende ethische codes, reglementen en gedragsregels en gaat integer om met beroepsethische dilemma’s.

(7)

3.

Toetsing

Voor de OWE’s 3MHA en 3MHB geldt het toetskader van VTH. Dat wil zeggen dat de toetsing bestaat uit één of meer deeltentamens per OWE.

Pas als alle deeltentamens van een OWE zijn gehaald, worden de studiepunten voor de OWE toegekend.

3.1 Regelgeving Voor elke toets geldt:

 Alle toetsen worden digitaal ingeleverd opHandin.

 De beoordeling wordt gegeven in de vorm van een cijfer tussen 1 en 10.

 Het cijfer 1.1 wordt gegeven, wanneer je niet bent opgegaan of wanneer je een formele fout hebt gemaakt (zoals inleveren onder een verkeerde toetsnaam).

 Het minimaal vereiste resultaat is 5.5 (voldoende).

 Elke toets wordt door één examinator beoordeeld.

 Er zijn geen extra hulpmiddelen toegestaan.

3.2 Deeltentamens

Aan het einde van elk semester worden twee deeltentamens afgenomen:

Semester 1 Semester 2:

 VTH-3MHA-2: Performance assessment (assessment n.a.v. video- opname)

 VTH-MHA-3: Casestudy A (schriftelijk beroepsproduct)

 VTH-3MHB-2: Eindbeoordeling stage (criteriumgericht interview)

 VTH-3MHB-3: Casestudy B (schriftelijk product)

De opdrachten en de beoordelingsformulieren voor deze toetsen vind je in het toetsoverzicht op OnderwijsOnline1. Daar vind je ook de inleverdatum voor elke toets.

Mocht je onverhoopt een onvoldoende halen voor een deeltentamen, kun je de toets herkansen. Ook de inleverdatum voor de herkansing vind je in het toetsoverzicht. Als je voor de Einbeoordeling stage een onvoldoende haalt, gelden bijzondere afspraken, zie paragraaf 5.5 onder het kopje Een onvoldoende voor je stage.

1 De toetsopdrachten en beoordelingsformulieren zijn dus niet in deze studiehandleiding opgenomen. Ze worden slechts op één plaats gepubliceerd, namelijk in het toetsoverzicht op Scholar. Zodoende proberen wij te voorkomen dat twee versies van eenzelfde document in omloop kunnen komen.

(8)

4. Organisatie

De OWE 3MHA wordt uitgevoerd in het eerste semester van het studiejaar 2019/2020, de OWE 3MHB in het tweede semester. Elk semester bestaat uit 2 lesperioden van 10 weken (8 lesweken en 2 tentamenweken), met uitzondering van periode 1. Lesperiode 1 bestaat uit 9 weken: 7 lesweken en 2 tentamenweken.

Semester 1 duurt van 2 september 2019 t/m 1 februari 2020, semester 2 duurt van 3 februari 2020 t/m 4 juli 2020. De vakantieweken in studiejaar 1920 zijn:

Herfstvakantie 14 t/m 20 oktober 2019

Kerstvakantie 23 december 2019 t/m 5 januari 2020 Voorjaarsvakantie 24 februari t/m 1 maart 2020

Meivakantie 27 april t/m 3 mei 20209 Zomervakantie 13 juli t/m 16 augustus 2020

Op 20 december 2019 vindt de stagemarkt plaats waarop je voorlichting geeft over jouw stageplaats aan studenten van HF1. In de week van 14 t/m 16 april 2020 vindt de oriëntatiestage voor propedeusestudenten plaats. In die week geef je op jouw stageplaats of op de opleiding voorlichting aan een groepje propedeusestudenten. Nadere informatie volgt t.z.t. via OnderwijsOnline en in de lessen.

Op 2 en 3 december 2019 vindt een tweedaags evenement plaats voor de onderwijseenheid Innoveren en Ondernemen. Op deze twee dagen ga je niet naar de stage.

4.1 Weekrooster

Op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag ben je werkzaam op je stage. Op vrijdag heb je alle lessen op school. Studenten, die in het buitenland stage lopen, zijn eveneens vier dagen per week op stage werkzaam en besteden één dag in de week aan de schoolopdrachten. De totale studiebelasting is 40 uur per week. De volgende lessen horen bij de OWE 3MHA resp. 3MHB:

Onderwijs Roostercode Contacturen per week Sem. 1

(3MHA)

Methodiek V3MHA-MET Wekelijks 2 lesuren.

Supervisie V3MHA-SUP Eens in de 2 weken 2 lesuren, 8 keer in totaal.

Casestudy V3MHA-HC, V3MHA-WC 2 Keer per periode 4 lesuren.

Onderwijs Roostercode Contacturen per week Sem. 2

(3MHB)

Methodiek V3MHB-MET Wekelijks 2 lesuren.

Supervisie V3MHB-SUP Eens in de 2 weken 2 lesuren, 7 keer in totaal.

Casestudy V3MHB-HC, V3MHB-WC 2 Keer per periode 4 lesuren.

(9)

5. Stage

De stage is de plaats waar alle aspecten van je vak in al hun complexiteit voorkomen en waarin je kunt laten zien dat je competent bent op het niveau van een beginnend vaktherapeut. Bovendien is het de enige plek waar je feedback op het therapeutisch handelen kan krijgen van vaktherapeuten uit de praktijk en – misschien nog wel belangrijker – van cliënten.

De stage is verdeeld over 39 weken (10 maanden). Je loopt 4 dagen per week stage, dat is in totaal 1000 uur. Je hebt recht op alle schoolvakanties, maar in overleg met de stagebegeleider kun je, waar nodig, een andere verdeling van vakantiedagen afspreken.

In je stage ga je vaktherapeutische behandelingen uitvoeren. Aanvankelijk zul je vooral meekijken en meedoen, later ga je steeds vaker zelfstandig behandelingen uitvoeren. Na een opbouwfase van 3 – 4 maanden hebt je per week ongeveer 8 cliëntcontacten. Dat zijn in eerste instantie vaktherapeutische behandelingen, maar er kunnen ook enkele andere werkzaamheden bij horen, zoals het geven van een training, het begeleiden van een koor of het helpen in een atelier.

Naast de cliëntgebonden contacturen reserveer je ongeveer 2 dagdelen voor bijkomende werkzaamheden, zoals het voorbereiden van de sessies, het lezen van vakliteratuur, het deelnemen aan behandelplanbesprekingen, vergaderingen, begeleidingsgesprekken en het werken aan

opdrachten voor de opleiding. In overleg met de stagebegeleider kun je 3 dagen aanwezig zijn op de stage en 1 dag op een andere locatie aan de schoolopdrachten werken.

5.1 Waaraan moet een stage voldoen?

Om te waarborgen dat je in de stage het niveau van de beginnend professional kunt bereiken, stellen wij als opleiding een aantal eisen aan de stage-instelling:

 Er is sprake van een professionele stageorganisatie die behoort tot het werkterrein van de vaktherapeut.

 Als stagiair voer je werkzaamheden uit die relevant zijn voor de eindkwalificaties op niveau 3.

 Je voert zelfstandig vaktherapeutische behandelingen uit.

 Je werkt samen met collega’s.

 Je hebt toegang tot alle nodige informatiekanalen.

 Je neemt deel aan relevante (bij voorkeur multidisciplinaire) overleggen.

 Je hebt beschikking over een (gedeelde) werkplek, bij voorkeur met gelegenheid tot gebruik van een computer.

 Je hebt een vaste stagebegeleider, die minimaal 1 uur per week een begeleidingsgesprek met je kan voeren.

(10)

 Je hebt de mogelijkheid om met toestemming van alle betrokkenen video-opnames te maken en deze voor leerdoeleinden op de opleiding te gebruiken.

5.2 De begeleiding: wie doet wat?

De stagebegeleider werkt in de stage-instelling en is bij voorkeur een vaktherapeut van je eigen discipline. De stagebegeleider moet goed zicht hebben op jouw functioneren. Eenmaal per week heeft de stagebegeleider met jou een begeleidingsgesprek van een uur.

De stagebegeleider helpt je bij:

 de oriëntatie op het werken binnen de stage-instelling;

 het plannen en nemen van concrete stappen bij het uitvoeren van je stagewerkzaamheden;

 de opdrachten vanuit de opleiding door deze te voorzien van feedback;

 het formuleren van je leerdoelen;

 het uitzetten van je leertraject;

 het bepalen van de agenda van de begeleidingsgesprekken

Naast de stagebegeleider op de stage-instelling zijn er op de opleiding nog enkele andere personen die met jouw stage te maken hebben:

 De werkbegeleider: dit is een docent van je eigen differentiatie die op de opleiding stagebegeleiding geeft, als de stagebegeleider op de stage- instelling geen vaktherapeut van je eigen discipline is.

 De stagedocent: dit is de docent van de opleiding die contact heeft met de stagebegeleider, de tussenevaluatie en de eindbeoordeling van de stage uitvoert. Meestal, maar niet in alle gevallen, is de stagedocent ook de methodiekdocent.

 De medewerker van het Praktijkbureau: deze medewerker is het aanspreekpunt voor jou en voor alle stage-instellingen waar het gaat om de praktische zaken, bijvoorbeeld de stagecontracten.

 De stagecoördinator van je differentiatie: dit is een docent die contact onderhoudt met de stage-instellingen en controleert of voldaan is aan alle voorwaarden voor een stage (zie paragraaf 5.1).

5.3 Het stagecontract

Het stagecontract en de uitleg hoe het ingevuld moet worden vind je op OnderwijsOnline onder het kopje Praktijkbureau . Voor de start van de stage laat je het contract invullen en ondertekenen door de stagebegeleider. Het Praktijkbureau loopt de contracten na en ondertekent deze. Het stagecontract moet ingeleverd zijn vóórdat je stage gaat lopen, dus vóór 2 september 2019. Zonder contract kun je niet beginnen met de stage..

Dit is belangrijk in verband met verzekeringen.

(11)

Let op: Als er voor jouw stage andere afspraken gelden dan de reguliere afspraken, bijvoorbeeld omdat je al eerder een stage hebt gelopen, dienen deze afspraken in het stagecontract opgenomen te worden. Uiteraard moet dit voorafgaand aan de stage met de opleiding en de stagebegeleider besproken zijn.

5.4 Contact tussen stagebegeleider, stagedocent en student

Stagebegeleider en stagedocenten onderhouden gedurende de hele stageperiode (telefonisch) contact met elkaar. Er vinden twee gesprekken plaats tussen jou, de stagebegeleider en de stagedocent. Stagebegeleider en stagedocent spreken met elkaar af of deze gesprekken op de stage- instelling, op de opleiding of via Skype of telefonisch plaatsvinden. Het gaat om de volgende gesprekken:

 Tussenevaluatie

Aan het einde van semester 1 is er een tussenevaluatie (de formatieve toets). Zie bijlage 1 voor de instructie voor deze formatieve toets. Het doel van de tussenevaluatie is om zicht te krijgen op jouw leerproces, te bepalen wat je al hebt bereikt en vast te stellen wat je nog moet leren en hoe je dat kunt doen.

 Eindbeoordeling

Aan het einde van semester 2 is er een criteriumgericht interview (de toets Eindbeoordeling Stage). Zie de toetsopdracht in het toetsoverzicht op OnderwijsOnline voor de instructie van deze toets. Het doel van het criteriumgericht interview is om tot een beoordeling van jouw handelen te komen.

5.5 Als er iets niet goed gaat

Ondanks dat je je best doet, kan het gebeuren dat het toch niet goed gaat op de stage. In dat geval neem je contact op met de stagedocent. Het kan zijn dat er uiteindelijk besloten wordt om de stage tijdelijk of voortijdig te stoppen. Ook kan het zijn dat je een onvoldoende voor de

eindbeoordeling krijgt. Deze situaties worden hieronder kort geschetst.

 Tijdelijke onderbreking van de stage

Een reden voor een tijdelijke onderbreking kan zijn een bijzondere situatie als langdurige ziekte of bijzondere familieomstandigheden. Als je in zo’n geval meer dan één week afwezig bent, zul je zelf afspraken moeten maken met de stagebegeleider over het inhalen van de gemiste werktijd. De stagebegeleider kan van je vragen om bepaalde verantwoordelijkheden na te komen. Voor de opleiding geldt als leidraad dat het behalen van de eindkwalificaties mogelijk moet blijven. Wanneer dit in gevaar komt, dien je contact op te nemen met de coördinator van je differentiatie.

(12)

 Voortijdige beëindiging van de stage

Het initiatief voor het voortijdig beëindigen kan zowel van jou, de stagebegeleider als de stagedocent uitgaan. Voortijdige beëindiging van je stage kan alleen om gewichtige redenen en na zorgvuldige afweging door jou, de stagebegeleider en de stagedocent. Je dient ook de coördinator van je differentiatie in te lichten.

De volgende procedure moet gevolgd worden:

1. Wanneer je twijfelt over de voortzetting van je stage, bespreek je dit tijdig met de stagebegeleider én met de stagedocent.

2. Voordat een besluit wordt genomen, vindt een gesprek plaats tussen jou, de stagebegeleider en de stagedocent. Gesprekspunten zijn:

− de overwegingen voor beëindiging en de reactie van de anderen hierop;

− de geschiktheid van jou voor de stage, met name in deze organisatie en de geschiktheid van de organisatie voor deze student;

− het zoeken naar oplossingen voor voortzetting van de praktijkperiode binnen deze organisatie en, als dit niet mogelijk is, het zoeken naar een vervolgtraject.

3. Je maakt een verslag van het gesprek. Dit bevat minimaal de conclusies van bovenstaande gesprekspunten en verder de leerpunten die hieruit te trekken zijn voor je vervolgtraject.

4. Je laat dit verslag van feedback voorzien door de stagebegeleider. Deze geeft tevens een schriftelijk advies over de voortzetting van je stage.

Bij een negatief advies is verder overleg met de stagedocent nodig.

5. Om de stage in een andere organisatie te kunnen vervolgen dien je dit bij het Praktijkbureau aan te geven en moet je een nieuw stagecontract afsluiten. Tevens zullen je leerdoelen aan de nieuwe situatie aangepast moeten worden.

6. Wanneer de tijd tussen het afbreken van je stage in de ene organisatie en de voortzetting in de andere meer dan zes weken bedraagt, is deelname aan de supervisie niet meer mogelijk. De start van de nieuwe stage wordt dan uitgesteld tot de eerstvolgende startdatum van een nieuw te starten supervisietraject.

 Een onvoldoende voor je stage

Mocht de stagebeoordeling onvoldoende zijn, dan moet je opnieuw (een deel van je) stage gaan lopen. Soms kan dat op dezelfde stageplaats gebeuren, dan wordt gesproken van een stageverlenging. Soms is het aan te raden om een nieuwe stageplaats te gaan zoeken. In beide gevallen besluit je samen met je stagedocent hoeveel stagedagen je nog nodig hebt om de eindkwalificaties te halen en welke werkzaamheden je nog uit zult moeten voeren. Deze afspraken worden vastgelegd en door de stagedocent doorgegeven aan de coördinator van de eigen differentiatie.

(13)

6. Onderwijs

In dit hoofdstuk vind je een beschrijving van alle vakken die je op de opleiding volgt. Dit hoofdstuk biedt echter slechts een beknopt overzicht van het onderwijs. De concretere invulling van de lessen of bijeenkomsten wordt door de betreffende docent verduidelijkt. Ook zullen docenten waar nodig een deelhandleiding of (deel-) opdrachten uitreiken en/of op OndewijsOnline geplaatst.

6.1 Methodisch Handelen A

6.1.1 Methodiek

 Achtergrond

De lessen methodiek ondersteunen het praktijkleren op stage en bieden aanvulling op en verdieping van de praktijkervaringen. In de lessen worden situaties uit de stage nagespeeld en/of besproken en in een methodisch en theoretisch kader geplaatst. Ook vindt reflectie op het beroepsmatig handelen plaats. Studenten ontvangen daarvoor feedback van elkaar en van de methodiekdocent. Ook sturen de lessen de toetsen “Performance Assessment” en “Casestudy A” aan.

 Doelen

Na deze reeks lessen heb je onderstaande doelen bereikt:

- De student geeft kort en bondig informatie over een casus en de context van deze casus.

- De student beschrijft het proces van indicatie, observatie en diagnostiek, waarbij uitgegaan wordt van de hulpvraag van de cliënt, en afstemming middels ervaringsgerichte interventies plaatsvindt.

- De student maakt op sensitieve en responsieve wijze contact en stemt houding en interventies tijdens de sessies af op de cliënt(en).

- De student intervenieert ervaringsgericht met de cliënt(en) op doelgerichte wijze.

- De student zet de cliënt(en) aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling en houdt daarbij rekening met de draagkracht van de cliënt en de culturele en sociale achtergrond.

- De student hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen ‘zorgen voor’ en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt.

- De student maakt toegepaste interventies inzichtelijk en onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega’s, professionals en opdrachtgevers.

- De student redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten.

(14)

 Onderwerpen

Oriëntatie op de stage; leerdoelen stage. Doelgroepspecifieke methoden en technieken. Het klinisch redeneerproces. Indicatie, observatie, diagnose, behandelplan. De therapeutische werkrelatie. Beroepsethiek. Gespreksvaardigheden. Groepsdynamiek.

 Werkvormen

Interactieve werkvormen, praktijkopdrachten, literatuurstudie, presentaties, casusbesprekingen.

 Verwachtingen

Je bereidt de lessen voor door alle afgesproken opdrachten te doen. Je brengt praktijksituaties en vragen uit je stage in en neemt actief deel aan de lessen.

6.1.2 Supervisie

 Achtergrond

Binnen de vaktherapie opleiding krijgen studenten in HF 2 supervisie. Hierdoor is het mogelijk dat werken en leren gelijktijdig plaatsvindt en aan elkaar gekoppeld wordt. Een vaktherapeut hanteert twee belangrijke instrumenten in therapie:

o inzet van het vaktherapeutisch middel o inzet van de eigen houding/persoon.

In supervisie gaat het om het laatste: het effectief leren inzetten van de eigen persoon in relatie tot de beroepsuitoefening. Dit veronderstelt dat je jezelf goed moet kennen. In supervisie ga je een leerproces met elkaar aan, je leert te reflecteren en stil te staan bij ingebrachte

praktijkervaringen. Je gaat jezelf en elkaar bevragen. Wat is specifiek aan mijn denken-voelen-willen-handelen als persoon en als

vaktherapeut? Waar ervaar ik hiaten of blokkades en welke leerthema’s en leerdoelen heb ik mezelf hierbij stellen? Uiteindelijk is het doel van supervisie dat je leert zelfstandig te functioneren in de directe uitvoering van het beroep. Dit vereist leren om geïntegreerd te functioneren vanuit de samenhang van denken-voelen-willen-handelen ten opzichte van de persoon, de werksituatie en het beroep.

 Doelen

- De student kan bij zich zelf en bij zijn medesupervisanten persoonlijke leerthema’s herkennen en benoemen.

- De student leert de supervisiecyclus van Korthagen toe te passen

- De student herkent en draagt verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces

- De student heeft een realistisch beeld van eigen grenzen, mogelijkheden en ontwikkelkansen - De student reflecteert op het persoonlijk functioneren als therapeut

- De student benoemt persoonlijke dilemma’s en verwerkt feedback door nieuwe handelingsmogelijkheden uit te proberen

(15)

 Onderwerpen

Supervisiecyclus, socialisatiemodellen, reflectiemodellen, , ethiek, normen en waarden, persoonlijke dilemma’s, groepsdynamica, feedback, gesprekstechnieken. Theoretische kaders vanuit de cognitieve gedragstherapie( ‘denken’, ’willen’, ’voelen’ en ‘handelen’).

 Werkvorm

De supervisie vindt eens per twee weken plaats in een groep van 3-4 studenten. In semester 1 vinden 8 bijeenkomsten plaats. Er wordt gewerkt met videofragmenten en rollenspel. Aan het einde van het semester vindt een evaluatie plaats, waarin de persoonlijke ontwikkeling en de professionele ontwikkeling centraal staat.

 Verwachtingen

De student participeert actief in de supervisiegroep en zorgt voor voortgang en een inhoudelijke bijdrage, mondeling als ook schriftelijk in vorm van reflectieverslagen en 100% aanwezigheid. Je werkt samen ten behoeve van onderlinge uitwisseling en reflectie. Voor elke supervisiebijeenkomst worden de reflectieverslagen drie dagen eerder ter voorbereiding naar de medesupervisanten en de supervisor gestuurd. De student leert de supervisiecyclus toe te passen op zijn werkinbreng en komt tot persoonlijke leerdoelen. Deze leerdoelen zijn gekoppeld aan het professionele handelen.

6.1.3 Casestudy

 Achtergrond

Tijdens het stagejaar voer je een praktijkgericht onderzoek uit in de vorm van een ‘casestudy’. In een casestudy verzamelt de onderzoeker informatie door eigenschappen van mensen, en van relaties tussen mensen, te bestuderen die betrokken zijn of betrokken waren bij een bepaalde gebeurtenis of situatie waarin zich het te bestuderen verschijnsel manifesteert. In dit geval is de ‘case’ een cliënt in een

therapiesituatie in je stagepraktijk. Daarbij is het opbouwen en onderhouden van een vaktherapeutische relatie waarbij er ervaringsgericht geïntervenieerd wordt, een voorwaarde om te komen tot het bestuderen/onderzoeken van de ‘case’ (casus) uit de eigen praktijk. Het

onderzoek staat direct in dienst van de behandeling van de cliënt en zal bijdragen aan het versterken van het methodisch handelen waarbij het kunnen toepassen van wetenschappelijke inzichten, de ervaringskennis van de therapeut en de kenmerken/affiniteit van de cliënt, bijdragen aan het maken van gegronde keuzes in het behandelproces. Het uitvoeren van een casestudy in het kader van onderzoek is nog

systematischer en diepgaander dan het schrijven van een behandelplan of een behandelrapportage.

In semester 1 ga je je richten op het oriënteren en plannen van de casestudy. De lessen casestudy ondersteunen bij deze oriëntatiefase en bij het ontwerpen van een onderzoeksplan om tot een goede uitvoering van de casestudy te kunnen komen.

(16)

 Doelen

Na deze reeks lessen heb je onderstaande doelen bereikt:

- Je kan onderzoeksvragen formuleren waarvan de antwoorden leiden tot inzichten in de werking van de interventies en kan verantwoorden waarom bepaalde aspecten (variabelen) van de eigen cliënt-casus belangrijk zijn om te onderzoeken en baseert zich daarbij op

(vak)literatuur.

- Je selecteert, beschrijft en verantwoordt betrouwbare en valide meetinstrumenten om de interventies te evalueren - Je houdt in het onderzoeksontwerp rekening met de ethische aspecten die van toepassing zijn op de eigen cliënt-casus.

 Onderwerpen

Dossierstudie en oriëntatie op een cliënt. Cliëntsystemen. Samenhang tussen de hulpvraag, doelen en interventies. Beroepsethiek en ethische aspecten hanteren binnen het doen van onderzoek. Valide en betrouwbaar meten. Onderzoeksplan.

 Werkvormen

Hoorcolleges, workshops, praktijkopdrachten, literatuurstudie, presentaties en intervisie

 Verwachtingen

Je bereidt de lessen voor door alle afgesproken opdrachten te doen. Je brengt eigen praktijksituaties in t.a.v. de casus en stelt je kritisch en onderzoekend op. Je neemt actief deel aan de lessen. Je bespreekt je onderzoeksontwerp met je stagebegeleider en stemt voortdurend af met de stagepraktijk.

(17)

6.2 Methodisch Handelen B

6.2.1 Methodiek

 Achtergrond

Ook in het tweede semester ondersteunen de lessen methodiek het praktijkleren op stage en bieden ze aanvulling op en verdieping van de praktijkervaringen. In de lessen worden situaties uit de stage nagespeeld en/of besproken en in een methodisch en theoretisch kader geplaatst. Ook vindt reflectie op het beroepsmatig handelen plaats. Studenten ontvangen daarvoor feedback van elkaar en van de methodiekdocent.

De lessen zijn ondersteunend voor de toets “Eindbeoordeling stage”.

 Doelen

Na deze reeks lessen heb je onderstaande doelen bereikt:

- Je communiceert sensitief en responsief met cliënten en relevante partijen en maakt hierbij gebruik van (wetenschappelijke) kennis over verbale en non-verbale communicatie technieken.

- Je licht op een integere en transparante wijze cliënten en relevante partijen in over de behandeling en de te verwachten behandelresultaten .

- Je stemt in het contact af op de cliënten en relevante partijen.

- Je hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen ‘zorgen voor’ en ‘appèl doen op’ de eigen verantwoordelijkheid van cliënten.

- Je verricht indicatie, observatie en diagnostiek; gaat uit van de hulpvraag van de cliënten en stemt af door middel van ervaringsgerichte interventies.

- Je intervenieert ervaringsgericht ten behoeve van de behandeling van cliënten en redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten.

- Je zet de cliënten aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënten.

- Je intervenieert op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand.

- Je maakt de toegepaste interventies inzichtelijk, en verantwoordt deze in een voor cliënten begrijpelijke taal. Onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega’s, professionals en opdrachtgevers.

(18)

 Onderwerpen

Leerdoelen stage. Afronding stage. Het klinisch redeneerproces in bredere context. Behandelen, systematisch evalueren, behandeling bijstellen. Multiculturaliteit. Weerstand. Overdracht- en tegenoverdracht. Integriteit. Self-disclosure. Stagnaties. Teamprocessen.

 Werkvormen

Interactieve werkvormen, praktijkopdrachten, literatuurstudie, presentaties, casusbesprekingen.

 Verwachtingen

Je bereidt de lessen voor door alle afgesproken opdrachten te doen. Je brengt praktijksituaties en vragen uit je stage in en neemt actief deel aan de lessen.

6.3.2 Supervisie

 Achtergrond

Ook in semester 2 werk je in supervisie aan het effectief leren inzetten van de eigen persoon in relatie tot de beroepsuitoefening.

 Doelen

- De student kan bij zichzelf en bij zijn medesupervisanten persoonlijke leerthema’s benoemen - en vertalen naar professionele leerthema’s

- De student kan de supervisiecyclus schriftelijk en mondeling toepassen voor zijn werkinbreng.

- De student reflecteert op het professioneel functioneren als therapeut.

- De student draagt verantwoordelijkheid voor het gezamenlijk leerproces

- De student heeft een realistisch beeld van zichzelf en de ander m.b.t. grenzen, mogelijkheden - en ontwikkelkansen.

- De student herkent en benoemt gevoelens en afweermechanismen bij zichzelf en de ander.

- De student herkent en benoemt ethische dilemma’s bij zich zelf en de ander.

- De student schrijft een professioneel reflectieverslag

 Onderwerpen

Overdracht en tegenoverdracht, Groepsdynamica, ethische dilemma’s, afweermechanismen, professionele en therapeutische attitude.

 Werkvorm

De supervisie vindt eens per twee weken plaats in een groep van 3-4 studenten. In semester 2 vinden 7 bijeenkomsten plaats. Er wordt gewerkt met videofragmenten en rollenspel. Aan het einde van het semester wordt de student door de supervisor beoordeeld op twee criteria.

Deze criteria maken onderdeel uit van de toets Eindbeoordeling stage.

(19)

 Verwachtingen

De student participeert proactief en zelfsturend in de supervisiegroep en draagt zorg voor diepgaande reflectieprocessen in de groep. Je werkt proactief samen ten behoeve van onderlinge uitwisseling en reflectie. Voor elke supervisiebijeenkomst worden de reflectieverslagen drie dagen van tevoren ter voorbereiding naar de medesupervisanten en de supervisor gestuurd. De praktijkervaring en de professionele ontwikkeling van de stage staat centraal en lopen als een rode draad door de supervisiebijeenkomsten.

De student maakt aan het eind van het derde jaar in de laatste supervisiebijeenkomst een eindpresentatie over zijn/ haar professionele ontwikkeling. Zie voor nadere instructie over deze presentatie bijlage 2.

6.2.3 Casestudy

Casestudy

 Achtergrond

In semester 2 ondersteunen de lessen casestudy de uitvoering van de casestudy in de stagepraktijk. In de lessen wordt aandacht besteed aan hoe de interventies aansluiten bij de context van de praktijk en hoe de werking en effecten van deze interventies inzichtelijk kunnen worden gemaakt met observaties en meetinstrumenten. Ook is er ruimte voor intervisie en discussie omtrent ethische vraagstukken.

 Doelen

Na deze reeks lessen heb je onderstaande doelen bereikt:

- Je geeft antwoord op de onderzoeksvragen die ten grondslag liggen aan de eigen casestudy waarin samenhang naar voren komt tussen de probleemstelling, keuzes in het behandelproces, meetmethoden en gemeten effecten.

- Je doet concrete aanbevelingen naar aanleiding van de resultaten van de eigen casestudy die bijdragen aan kennisontwikkeling en innovatie in de eigen beroepspraktijk.

- Je houdt rekening met de ethische aspecten die van toepassing zijn bij je cliënt-casus en de eigen beroepscontext.

- Je evalueert het onderzoeksproces op kritische wijze en geeft antwoord op de onderzoeksvragen waarbij duidelijk wordt hoe resultaten van de casestudy gegeneraliseerd kunnen worden naar een bredere context.

- Je evalueert op kritische wijze zowel het eigen behandelproces (vanuit de rol van therapeut) als het onderzoeksproces (vanuit de rol van onderzoeker) aan de hand van de uitgevoerde casestudy en formuleert nieuwe leerdoelen voor zichzelf.

 Onderwerpen

Verloop van het onderzoeksproces: versterkende en bemoeilijkende factoren. Ethische aspecten versus het verzamelen van gegevens voor je onderzoek. De onderzoekscyclus. Het omgaan met gegevens. Rapportage van je bevindingen. Communicatie naar de cliënt en het

cliëntsysteem.

(20)

 Werkvormen

    Hoorcolleges, workshops, praktijkopdrachten, literatuurstudie, presentaties en intervisie.

 Verwachtingen

Je bereidt de lessen voor door alle afgesproken opdrachten te doen. Je brengt (ethische) dilemma’s in t.a.v. het uitvoeren van de casestudy en stelt je kritisch en onderzoekend op. Je neemt actief deel aan de lessen. Je bespreekt het onderzoeksproces met je stagebegeleider en stemt voortdurend af met de mogelijkheden op de eigen stagepraktijk.

(21)

7. Leerbronnen

Op niveau 3 wordt je geacht zelfstandig relevante literatuur te zoeken en te vinden. Met deze lijst willen we je alvast op weg helpen. Onderstaande literatuur is dan ook pas verplicht op het moment dat dit door de betreffende docent wordt aangegeven.

De titels met een sterretje zijn niet in het studiecentrum aanwezig maar kunnen zelf aangeschaft of via internet opgezocht worden.

Algemeen

- Federatie Vaktherapeutische Beroepen (2010). Beroepscode voor vaktherapeuten. Utrecht: Federatie Vaktherapeutische Beroepen.

- First, M. B. (2015). DSM-5®: Differentiële diagnostiek (M. W. Hengeveld, Supervisie Nederlandse vert). Amsterdam: Boom.

- Kortmann, F. (1993). Westerse normen in de geestelijke gezondheidszorg. In F. A. M. Kortmann, H. J. G. Kempen, & H. Procee. (Red.), Westerse normen in de geestelijke gezondheidszorg (pp. 15-30). Baarn: Ambo.

- Leijssen, M. (2000). Het ethos van de hulpverlener. In J. Graste & D. Bauduin. (Red.), Waardenvol werk: Ethiek in de geestelijke gezondheidszorg (pp. 78-94). Assen: Van Gorcum.

- Leijssen, M. (2005). Gids Beroepsethiek: Waarden, rechten en plichten in psychotherapie en hulpverlening. Leuven: Acco.

Supervisie

- Bateson, N. (1972). Steps to an Ecology of Mind. New York: Ballantine.

- * Corstanje, P. (2007). Authentic professional learning for continuous professional development (Dissertation). Tilburg: Fontys OSO.

- * Klabbers, W. (2005). Drieslag in de rondte: Triple-loop leren in supervisie [Tripling around: triple loop learning in supervision]. Tilburg: Fontys OSO.

- Kolb, D. (1984). Experimental learning, experience as the source of learning and development. Prentice Hall: Englewood Cliffs.

- Korthagen, F., & Vasalos, A. (2001). Maatwerk bij coaching. In P. W. J. Schramade. (Red.), Handboek Effectief Opleiden (pp. 1-16). 's- Gravenhage: DELWEL.

- * Van Kessel, L. (1989). De leerweg in supervisie. In W. J. Rigter. (Red.), Supervisor worden; supervisor blijven. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam.

(22)

Werkrelatie en (psycho-)therapeutisch werken

- Berk, T. (2003). Handboek korte dynamische groepstherapie. Utrecht: De Tijdstroom.

- Berk, T. (2003). De werkrelatie. In Handboek korte dynamische groepstherapie (pp. 147-152). Utrecht: De Tijdstroom.

- Berk, T. (2005). Leerboek Groepspsychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom.

- Delft, F. van. (2012). Overdracht en tegenoverdracht: Een therapeutisch fenomeen vertaald naar alledaagse psychosociale begeleiding (5e druk). Den Haag: Boom Lemma.

- Geenen, M.-J. (2010). Reflecteren: Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho.

- Gelso, C. J., & Carter, J. A. (1995). Componenten van de psychotherapeutische relatie: Hun interactie en ontwikkeling tijdens de therapie.

Psychotherapie, 2(1), 7-35.

Methodisch werken algemeen

- Hutschemaekers, G., Reijs, M., Van Sonsbeek, M., & Tiemens, B. (2010). Het doel heiligt het middel: Een hulpmiddel bij het stellen van evalueerbare behandeldoelen. Maandblad voor Geestelijke gezondheidszorg, 65(10), 785-797.

- Kaasenbrood, A., De Niet, G., & Tiemens, B. (2010). Methodisch werken: Toepassing in de praktijk. In Evidence-based werken in de GGZ:

Methodisch werken als oplossing (pp. 89-116). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

- Snow, S., D'Amico, M. (ed.) (2009). Assessment in the creative arts therapies: designing and adapting assessment tools for adults with developmental disabilities. Springfield, IL: Charles C Thomas.

- Tiemens, B., Kaasenbrood, A. & De Niet, G. (2010). Evidence based werken in de GGZ. Methodisch werken als oplossing. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Casestudy

De literatuur specifiek voor Casestudy vind je op OnderwijsOnline.

(23)

Literatuur Beeldende Therapie

Beeldende Therapie algemeen

- Geurts, J., Müller, I., & Tenwolde, H. (2015). Gespreksvoering in groepen: Succesvol deelnemen aan gesprekken in zorg en welzijn. Bussum:

Coutinho.

- Haeyen, S. (2007). Niet uitleven maar beleven: Beeldende therapie bij persoonlijkheidsstoornissen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Ook online te raadplegen via:

Deel I: http://stcproxy.han.nl/han/niet-uitleven-maar-beleven/

Deel II: http://stcproxy.han.nl/han/contentDM/cdm16375.contentdm.oclc.org/utils/getfile/collection/p15285coll1/id/840/ (werkboek) - Hinz, L. D. (2009). Expressive therapies continuum: A framework for using art in therapy. New York: Routledge.

- Smeijsters, H. (2008). Handboek creatieve therapie (3e herziene druk). Bussum: Coutinho.

- Schweizer, C., De Bruyn, J., Haeyen, S., Henskens, B., Rutten-Saris, M. & Visser, H. (2009). Handboek Beeldende Therapie, Uit de verf.

Houten: Bohn, Stafleu Van Loghum.

Ook online te raadplegen via:

http://stcproxy.han.nl/han/springerlink/link.springer.com/book/10.1007/978-90-313-7348-2

- Ter Horst, J. (2015). Rapporteren in de hulp- en dienstverlening (4e herziene druk). Bussum: Coutinho.

- Tiemens, B., Kaasenbrood, A., & De Niet, G. (2010). Evidence based werken in de GGZ: Methodisch werken als oplossing. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

- Van Delft, F. (2015). Overdracht en tegenoverdracht: Een therapeutisch fenomeen vertaald naar alledaagse psychosociale begeleiding (6e druk). Amsterdam: Boom Lemma.

- Werkgoep APA. (2017). De APA-richtlijnen uitgelegd: Een praktische handleiding voor bronvermelding in het hoger onderwijs. Utrecht: SURF.

Ook online te raadplegen via: https://www.auteursrechten.nl/apa-richtlijnen

Alle overige bronnen specifiek voor Beeldende Therapie vind je op OnderwijsOnline.

(24)

Literatuur Dramatherapie

Dramatherapie algemeen

- Emunah, R. (1994). Acting for real: Drama therapy process, technique, and performance. New York: Brunner-Routledge. Hfst. 4-11.

- Johnson, D. R., Pendzik, S., & Snow, S. (Eds.). (2012). Assessment in drama therapy. Springfield: Charles C Thomas.

Dramatherapie Kind & Jeugd

- Carter, R. B., & Mason, P. S. (1998). The selection and use of puppets in counseling. Professional school counseling, 1(5), 50.

- De Gruijter, E. (2013). Mijn moeder is een tijger: Dramatherapeutische gezinsbehandeling met dierenhandpoppen. Tijdschrift voor Vaktherapie, 9(2), 35-41.

- Groothoff, E. (2009). De poppenkast. In E. Groothoff, H. Jamin, & E. de Beer-Hoefnagels. (Reds.), Spel in psychotherapie: Theorie, techniek en toepassing (pp. 316-330). Assen: Koninklijke Van Gorcum.

- Tuender, G. (2010). Waarom Roodkapje de wolf wegstuurde. Tijdschrift voor Vaktherapie, 6(2), 17-23.

- Willemsen, M. (2014). In dramatherapie spelen met het onspeelbare: Developmental transformations voor het behandelen van chronisch getraumatiseerde kinderen. Tijdschrift voor Vaktherapie, 10(4), 10-17.

Dramatherapie Volwassenen & Ouderen

- Cuvelier, F. (2000). De stad van Axen: Gids bij menselijke relaties (12e druk). Kapellen: Pelckmans.

- Dent-Brown, K. & Wang, M. (2004) Pessimism and failure in 6 part stories: Indicators of borderline personality disorder? The Arts in Psychotherapy, 31, 321-333. https://doi.org/10.1016/j.aip.2004.09.001

- Dokter, D., Holloway, P., & Seebohm, H. (Eds.). (2011). Dramatherapy and destructiveness: Creating the evidence base, playing with Thanatos. London: Routledge.

- Doomen, L. (2010). Consensus-based onderzoek bij dramatherapie met angststoornissen. Nijmegen: Creatieve Therapie Opleiding, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

- Doomen, L. (2012). Schaamte en psychodrama: Het bewerken van schaamte met psychodramatechnieken. Tijdschrift voor Vaktherapie, 8(4).

11-16.

- Hilderink, K. (2015). Een nieuw perspectief voor het zelfbeeld: De dramatherapeutische zelfbeeldmodule. Tijdschrift voor Vaktherapie, 11(3), 29-35.

- Jamin, H., & De Beer-Hoefnagels, E. (2009). Spel in psychotherapie. Assen: Koninklijke Van Gorcum.

(25)

- Johnson, D. R. (2009). Developmental Transformations: Towards the body of presence. In D. R. Johnson & R. Emunah (Eds.), Current approaches in drama therapy (2nd edition). Springfield: Charles C. Thomas.

- Keulen-de Vos, M. E., Van den Broek, E. P. A., Bernstein, D. P., Vallentin, R., & Arntz, A. (2017). Evoking emotional states in personality disordered offenders: an experimental pilot study of drama therapy techniques. The Arts in Psychotherapy, 53, 80-88.

http://dx.doi.org/10.1016/j.aip.2017.01.003

- Nelissen, R., & Cimmermans, G. (2012). Dramatherapie in de ouderenpsychiatrie: "De vergeten generatie. Tijdschrift voor Vaktherapie, 8(2), 25-30.

- Van den Bossche, D., & Baars, M. (2008). Developmental Transformations: Kennismaking met een implementatie van een dramatherapiemethode. Tijdschrift voor Vaktherapie, 9(3), 3-9.

- Van den Broek, E., & Keulen-de Vos, M., & Bernstein, D. P. (2011). Arts therapies and Schema Focused therapy: A pilot study. The Arts in Psychotherapy, 38, 325-332. https://doi.org/10.1016/j.aip.2011.09.005

- Verschuren, J. (1998). Gemoed gemeten: Een onderzoek naar het effect van dramatherapie op de gemoedstoestand bij depressieve patiënten (Afstudeeropdracht). Sittard: Hogeschool Limburg.

(Dramatherapie bij) LVB

- De Bruijn, J., Vonk, J., Van den Broek, A., & Twint, B. (Reds.). (2016). Handboek Emotionele ontwikkeling & verstandelijke beperking.

Amsterdam: Boom.

- Didden, R. (2011). In Perspectief: Gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en lichte verstandelijke beperking. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

- Didden, R., Troost, P., Moonen, X., & Groen, W. (Reds.) (2016). Psychopathologie bij Verstandelijke Beperking. Utrecht: De Tijdstroom.

- Feniger-Schaal, R. (2016). A dramatherapy casestudy with a young man who has dual diagnosis of intellectual disability and mental health problems. The Arts in Psychotherapy, 50, 40-45. http://dx.doi.org/10.1016/j.aip.2016.05.010

- KFZ. (2016). Helpers en Helden: SFT voor LVB (Call 2014-25). Online verkrijgbaar via https://www.kfz.nl/projecten/call-2014-25

(26)

Literatuur Muziektherapie

Muziektherapie algemeen

- Davis, W. B., Gfeller, K. E., & Thaut, M. H. (Reds.). An introduction to music therapy: Theory and practice (3rd edition, pp. 429-486). Silver Spring: MD: American Music Therapy Association.

- Hallam, S,. Cross, I. & Thaut, M. (Eds). The Oxford handbook of music psychology. Oxford: Oxford University Press. Part 4: Responses to music (pp. 119-168).

- MacDonald, R., Kreutz, G., & Mitchell, L. (Reds.). (2012). Music, health, and wellbeing. Oxford: Oxford University Press.

- Meadows, A. (Ed.). (2011). Developments in music therapy practice: Case study perspectives. Gilsum: Barcelona Publishers.

- Nordoff Robbins Research Team. (2016). Research and Resources for Music Therapy 2016: A compilation developed by the Nordoff Robbins research team. London: Nordoff Robbins.

Te raadplegen via: https://www.nordoff-robbins.org.uk/sites/default/files/research_and_resources_for_music_therapy_2016.pdf

- Wheeler, B. L., Shultis, C. L., & Polen, D. W. (2005). Self-assessment for the music therapist. In Clinical training guide for the student music therapist (pp. 179-188). Gilsum: Barcelona Publishers.

(Muziektherapie bij) Verstandelijke beperking

- De Bruijn, J., Vonk, J., Van den Broek, A., & Twint, B. (Reds.). (2016). Handboek Emotionele ontwikkeling & verstandelijke beperking.

Amsterdam: Boom.

- Didden, R. (2011). In Perspectief: Gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en lichte verstandelijke beperking. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

- Didden, R., Troost, P., Moonen, X., & Groen, W. (Reds.) (2016). Psychopathologie bij Verstandelijke Beperking. Utrecht: De Tijdstroom.

- Došen, A. (2010). Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap : een integratieve benadering bij kinderen en volwassenen. 4e ongewijzigde druk. Assen: Van Gorcum.

- Došen, A. (2014). Psychische stoornissen, probleemgedrag en verstandelijke beperking. Assen: Van Gorcum.

- Neijmeijer, L., Moerdijk, L., Veneberg, G. & Muusse, C. (2010). Licht verstandelijk gehandicapten in de GGZ. Een verkennend onderzoek.

Utrecht: Trimbos-instituut. Te raadplegen via: http://www.trimbos.nl/webwinkel/productoverzicht-webwinkel/psychische-

gezondheid/af/~/media/files/inkijkexemplaren/af1005%20licht%20verstandelijk%20gehandicapten%20in%20de%20ggz%20compleet.ashx.

- Ramey, M. (2011). Group music activities for adults with intellectual and developmental. London: Jessica Kingsley

(27)

Muziektherapie bij Neurodegeneratieve stoornissen

- De Bruijn, M. (Red.). (2013). Muziektherapie in de revalidatie: Handboek voor de klinische praktijk. Antwerpen: Garant.

- De Langen, M., & Papa, K. (2013). Muziek op maat: Muziekkeuze bij (dementerende) ouderen. Leusden: Muziek op maat.

- Ridder, H. R., & Wheeler, B. L. (2015). Music Therapy for Older Adults. In B. L. Wheeler (Ed.), Music Therapy Handbook (pp. 367-378). New York: Guilford.

- Smilde, R., Page, K., & Alheit, P. (2014). While the music lasts: On music and dementia. Delft: Eburon.

- Thaut, M. H., & Hoemberg, V. (Reds.). (2014). Handbook of Neurologic Music Therapy. Oxford: University Press.

- Vink, A., Erkelens, H., & Meinardi, L. (2016). Muziek en bewegen bij dementie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Muziektherapie bij Kinderen en Jongeren

- Jacobsen, S. L. (2017). Music therapy with families : therapeutic approaches and theoretical perspectives. London: Jessica Kingsley.

- Kern, P. (2012). Early childhood music therapy and autism spectrum disorders: Developing potential in young children and their families.

London: Jessica Kingsley.

- Oldfield, A., & Flower, C. (Eds.) (2008). Music therapy with children and their families. London: Jessica Kingsley.

- Rook, J. (2014). Music therapy social skills assessment and documentation manual: Clinical guidelines for group work with children and adolescents. London: Jessica Kingsley.

- Tomlinson, J. (2011). Music therapy in schools: Working with children of all ages in mainstream and special education. London: Jessica Kingsley.

Muziektherapie in de GGZ

- Mössler, K., Assmus, J., Heldal, T. O., Fuchs, K., & Gold, C. (2012). Music therapy techniques as predictors of change in mental health care.

The Arts in Psychotherapy, 39, 333-341. https://doi.org/10.1016/j.aip.2012.05.

- Mossler, K., Chen, X., Heldal, T. O., & Gold, C. (2011). Music therapy for people with schizophrenia and schizophrenia-like disorders.

Cochrane Database of Systematic Reviews, (12), CD004025. https://doi.org/10.1002/14651858.CD004025.pub3

- Mossler, K., Fuchs, K., Heldal, T.O., Karterud, I.M., Kenner, J., Naesheim, S., & Gold, C. (2011). The clinical application and relevance of resource-oriented principles in music therapy within an international multicentre study in psychiatry. British Journal of Psychiatry, 25(1), 72-91.

- Rolvsjord, R. (2010). Resource-Oriented Music Therapy in Mental Health Care. Gilsum: Barcelona.

- Silverman, M. J. (Ed.). Music Therapy in Mental Health for Illness Management and Recovery. Oxford: Oxford University Press.

- Trimbos-instituut. (z.d.). Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling GGZ. Te raadplegen via https://www.ggzrichtlijnen.nl/

(28)

Bijlage 1: Toetsopdracht Formatieve toets Tussenevaluatie stage

Toetsnaam Tussenevaluatie stage (formatieve toets)

OWE-naam VTH-3MHA Methodisch Handelen A

Fase/niveau HF 2 (niveau 3)

Soort toets Gesprek in aanwezigheid van stagebegeleider en stagedocent.

EK’s OWE 1 Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden 2 Ervaringsgericht interveniëren

Leerdoelen Onderstaande leerdoelen moet je aan het einde van de stage hebben bereikt. Kijk per leerdoel wat je al hebt bereikt en waar je nog verder aan moet werken:

- De student communiceert sensitief en responsief met cliënten en relevante partijen en maakt hierbij gebruik van (wetenschappelijke) kennis over verbale en non-verbale communicatie technieken.

- De student licht op een integere en transparante wijze cliënten en relevante partijen in over de behandeling en de te verwachten behandelresultaten .

- De student stemt in het contact af op de cliënten en relevante partijen.

- De student hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen

‘zorgen voor’ en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënten.

- De student verricht indicatie, observatie en diagnostiek; gaat uit van de hulpvraag van de cliënten en stemt af door middel van ervaringsgerichte interventies.

- De student intervenieert ervaringsgericht ten behoeve van de behandeling van cliënten en redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten.

- De student zet de cliënten aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënten.

- De student intervenieert op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand.

- De student maakt de toegepaste interventies inzichtelijk, en verantwoordt deze in een voor cliënten begrijpelijke taal. Onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega’s, professionals en opdrachtgevers.

Voorbereiding Je schrijft een verslag waarin je de volgende zaken beschrijft:

1. Werkomgeving, werkzaamheden en begeleiding

Beschrijf de werkomgeving, de werkzaamheden die je uitvoert en de overlegvormen die je bijwoont. Beschrijf

(29)

ook beknopt de randvoorwaarden, bijv. in hoeverre je cliëntdossiers kunt inzien en gebruik kunt maken van faciliteiten. Beschrijf de relatie met de stagebegeleider en hoe je omgaat de met feedback die je van hem en andere collega’s ontvangt.

2. Persoonlijke leerdoelen

Beschrijf de persoonlijke leerdoelen die je hebt opgesteld, hoe je eraan hebt gewerkt en welke resultaten dat heeft opgeleverd.

3. Algemene leerdoelen

Beschrijf de algemene leerdoelen (zie boven) en evalueer in hoeverre je deze leerdoelen reeds hebt behaald en welke acties nodig zijn om de leerdoelen te halen. Kijk daarbij ook alvast naar de beoordelingscriteria van de Eindbeoordeling Stage: welke stappen moet je zetten om aan het einde van de stage aan deze criteria te voldoen?

Je mag voor het verslag een eigen format gebruiken. Het maximaal aantal toegestane woorden is 2000.

Zorg dat stagebegeleider en stagedocent het verslag één week voor de datum van het gesprek ontvangen. Het verslag hoeft niet in de DIB gezet te worden.

Tip:

- Maak zoveel mogelijk gebruik van concrete voorbeelden uit de stage, zoals video- of audio-opnames uit de sessies, (geanonimiseerde) sessieverslagen en rapportages.

- Zorg dat de stagebegeleider en de stagedocent een zo compleet mogelijk beeld van jouw voortgang in het vaktherapeutisch handelen krijgen.

Toetsafname Het gesprek vindt duurt 60 minuten. Bij het gesprek zijn student, stagebegeleider en stagedocent aanwezig. Je stelt van tevoren een agenda op waarin alle gespreksonderwerpen aan de orde komen. Stagebegeleider en stagedocent kunnen aanvullende agendapunten inbrengen.

Het doel van de tussenevaluatie is om zicht te krijgen op jouw leerproces, te bepalen wat je al hebt bereikt en vast te stellen wat je nog moet leren en hoe je dat kunt doen.

Tip:

Maak tijdens het gesprek aantekeningen van de feedback die je in het gesprek krijgt.

Na de toets Naar aanleiding van het gesprek stel je na afloop je leerdoelen bij.

(30)

Bijlage 2: Eindpresentatie supervisie

 

In de laatste supervisiebijeenkomst houdt elke student een presentatie in de eigen supervisiegroep. In deze presentatie laat de student zien hoe hij zich het afgelopen jaar heeft ontwikkeld. Hierbij wordt het professionele handelen als uitgangspunt genomen. Als input gebruikt de student hier onder andere de reflectieverslagen van de supervisiebijeenkomsten, de feedback van de praktijkbegeleider en de feedback van de supervisor. De presentatie mag uiteraard creatief van aard zijn.

De eindpresentatie is een verplicht en afrondend onderdeel van de supervisielessen waarin de student een voldaan of niet voldaan kan krijgen.

Het ‘voldaan’ is een ingangseis en daarmee ‘akkoord’ om de stage af te mogen ronden.

Om tot een zinvolle invulling van de presentatie te kunnen komen maakt de student gebruik van volgende supervisie items in de presentatie:

 Zichtbaar maken van verhalen, leerpatronen en thema’s.

 Een reflectie op je leerthema vanuit dilemma’s in de praktijk.

 Zicht op je leercyclus (leerstijl).

 Zicht op bevorderende en belemmerende factoren in je eigen leren.

 Je afwegingen en keuzes uit de praktijk kunnen omschrijven

 Op metaniveau eigen handelen in kunnen brengen.

 Congruentie in denken, voelen, willen en handelen beschrijven.

 Een professionele leercyclus zelf vorm kunnen geven (voorspelbaar handelen).

Deze items vormen de basis voor de presentatie en zijn daarmee leidend voor een voldaan en daarmee akkoord voor het stagebeoordelingsgesprek.

Aanvullende vragen die gebruikt kunnen worden en ondersteunend zijn voor het voorbereiden van de presentatie:

1. Hoe heb je het proces tot nu toe ervaren?

2. Wat heb je geleerd (en hoe)?

3. Wat pas je toe in de praktijk?

4. Wat krijg je terug uit je omgeving van wat je toepast? (is het voor je omgeving zichtbaar dat je ander gedrag vertoont) 5. Welke betekenis hebben de supervisiebijeenkomsten gehad op je beroepsuitoefening en wat heb je er mee gedaan?

6. Wat zijn je grootste ontdekkingen?

7. Hoe ga je het leren als professional verder vorm geven?

8. Wat is het effect op jou professionele omgeving van jou zelf als professional?

(31)

9. Welk (ander) gedrag vertoon je nu?

10. Welke vaardigheden als professional heb je nu ontdekt of zijn in beweging of welke wil je ontwikkelen?

11. Welke opvatting/overtuiging heb je nu als professional?

12. Wie ben je nu als professional (professionele identiteit), wat heb je ontdekt van jezelf wat invloed heeft op jou als professional?

13. Hoe past dit bij belangrijke persoonlijke waarden (inspiratiebronnen) van jezelf?

(32)

2000000076362

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er vindt een toespitsing plaats naar de betreffende interventie: hoe passen de middelen bij de theoretische achtergrond, welke doelen worden met de inzet van deze middelen beoogd

– Zicht op het bestand versnelt het zoeken naar geschikte kandidaten voor vacatures enorm. – Kansen voor uitstroom worden beter en

Niet in de zin van meer ‘vrije tijd’ en ‘ontspanning’, maar in de zin van ‘meer tijd om te zorgen voor elkaar’: door langer aan het werk te blijven, om te zorgen voor een

Deze methoden gaan dus wel over actieve burgers, maar niet per se over actief burgerschap en staan dus niet in dit overzicht..

Er zijn coachende medewerkers betrokken bij de teams die het methodisch werken uit- dragen en anderen helpen waar nodigi. Door continue sturing op kwaliteit en veilig- heid in

Ook kan de Theory hetzelfde blijven maar worden geoptimaliseerd door deze door stap voor stap te veranderen en de aansluiting tussen context, missie en organisatie te

Tevens is de construct validiteit beoordeeld door het verschil in score te meten tussen studenten fysiotherapie en ervaren eerstelijns fysiotherapeuten, waarbij geconcludeerd wordt

methodisch werken uitdragen en anderen helpen waar nodig 6,4 10 Door continue sturing op kwaliteit en veiligheid in de organisatie. werken we in ons kwaliteitsproces