• No results found

INNOVATIESTIMULERING VAN DE TOERISME EN AGRIBUSINESS SECTOR DOOR DE PROVINCIE DRENTHE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "INNOVATIESTIMULERING VAN DE TOERISME EN AGRIBUSINESS SECTOR DOOR DE PROVINCIE DRENTHE"

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INNOVATIESTIMULERING VAN DE TOERISME EN

AGRIBUSINESS SECTOR DOOR DE PROVINCIE

(2)

VOORWOORD

Dit afstudeeronderzoek is geschreven voor de Faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen om mijn studie Business Development af te ronden. Het afstudeeronderzoek is erop gericht om een overzicht te geven van instrumenten die door de Provincie Drenthe ingezet kunnen worden om de innovatie performance in de Provincie te versterken.

In het voorwoord wil ik tevens van de mogelijkheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken die me geholpen hebben bij het schrijven van mijn afstudeeronderzoek. Allereerst wil ik mijn afstudeerbegeleider dhr. Muller voor zijn geleverde inzichten en feedback bedanken. Dit heeft mij zeer geholpen om dit wetenschappelijk onderzoek uit te voeren.

Ten tweede wil ik graag alle respondenten, van de interviews en enquêtes, bedanken voor hun medewerking. Zonder hun was het niet mogelijk geweest om dit afstudeeronderzoek met succes af te ronden. Ook wil ik alle mensen, van de voormalige afdeling Economie, van de Provincie Drenthe bedanken. Dit in het bijzonder Monique Leijn mijn begeleidster bij de Provincie, Roald Leemrijse de coördinator van het voormalige team plattelandseconomie, Mirjam Koekoek van het team Ruimtelijke-Economische Ontwikkeling en natuurlijk de ‘Kamermeisjes’ die ervoor gezorgd hebben dat ik mijn afstudeerperiode bij de Provincie met erg veel plezier heb doorlopen. Tot slot wil ik al mijn vrienden en familie bedanken die mij gedurende de afstudeerperiode enorm gesteund hebben.

(3)

SAMENVATTING

Gedurende dit afstudeeronderzoek staat het onderwerp innovatiestimulering centraal. Uit het vooronderzoek blijkt dat het noodzakelijk is om de innovativiteit van het Noorden te versterken. Dit loopt achter op de rest van Nederland. Vanwege het belang van innovatie wil de Provincie Drenthe zich hier dan ook stevig op inzetten. Voor de Toerisme en Agribusiness sector wil de Provincie Drenthe weten hoe ze de innovatie performance van deze sectoren kunnen versterken. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is allereerst vastgesteld met welke indicatoren innovatie gemeten kan worden. Deze indicatoren zijn gebruikt om vast te stellen wat de in te zetten provinciale ondersteuning uiteindelijk moet opleveren. Vervolgens is middels kwantitatief onderzoek geanalyseerd aan welke provinciale ondersteuning de bedrijven uit de Toerisme en Agribusiness sector behoefte hebben om de gewenste vernieuwingen door te kunnen voeren. Na het inventariseren van de behoeften kon er vastgesteld worden dat het huidige instrumentarium van de provincie aangevuld moet worden om in de behoeften te kunnen voorzien. Om deze tekortkomingen op te vullen is er bij andere provincies gekeken wat ze doen op het gebied van innovatiestimulering. Er heeft een benchmarking plaatsgevonden.

Er worden verschillende aanbevelingen gedaan die ervoor kunnen zorgen dat bedrijven de gewenste vernieuwingen door zullen voeren en zodoende de innovatie-indicatoren met het gewenste niveau zullen stijgen.

Er wordt bijvoorbeeld aanbevolen dat de provincie meer duidelijkheid moet verschaffen aan de bedrijven. Procedures/formulieren moeten vereenvoudigd worden aangezien bedrijven het vaak lastig vinden om ze te begrijpen/in te vullen. Verder wordt er aanbevolen om te kijken of er regelingen/projecten gekoppeld kunnen worden. Door het grote aantal weten bedrijven vaak niet waar ze heen moeten voor vragen of subsidieaanvragen. Een betere informatievoorziening is hiervoor een oplossing.

Kernwoorden: Behoefte, Innovatiestimulering, Instrumentarium, Provincie Drenthe,

Toerisme & Agribusiness sector

(4)

INHOUDSOPGAVE

DEEL 1: VOORONDERZOEK... 7

HOOFDSTUK 1: BESCHRIJVING PROVINCIE DRENTHE ... 11

1.1 Beschrijving Provincie Drenthe ... 11

1.2 Beschrijving Productgroep Economie van de Provincie Drenthe... 12

1.3 Aanleiding van de totstandkoming van de opdracht ... 12

1.4 Totstandkoming van de opdracht... 14

1.5 Noodzaak verhoging innovatie performance ... 15

1.6 Analyse ... 18

1.6.1 PH-analyse ... 20

1.6.2 Belanghebbendenanalyse ... 23

HOOFDSTUK 2: INNOVATIE PERFORMANCE... 27

2.1 Innovatie ... 27

2.2 Innovatie-indicatoren ... 27

2.2.1 R&D uitgaven (input)... 29

2.2.2 Uitgaven aan innovatie (input)... 30

2.2.3 Mate van gebruik extern (kennis)netwerken (input) ... 30

2.2.4 Gebruik kenniswerkers (input)... 30

2.2.5 Gebruik nieuwe technologieën/processen (input) ... 30

2.2.6 Uitgaven aan training en opleiding (input)... 31

2.2.7 Mate van samenwerking met anderen: Researchinstellingen, onderwijsinstellingen, bedrijven e.d. (proces) ... 31

2.2.8 Mate van strategische aandacht voor vernieuwing en verandering (proces)... 31

2.2.9 Aantal Octrooiaanvragen (output)... 31

2.2.10 Aantal nieuwe of (deels) vernieuwde producten/diensten (output)... 32

2.2.11 Omzetaandeel nieuwe of (deels) vernieuwde producten/diensten (output)... 32

(5)

DEEL 2: HOOFDONDERZOEK... 40

HOOFDSTUK 4: THEORETISCH KADER ... 42

4.1 Managen van productontwikkeling... 42

4.1.1 Het productontwikkelingsproces... 44

4.2 Doelen stellen... 46

4.3 Identificeren klantbehoeften ... 47

4.3.1 One-to-one interviews (mondeling) ... 48

4.3.2 Focusgroepen ... 49

4.3.3 Empathic design: Observatie... 49

4.3.4 Schriftelijke vragenlijsten ... 50

4.3.5 Concluderend ... 51

4.4 Inventariseren van producteigenschappen ... 52

HOOFDSTUK 5: METHODOLOGIE... 55 5.1 Meetinstrumenten ... 55 5.1.1 Schriftelijke enquête... 55 5.1.2 Mondeling interviewen ... 56 5.2 Onderzoekseenheden ... 56 5.2.1 Schriftelijke enquête... 56 5.2.2 Mondelinge vragenlijst... 57 5.3 Methode ... 57 5.3.1 Steekproefmethode... 57 5.3.2 Interviewmethode... 58 5.4 Verwerking gegevens... 59 5.4.1 Schriftelijke vragenlijst ... 59 5.4.2 Mondelinge vragenlijst... 59

HOOFDSTUK 6: VASTSTELLEN VAN DOELEN ... 61

6.1 Concrete doelen voor innovatie-indicatoren ... 61

6.1.1 Gebruik van samenwerkingsverbanden... 61

6.1.2 Gebruik netwerken ... 62

6.1.3 Nieuwe of (deels) vernieuwde producten/diensten ... 63

6.1.4 Gebruik nieuwe dan wel vernieuwde technologieën/processen... 65

6.1.5 Innovatie uitgaven ... 65

6.2 Subsidie/eigen investering ... 66

HOOFDSTUK 7: RESULTATEN KLANTBEHOEFTEN ... 67

7.1 Segmenten... 67

7.2 Behoefte aan ondersteuning bij het uitbreiden van het netwerk ... 67

(6)

7.5 Behoefte aan ondersteuning om nieuwe/vernieuwde technologieën/processen in te voeren70

7.6 Behoefte aan financiële middelen om de gewenste vernieuwingen door te voeren... 70

7.7 Overige behoeften... 71

7.8 Conclusie... 72

HOOFDSTUK 8: RESULTATEN INSTRUMENTEN... 75

8.1 Aanpak ... 75

8.2 Reeds beschikbare middelen... 75

8.3 Gebenchmarkte instrumenten ... 79

8.3.1 Financiële middelen ... 79

8.3.2 Opdracht/contracten ... 81

8.3.3 Inkrimpen aantal regelingen/projecten... 81

8.3.4 Vereenvoudigen procedures ... 81 8.3.5 Informatie verstrekken ... 82 8.3.6 Makelen en Schakelen... 83 8.3.8 Launching Customer ... 85 8.3.9 Focussen/concentreren ... 85 8.3.10 Voorbeeld instrument... 86

CONCLUSIE & AANBEVELINGEN... 88

REFLECTIE... 95 LITERATUURLIJST... 97 Artikelen ... 97 Boeken ... 100 Internet ... 100 Rapporten... 103

DEEL 3: BIJLAGEN...Error! Bookmark not defined.

(7)

DEEL 1: VOORONDERZOEK

De opdrachtgevende instantie van het afstudeeronderzoek is de productgroep Economie van de Provincie Drenthe. Met onderstaande opdracht is het afstudeeronderzoek van start gegaan:

De achterliggende gedachte van de opdracht komt voort uit het idee dat bedrijven meer moeten gaan innoveren. Deze behoefte komt weer voort uit de bedachte innovatierichting van de Europese Unie en de Centrale overheid. De bedachte richting is geformuleerd in de doelstellingen van de EU en de Centrale overheid.

Op Europees, nationaal en regionaal niveau is innovatie dan ook de laatste jaren bovenaan de agenda komen te staan. Zo is tijdens de Top in Lissabon in 2000 door de regeringsleiders van de Europese Unie vastgesteld dat de Europese Unie in het jaar 2010 de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie ter wereld moet zijn om daarmee tot duurzame economische groei te komen met meer en betere banen (IPO, 2005). Speciale aandacht ging uit naar Research & Development (R&D). In het Lissabonakkoord staat onder meer dat de R&D uitgaven in ieder land minimaal 3% van het BNP moeten gaan bedragen. Eenderde zou gefinancierd moeten worden door overheidsuitgaven en tweederde door investeringen van de privé-sector. Tevens zou de EU in 2010 een economische groei moeten kennen van 3% (Rijksbegroting, 2007). Uit het artikel van Bilbao-Osorio & Rodriguez-Pose (2004) komt naar voren dat innovatie hierbij gezien kan worden als een belangrijke aanjager voor economische groei. Uit het rapport ‘Aan de Slag: De Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid’ van de ‘groep op hoog niveau onder leiding van Wim Kok’ (2004) komt echter naar voren dat het verschil in groei van de Europese economie ten opzichte van Noord-Amerika en Azië groter is geworden. Dit ten nadele van de Europese economie. Volgens het rapport zal Europa in actie moeten komen om de Lissabon-doelstellingen te realiseren (de groep op hoog niveau, 2004).

Eén van de algemene doelstelling van de Nederlandse Overheid is volgens de Rijksbegroting 2007 een versterking van het innovatievermogen van de Nederlandse economie (Rijksbegroting, 2007). Nederland streeft ernaar om in 2010 tot de top 5 van Europa te behoren op het terrein van innovatie1.

Dit wordt gemeten aan de hand van de positie van Nederland in de European Innovation Scoreboard (2006). In 2006 stond Nederland hierin nog op de 9e positie (zie onder).

1 http://www.innovatieplatform.nl/assets/binaries/bibliotheek/innovatiebeleid/innovatiebriefdeel1.pdf [11 april 2007].

(8)

The 2006 Summary Innovation Index (SII)

De European Innovation Scoreboard (2006) vergelijkt de innovatie performance van Europese landen met elkaar. Dit wordt gedaan aan de hand van een groot aantal indicatoren. Uit de Rijksbegroting 2007 en de European Innovation Scoreboard komt naar voren dat Nederland ten opzichte van het EU-gemiddelde goed scoort op het aantal octrooien, de omvang van de publieke R&D-uitgaven en het levenslang leren. Op de Private R&D-uitgaven, de omzet met nieuwe en verbeterde producten en het aantal afgestudeerden in de wetenschap en de techniek scoort Nederland echter onder het gemiddelde (Rijksbegroting, 2007).

Om de positieve externe effecten van innovaties te verzilveren en duurzame economische groei te realiseren voert het Ministerie van Economische Zaken het innovatiebeleid. Met de positieve externe effecten worden hier de opbrengsten, ook wel de voordelen van innovaties, bedoeld die de welvaart positief beïnvloeden. Belangrijk hierbij is dat de bedrijven voor de opgeleverde positieve effecten, afkomstig van de innovaties, niet betaald krijgen. Positieve externe effecten wordt ook wel gedefinieerd als ‘maatschappelijke baten’.

EZ is verantwoordelijk voor optimale innovatiecondities voor bedrijven, de uitvoering van innovatiestimuleringsmaatregelen en samen met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Welzijn voor een goede samenwerking tussen de kennisinfrastructuur en het bedrijfsleven. Het Ministerie van EZ geeft aan het innovatievermogen te willen bevorderen door bijvoorbeeld het inzetten van fiscale middelen en wet- en regelgeving op het gebied van intellectueel eigendom en een goed opgeleide beroepsbevolking2. De achterliggende gedachte van de opdracht komt dan ook voort uit bovenstaande doelstellingen.

(9)

de Provincie Drenthe zal echter verduidelijkt moeten worden. Het is nog onduidelijk waarom innoveren noodzakelijk is en waarom het überhaupt van belang is dat Provincies innoveren moeten stimuleren. De aanleiding van de opdracht zal dan ook opgehelderd moeten worden, de probleemhebbers zullen vastgesteld moeten worden en tot slot zal het probleem verder geconcretiseerd moeten worden.

Ten tweede zal het vooronderzoek opheldering moeten geven over de behoefte van de bedrijven. Om ervoor te zorgen dat er overheidsinstrumenten worden ingezet die effectief zijn, zal er gekeken moeten worden naar de behoeften van de bedrijven. De overheidsmiddelen moeten aansluiten op de behoeften van de bedrijven zodat deze middelen ook daadwerkelijk gebruikt zullen gaan worden. Het is hier echter nog geheel onduidelijk of bedrijven überhaupt wel behoefte hebben aan overheidssteun bij de totstandkoming van innovaties.

Tot slot bestaat de huidige opdracht uit meetbare variabelen die echter nog niet geoperationaliseerd zijn in de context van het onderzoek. Het begrip innovativiteit kan niet als zodanig gemeten worden. Hiervoor kan een grote verscheidenheid aan innovatie-indicatoren gebruikt worden. Er zullen echter meetbare indicatoren gebruikt moeten worden waarvan de versterking van deze indicatoren van belang is voor de Provincie Drenthe.

Alvorens er een definitieve probleemstelling geformuleerd kan worden zullen eerst de bovenstaande onduidelijkheden geconcretiseerd moeten worden in het vooronderzoek. De reden waarom het belangrijk is dat bovenstaande kennis wordt geproduceerd wordt, is het doel van het vooronderzoek (de Leeuw, 2000). Het doel van het vooronderzoek is dan ook:

Om gestructureerd het doel van het vooronderzoek te kunnen behalen zal in een drietal hoofdstukken de concretisering plaatsvinden.

In het eerste hoofdstuk zal een beschrijving van de Provincie Drenthe aan bod komen. Dit zal een korte beschrijving zijn van de Provincie als geografisch gebied en de Provincie als besturend orgaan. Tevens zal er een korte beschrijving gegeven worden van de productgroep Economie. Dit alles om enig inzicht te krijgen in de taken en werkzaamheden van de opdrachtgevende instantie.

Vervolgens zal de aanleiding van de totstandkoming van de opdracht aan bod komen waarna wordt vastgesteld of overheidsingrijpen op het gebied van innovatiestimulering in Noord-Nederland überhaupt wel noodzakelijk is. Hierna wordt het probleem verder geanalyseerd en er wordt vastgesteld wie de probleemhebber is, wie de uiteindelijke gebruikers zijn van het resultaat en welke overige partijen er verder nog meer belang hebben bij de aanpak van het probleem. Dit wordt gedaan aan de hand van een PH-analyse en een belanghebbendenanalyse. In de belanghebbendenanalyse komt tevens aan bod of bedrijven wel willen innoveren en daarbij wordt er gekeken of de bedrijven wel behoefte hebben aan middelen (instrumenten) van de overheid. Er zal hier gekeken worden naar de behoeften

(10)

van bedrijven in het algemeen. De specifieke behoeften van bedrijven uit de Drentse Toerisme en Agribusiness sector zullen later uitgebreid in het hoofdonderzoek aan bod komen.

In het tweede hoofdstuk zal het meetbaar maken van het begrip ‘innovatie performance’ centraal staan. Als eerste zal het begrip innovatie gedefinieerd worden. Ten tweede worden de innovatie-indicatoren uit de bestaande literatuur weergegeven en zal er bepaald worden voor welke indicatoren het voor de productgroep Economie van de Provincie Drenthe van belang is dat deze versterkt worden.

(11)

HOOFDSTUK 1: BESCHRIJVING PROVINCIE DRENTHE

De opdrachtgevende instantie van dit afstudeeronderzoek is de productgroep Economie van de Provincie Drenthe. Om meer inzicht te krijgen in de Provincie Drenthe wordt hieronder allereerst een korte beschrijving gegeven van de Provincie Drenthe als geografisch gebied. Vervolgens zal er een algemene beschrijving gegeven worden van de opdrachtgevende instantie gevolgd door de aanleiding tot het afstudeerproject. Hierna zullen de problemen van de betrokken partijen besproken worden en zal het kernprobleem naar voren komen.

Figuur 1.1: De Provincie Drenthe

1.1 Beschrijving Provincie Drenthe

De Provincie Drenthe is met een inwonersaantal van 484.437 voor Nederlandse begrippen een dunbevolkt gebied3. De Provincie vormt de enige bestuurslaag tussen de gemeenten en de

rijksoverheid. Het provinciaal bestuur van Drenthe zetelt in de Provinciehoofdstad Assen. Het bestuur is samengesteld uit de Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten. De Provinciale Staten vormt het algemeen bestuur van de Provincie en de leden worden gekozen door de Drentse kiezers. De hoofdtaak van de Provinciale Staten is het vaststellen van het beleid en het toezien op de uitvoering daarvan. De Gedeputeerde Staten vormt het dagelijks bestuur van de Provincie. De leden worden door en uit de Provinciale Staten gekozen. De voornaamste taken van de Gedeputeerde Staten zijn het voorbereiden en vervolgens uitvoeren van besluiten van de Provinciale Staten. De Commissaris van de Koningin, Dhr. A.L. ter Beek, maakt tot slot deel uit van het provinciaal bestuur. De commissaris behartigt de Drentse belangen in Den Haag en vertegenwoordigt de Provincie bij officiële gelegenheden. Tevens speelt de commissaris een belangrijke rol bij rampenbestrijding en de benoeming van burgemeesters4.

Het provinciaal bestuur fungeert als knooppunt van regionale en maatschappelijke netwerken en brengt daarin samenhang aan. Op regionaal en bovenregionaal speelt het provinciaal bestuur in op de maatschappelijke dynamiek en geeft het richting aan ontwikkelingen5. De Provincie houdt zich bezig

met de verbetering van de leefomgeving van de inwoners van Drenthe en heeft verschillende taken op

3 http://www.Drenthe.nl/politiek/burgerjaarverslag/welkom.php [26 maart 2007]. 4 http://www.dasnouDrenthe.nl/ [26 maart 2007].

(12)

het gebied van onder andere ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, economie, milieu, cultuur, welzijn, natuur en landschap en recreatie en toerisme6. Het organigram van de Provincie Drenthe is

terug te vinden in Bijlage 1.

1.2 Beschrijving Productgroep Economie van de Provincie Drenthe

Binnen de Provincie Drenthe heeft het afgelopen jaar een reorganisatie plaatsgevonden. De productgroep Economie van de Provincie Drenthe was de opdrachtgevende afdeling voor het afstudeerproject. Na de reorganisatie zijn de productgroepen Economie, Handhaving en Cultuur & Welzijn samengevoegd tot de afdeling Sociaal-Economische Ontwikkeling (SEO). De voormalige productgroep Economie bestaat nu uit twee teams met ieder een teamleider. Het zijn de teams ‘Ruimtelijke Economische Ontwikkeling’ (REO) en ‘Kennis, Innovatie en Ondernemerschap’ (KIO). Aangezien de opdracht afkomstig is uit de voormalige productgroep Economie wordt er in het afstudeeronderzoek nog gesproken over de productgroep Economie.

De productgroep Economie schept goede voorwaarden voor het bedrijfsleven. Drentse bedrijven kunnen gebruikmaken van verschillende subsidieregelingen, waarmee ze investeringen deels vergoed kunnen krijgen. De missie van de productgroep is het komen tot een duurzame economische ontwikkeling en het scheppen van werk voor de inwoners van Drenthe. Hierbij richt de productgroep zich op de vraagzijde (het bedrijfsleven) en op de aanbodzijde (de beroepsbevolking). De vier beleidssectoren zijn: de marktsector, toerisme & recreatie, landbouw en de arbeidsmarkt. Het marktsectorenbeleid is gericht op het vergroten van de concurrentiekracht van het MKB door het bevorderen van innovatie. Het innovatieve vermogen wordt vergroot door te investeren in markt-, product- en procesinnovaties, kennis(transfer) en ondernemerschap. Wat betreft de Toerisme sector streeft de productgroep naar meer toeristische werkgelegenheid en een verdere uitbouw van de Provincie Drenthe als een recreatieve en toeristische Provincie. Voor de landbouw richt de productgroep zich op het behoud van agrarische werkgelegenheid en het behoud van de inkomenspositie van Drentse agrariërs. Tot slot richt het arbeidsmarktbeleid zich op de bevordering van de aansluiting tussen de vraag naar arbeid van ondernemers, de uitstroom uit onderwijs en het aanbod werkzoekenden. Concreet betekent dit:

- Het behoud van bestaande werkgelegenheid en het scheppen van nieuwe banen. - Versterking van het concurrentievermogen van het Drentse MKB.

- Een hogere participatie op de arbeidsmarkt, met extra aandacht voor hen die in een achterstandssituatie verkeren.

- Versterking van het toeristische ondernemersklimaat, verbetering toeristisch aanbod en de bevordering van het gebruik daarvan.

(13)

voor een lagere winstgevendheid voor vele markten. Deze ontwikkelingen hebben dan ook als resultaat dat kwaliteit en differentiatie van steeds groter belang zijn geworden (Lucks, 1986). Moderne economieën moeten hierdoor vooral op kennis en innovatie concurreren en zijn afhankelijk van constante vernieuwing van ideeën, producten, diensten en processen (Rijksbegroting, 2007). Op Europees, nationaal en regionaal niveau is innovatie de laatste jaren bovenaan de agenda komen te staan.

Kaufmann & Wagner (2005) geven in hun artikel aan dat in de afgelopen jaren regionaal beleid zich steeds meer is gaan richten op de bevordering van de innovatie performance van bedrijven. Het verhogen van het technische niveau, de toegevoegde waarde en het concurrentievermogen van een regionale economie is in een sterke mate gebaseerd op de innovatie performance van de regionale bedrijven en netwerken (Kaufman & Wagner, 2005). Ook Crescenzi (2005) geeft in zijn artikel aan dat het regionale aspect van innovatie en leren een essentieel middel is geworden voor het behalen van concurrentievoordeel en dat regio’s cruciaal zijn voor succesvolle innovaties. Volgens het IPO vormen niet landen of plaatsen maar regio’s de geografische schaal waarop innovatieve processen zich afspelen. “Zaken als concentraties van deskundigen op een bepaald terrein, relaties tussen bedrijven en kennisinstellingen en een goed vestigingsklimaat voor innoverende bedrijven en kennisinstituten spelen zich voornamelijk af op regionale schaal (IPO, 2005)”. Vanuit de onafhankelijke positie in de beleidsketen kunnen Provincies, juist in samenspel met andere regionale actoren, een waardevolle bijdrage leveren aan de uitdagingen op het terrein van kennis en innovatie waarvoor het Rijk en de Europese Unie zich gesteld zien (Bureau Bartels, 2004). Het regionaal bestuur, kennisinstituten, intermediairs en het bedrijfsleven kunnen elkaar stimuleren om van eenieders versterkende factor gebruik te maken (IPO, 2005).

Zo ook het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, tussen de Provincies Groningen, Friesland en Drenthe, ziet het belang in van innovatie en wil een bijdrage leveren aan de uitdagingen van de Europese en Centrale Overheid. De Provincies zijn sinds 1992 gebundeld in het samenwerkingsverband en ontwikkelen sindsdien een gezamenlijk beleid voor het Noorden. Bovendien onderhandelt het SNN met het kabinet over zaken die het hele Noorden aangaan. De kerntaak van het SNN is het versterken van de ruimtelijke economische structuur, de versterking van de concurrentiepositie en de toename van de werkgelegenheid van Noord-Nederland8. Dit om

zodoende bij te dragen aan de Lissabon-doelstellingen van de Europese Unie en de gestelde doelen van de Centrale Overheid. Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland wil de kennisintensiteit dan ook versterken en de noordelijke economie verder uitbouwen. Hierin staat de transitie van de relatief traditionele industriële productie-economie naar een kenniseconomie centraal (Strategische agenda, 2005). Economieën kunnen volgens het International Trade Forum en de Strategische Agenda profiteren van innovatie doordat het een belangrijke bijdrage zal leveren aan de groei en de creatie van nieuwe banen (Strategisch agenda, 2005)(International Trade Forum, 2000).

Het SNN ziet innovatie als een middel voor de transitie naar een kenniseconomie (De Koers Verlegd). Het innovatiebeleid richt zich hierbij niet op het gehele bedrijfsleven. Het SNN is selectief en richt

(14)

zich onder andere op speerpuntsectoren. Bij de keuze voor deze sectoren heeft het SNN gelet op de regionale kwaliteiten die zij bezitten en op het sociaal economisch belang voor Noord-Nederland. Dit omdat, volgens De Koers Verlegd, innovaties vooral goed gedijen, wanneer aangesloten wordt bij de aanwezige, gebiedseigen potenties. Kennis en kunde uit de regio kan een belangrijke bron zijn voor kansrijke, structurele economische vernieuwingen (De Koers Verlegd). Het artikel van Porter & Stern (2001) sluit hierop aan. De titel van het artikel zegt het al: ‘Innovation: Location Matters.’ Innovaties worden volgens het artikel sterk beïnvloed door de locatie: de externe omgeving voor innovatie. Organisaties moeten om te innoveren proactief investeren in de sterktes van de lokale omgeving. Tevens geven de schrijvers aan dat organisaties binnen een cluster niet directe concurrenten zijn maar dat een cluster juist een belangrijke bron is voor aanvullende ideeën, producten en diensten (Porter & Stern, 2001).

De speerpuntsectoren hebben volgens het SNN groeiperspectief, maar de organisatie en de ontwikkeling tot samenwerkingsverbanden en netwerken van bedrijfsleven met kennisinstellingen en overheden moet nog (meer) gestalte krijgen omdat dit inspirerend kan zijn voor innovatie (De Koers Verlegd). Het SNN kiest voor een proactieve aanpak waarbij stevig op de speerpunten ingezet moet worden. Regio’s met sterk innoverende netwerken kunnen namelijk veel sneller vooruitgang boeken dan regio’s zonder deze netwerken (Porter & Stern, 2001). De ontwikkeling van nieuwe ideeën, producten, diensten en processen zorgen ervoor dat bedrijven efficiënter kunnen werken en hun concurrentievermogen kunnen verhogen. Bedrijven kunnen hun capaciteit versterken om producten en/of diensten uit te wisselen en op de markt te brengen. Innovatieve processen kunnen als belangrijk middel dienen om de groei en ontwikkeling van regio’s te bevorderen (Frenkel, 2003).

Het bedrijfsleven zelf is de belangrijkste partij in het innovatieproces (De Koers Verlegd) en heeft een belangrijke inbreng in de regionale innovatie performance. Dit betekent dat publieke investeringen en beleid die de nationale innovatie infrastructuur versterken aangemoedigd moeten worden (Porter & Stern, 2001). Ondanks dat Porter & Stern (2001) zich focussen op nationale verschillen van de innovatie performance geven ze aan dat dezelfde bevindingen gelden voor regio’s. De kwaliteit van gemeenschappelijke innovatie infrastructuren verschilt namelijk vaak per regio en samenwerking tussen bedrijven is vaak geografisch geconcentreerd. Tot slot geven Porter & Stern (2001) aan dat de meest effectieve rol voor de overheid niet het subsidiëren van R&D is maar voornamelijk het verbeteren van het innovatief klimaat.

1.4 Totstandkoming van de opdracht

(15)

(overheidsmiddelen) die zich richt op de speerpuntsectoren (Buck Consultants International/EIM, 2007).

Voor dit afstudeeronderzoek bestaat binnen de Provincie Drenthe verder de wens om zich te laten beperken tot twee speerpuntsectoren te weten de Toerisme en Agribusiness sector. Het zijn voor Drenthe twee belangrijke onderscheidende elementen binnen de Drentse economische structuur. De werkgelegenheid in de Toerisme sector is nog steeds van groot belang in Drenthe en zal dat in de toekomst ook blijven. De werkgelegenheid in de Agribusiness sector neemt weliswaar af, maar zal ook in de toekomst nog steeds een belangrijke bron van werkgelegenheid zijn (Strategische agenda, 2005). Tevens is de keuze gemaakt voor voorgaande sectoren aangezien het twee onderscheidende sectoren zijn. De Toerisme sector bestaat uit vele verschillende kleine spelers en de Agribusiness sector bestaat juist uit vele verschillende kleine spelers én een aantal grote verwerkers. De tweede aanleiding voor de opdracht is de behoefte van de Provincie om te weten te komen of er een verschillende aanpak vereist is voor de verschillende sectoren.

De Provincie wil dus een bijdrage leveren aan de versterking van de innovatie performance van Drenthe en zo ook van Nederland. Bij de keuze voor de in te zetten instrumenten zal de Provincie rekening moeten houden met de uiteindelijke gebruikers van de instrumenten. De bedrijven uit de Toerisme en Agribusiness Sector zijn hierbij te typeren als de ‘klant’. Het moet voor de klant aantrekkelijk zijn om gebruik te maken van het product. Deswege is in de opdracht geformuleerd dat bedrijven de instrumenten moeten kunnen en belangrijker zullen gaan gebruiken. In de huidige situatie binnen de Provincie Drenthe is het onduidelijk of men beschikt over de juiste set van overheidsinstrumenten om de bedrijven uit de Toerisme en Agribusiness sector te stimuleren om te gaan innoveren.

Tot slot is de laatste reden voor de formulering van de opdracht de onduidelijkheid over welke mogelijke overheidsinstrumenten er ingezet kunnen worden voor het stimuleren van innovaties. De Provincie heeft er behoefte aan dat er gekeken wordt welke instrumenten er mogelijk ingezet kunnen worden om bedrijven zo effectief mogelijk te kunnen stimuleren.

1.5 Noodzaak verhoging innovatie performance

(16)

MKB-bedrijven zijn nauwelijks gericht op innovatie, weinig strategisch met vernieuwing bezig en/of weten noodzakelijke kennis niet te vinden, vanwege een gebrekkige vraagarticulatie en informatieassemetrie (Buck Consultants International/EIM, 2007)’. De overheid heeft hierin een aanjaag- en faciliterende functie als het gaat om het stimuleren van innovatie (Buck Consultants International/EIM, 2007)(Nischalke & Schöllmann, 2005). Het rapport ‘Ondernemen in Noord-Nederland’ stelt dat innovatie een noodzakelijke voorwaarde is voor het competitief vermogen van de regionale economie.

De innovatie performance in het Noorden blijft achter bij het Nederlandse gemiddelde. Zo komt in ‘Uitgevonden in het Noorden: octrooien als maatstaf voor innovatie in Groningen, Friesland en Drenthe’ naar voren dat Noord-Nederland achter blijft op het gebied van octrooi-activiteit. Een oorzaak hiervan is het geringe aantal bedrijven in het Noorden die actief is op het gebied van octrooien leidende innovatie (Sijtsma, et.al., 2004). De European Regional Innovation Scoreboard laat zien dat het Noorden onder andere ook slecht scoort op het aantal patenten en R&D uitgaven. Uit het onderzoek blijkt dat Drenthe ten opzichte van de overige Nederlandse Provincies niet goed scoort op de regionale innovatie performance. Drenthe staat op plaats 10 van de 12 Nederlandse Provincies (Hollanders, 2006). Tevens geeft het rapport van de ING aan dat het Noorden qua bedrijvendynamiek en stuwende bedrijvigheid achterblijft bij Nederland. Ook het opleidingsniveau, aantal kenniswerkers en aandeel als creatief te beschouwen banen blijven onder het Nederlandse gemiddelde. Op de onderwijs- en kennisinfrastructuur en de fysieke ruimte voor bedrijven scoort Noord-Nederland echter behoorlijk (Peek, Witteveen & Woelderen, 2005). Volgens verschillende EIM rapporten zijn de innovatieve inspanningen en de Innovatieve output van het Noorden onder het Nederlands gemiddelde. Dit blijkt uit de vergelijking van 40 COROP gebieden waar de aanwezigheid van innovatieve MKB-bedrijven is onderzocht. Om de innovativiteit van bedrijven te meten zijn er verschillende indicatoren gebruikt. In de EIM data komt naar voren dat het Noorden gemiddeld dan wel onder gemiddeld scoort ten opzichte van het nationaal niveau (van de Graaf, de Jong & Muizer, 2003)(Telussa, de Jong & Sipma, 2006).

(17)

speerpuntsectoren. Innovatie is volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek een indicatie voor het vermogen van een economie om productieprocessen anders in te richten of om nieuwe producten/diensten op de markt te brengen.

Tot slot is een extra impuls voor innovatiestimulering vanuit de overheid gerechtvaardigd omdat een verhoging van de innovativiteit kan leiden tot productiviteitsgroei. Deze is niet rechtstreeks toe te wijzen aan de productiefactoren kapitaal en arbeid, maar komt voort uit een veranderde ‘samenwerking’ tussen de productiefactoren, bijvoorbeeld doordat het productieproces anders wordt ingericht (CBS, 2007).

Concluderend is innovatie van belang voor economische groei, concurrentievermogen en het regionale bedrijfsleven en daarmee ook voor de werkgelegenheid (Peek, Witteveen & Woelderen, 2005)(CBS, 2007). De overheid zal hierin een effectieve rol moeten spelen in het versterken van de innovatie performance (Porter & Stern, 2001). De middelen die de Provincie inzet om bedrijven aan te moedigen om meer te gaan innoveren worden overheidsmiddelen of instrumenten genoemd.

Om te bepalen hoe innovatief (wordt de innovatie performance genoemd) een land of regio is wordt er in de bestaande literatuur gebruik gemaakt van een divers aantal innovatie-indicatoren. Sommige artikelen gebruiken bijvoorbeeld alleen de R&D uitgaven om te bepalen hoe innovatief een land is en anderen gebruiken een groot aantal indicatoren. In de artikelen komt overeen dat een land of regio het meest innovatief is (we spreken dan over een hoge innovatie performance) als er goed gescoord wordt op de gebruikte innovatie-indicator(en). Er is in het Noorden sprake van een lage innovatie performance omdat op de vele innovatie-indicatoren die gebruikt worden om de performance te meten onder de maat gepresteerd wordt (zie figuur 1.2).

(18)

Figuur 1.2: Innovatie-indicatoren waarop het Noorden laag scoort

1.6 Analyse

Zoals al eerder genoemd is het doel van het vooronderzoek het komen tot een meetbare probleemstelling. Deze moet echter niet alleen meetbaar zijn maar ook specifieke, acceptabele, realistische en tijdsgebonden (SMART). De Provincie Drenthe heeft een probleemsituatie en ziet deze situatie graag verbeteren door middel van de eerder geformuleerde opdracht. De huidige opdracht is echter nog niet geheel helder. De aanleiding en de noodzaak van het onderzoek zijn reeds weergegeven. De probleemsituatie moet echter nog verder geanalyseerd worden. In het vooronderzoek zal er dan ook sprake zijn van diagnosticeren. Diagnostisch onderzoek is volgens de Leeuw (2000) erop gericht om het probleem scherp te krijgen (zie figuur 1.3) zodat uiteindelijk gedurende het hoofdonderzoek de transformatie van een probleemsituatie in een verbeterde situatie plaats kan vinden (zie figuur 1.4).

Figuur 1.3: Het diagnoseproces als transformatie

Figuur 1.4: Het verbeteringsproces als transformatie

Transformatie: het diagnoseproces De output: Scherp gesteld organisatieprobleem De input: Vage probleemsituatie Lage innovatie performance Aandeel creatief te beschouwen banen is laag

Bedrijven zijn weinig strategisch met vernieuwing bezig Bedrijven zijn

nauwelijks gericht op innovatie

Lage R&D uitgaven Laag opleidingsniveau

Laag percentage kenniswerkers

Lage omzet met nieuwe en verbeterde

producten/diensten

Laag aantal afgestudeerden in wetenschap & techniek

Lage octrooi activiteit

(19)

verandering. Hierbij wordt de probleemstelling als uitgangspunt voor de beschouwingen genomen. De probleemsituatie wordt vervolgens gedefinieerd als elke situatie die voor het management, hier de Provincie Drenthe, aanleiding is om verbetering of vernieuwing na te streven. Volgens de Leeuw (2000) is een probleemsituatie een systeem van een of meerdere problemen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de perceptie en de werkelijkheid. Een probleem wordt door de Leeuw (2000) als volgt gedefinieerd: ‘Een probleem is een ongewenst verschil tussen het bestaande en het gewenste systeem. De beoordeling gaat uit van doelstellingen en geschiedt indirect aan de hand van een model.’ Diegene met het probleem is te typeren als de probleemhebber (PH).

Doordat problemen nooit objectieve eigenschappen zijn van de werkelijkheid is het volgens de Leeuw van groot belang dat duidelijk wordt gemaakt wat de rol van de doelstelling is. Er moet expliciet gemaakt worden wat de doelstellingen precies zijn en van wie deze doelstellingen afkomstig zijn. Er wordt duidelijk wie welk probleem heeft. Er kan hierbij weer onderscheid gemaakt worden in perceptie-, doel- en realiteitsproblemen. Het is van belang dat hier een onderscheid in gemaakt wordt aangezien de verschillende soorten problemen een ander soort aanpak vereisen. Alleen bij realiteitsproblemen moet de oplossing gezocht worden in het veranderen van de realiteit (de Leeuw, 2000).

Als eerste wordt er dus gediagnosticeerd voor de verscherping van het probleem. In voorgaande paragrafen is reeds vastgesteld dat er een noodzaak is tot innovatiestimulering. Er is gebleken dat het voor het Noorden noodzakelijk is dat bedrijven meer gaan innoveren om de achterblijvende innovativiteit met de rest van Nederland in te halen. De genoemde oorzaken hiervan zijn onder andere dat bedrijven nauwelijks gericht zijn op innovatie, weinig strategisch met vernieuwing bezig zijn en dat bedrijven de noodzakelijke kennis niet weten te vinden. Uit de bestaande literatuur is naar voren gekomen dat versterking van deze factoren van belang is voor de versterking van de regionaal economische structuur. De overheid, hier de Provincie Drenthe, kan een effectieve rol spelen in het versterken van de innovatie performance (Porter & Stern, 2001). De Provincie Drenthe wil bedrijven uit de Toerisme en Agribusiness sector effectiever en gerichter stimuleren zodat men meer gaat innoveren.

Voorgaande formuleringen zijn echter het resultaat van een modellering vanuit een bepaald perspectief van de Provincie. Deze modellering mag volgens de Leeuw (2000) niet blindelings overgenomen worden zonder zelf na te gaan of er sprake is van een bruikbare stilering. Uit de onderzoeken van Buck Consultants International & EIM (2007) blijkt daadwerkelijk dat extra inspanningen door de overheid, en dus ook van de Provincie Drenthe, legitiem zijn vanwege de achterblijvende innovatiegraad van het Noorden.

(20)

tussen de problemen in kaart wordt gebracht (de Leeuw, 2000). Tevens worden de belangen van de overige spelers uit het speelveld van innovatiestimulering meegenomen in de analyse.

Om de probleemsituatie verder te beoordelen wordt er gebruik gemaakt van twee methoden zonder referentiemodel te weten de PH-analyse en de belanghebbendenanalyse. In zekere mate lijken deze twee methoden op elkaar. Dit omdat probleemhebbers ook belanghebbenden zijn. Een PH-analyse is echter voornamelijk intern (de Leeuw, 2000).

1.6.1 PH-analyse

Volgens de Leeuw (2000) moet een PH-analyse resulteren in een helder antwoord op de vraag: Wie heeft welke problemen met het functioneren van welke (deel)systemen van de organisatie. Tevens zal er een voorlopig antwoord verkregen moeten worden op de vraag hoe deze problemen met elkaar samenhangen.

Als eerste komt de wie-vraag aan bod. De probleemhebbers zullen geïdentificeerd worden en de kluwen van de probleemhebbers worden geanalyseerd. Klachten richten zich vaak op de (vermeende) oorzaak van het probleem. De klachten ten behoeven van het ontwerp moeten echter functioneel hergeformuleerd worden. De problemen met het functioneren staan centraal. Er zal nagegaan worden op welk deelsysteem de problematiek betrekking heeft. Tot slot wordt er een model gegeven waarin de probleemkluwen en de samenhang ertussen worden weergegeven (de Leeuw, 2000).

Provincie Drenthe: De geformuleerde opdracht komt vanuit de voormalige productgroep Economie

(21)

stimuleert. Dit zodat het een positieve uitwerking heeft op de verschillende factoren die de innovatie performance negatief beïnvloeden.

1. Binnen de Provincie Drenthe zijn er geen concrete doelen omtrent innovatiestimulering. Men wil dat bedrijven meer gaan innoveren zodat dat een positieve uitwerking zal hebben op de regionaal economische structuur, groei en concurrentiepositie. De innovatie performance moet omhoog. Dit zijn echter geen concrete doelen. Ondanks dat de Provincie geen winstoogmerk heeft zullen er echter onderzoekbare doelen voor de innovatie-indicatoren gesteld moeten worden om uiteindelijk te kunnen meten of een bepaald instrument effectief is. Er zal gebruik gemaakt moeten worden van innovatie-indicatoren. In de literatuur wordt een grote verscheidenheid aan indicatoren gebruikt om de innovatie performance te meten. Voor dit afstudeeronderzoek is het van belang dat de voor de Provincie Drenthe relevante innovatie-indicatoren geselecteerd worden.

2. Het is binnen de Provincie onduidelijk welke instrumenten er allemaal gebruikt kunnen worden voor het stimuleren van innovaties. Het gevolg hiervan is dat de productgroep Economie niet de meest effectieve middelen voor het stimuleren van innovaties in kan zetten. Ondanks dat de overige Nederlandse Provincies en verschillende intermediairs ook innovaties stimuleren is er tot nu toe weinig aandacht besteed aan het inventariseren van de mogelijke instrumenten. Er is nog niet in kaart gebracht met welke instrumenten de Provincie bedrijven gericht kan stimuleren en bedrijven de steun kan leveren die ze nodig hebben voor het doorlopen van het innovatieproces.

3. Het is binnen de Provincie Drenthe onduidelijk wat de specifieke behoeften zijn van de bedrijven uit de Drentse Toerisme en Agribusiness sector. Het gevolg hiervan is dat er geen instrumenten gebruikt worden die aansluiten op de behoeften van de bedrijven. Vraag en aanbod sluiten niet op elkaar aan. Volgens Huizingh kan klantinput, bijvoorbeeld door het inventariseren van de behoeften, nuttig zijn voor productverbeteringen. Als product moet hier dan het overheidsinstrumentarium gezien worden die de bedrijven moeten stimuleren9.

Gedurende het hoofdonderzoek zullen de bedrijven uit de sectoren in het productontwikkelingsproces betrokken worden.

Bovenstaande problematiek heeft betrekking op de productgroep Economie van de Provincie Drenthe. De productgroep Economie is de grens waarbinnen het onderzoek plaats zal vinden. Het onderzoek zal zich beperken tot de instrumenten die door de productgroep Economie ingezet zouden kunnen worden in de Drentse Toerisme en Agribusiness sector.

(22)

Figuur 1.5: de probleemkluwen van de productgroep Economie van de Provincie Drenthe

De bovengenoemde problemen leiden gezamenlijk tot het kernprobleem (figuur 1.5). Het kernprobleem bij de Provincie Drenthe is dat ze de Toerisme en Agribusiness sector nog niet effectief kunnen stimuleren. Dit komt als eerste doordat het onduidelijk is welke doelen behaald moeten worden. Het doel zal dan ook verder geconcretiseerd moeten worden zodat uiteindelijk vast te stellen is welke instrumenten voor de Provincie het meest gewenste resultaat zullen opleveren. Hiervoor zal er als eerste vastgesteld moeten worden aan welke innovatie-indicatoren, die gebruikt worden voor het vaststellen van de innovatie performance, de Provincie meer waarde hecht. Hierdoor ontstaat een rangschikking van indicatoren. Verder is het onduidelijk wat de belangen zijn van de partijen die het uiteindelijk moeten gaan gebruiken en dat onduidelijk is welke mogelijkheden er zijn op het gebied van overheidsinstrumenten. Het is nog onduidelijk wat overige Provincies/intermediairs doen op het gebied van innovatiestimulering.

Voorbeelden effectieve instrumenten: Het onderzoek van Bucks Consultants International/ EIM

(2007) evalueert reeds generieke overheidsinstrumenten die ingezet worden voor innovatiestimulering. In het onderzoek worden verschillende regelingen/instrumenten geëvalueerd aan de hand van innovatie-indicatoren. Er is reeds naar voren gekomen dat extra overheidsingrijpen in het Noorden noodzakelijk is. Er is echter nog niet gebleken dat innovatiestimulering door overheden, intermediairs en dergelijke überhaupt bij kan dragen aan de versterking van de innovatie performance. Uit onderstaande voorbeelden kan afgeleid worden dat er in het Noorden reeds effectieve instrumenten bestaan die bijdragen aan de versterking van de innovatie performance (Buck Consultants International/EIM, 2007).

De Noordelijke Innovatie OndersteuningsFaciliteit (NIOF) wil activiteiten stimuleren op het gebied van innovatie, export, marketing en samenwerking in het midden- en kleinbedrijf (MKB). Er wordt subsidie verstrekt voor externe advieskosten en de loonkosten van een exportmedewerker. Ondanks dat het overgrote deel van de Toerisme en Agribusiness sector buiten deze regeling valt kan ermee

Effectiviteit van huidige innovatie stimuleringsinstrumenten van de Provincie Drenthe zijn niet optimaal Behoeften bedrijven Toerisme en

Agribusiness sector onduidelijk: Provincie is niet ‘klantgericht’ (vraag)

De Provincie Drenthe ontbreekt kennis over stimuleringinstrumenten voor innovatie (aanbod)

(23)

verbetering van het arbeidsproces (innovatie-indicator) als effect van het gebruik van de regeling (Buck Consultants International/EIM, 2007).

Verder geeft het onderzoek aan dat verschillende intermediaire organisaties projecten hebben waarmee ze de innovatie performance van bedrijven willen bevorderen. De intermediaire organisaties verlagen met de makel- en schakelrol de drempel voor innovatie. Het rapport concludeert dat o.a. de financiering van innovatie, clustervorming, de makel- en schakelrol en de ondersteuning vanuit intermediairs, instrumenten zijn met het gewenste effect en aansluiten op de behoeften (Buck Consultants International/EIM, 2007).

1.6.2 Belanghebbendenanalyse

In beginsel geldt volgens de Leeuw (2000) dat een organisatie, hier de Provincie, alle stakeholders tevreden moet houden om niet in moeilijkheden te geraken. Dit geldt ook voor deelsystemen. Doordat de systeemgrens getrokken is bij de productgroep Economie van de Provincie is er sprake van een deelsysteem. ‘Als een organisatieonderdeel de beoogde functie niet (goed) vervult, is dat reden eraan te werken.’ Volgens de Leeuw (2000) is de mate waarin je de belanghebbenden bediend van belang voor hun bijdrage aan continuïteit. Bij de analyse van de belanghebbenden vallen twee vragen uiteen die hieronder beantwoord zullen worden.

1. Wie zijn de belanghebbenden en welke functie vervult de productgroep Economie van de Provincie Drenthe voor elk van hen?

2. Welke eisen en/of wensen hebben de belanghebbenden en in hoeverre wordt daaraan voldaan?

Hieronder komen de verschillende belanghebbenden aan bod. Onderstaande partijen hebben er belang bij dat bedrijven effectief gestimuleerd worden om te gaan innoveren.

Europese Unie: Archibugi en Coco (2005) geven aan dat het probleem van Europa is dat Europa nog

steeds achter loopt op zijn belangrijkste concurrenten Japen en de Verenigde Staten. Er is sprake van een realiteitsprobleem aangezien uit onder andere hun onderzoek en uit de European Innovation Scoreboard (2006) naar voren komt dat Europa voornamelijk achter loopt op R&D investeringen en de generatie van innovaties. De Europese Unie is te typeren als belanghebbende. Om deze achterstand op de belangrijkste concurrenten in te halen heeft de EU in 2000 zich als doel gesteld om in 2010 de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie ter wereld te worden. Innovatie wordt hierbij door de Europese unie gezien als een belangrijk middel die bijdraagt aan groei en de versterking van het concurrentievermogen van de EU. De versterking van de regionale prestaties door landen dan wel Provincies op het gebied van innovatie dragen bij aan de verdere ontwikkeling van de nationale innovatie performance en dragen zo weer bij aan de versterking van het innoverend vermogen van Europa. Een betere score op verschillende innovatie-indicatoren heeft er reeds voor gezorgd dat het gat, op het gebied van innovatie, tussen Europa en Japan en voornamelijk ten opzichte van de VS verkleind is (European Innovation Scoreboard, 2006).

(24)

het gat tussen Europa en Japan en de VS nog verder verkleind zal worden. Effectieve innovatiestimulering door de Provincie Drenthe kan hieraan bijdragen.

Centrale overheid: De centrale overheid is tevens te typeren als belanghebbende. Het ministerie van

Economische Zaken is verwantwoordelijk voor de implementatie van de Lissabonstrategie in Nederland. De versterking van het innovatievermogen vormt hierin een belangrijk onderdeel10. Het

Ministerie van Economische zaken verstaat hierbij onder innovatie vermogen: de verzameling kennis, competenties en middelen die een bedrijf nodig heeft om innovaties te kunnen realiseren. Nederland wil zijn positie op het terrein van innovatie versterken en wil in 2010 tot de top 5 behoren. Dit omdat door nieuwe producten/diensten, efficiëntere processen etc het hoofd in de moderne economie geboden kan worden aan de sterke concurrentie. Volgens het Economische Bureau ING is een voor innovatie gunstig ondernemingsklimaat goed voor de bedrijvigheid en dus voor de economische groei en werkgelegenheid (Peek, Witteveen & Woelderen, 2005). Er is echter sprake van een doelprobleem. Nederland wil in 2010 bij de top 5 van Europa gaan behoren op het gebied van innovatie. Uit het onderzoek van het Economisch bureau van ING komt echter naar voren dat Nederland op het gebied van innovatie juist steeds verder achter raakt bij de top van Europa. Voor Nederland is er sprake van een stagnerend innovatief vermogen terwijl veel andere landen bezig zijn met een inhaalslag (Peek, Witteveen & Woelderen, 2005). Het gestelde doel om in 2010 op het gebied van innovatie bij de top 5 te horen is dan ook niet realistisch. Dit wil echter wel zeggen dat overheidsingrijpen op het gebied van innovatiestimulering juist legitiem zijn wegens de markt- en systeemfalen om zo de achterstand bij de top van Europa te kunnen verkleinen (Buck Consultants International/EIM, 2007). Dit is weer van belang omdat innovatie een noodzakelijke voorwaarde is voor het competitief vermogen van de (regionale) economie (Buck Consultants International/EIM, 2007).

De overheid heeft er belang bij dat geheel Nederland sterk scoort op de innovatie performance. Ter bevordering van de innovatie performance werkt EZ aan optimale omstandigheden voor innovatie door bedrijven. Dit is voornamelijk gericht op het MKB en voor de Nederlandse economie belangrijke innovatiethema’s (de pieken en speerpuntsectoren)11. Een regionale aanpak, door middel van

stimuleringsinstrumenten, door de Provincies is hier een onderdeel van.

Intermediairs: Intermediairs zijn organisaties die vraag en aanbod in de markt op elkaar laten

(25)

intermediairs leiden tot meer klanten. Intermediairs hebben er dan ook belang bij dat bedrijven gestimuleerd worden, bijvoorbeeld door de Provincie, om te gaan innoveren.

Bedrijven: De overheid wil door het inzetten van verschillende instrumenten ervoor zorgen dat

bedrijven meer gaan innoveren. Voor de verschillende instrumenten is dan wel een ondersteuningsbehoefte van bedrijven noodzakelijk. Tot nu toe is er echter door de Provincie Drenthe niet bij de bedrijven uit de sectoren geïnformeerd of ze er überhaupt wel belang bij hebben om te gaan innoveren en of ze daarbij ondersteuning nodig hebben.

Wil de Provincie bedrijven echter effectief stimuleren dan zou men eerst moeten weten of bedrijven wel behoefte hebben aan innoveren. Uiteindelijk zal ook duidelijk moeten worden wat de specifieke behoeften zijn van de bedrijven uit de Toerisme en Agribusiness sector. Dit zal pas later in het afstudeeronderzoek aan bod komen omdat bedrijven vaak alleen instrumenten uitvoerig kennen waar ze ervaring mee hebben12. Als eerste worden hier dan ook de gemeenschappelijke behoeften van het Noordelijke bedrijfsleven weergegeven.

Uit een onderzoek van KPMG (2006) komt naar voren dat bedrijven (met minimaal 50 werkzame personen) het erover eens zijn dat innovatie van groot belang is voor de toekomst van bedrijven: 44% van de bedrijven is het hier mee eens en 40% is het hier helemaal mee eens. Tevens komt in dit onderzoek naar voren dat de meerderheid van de bedrijven (57%) van mening is dat de overheid te weinig doet aan het stimuleren van innovatie. Buck Consultants International en EIM (2007) hebben hier ook uitvoerig onderzoek naar gedaan. De eventuele behoeften aan ondersteuning bij innovatie verschilt volgens deze bureaus afhankelijk van de fase in het vernieuwingsproces waarin het bedrijf zich bevindt. Zo is een precommerciële fase risicovol en is overheidssteun gerechtvaardigd om meer bedrijven deze noodzakelijke stap te laten zetten. Het rendement van deze overheidssteun is dan wel wisselend maar zonder deze stimulering zouden veel ideeën op de plank blijven liggen. De commercialisatie fase levert volgens de onderzoekbureaus meer rendement op van de overheidssteun, maar kent meer gevaar van ongeoorloofde staatssteun. Tot slot is de opschalingsfase een zaak van het bedrijfsleven zelf en vergt geen overheidssteun. Buck Consultants International/EIM (2007) hebben gedurende hun onderzoek de volgende behoeften bij bedrijven geconstateerd.

De noodzaak voor een gedegen vernieuwingsstrategie wordt lang niet altijd onderkend of men weet de strategie geen vorm te geven. De behoefte aan een strategische aanpak is dan ook meestal niet zozeer manifest als wel latent aanwezig.

Als tweede hebben bedrijven behoefte aan menskracht, zowel intern als extern, om een vernieuwing daadwerkelijk tot stand te brengen. Bedrijven kunnen vaak onvoldoende tijd vrijmaken om systematische vernieuwingsprojecten aan te pakken en ook schiet de kennis vaak tekort.

Ten derde heeft men behoefte aan de inhuur van specifieke expertise op specifieke onderdelen van het groeitraject. Dit kan bijvoorbeeld geleverd worden door Syntens.

Men heeft tevens behoefte aan financiële middelen voor vernieuwingstrajecten. Men heeft er behoefte aan om te kunnen investeren in menskracht, expertise, productiefaciliteiten, marktverkenningen, uitbreiding e.d.

(26)

Tot slot is er behoefte aan netwerkvorming met collega-bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen en/of concurrenten om ervaringen uit te wisselen, competenties te poolen, vernieuwende oplossingen te bedenken etc. Samenwerking met anderen leidt vaak, naast eigen ideeën en R&D, tot innovatie. Samenwerking kan volgens onder andere Buck Consultants International/EIM (2007) en Porter & Stern (2001) gestimuleerd worden door clusterprojecten waarin gezamenlijk naar product-, proces- of marktvernieuwing gezocht wordt.

Uit het onderzoek van KPMG (2006) komt naar voren dat bedrijven vinden dat de overheid nog te weinig doet aan het stimuleren van innovatie. Buck Consultants International/EIM (2007) geven in hun onderzoek aan dat instrumenten die moeten bijdragen aan het versterken van de innovatie performance in ieder geval de volgende elementen moeten bevatten: ondersteuning bij vraagarticulatie, bewustwording/voorlichting, toegang verschaffen van benodigde kennis/expertise uit netwerk en financiering.

Conclusie: Het belang van het versterken van de innovatie performance van Drenthe wordt zowel

door de Centrale overheid als de Europese overheid onderkend. Een verhoging van de innovatie performance in Drenthe zal tevens bijdragen aan de innovatie performance van Nederland en Europa. Een eenduidige gedachtegang over hoe de overheid bij kan dragen aan de versterking van de innovatie performance ontbreekt echter. Het zijn uiteindelijk de bedrijven zelf die de innovaties zullen moeten realiseren. De overheid kan alleen instrumenten inzetten waardoor bedrijven gestimuleerd/aangemoedigd worden om te gaan innoveren. Het is bij de Provincie Drenthe nog onduidelijk met welke concrete instrumenten de innovatie performance versterkt kan worden.

In bovenstaande is naar voren gekomen dat bedrijven ook belanghebbenden zijn. De bedrijven hebben behoefte aan overheidssteun. Bedrijven willen vernieuwen zodat ze voortdurend kunnen blijven opboksen tegen de veranderende concurrentie. De Provincie Drenthe wil komen tot een effectief instrumentarium. Het instrumentarium is hierbij effectief te noemen als de Provincie de vastgestelde doelen zal behalen (Cameron, 1986). Dit wil zeggen door de juiste dingen te doen. Het vastgestelde doel is met een instrumentarium de te selecteren innovatie-indicatoren te verhogen/versterken door het instrumentarium te laten aansluiten op de behoeften van de bedrijven. Daarom is het van groot belang dat gedurende het onderzoek tevens de behoeften van bedrijven uit de Toerisme en Agribusiness sector geïnventariseerd worden zodat de instrumenten hierop goed kunnen inspelen.

(27)

HOOFDSTUK 2: INNOVATIE PERFORMANCE

De innovatie performance van bedrijven, regio’s, landen e.d. kan niet als zodanig gemeten worden. In de bestaande literatuur wordt er dan ook veelvuldig gebruik gemaakt van een grote verscheidenheid aan innovatie-indicatoren. Ook in dit afstudeeronderzoek zal er gebruik worden gemaakt van innovatie-indicatoren om zodoende vast te kunnen stellen of een indicator versterkt/verhoogt zal worden door de stimuleringsinstrumenten van de Provincie Drenthe. Er wordt hierbij gekeken naar de versterking van de indicatoren in de Drentse Toerisme en Agribusiness sector. Niet alle indicatoren zullen vanwege de sectoren van belang zijn voor de Provincie Drenthe. De indicatoren waarvan de Provincie het belangrijk vindt dat ze versterkt worden, zullen geselecteerd worden. Als eerste zal er echter een definitie gegeven worden van innovatie.

2.1 Innovatie

In bovenstaande wordt veelvuldig gesproken over innovatie. Maar wat wordt er nu verstaan onder innovatie? In de bestaande literatuur worden vele definities van innovatie gegeven. Definities die vaak terugkomen zijn die van Schumpeter en van de Organisatie van Economische samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Schumpeter (1934) geeft de definitie: ‘doing things differently in the realm of economic life’. Hij noemt in dit verband ook wel ‘het realiseren van nieuwe combinaties’. De OESO (1991) geeft echter de volgende omschrijving van innovatie: ‘Innovation is an iterative process initiated by the perception of a new market and/or new service opportunity for a technology-based invention which leads to development, production, and marketing tasks striving for the commercial success of the invention. (OECD, 1991 in: Garcia & Calantone, 2002)’ Deze definitie heeft een eenzijdige keuze voor technologie. Het SNN, en dus ook de Provincie Drenthe, gaat echter uit van innovatie in den brede zin van het woord. Het gaat hierbij niet alleen om productinnovaties maar ook om bijvoorbeeld proces- en marktinnovaties (De Koers Verlegd). Volgens Jorna et. al. (2004) is een innovatie relatief, en hoeft niet volledig, radicaal en nooit eerder gerealiseerd te zijn. Een vernieuwing kan elders al uitgevonden zijn, maar nog niet in desbetreffende organisatie. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een innovatie als het nieuw is voor de organisatie of nieuw voor de Provincie etc. Dit is terug te vinden in de definitie van West en Farr (1990) waar innovatie gedefinieerd wordt als: ‘Een innovatie is de bedoelde of vooropgezette introductie of toepassing van ideeën, processen, producten of procedures, die nieuw zijn voor de relevante adoptie-eenheid, met de bedoeling duidelijk ten voordele te zijn van het individu, de groep, de organisatie dan wel de samenleving in zijn geheel’. In deze definitie is innovatie context gebonden en sluit aan bij wat het SNN verstaat onder innovatie. Gedurende het verslag zal bovenstaande definitie gehanteerd worden.

2.2 Innovatie-indicatoren

(28)

onderscheid gemaakt in input-, output- en procesindicatoren (CBS, 2007). Volgens EIM ligt de innovatiekracht van een bedrijf duidelijk in het samenspel van deze indicatoren (van de Graaf, de Jong & Muizer, 2003). Aan de hand van outputindicatoren worden de uitkomsten van innovatie getoond. Een voorbeeld hiervan is de omzet die behaald wordt met innovatieve producten. Een innovatie komt echter niet vanzelf tot stand. Daarom wordt er ook een onderscheid gemaakt in procesindicatoren. Deze indicatoren geven het innovatieproces weer waar input via het proces wordt verwerkt tot output. Een voorbeeld hiervan is volgens het CBS technologische samenwerking. Indicatoren als R&D-uitgaven door bedrijven zijn te typeren als inputindicatoren. Dit zijn indicatoren die aantonen in welke mate bedrijven bereid zijn om te investeren in het ontwikkelen van nieuwe kennis. Er is sprake van zowel technologische (aantal innovatie, R&D-uitgaven e.d.) als niet-technologische aspecten van innovatie (zoals samenwerken met andere partijen)(CBS, 2007). Een verhoging van de innovativiteit van de sectoren gaat dan ook niet alleen over de technologische maar ook over de niet-technologische aspecten van innovatie (van de Graaf, de Jong & Muizer, 2003). De definitie die van de Graaff, de Jong en Muizer (2003) gebruiken voor niet-technologische aspecten van innovatie is de volgende: ‘De bedrijfskundige aspecten die van invloed zijn op het vermogen van bedrijven om op ideeën te komen en deze met succes te ontwikkelen tot nieuwe technologieën of technologisch nieuwe of verbeterde producten.’

(29)

Figuur 2.1: Innovatie-indicatoren

2.2.1 R&D uitgaven (input)

Een veelgebruikte indicator in de wetenschappelijke literatuur voor het meten van de innovatie performance van bedrijven zijn de R&D uitgaven. Deze indicator is te typeren als een inputindicator. De R&D uitgaven worden veelvuldig opgedeeld in publieke en private R&D uitgaven. Het afstudeeronderzoek zal zich hier echter beperken tot de private R&D uitgaven aangezien de Drentse Toerisme en Agribusiness centraal staan.

Volgens de European Regional Innovation Scoreboard (2006) zijn R&D uitgaven een van de grootste drivers van economische groei in een kenniseconomie. Volgens het rapport is het van belang voor het versterken van het concurrentievermogen en het welzijn van de EU. R&D uitgaven is essentieel voor de transitie naar een kenniseconomie en voor het verbeteren van productietechnologie en het stimuleren van groei. R&D uitgaven van bedrijven zijn van groot belang voor het ontwikkelen van nieuwe kennis.

Ook het Centraal Planbureau maakt gebruik van R&D uitgaven als innovatie-indicatoren omdat deze uitgaven volgens het CPB aanzienlijk bijdragen aan de economische groei. Een verhoging van de R&D uitgaven zullen het BBP laten toenemen13. Echter Buck Consultants International/EIM (2007)

vinden R&D uitgaven voor het MKB een minder geschikte indicator. Ze geven aan dat volgens Tidd, Bessant & Pavitt (2005) deze indicator echter stamt uit een tijdperk waar innovatie nog werd

13 http://www.cpb.nl/nl/news/2005_28.html

R&D uitgaven

Uitgaven aan innovatie

Gebruik extern netwerk

Kennisgebruik

Gebruik nieuwe technologieën

Uitgaven aan training & opleidingen

Samenwerkingsverbanden

Strategische aandacht voor vernieuwing en verandering

Aantal octrooiaanvragen

(deels) nieuwe producten/diensten

Omzetaandeel (deels) nieuwe

(30)

gedefinieerd als de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën of technologische producten. In de industriële sector is R&D zeer belangrijk, maar voor onderzoek in het brede MKB, wat voor een groot deel het geval is in de Toerisme en Agribusiness sector, is het een minder geschikte indicator omdat het merendeel van het MKB geen expliciete aandacht besteedt aan R&D.

2.2.2 Uitgaven aan innovatie (input)

De uitgaven aan innovatie behelzen de gehele range aan innovatie activiteiten. Dit wil zeggen R&D uitgaven in het bedrijf, R&D uitgaven van buiten het bedrijf, uitgaven ter verbetering van bedrijfsprocessen, machines en materiaal gekoppeld aan product- en procesinnovatie, uitgaven voor de benodigde patenten en licenties, uitgaven aan het industrieel ontwerp, training en de marketing van de innovaties. Deze indicator wordt gebruikt om te kijken of de totale uitgaven aan innovatie door de ingezette instrumenten van de Provincie verhoogd zullen worden. Deze indicator heeft een gedeeltelijke overlap met de R&D uitgaven van bedrijven maar is beter geschikt als indicator voor het MKB. Het merendeel van de MKB bedrijven besteedt niet of nauwelijks expliciete aandacht aan R&D (van de Graaf, de Jong, Muizer, 2003).

2.2.3 Mate van gebruik extern (kennis)netwerken (input)

Het gebruik van externe netwerken is tevens een veelgebruikte inputindicator. Het geeft een indicatie over hoeveel bedrijven met externe partijen in contact komen om zodoende nieuwe kennis op te doen. Voor veel midden- en kleinbedrijven is een extern netwerk zeer waardevol omdat het de eigen beperkingen zodoende kan compenseren. Het onderhouden van contacten met externe partijen (leveranciers, universiteiten, kennisinstituten, klanten, concurrentie, etc.) biedt volgens EIM (2003) kansen om trends en ontwikkelingen uit de omgeving op te pikken. Dit is van belang omdat bedrijven zodoende dit kunnen gebruiken om te vernieuwen en te verbeteren (van de Graaf, de Jong & Muizer, 2003).

2.2.4 Gebruik kenniswerkers (input)

Volgens EIM is hooggekwalificeerd personeel één van de randvoorwaarden waaraan voldaan moet zijn om überhaupt innovatief te kunnen zijn. Het gebruik van kenniswerkers is dan ook een input indicator die gebruikt wordt voor het meten van innovatie. Kenniswerkers worden door Peek et. al. (2005) gedefinieerd als diegenen die werkzaam zijn in de hogere en wetenschappelijke functies. Een versterking van deze indicator zal dan ook een positieve bijdrage leveren aan de innovatie performance van de sectoren.

2.2.5 Gebruik nieuwe technologieën/processen (input)

(31)

2.2.6 Uitgaven aan training en opleiding (input)

De uitgaven aan training en opleiding is de laatste input indicator voor innovatie. Een verhoging van de uitgaven aan training en opleiding geeft een indicatie dat het bedrijf vernieuwend bezig is. Het bedrijf ziet het belang in van kennis. Zoals al eerder genoemd is goed gekwalificeerd personeel van groot belang om innovatief te kunnen zijn. Volgens het European Regional Innovation Scoreboard (2006) moeten individuen continu nieuwe leren om zodoende nieuwe ideeën te ontwikkelen en nieuwe vaardigheden te creëren.

2.2.7 Mate van samenwerking met anderen: Researchinstellingen, onderwijsinstellingen, bedrijven e.d. (proces)

Dit is een indicator waarmee de mate waarin bedrijven voor innovatie activiteiten samenwerkingsverbanden aangaan met onderzoeksinstellingen, onderwijsinstellingen en/of andere bedrijven. Dit is met name voor kleinere bedrijven een goede indicator, wat het geval is in de Toerisme en Agribusiness sector, omdat praktisch alle grote bedrijven betrokken zijn in een innovatie samenwerkingsverband (European Innovation Scoreboard, 2006). Goede samenwerkingsverbanden met andere partijen in de bedrijfsomgeving kan volgens EIM (2003), behalve in een beter inzicht in de wensen van de klanten en de realiseerbaarheid van innovatieve ideeën, resulteren in daadwerkelijke participatie van deze partijen in de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten. ‘Samenwerken met andere partijen kan uitkomst bieden om een tekort aan middelen te ondervangen en de risico’s van het mislukken van een innovatieproject te verkleinen (van de Graaf, de Jong, Muizer, 2003)’.

2.2.8 Mate van strategische aandacht voor vernieuwing en verandering (proces)

Strategische aandacht voor vernieuwing en verandering is te typeren als een proces-indicator. De manier waarop de input omgezet wordt in innovatie-output is een belangrijk aspect van de innovativiteit. Een bedrijf met een hoge mate van strategische aandacht voor vernieuwing en verandering resulteert volgens EIM (2003) vaak in een bedrijfscultuur die ondersteunend is aan innovatie. Een strategie die zich in hoge mate richt op vernieuwing en verandering ‘geeft richting en betekenis aan innovatieve inspanningen, leidt tot synergie tussen activiteiten in een bedrijf, is een middel om het belang van innovatieve aan medewerkers te benadrukken en voorkomt dat zij innovatie zien als een ad-hocproces.’ Om de mate van strategische aandacht voor vernieuwing en verandering van een bedrijf te bepalen wordt er gekeken in hoeverre deze aandacht voor innovatie is vastgelegd in een vernieuwingsplan. Er wordt hierbij gekeken in hoeverre bedrijven doelstellingen op het gebied van vernieuwing en verandering vastleggen in een schriftelijk plan (van de Graaf, de Jong, Muizer, 2003).

2.2.9 Aantal Octrooiaanvragen (output)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A regulation issued by the Ministry of Agriculture in early 2017 allowed buffalo meat to enter the Indonesian market in order to lower the price of processed meat in

Daarna wordt eerst aan de hand van de faling van Spinnerij Vandereecken verteld hoe een minder spectaculair ogende bedrijfssluiting dan SABENA verloopt, wat de gevolgen zijn voor

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Uit de enquête die voor dit onderzoek werd gehouden, is gebleken dat bij de provincie Drenthe niet alle gesprekken zijn gevoerd tussen leidinggevenden en medewerkers..

Met betrekking tot de houding ten opzichte van het rijden onder invloed, de geschatte pakkans en de vraag of men in het jaar voorafgaand aan de ondervraging wel eens aangehouden

Op basis van de individuele schadebedragen schatten we de totale directe schade voor de gehele sector als gevolg van overige criminaliteit wordt geraamd op fl. 8.1.2

72 miljoen 44 7.3.1 Fraude leidt bij tweederde van de bedrijven tot directe schade 45 7.3.2 Fraude leidt bij een minderheid tot indirecte schade 45 7.4 Eenderde van

Deze twee pilotsectoren zijn (redelijk) homogeen van samenstelling, terwiji de sector cultuur, recreatie en overige dienstverlening bestaat uit bedrijven en instellingen met zeer