• No results found

Keynes en protectionisme

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Keynes en protectionisme"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Keynes en protectionisme

Leen, A.R.

Citation

Leen, A. R. (2009). Keynes en protectionisme. Economisch Statistische Berichten, 94(4556), 188. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/43340

Version: Not Applicable (or Unknown) License:

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/43340

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

188

ESB

94(4556) 20 maart 2009 Auke Leen

Universitair docent aan de Universiteit Leiden.

er fla te rs

Keynes en protectionisme

I

n normale tijden gaf Keynes de voorkeur aan vrijhandel, maar in tijden van grote werkloos- heid lag dat anders (Eichengreen, 1984). Voor de crisisjaren stelt hij dat vrijhandel “een, in zoverre het aan Engeland ligt, onbuigzaam dogma is, dat geen uitzonderingen toelaat” (Keynes, XVII).

“Als er een ding is dat een importtarief niet kan, is het wel werkloosheid bestrijden” (Keynes, XIX). In 1931 adviseerde hij echter op grond van de speci- fieke situatie waarin Engeland verkeerde een heffing van vijftien procent op alle geïmporteerde industriële goederen. Als goederen niet meer geïmporteerd worden maar in het eigen land worden geprodu- ceerd, zal de werkgelegenheid stijgen (Keynes, IX).

Zijn veranderende stellingname was een sensatie;

hij ondermijnde voor vele jaren de onwankelbaar geachte argumenten voor vrijhandel. Keynes beaamt de voordelen van vrijhandel: een stijging van de totale productie op grond van specialisatie per land.

Maar hij stelt ook dat een land door een importtarief van een totaal kleiner geheel een groter deel kan pakken. Bovendien zijn de voordelen van specialisa- tie overtrokken. Alle geïndustrialiseerde landen zijn vermoedelijk even geschikt om het grootste deel van de producten te fabriceren (Keynes, XX).

De crux voor Keynes is de koppeling in 1925 van het pond aan het goud tegen de te hoge vooroorlogse waarde. Door de inflatie tijdens de oorlog was de munt namelijk sterk in waarde gedaald, maar door de koppeling werd het pond sterk overgewaardeerd ten opzichte van andere valuta. Overzeese inves- teringen werden daardoor extra aantrekkelijk en namen daardoor toe; in ponden werden deze immers goedkoper. Door de dure munt verslechterde ook de concurrentiepositie van Engelse exporteurs en van producenten die met importen uit het buitenland moesten concurreren.

Devaluatie zou volgens Keynes het beste zijn, maar het beleid van de regering om de vooroorlogse wisselkoers tegen elke prijs te handhaven, maakte dat tot een onmogelijkheid. In deze situatie zou het ideale beleid deflatie, door een daling van de lonen, zijn. Door de sterke positie van de vakbonden achtte hij een nominale daling onmogelijk. Keynes’

favoriete oplossing was het vergroten van de binnen- landse investeringen. Uiteindelijk kon het heffen van importtarieven, gezien de situatie waarin Engeland

zich bevond, nog het minste kwaad. “Ik ben enorm bang voor protectie als een langetermijnbeleid, maar we kunnen het ons niet veroorloven altijd het langetermijnperspectief te kiezen” (Keynes, XX). De voordelen zijn “gewoonweg enorm” (Keynes, XIII).

Het heffen van importtarieven past de fundamentele onevenwichtigheid van de kosten met de wisselkoers aan, het herstelt het vertrouwen van het bedrijfsle- ven en het creëert een omgeving die gunstig is voor nieuwe investeringen.

De meeste collega-economen waren het niet met hem eens. Zij hielden vast aan de oude waarheid:

iedere importeur zet een exporteur aan het werk (Keynes, XX). De standaardopvatting was dat een tarief slechts de arbeid verplaatste van de ene indu- strie naar de andere. Iemand die zijn werk verliest, verlaagt zijn loon net zo lang tot hij werk vindt in een andere industrie. Keynes achtte dat in de huidige situatie “volkomen onzin”. “Maakt het echt niet uit of ik een Engelse of een Amerikaanse auto koop?”

Haberler (1952) gaf Keynes later gedeeltelijk gelijk.

In een model waarin de factorimmobiliteit is opge- nomen, die volgens Keynes veroorzaakt wordt door een tekortschieten van de totale vraag en prijsrigi- diteit, toonde hij aan dat vrijhandel tot een slecht resultaat kan leiden. Velen vonden Keynes ook erg naïef omdat hij geloofde dat tarieven konden worden herroepen nadat deze hun doel hadden gediend. De tijd heeft ze gelijk gegeven, want toen ook op key- nesiaanse gronden geen protectie meer nodig was, bleven de protectionistische tarieven wel bestaan (Irwin, 1996). Ook Hicks (1959) was niet door Keynes overtuigd. Voor Hicks was de vraag niet of volledige werkgelegenheid met protectie de voorkeur had boven vrijhandel met werkloosheid. Voor hem was de vraag of het gewenst is het hogere doel van vrijhandel op te geven voordat we er echt zeker van zijn dat dat doel onbereikbaar is.

Uiteindelijk berust Keynes’ stellingname voor pro- tectie op het bestaan van vaste wisselkoersen en deflatie. Zijn politiek was al snel niet meer nodig.

Keynes’ probleemanalyse is alom tegenwoordig in het huidige stimuleringsbeleid. Maar wat waren zijn argumenten voor protectie die ook nu, evenals voor hem, nolens volens, opgeld doen?

Met het verschijnen van zijn magnum opus gaf hij de voorkeur aan vraagstimulering. Ook de wereld veran- derde: flexibele wisselkoersen en inflatie deden hun intrede. Maar wat te denken als we, zoals nu in de EU, slechts een munt hebben, dus vaste wisselkoer- sen en ook over deflatie horen? Misschien is protectie dan ook in de geest van Keynes maar dubbelop naast het stimuleren van de vraag.

LiteratUUr

eichengreen, B. (1984) Keynes and protection. Journal of economic history, 44(2), 363–373.

Haberler, G. (1952) Currency depreciation and the terms of trade. in: Lagler, e. en J. Messner (red.) Wirtschaftliche entwick- lung und soziale ordnung. Wenen: Herold.

Hicks, J. (1959) Free trade and modern economics. in: Essays in world economics. Oxford: Clarendon Press.

irwin, D. (1996) Against the tide. Princeton: Princeton University Press.

Keynes, J. (1981) Collected writings of John Maynard Keynes.

Londen: Macmillan.

teveel tekst!

± 65 woorden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze studie bekijken we eerst de evolutie van de werkgelegenheid van de loontrekkenden en vervolgens de tijdelijke (TW) en de volledige werkloosheid (VW) voor alle sectoren

vergunninghouders die in een restverdeling klanten toebedeeld krijgen niet in alle gevallen voldoende klantgegevens ontvangen om de energie (elektriciteit of gas) tijdig bij hen

Ten eerste moet de vraag worden ge- steld wat de relevantie van econo- misch onderzoek en onderwijs is voor de praktijk?. Hier gaat het om de vraag

(Overigens dient daarbij te worden opgemerkt dat in de destijds gevoerde dis- cussie kunst- en cultuurbeleid veelal in één adem wer- den genoemd, wat leidde tot oeverloze

zodra de internationale prijsverhouding gelijk is aan de autarkische kostenverhouding in het grote land. Zou het land nog groter zijn, dan zal het zich niet volledig specialiseren:..

kleine man, voor wie de aandelenmarkt een gesloten boek is en die zich dus tegen de gevolgen van de voortdurende geldontwaarding moeilijk kan dekken, vrijwel

3 het waken voor een te afhankelijke positie van het buitenland (strategische goederen: voedsel, wapens) 4 het beschermen van het milieu (miliebelastende productie (tropisch

Het wordt door deze rechtvaardiging duidelijk dat de vragen op het juiste moment gesteld worden (en dus mogen worden) en dat Van Nieuwkerk niet verantwoordelijk is voor