• No results found

Eindkwalificatie 4: Professionaliseren en profileren

5. Stage

De stage is de plaats waar alle aspecten van je vak in al hun complexiteit voorkomen en waarin je kunt laten zien dat je competent bent op het niveau van een beginnend vaktherapeut. Bovendien is het de enige plek waar je feedback op het therapeutisch handelen kan krijgen van vaktherapeuten uit de praktijk en – misschien nog wel belangrijker – van cliënten.

De stage is verdeeld over 39 weken (10 maanden). Je loopt 4 dagen per week stage, dat is in totaal 1000 uur. Je hebt recht op alle schoolvakanties, maar in overleg met de stagebegeleider kun je, waar nodig, een andere verdeling van vakantiedagen afspreken.

In je stage ga je vaktherapeutische behandelingen uitvoeren. Aanvankelijk zul je vooral meekijken en meedoen, later ga je steeds vaker zelfstandig behandelingen uitvoeren. Na een opbouwfase van 3 – 4 maanden hebt je per week ongeveer 8 cliëntcontacten. Dat zijn in eerste instantie vaktherapeutische behandelingen, maar er kunnen ook enkele andere werkzaamheden bij horen, zoals het geven van een training, het begeleiden van een koor of het helpen in een atelier.

Naast de cliëntgebonden contacturen reserveer je ongeveer 2 dagdelen voor bijkomende werkzaamheden, zoals het voorbereiden van de sessies, het lezen van vakliteratuur, het deelnemen aan behandelplanbesprekingen, vergaderingen, begeleidingsgesprekken en het werken aan

opdrachten voor de opleiding. In overleg met de stagebegeleider kun je 3 dagen aanwezig zijn op de stage en 1 dag op een andere locatie aan de schoolopdrachten werken.

5.1 Waaraan moet een stage voldoen?

Om te waarborgen dat je in de stage het niveau van de beginnend professional kunt bereiken, stellen wij als opleiding een aantal eisen aan de stage-instelling:

 Er is sprake van een professionele stageorganisatie die behoort tot het werkterrein van de vaktherapeut.

 Als stagiair voer je werkzaamheden uit die relevant zijn voor de eindkwalificaties op niveau 3.

 Je voert zelfstandig vaktherapeutische behandelingen uit.

 Je werkt samen met collega’s.

 Je hebt toegang tot alle nodige informatiekanalen.

 Je neemt deel aan relevante (bij voorkeur multidisciplinaire) overleggen.

 Je hebt beschikking over een (gedeelde) werkplek, bij voorkeur met gelegenheid tot gebruik van een computer.

 Je hebt een vaste stagebegeleider, die minimaal 1 uur per week een begeleidingsgesprek met je kan voeren.

 Je hebt de mogelijkheid om met toestemming van alle betrokkenen video-opnames te maken en deze voor leerdoeleinden op de opleiding te gebruiken.

5.2 De begeleiding: wie doet wat?

De stagebegeleider werkt in de stage-instelling en is bij voorkeur een vaktherapeut van je eigen discipline. De stagebegeleider moet goed zicht hebben op jouw functioneren. Eenmaal per week heeft de stagebegeleider met jou een begeleidingsgesprek van een uur.

De stagebegeleider helpt je bij:

 de oriëntatie op het werken binnen de stage-instelling;

 het plannen en nemen van concrete stappen bij het uitvoeren van je stagewerkzaamheden;

 de opdrachten vanuit de opleiding door deze te voorzien van feedback;

 het formuleren van je leerdoelen;

 het uitzetten van je leertraject;

 het bepalen van de agenda van de begeleidingsgesprekken

Naast de stagebegeleider op de stage-instelling zijn er op de opleiding nog enkele andere personen die met jouw stage te maken hebben:

 De werkbegeleider: dit is een docent van je eigen differentiatie die op de opleiding stagebegeleiding geeft, als de stagebegeleider op de stage-instelling geen vaktherapeut van je eigen discipline is.

 De stagedocent: dit is de docent van de opleiding die contact heeft met de stagebegeleider, de tussenevaluatie en de eindbeoordeling van de stage uitvoert. Meestal, maar niet in alle gevallen, is de stagedocent ook de methodiekdocent.

 De medewerker van het Praktijkbureau: deze medewerker is het aanspreekpunt voor jou en voor alle stage-instellingen waar het gaat om de praktische zaken, bijvoorbeeld de stagecontracten.

 De stagecoördinator van je differentiatie: dit is een docent die contact onderhoudt met de stage-instellingen en controleert of voldaan is aan alle voorwaarden voor een stage (zie paragraaf 5.1).

5.3 Het stagecontract

Het stagecontract en de uitleg hoe het ingevuld moet worden vind je op OnderwijsOnline onder het kopje Praktijkbureau . Voor de start van de stage laat je het contract invullen en ondertekenen door de stagebegeleider. Het Praktijkbureau loopt de contracten na en ondertekent deze. Het stagecontract moet ingeleverd zijn vóórdat je stage gaat lopen, dus vóór 2 september 2019. Zonder contract kun je niet beginnen met de stage..

Dit is belangrijk in verband met verzekeringen.

Let op: Als er voor jouw stage andere afspraken gelden dan de reguliere afspraken, bijvoorbeeld omdat je al eerder een stage hebt gelopen, dienen deze afspraken in het stagecontract opgenomen te worden. Uiteraard moet dit voorafgaand aan de stage met de opleiding en de stagebegeleider besproken zijn.

5.4 Contact tussen stagebegeleider, stagedocent en student

Stagebegeleider en stagedocenten onderhouden gedurende de hele stageperiode (telefonisch) contact met elkaar. Er vinden twee gesprekken plaats tussen jou, de stagebegeleider en de stagedocent. Stagebegeleider en stagedocent spreken met elkaar af of deze gesprekken op de stage-instelling, op de opleiding of via Skype of telefonisch plaatsvinden. Het gaat om de volgende gesprekken:

 Tussenevaluatie

Aan het einde van semester 1 is er een tussenevaluatie (de formatieve toets). Zie bijlage 1 voor de instructie voor deze formatieve toets. Het doel van de tussenevaluatie is om zicht te krijgen op jouw leerproces, te bepalen wat je al hebt bereikt en vast te stellen wat je nog moet leren en hoe je dat kunt doen.

 Eindbeoordeling

Aan het einde van semester 2 is er een criteriumgericht interview (de toets Eindbeoordeling Stage). Zie de toetsopdracht in het toetsoverzicht op OnderwijsOnline voor de instructie van deze toets. Het doel van het criteriumgericht interview is om tot een beoordeling van jouw handelen te komen.

5.5 Als er iets niet goed gaat

Ondanks dat je je best doet, kan het gebeuren dat het toch niet goed gaat op de stage. In dat geval neem je contact op met de stagedocent. Het kan zijn dat er uiteindelijk besloten wordt om de stage tijdelijk of voortijdig te stoppen. Ook kan het zijn dat je een onvoldoende voor de

eindbeoordeling krijgt. Deze situaties worden hieronder kort geschetst.

 Tijdelijke onderbreking van de stage

Een reden voor een tijdelijke onderbreking kan zijn een bijzondere situatie als langdurige ziekte of bijzondere familieomstandigheden. Als je in zo’n geval meer dan één week afwezig bent, zul je zelf afspraken moeten maken met de stagebegeleider over het inhalen van de gemiste werktijd. De stagebegeleider kan van je vragen om bepaalde verantwoordelijkheden na te komen. Voor de opleiding geldt als leidraad dat het behalen van de eindkwalificaties mogelijk moet blijven. Wanneer dit in gevaar komt, dien je contact op te nemen met de coördinator van je differentiatie.

 Voortijdige beëindiging van de stage

Het initiatief voor het voortijdig beëindigen kan zowel van jou, de stagebegeleider als de stagedocent uitgaan. Voortijdige beëindiging van je stage kan alleen om gewichtige redenen en na zorgvuldige afweging door jou, de stagebegeleider en de stagedocent. Je dient ook de coördinator van je differentiatie in te lichten.

De volgende procedure moet gevolgd worden:

1. Wanneer je twijfelt over de voortzetting van je stage, bespreek je dit tijdig met de stagebegeleider én met de stagedocent.

2. Voordat een besluit wordt genomen, vindt een gesprek plaats tussen jou, de stagebegeleider en de stagedocent. Gesprekspunten zijn:

− de overwegingen voor beëindiging en de reactie van de anderen hierop;

− de geschiktheid van jou voor de stage, met name in deze organisatie en de geschiktheid van de organisatie voor deze student;

− het zoeken naar oplossingen voor voortzetting van de praktijkperiode binnen deze organisatie en, als dit niet mogelijk is, het zoeken naar een vervolgtraject.

3. Je maakt een verslag van het gesprek. Dit bevat minimaal de conclusies van bovenstaande gesprekspunten en verder de leerpunten die hieruit te trekken zijn voor je vervolgtraject.

4. Je laat dit verslag van feedback voorzien door de stagebegeleider. Deze geeft tevens een schriftelijk advies over de voortzetting van je stage.

Bij een negatief advies is verder overleg met de stagedocent nodig.

5. Om de stage in een andere organisatie te kunnen vervolgen dien je dit bij het Praktijkbureau aan te geven en moet je een nieuw stagecontract afsluiten. Tevens zullen je leerdoelen aan de nieuwe situatie aangepast moeten worden.

6. Wanneer de tijd tussen het afbreken van je stage in de ene organisatie en de voortzetting in de andere meer dan zes weken bedraagt, is deelname aan de supervisie niet meer mogelijk. De start van de nieuwe stage wordt dan uitgesteld tot de eerstvolgende startdatum van een nieuw te starten supervisietraject.

 Een onvoldoende voor je stage

Mocht de stagebeoordeling onvoldoende zijn, dan moet je opnieuw (een deel van je) stage gaan lopen. Soms kan dat op dezelfde stageplaats gebeuren, dan wordt gesproken van een stageverlenging. Soms is het aan te raden om een nieuwe stageplaats te gaan zoeken. In beide gevallen besluit je samen met je stagedocent hoeveel stagedagen je nog nodig hebt om de eindkwalificaties te halen en welke werkzaamheden je nog uit zult moeten voeren. Deze afspraken worden vastgelegd en door de stagedocent doorgegeven aan de coördinator van de eigen differentiatie.