• No results found

– 1849 N EDERLANDSE REIZIGERS NAAR E NGELAND 1821

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "– 1849 N EDERLANDSE REIZIGERS NAAR E NGELAND 1821"

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N

EDERLANDSE REIZIGERS NAAR

E

NGELAND

1821

1849

Job Stelling S1916661

(2)

2

I

NHOUDSOPGAVE

I

NLEIDING

3

H

OOFDSTUK

1

5

De reizigers en de blauwdruk van hun reis

H

OOFDSTUK

2

20

De praktijk van het reizen

H

OOFDSTUK

3

37

Reisdoelen

H

OOFDSTUK

4

54

De Engelse cultuur en samenleving

C

ONCLUSIE

64

L

ITERATUUR

66

B

IJLAGE

I

70

B

IJLAGE

II

88

(3)

3

I

NLEIDING

Om een uur ‘s middags op zondag 15 juli 1821 zag Jan Ackersdijck na een lange reis vanaf het dek van zijn schip de Engelse duinen uit de mist opdoemen. Twee uur later zette hij voet aan wal op het Engelse vasteland. Van zijn verblijf in Engeland hield Ackersdijck nauwgezet een dagboek bij. Tussen 1821 en 1850 zouden zeven andere Nederlanders ook een reis maken naar Engeland en hierover een verslag schrijven. Met rijtuigen, stoomboten en treinen trotseerden zij weer en wind in een land dat hen vreemd was. De reizen die zij maakten zijn het onderwerp van deze masterscriptie.

De periode waarin de reizigers de oversteek naar Engeland maakten werd sterk getekend door de industrialisatie in Engeland en de opkomst van het massatoerisme. Engeland liep op industrieel vlak mijlenver voor op Nederland. In het jonge koninkrijk bestond bewondering voor de ontwikkelingen in Engeland. De reizigers betraden een land dat op weg was het machtigste land ter wereld te worden.

Over Nederlanders die in de negentiende eeuw naar Engeland reisden is alleen op individueel niveau geschreven, een algemeen beeld bestaat niet.1 De geschiedschrijving van het reizen in de negentiende eeuw bevat hierdoor een lacune. Deze scriptie zal zich richten op de ervaringen van de reizigers tijdens hun reis door Engeland. Door het individuele niveau te overstijgen en zich te richten op een groep reizigers zal deze scriptie zal de lacune opvullen. Uiteindelijk zal antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag van deze scriptie: Welk algemeen beeld valt er op te maken uit de reisverslagen van Nederlandse reizigers naar Engeland tussen 1821 en 1850?

Doordat de ervaringen van een groep reizigers onderzocht zal worden krijgt deze scriptie een sterk algemeen karakter. De individuele ervaringen zullen illustratief gebruikt worden maar de nadruk zal liggen op de overeenkomende ervaringen van de groep. Het algemene beeld zal overheersen over het individuele. Dit is nodig om het anekdotische te overstijgen en een coherent beeld te schetsen van het reizen naar Engeland in het begin van de negentiende eeuw.

In vier hoofdstukken zal de onderzoeksvraag beantwoord worden. In het eerste hoofdstuk staan de reizigers centraal. Onderzocht zal worden welke achtergrond de reizigers hadden en welke redenen zij hadden voor hun reis en het schrijven van hun verslag. Verder zal

1 Nico Randeraad, 'De statistische reizen van Jan Ackersdijck', De Negentiende Eeuw 32 1 (2008) 15-26 en

W.H.J Westreenen, Journaal van W.H.J. Baron van Westreenen van zijn reizen naar Londen, Cambridge en Oxford in de jaren 1834 en 1835 (Den Haag 1972). Adriaan van der Willigen, Revolutionair in België,

royalist in Holland. Adriaan van der Willigen als toerist in België tussen 1792 en 1827, Johannes Gijsbertus

(4)

4 een blauwdruk worden gegeven van hun reis waarbij wordt ingegaan op de route en duur van de reizen. Daarna zal worden ingegaan op de betrekkingen tussen Engeland en Nederland en de invloed hiervan op de reizigers en hun reis.

Het tweede hoofdstuk staat in het teken van de praktijk van het reizen. Hier zal worden onderzocht met welke vervoersmiddelen de reizigers zich een weg door Engeland baanden. Ook zal worden ingegaan op de kosten van de reis, het reisgezelschap, het gebruik van reisgidsen en de overnachtingen van de reizigers.

Hierna zal worden ingegaan op de reisdoelen die de reizigers opzochten. De zaken die tijdens een reis worden opgezocht zijn sterk afhankelijk van de achtergrond en interesses van de reiziger. Toch vallen er veel overeenkomsten op. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op verschillen en overeenkomsten in de reisdoelen van de reizigers.

In het laatste hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de ervaring van de Engelse cultuur en maatschappij. Nadrukkelijk zal gekeken worden naar welke zaken door de reizigers als vreemd werden ervaren.

(5)

5

H

OOFDSTUK

1

D

E REIZIGERS EN DE BLAUWDRUK VAN HUN REIS

In dit eerste hoofdstuk zal worden ingegaan op de achtergrond van de reizigers en hun reis.. Onderzocht zal worden welke redenen de reizigers hadden voor het maken van hun reis, en waarom zij hierover een reisverslag schreven. Daarnaast zal gekeken worden naar de route die zij tijdens hun reis aflegden. Ook zal de vorm en stijl van hun reisverslag geanalyseerd worden. Tenslotte zal een historisch kader geschetst worden van de periode waarin de reizigers naar Engeland reisden. Daarbij zal accent worden gelegd op de politieke relatie tussen Nederland en Engeland.

De reizigers

Voor deze scriptie onderzoek ik de reisverslagen van Jan Ackersdijck, Willem van Houten, Adriaan van der Willigen, Nicolaas Beets, Hendrik Willem Cramer, George Philip Frederik Groshans (die zijn reisverslag onder de naam Troosting publiceerde), Simon Vissering en Willem Hendrik van Westreenen.2 Zij reisden tussen 1821 en 1849 naar Engeland en schreven hier een verslag over. De reisverslagen van deze reizigers kunnen geen goede afspiegeling zijn van de ervaringen en reizen van alle Nederlanders die naar Engeland afreisden. Het is aannemelijk dat niet iedere reiziger aantekeningen bijhield van zijn reis. Om deze vervolgens ook nog te publiceren als boek of artikel vergde zowel literaire vaardigheden als connecties binnen de uitgeverswereld. Deze twee barrières doen vermoeden dat de hier onderzochte reisverslagen slechts door een select gezelschap geschreven zijn.

De reizigers die in deze scriptie centraal staan lijken op het eerste gezicht een divers gezelschap. Zowel qua leeftijd als beroep zijn de verschillen tussen de reizigers groot. Simon Vissering is met zijn 29 jaren de jongste reiziger, Willem van Houten is als 57-jarige de oudste. Onder het gezelschap bevindt zich een ondernemer, arts, schilder, advocaat en een predikant. Toch zijn naast deze verschillen tussen de reizigers duidelijke overeenkomsten te vinden.

Ten eerste valt op dat vrijwel alle reizigers afkomstig zijn uit de hogere klassen van de samenleving. Zij oefenden hogere beroepen uit en met de inkomsten die hiermee gepaard gingen konden zij zich de reis naar Engeland veroorloven. Reizen was in het begin van de negentiende eeuw een dure aangelegenheid en het maken van reizen werd gezien als een privilege.3 Van Westreenen geeft in zijn reisverslag aan dat zijn reis van drie weken naar Engeland hem in totaal

(6)

6 720 gulden had gekost.4 Van Westreenen is de enige reiziger die van adellijke afkomst was. Dit maakt hem een andere reizigers dan de rest. Van Westreenen kon zich een luxe veroorloven die voor anderen ondenkbaar was. Ook kon hij zich door zijn afkomst in Engeland in andere kringen bewegen dan de andere reizigers. Naast Van Westreenen hadden de andere reizigers voldoende financiële ruimte om zich een dergelijke reis te kunnen veroorloven. Het merendeel verdiende dit met het beroep dat zij uitoefenden. Vissering en Cramer kunnen als uitzonderingen worden gezien. Zij verkregen de nodige financiën niet uit werk maar uit eenmalige inkomsten. Vissering erfde geld van zijn vader en Cramer won de Prix de Rome.

Verder valt op dat het merendeel van de reizigers gestudeerd heeft. Zowel Ackersdijck, Beets, Groshans en Vissering bezochten de universiteit. Doordat de reizigers een universitaire studie hadden afgerond waren zij ervaren met schrijven. Hierdoor was de stap tot het schrijven van een reisverslag kleiner was dan voor iemand die geen studie had genoten. Het merendeel van de reizigers had naast hun reisverslag meerdere werken gepubliceerd. De grootste publicist was zonder twijfel Beets die tijdens zijn leven meer dan honderd werken publiceerde. Het bekendste hiervan was zijn Camera Obscura wat hij onder zijn pseudoniem Hildebrand schreef.5

Verscheidene werken van de reizigers houden verband met Engeland. Zo was Beets sterk beïnvloed door de Engelse dichter Lord Byron. In 1837 verscheen een bundel waarin hij verschillende gedichten van Byron had vertaald. Daarnaast waren zijn eigen gedichten sterk door de Engelse dichter beïnvloedt.6 Van Houten schreef verschillende werken over de stoomtechniek waaronder een boek over de spoorlijn tussen Liverpool en Manchester.7 Ook Vissering schreef over Engeland. In het zelfde jaar van zijn reis publiceerde hij een werk over de tariefheffing in Engeland. 8 Dat Engeland in verschillende publicaties een rol speelde geeft aan dat niet alleen de schrijvers interesse in het land hadden, maar dat er ook een publiek voor bestond. De reizigers hadden elk hun persoonlijke band met Engeland. Vanuit de achtergrond van de reizigers wordt duidelijk in welke aspecten van het land zij geïnteresseerd waren.

4W.H.J. Westreenen, Journaal van W.H.J. Baron van Westreenen van zijn reizen naar Londen, Cambridge en Oxford in de jaren 1834 en 1835. Dora van Velden ed. (Den Haag 1972) 8. Ter vergelijking: Brugmans schat

het gemiddelde dagloon van een Nederlandse arbeider in het midden van de negentiende eeuw op 1 gulden. Het bedrag van 720 was in die tijd dus een uitzonderlijk hoog bedrag. I.L. Brugmans, De

arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw (1813-1870) (Den Haag 1929) 129. 5 Hildebrand, Camera Obscura (Haarlem 1838).

6 Nicolaas Beets, Navolgingen van Lord Byron (1873).

7 Willem van Houten, De beschrijving van de ijzeren spoorweg tussen Liverpool en Manchester' en een

brochure met 'Gedachten tot het ontwerp tot oprichting eener entrepót-dok te Rotterdam (1833).

8 Simon Vissering, De tariefshervorming in Engeland : hare geschiedenis, haar doel en hare gevolgen

(7)

7 Vorm van de reisverslagen

Hoewel elk reisverslag hetzelfde doet, namelijk een beschrijving geven van de reis en ervaringen van de schrijver, verschilt de vorm waarin dit gebeurt. In de acht onderzochte reisverslagen maak ik een onderscheid tussen twee categorieën; ongepubliceerd materiaal en gepubliceerd materiaal. In de laatste categorie maak ik onderscheid tussen de reisgids en het reisverhaal. Elke vorm heeft zijn eigen karakteristieken en mogelijkheden voor de onderzoeker. Hoewel de reisverslagen van vorm verschillen, bevatten ze allemaal wel de gebruikelijke ingrediënten van het reisgenre: beschrijving van het landschap, de volksaard, gewoonten, gebruiken, kunst en cultuur van het land.9

Ongepubliceerd materiaal

In deze categorie vallen de reisdagboeken van Jan Ackersdijck en Van Westreenen. Zij onderscheiden zich van de andere doordat de verslagen op de reis zelf zijn bijgehouden en niet zijn gepubliceerd als reisverhaal.

Beide reizigers beschrijven vanuit de ik-persoon hun ervaringen in Engeland. Uit het reisdagboek van Ackersdijck blijkt dat hij gedurende de dag korte aantekeningen maakte met potlood. ’s Avonds werkte hij deze uit in zijn reisdagboek. Dat dit discipline vergde blijkt uit verschillende passages uit het dagboek. ‘Dezen avond heb ik wat bijgeschreven aan mijn dagboek; het is moeijelijk om niet zeer ten achteren te geraken, de ogenblikken zijn bijna allen met de reis vervuld, en ’s avonds is men te moe of het is te laat om nog te schrijven’10

Later blijkt dat Ackersdijck de discipline om zijn dagboek bij te houden heeft verloren. Waar hij in de eerste helft vrijwel per dag verslag doet van zijn reis vallen er steeds meer gaten naarmate de reis vordert. In het laatste deel van zijn dagboek verlaat Ackersdijck elke narratieve vorm en wordt het verslag een opsomming van de belangrijkste zaken die hij tegenkomt. De ontbrekende delen vallen zijn goed te zien op de kaart van zijn reis in bijlage I.

Volgens Dora van Velden die het dagboek publiceerde is het dagboek van Van Westreenen vrij gesloten. De schrijver geeft weinig weer van zijn gemoedstoestand en emoties.11 Nico Randeraad constateert hetzelfde in het reisverslag van Ackersdijck. Randeraad concludeert dat Ackersdijck vooral ‘met het hoofd’ reisde.12 Hierdoor komt zelden een ‘romantisch levensgevoel’ in het verslag voor. Typerend voor deze zakelijke manier van schrijven is het commentaar van Ackersdijck op een voorstelling die hij bezoekt: ‘het beviel mij wel’.13 Naar mijn

9 Lia van der Heijden en Jan Sanders, ed., De levensloop van Adriaan van der Willigen (1766-1841). Een autobiografie uit een tijdperk van overgang (Hilversum 2010) 19.

10Jan Ackersdijck, Reis naar Engeland in 1821, Collectie Ackersdijck Hs 21 A 11, Universiteitsbibliotheek

Utrecht, 84.

11Van Westreenen, Londen, 8.

12 Nico Randeraad, 'De Statistische reizen van Jan Ackersdijck', De Negentiende Eeuw 32 1 (2008) 19.

(8)

8 mening heeft de afwezigheid van gevoelens en emoties te maken met het persoonlijke karakter van de verslagen. De dagboeken waren enkel bedoeld ter herinnering van de reis en misschien voor een kleine kring van bekenden. Daarom was er geen noodzaak om gebruik te maken van bloemrijk taalgebruik of diepe reflecties op het geziene: het kort en bondig bijhouden van gebeurtenissen was de hoofdzaak. Het valt op dat beide reizigers voor uitvoerige beschrijvingen verwijzen naar hun reisgidsen. Ackersdijck ‘Ik kan ook omtrent veel dingen die ik zie mij verlaten op de beschrijving in The Picture of London...’14 Omdat de dagboeken voor eigen gebruik bedoeld waren was het niet nodig de beschrijvingen in de dagboeken op te nemen. Ackersdijck en Van Westreenen schreven voor zichzelf en niet voor een publiek. Dit blijkt uit de lange opsommingen in hun verslagen. Van Westreenen somt pagina’s lang de oude drukken die hij heeft gezien op, Ackersdijck doet hetzelfde met fabrieksprocessen. Het dagboek wordt een lijst van bezienswaardigheden waarbij geen rekening wordt gehouden met een andere lezer dan de schrijver zelf.

De dagboeken bieden weinig aanknopingspunten om iets te kunnen zeggen over de meningen van de reizigers aangaande Engeland. Ze zijn echter zeer nuttig om nauwgezet na te kunnen gaan hoe de reizigers hun dagen vulden en op welke manier zij Engeland door reisden.

Gepubliceerd materiaal De reisgids

De overige reisverslagen zijn allemaal uitgegeven als boek of artikel. Hierdoor is het karakter van de verslagen wezenlijk anders dan de reisdagboeken van Ackersdijck en Van Westreenen. James Buzard maakt onderscheid tussen twee soorten reisverslagen uit het begin van de negentiende eeuw: ‘The guidebook’ en ‘Travel writing’.15 ‘The guidebook’, de reisgids, onderscheidt zich door een onpersoonlijke en objectieve schrijfstijl. In deze werken verdwijnt de schrijver naar de achtergrond en wordt het bezochte land zakelijk beschreven. Ze dienen dan ook om de toekomstige reiziger van praktische tips en achtergrond informatie te voorzien. ‘Travel writing’, reisverhalen zijn daarentegen zeer persoonlijk en impressionistisch. De schrijver neemt de lezer uit de leunstoel mee op zijn avontuur. Buzard constateert dat schrijvers van reisverslagen aan het begin van de negentiende eeuw laveerden tussen beide vormen. Voordat Baedeker in Duitsland en Murray in Engeland met hun reisgidsen kwamen probeerden reizigers zowel praktische tips als opinies te geven. Door de komst van de moderne reisgidsen van Baedeker en Murray halverwege de jaren 1830 ontstond er een scherpere scheidslijn tussen beide vormen. Hierdoor begonnen reizigers zich meer te richten op hun emoties en sentimenten

14 Ackersdijck, Engeland in 1821, 33. Ackersdijck doelt hier op: Samuel Leigh, Picture of London (Londen

1819).

15James Buzard, ‘The Grand Tour and after (1660-1840)’, in: Peter Hulme en Tim Youngs, Travel writing

(9)

9 tijdens de reis en namen zij minder de rol van reisgids op.16 De twee vormen, reisgidsen en reisverhalen, moeten als extremen worden gezien. Geen enkel reisverslag onderzocht in deze scriptie is een zuivere vorm van reisgids of reisverhaal. Het is echter wel zo dat de verslagen sterk naar een kant van de extremen neigen. Het onderscheid dat Buzard maakt houd ik daarom ten aanzien van de gepubliceerde reisverslagen aan.

De reisverslagen van Van Houten en Van der Willigen vallen onder de categorie ‘reisgids’. Beide verslagen bieden geen chronologische beschrijving van hun reis maar behandelen Engeland thematisch. Beide beginnen hun verslag met een beschrijving van de bootreis naar Engeland. Onmiddellijk nadat zij in Londen aan zijn gekomen wordt het vervolg van de reis in verschillende hoofdstukken en thema’s beschreven.

Van Houten begint zijn werk met een hoofdstuk over Londen waarin hij de stad algemeen beschrijft. Daarna behandelt hij haar in verschillende delen. Op deze wijze verhaalt hij achtereenvolgens over De Theems, Grond, luchtgesteldheid en aardrijkskundige ligging van Londen, Straten, Huizen, Pleinen, Parken en Schouwburgen.17

Nadat Van der Willigen zijn overtocht heeft beschreven, deelt hij zijn verslag in de volgende hoofdstukken in: Wandelingen door Londen, Merkwaardige gebouwen in Londen, Londen als koopstad beschouwd, Bevordering van kennis en smaak te Londen, Schouwburgen, vertooningen en openbare vermakelijkheden te Londen, Gemengde aantekeningen te Londen, Uitstapjes in de omstreken van Londen, Windsor en Oxford, Bristol en Bath, Het eiland Wight en Portsmouth, Brighton en Rye, Besluit. Zijn reisverslag bevat bovendien een bladwijzer waarin de voornaamste onderwerpen kunnen worden teruggevonden. Een recensent beschouwde het werk van Van Houten ook als reisgids. ‘Het werkje is zeer geschikt, om … allen voor te lichten, die Londen in alle deszelfs merkwaardigheden wenschen te beschouwen.’18

De verslagen van Van Houten en Van der Willigen zijn voor het onderzoeken van de dagelijkse praktijk van het reizen van minder nut. Bij het lezen van beide verslagen wordt niet goed duidelijk welke bezienswaardigheden de schrijvers zelf bezocht hebben. Door hun onpersoonlijkere karakter zijn zij ook minder geschikt om de opinie van de reizigers ten aanzien van Engeland te bestuderen. Uit deze categorie verslagen kan echter wel goed worden opgemaakt welke zaken tot het toeristische corpus van Engeland behoorden.

Het reisverhaal

16 Buzard,’The Grand Tour’, 48.

17 Willem van Houten, Reis van Rotterdam naar Londen, benevens eene beschrijving der laatsgenoemde stad

(Rotterdam 1835).

(10)

10 In deze laatste categorie hoort het grootste deel van de onderzochte reisverslagen thuis. Het reisverhaal kenmerkt zich volgens Buzard met een zeer persoonlijk en impressionistische stijl19. Het reisverhaal is chronologisch opgebouwd en bevat vaak uitvoerige omschrijvingen van landschap en steden. De persoon van de schrijver is duidelijk aanwezig en de lezer wordt meegevoerd met zijn ervaringen en gedachten.

De reisverslagen van Beets, Vissering en Groshans passen in deze categorie. Ze zijn alle drie opgemaakt uit aantekeningen die tijdens de reis zijn gemaakt. Het reisverhaal van Nicolaas Beets is opgemaakt uit de verschillende brieven die hij vanuit Engeland naar een ‘vriend en broeder’ in Nederland stuurde. 20 De verschillende brieven heeft hij bewerkt tot één lange brief. Groshans geeft in de inleiding van zijn verslag aan dat hij de aantekeningen van zijn reis verschillende malen had voorgedragen in letterkundige kringen in Den Haag, Delft en Dordrecht. Nadat hij hier goede reacties op had gekregen besloot hij om ze te bewerken tot een boek. Vissering heeft van zijn reis naar Engeland twee korte artikelen gepubliceerd in De Gids.21 Hij geeft in zijn verslag aan dat hij zijn aantekeningen uit zijn reisdagboek dikwijls herleest.22

De Rotterdamse arts Groshans schreef meerdere werken waarvan het merendeel onder zijn eigen naam gepubliceerd werd. Bij nader onderzoek blijkt dat de publicaties die raakvlakken vertoonden met zijn vakgebied, de geneeskunde, onder zijn eigen naam verschenen.23 Het reisverslag en enkele historische studiën werden onder zijn pseudoniem gepubliceerd. Groshans wilde kennelijk een scheiding houden tussen publicaties met betrekking tot zijn vakgebied en die daarbuiten.

Doordat de aantekeningen thuis zijn bewerkt tot reisverslagen is het waarschijnlijk dat de schrijvers de op reis gemaakte notities aanvulden met informatie die zij op reis niet bij zich hadden. Zo bevat het verslag van Vissering een gedicht van Friedrich Schiller en worden in alle drie de reisverslagen van verschillende gebouwen uitvoerig de geschiedenis beschreven.24 Het is lastig om onderscheid te maken tussen informatie die zich oorspronkelijk in de aantekeningen bevond en die later is toegevoegd.

Doordat de kenmerken van het reisverhaal en de reisgids uitersten van het spectrum zijn is het lastig het reisverslag van kunstschilder Hendrik Cramer onder een van deze categorieën te scharen. Cramer’s verslag bevat elementen uit beide categorieën. Het verslag van zijn reis naar

19 Buzard,’The Grand Tour’, 48.

20 Nicolaas Beets, Herinneringen en indrukken van een kleinen uitstap naar Londen, in mei 1847. Brieven aan een vriend (Amsterdam 1849) 1.

21 Simon Vissering, ‘Een Engels landschap’, De Gids, 1847, 179-192 en idem, ‘Westminster en St. Pauls’, De Gids, 1848, 61-79.

22 Vissering, ‘Westminster en St. Pauls’, 67.

23 Waaronder G. Ph. F. Groshans, Schets der algemeene Therapie, als leiddraad bij het onderwijs,

(Amsterdam 1846) en idem, ‘Het onderwijs in de Geneeskunde te Leiden in 1663’, Tijdschrift der

(11)

11 Engeland is een onderdeel van de reizen die hij met het geld van de gewonnen Prix de Rome maakte. In 1831 begon hij met zijn reis en bezocht eerst Zwitserland en Italië waarna hij naar Nederland terugkeerde wegens het overlijden van zijn vader. Pas in 1835 vervolgde hij zijn reis en bezocht Frankrijk en nam in juli van dat jaar de boot naar Engeland. Eerder dan verwacht moest hij echter weer terugkeren. Nu was het zijn moeder die overleden was. Cramer geeft in het voorwoord toe dat hij slechts gebrekkige aantekeningen had van zijn tijd in Engeland. Dit verklaart misschien waarom het zo moeilijk is zijn verslag in een categorie te plaatsen. Het verslag is een chronologisch overzicht van zijn reis, maar bevat zo veel informatie over Londen dat het leest als een encyclopedie. Waarschijnlijk heeft Cramer zijn weinige aantekeningen thuis aangevuld met zoveel informatie dat zijn persoonlijke ervaringen zijn ondergesneeuwd. Dit neemt niet weg dat het in opzet wel degelijk een reisverhaal is, en als zodanig zal ik hem in deze laatste categorie plaatsen.

Reisverslagen in de vorm van het reisverhaal zijn vanwege het hoge persoonlijke karakter goed bruikbaar om de meningen van de reizigers over Engeland te onderzoeken. In hun beschrijvingen van het landschap en steden is goed te achterhalen wat zij hiervan vonden. Hoewel het reisverhaal chronologisch is opgebouwd biedt het door de vaak verhalende vorm minder aanknopingspunten dan de dagboekvorm om de dagelijkse praktijk van het reizen te bestuderen.

Redenen voor de reis

Van de onderzochte groep reizigers had ieder zijn eigen redenen om naar Engeland af te reizen. Toch valt er over in algemene zin wel degelijke iets te zeggen over de motieven die reizigers hadden om de oversteek naar Engeland te maken. In de eerste helft van de negentiende eeuw vond een overgang plaats tussen twee type reizen; die van de Grand Tour en het toerisme.25 De sporen van beide typen zijn terug te vinden in de redenen die de reizigers hadden voor hun reis.

Het principe van de Grand Tour vindt zijn oorsprong in de 17e eeuw.26 Jonge aristocraten trokken als afronding van hun studie door Europa. Op reis moesten zij levenservaring opdoen, talen leren en klassieke oudheden opzoeken. Frankrijk en Italië waren hierbij de meest bezochte landen. De wetenschappelijke revolutie die plaatsvond in de 17e eeuw vond in de grand tour zijn weerklank. John Locke stelde in zijn Essay Concerning Human Understanding, dat kennis voornamelijk werd vergaard door ervaring van de wereld.27 Reizen werd hierdoor een manier bij uitstek om kennis op te doen. Onder invloed van deze gedachte verkreeg de Grand Tour een

25Buzard,’The Grand Tour’, 47. 26 Ibidem, 38.

(12)

12 sterk element van informatie-verzamelen. 28 In de eerste helft van de negentiende eeuw begon de Grand Tour steeds meer plaats te maken voor een nieuwe opkomende vorm van reizen: het toerisme.

Door verbetering van de infrastructuur en dalende vervoersprijzen kon een nieuwe groep reizigers het zich veroorloven om op reis te gaan. Vanaf 1760 ontstond er een sterke groei van het aantal reizigers uit de middenklasse.29 Aan het eind van de achttiende eeuw werd het toerist-zijn nog gezien als een privilege.30 Dit verdween in de eerste helft van de negentiende eeuw. De stroom toeristen werd zo groot dat ze meer als teken van de moderne tijd gezien werden dan als geprivilegieerden.31 De eerste toeristen zochten eind achttiende eeuw in navolging van de Grand Tour voornamelijk klassieke oudheden op. In de loop van de negentiende eeuw begon het reizen als recreatie echter steeds meer toe te nemen.32

Geen van de onderzochte reizigers maakte zijn reis naar Engeland als onderdeel van de klassieke Grand Tour. Toch sijpelen elementen hiervan door in de reisverslagen. De reizen van Ackersdijck, Vissering en Van der Willigen lijken te zijn gemaakt voor het vergaren van kennis. Ackersdijck en Vissering, die beide staatshuishoudkundige zouden worden, waren geïnteresseerd in de nieuwe fabrieken in Engeland. Van der Willigen schrijft dat hij altijd al bewondering voor de Engelse macht en haar staathuishoudkunde had gehad. Verder geeft hij aan dat hij de reis maakt om zijn kennis te vergroten.33 De gedrevenheid die deze drie reizigers tonen om nieuwe kennis op te doen komt overeen met een van de kenmerken van de Grand Tour. Nico Randeraad stelt dat Ackersdijck’s reizen beïnvloed waren door de Duitse historicus August Ludwig Schlözer.34 Schlözer publiceerde in 1804 zijn ‘Theorie der Statistiek’ wat een lofdicht was op de statistische reis om kennis op te doen. Door de wereld in te trekken en systematisch informatie te verzamelen kon kennis worden opgedaan.35 Dit wordt in Ackersdijck dagboek weerspiegeld wanneer hij schrijft dat hij zijn best doet ‘om zoveel mogelijk van het volk en het land waar ik ben te leren kennen als mogelijk is.’36 Tijdens zijn verblijf in Londen brengt Ackersdijck een bezoek aan de Nederlandse ambassadeur, Hendrik Fagel. De bezoeken doen vermoeden dat zijn reis wellicht een diplomatiek doel had. In zijn dagboek schrijft Ackerdijck niets over het bezoek, wel zijn er brieven van Fagel aan Ackersdijck bewaard gebleven.37 In een

28 Thompson, Travel writing, 46. 29 Ibidem, 48.

30 Ibidem, 47.

31 Thompson, Travel writing, 49. 32 Ibidem, 49.

33 Adriaan van der Willigen, Aantekeningen op een togtje door een gedeelte van Engeland, in het jaar 1823

(Haarlem 1824) 2.

34 Nico Randeraad, 'De statistische reizen van Jan Ackersdijck', De Negentiende Eeuw 32 1 (2008) 18. 35 Randeraad, 'De statistische reizen van Jan Ackersdijck', 18.

36 Ackersdijck, Engeland in 1821, 92.

(13)

13 van de brieven verontschuldigt Fagel zich voor zijn afwezigheid. Ackersdijck zocht de ambassadeur blijkbaar op toen deze niet aanwezig was. In een andere vraagt Fagel Ackersdijck om twee pakketten mee naar Den Haag te nemen. Het is niet duidelijk wat de inhoud van de pakketten is geweest en of Ackersdijck dit verzoek heeft in gewilligd. Afgaand op de toon van de brieven vermoed ik dat de ontmoeting tussen de twee geen diplomatiek doel heeft gehad maar dat deze meer de vorm van een beleefdheidsbezoek had.

De andere reizigers hadden elk specifieke redenen om naar Engeland af te reizen. Zo vermoedt Dora van Velden dat Van Westreenen naar Engeland reisde om veilingen van de collecties van boekenverzamelaars te bezoeken.38 Uit de administratie van Van Westreenen blijkt dat hij tijdens zijn reizen in Engeland veel boeken heeft gekocht.39 In 1834 vond de veiling van bibliotheek van Richard Weber plaats, in 1835 die van George Kloss.40 Van Westreenen schrijft in zijn verslag inderdaad over de veiling van Weber en dat hij daar een boek kocht.41 Het eerste bezoek aan Londen in 1834 lijkt niet van te voren gepland te zijn. In een brief van zijn kamerdienaar Bartholomeus van Holten schrijft deze aan Van Westreenen verbaasd te zijn dat de laatste in Londen was geweest. Dit lag immers niet op de route naar Frankrijk.42 Wellicht hoorde Van Westreenen op weg naar Frankrijk van de veiling en besloot hij de oversteek te maken.

Van Houten keerde in 1835 terug naar het land waar hij vroeger enige tijd gewoond had. Aan het begin van zijn reisverslag meldt hij dat hij de reis ondernam om zijn zoon te vergezellen die voor zaken in Londen moest zijn. Dit was wellicht om hem te helpen wegwijs te maken in Londen, Van Houten was er immers bekend. Tussen de regels door komt echter ook een andere reden voor de reis naar voren. In Londen heeft Van Houten een van zijn nieuwe uitvindingen aan de Royal Institution for the Preservation of Life from Shipwrecks aangeboden.43 Het betrof een model van een nieuw type reddingsboot en een kar om deze goed te water te laten.44 Daarnaast vermeld hij dat in zijn bagage zich een zwaar kistje met het door hem uitgevonden moss-papier bevindt.45 Hij was van plan dit aan de marine aan te bieden.46 De reis van Van Houten krijgt door het meenemen van zijn uitvindingen een zakelijk karakter. Van Houten introduceerde zijn uitvindingen in Engeland waarschijnlijk in de hoop om deze in te toekomst op grote schaal te

38 Van Westreenen, Londen, 8. 39 Ibidem, 8.

40 Ibidem, 8. 41 Ibidem, 23. 42 Ibidem, 81.

43 Van Houten, Rotterdam naar Londen, 249. 44 Zie bijlage III afbeelding 1.

45 Een soort papier van rietvezels gedrenkt in het vocht van geperste mosplaten. Het werd door Van Houten in zijn bedrijf te Rotterdam gefabriceerd en gebruikt als lekwerend middel voor schepen. J.C van Munster van Heuven, Willem van Houten en de koninklijke Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van

(14)

14 gaan verkopen. Voor zijn reddingsboot kreeg Van Houten van het instituut een gouden medaille uitgereikt. Zijn reddingsboten werden later inderdaad door de Engelse reddingsbrigade in gebruik genomen.47

De predikant Beets reisde naar Londen om religieuze redenen. Hij wilde de jaarlijkse Christelijke Bijeenkomsten bezoeken en de Engelse prediker John Angell James zien.48 Beets werd tijdens zijn reis enkele dagen ziek waardoor hij sommige bijeenkomsten moest missen. Doordat de het merendeel van zijn dagen in Engeland gevuld werden met de bijeenkomsten had hij naar eigen zeggen weinig tijd om toeristisch zaken te bekijken.49

Ook Groshans bezocht Engeland om werk gerelateerde redenen. De arts bezocht al in 1847 de bijeenkomst van The British Association for the Advancement of Science, toen gehouden in Oxford. De reis waar hij zijn verslag over schreef vond een twee jaar later plaats toen hij de bijeenkomst van de Association in Birmingham bezocht. S.C. Snellen van Vollenhoven meent dat hij de bijeenkomsten niet alleen vanuit wetenschappelijke belangstelling bezocht maar ook om te ontsnappen aan zijn drukke bestaan in Nederland.50 De reis van Groshans past in de verandering in wetenschappelijke reizen die Randeraad constateert. Randeraad stelt dat voor de jaren 40 van de negentiende eeuw wetenschappers voornamelijk met een aanbevelingsbrief in de hand andere wetenschappers bezochten. Na de opkomst van het wetenschappelijke congres Stonden de reizen van wetenschappers in het teken van het bezoeken van deze bijeenkomsten. Door de uitwisseling van informatie op congressen was de statistische reis overbodig geworden.51

De kunstreis die Cramer maakte komt qua opzet overeen met de Grand Tour. In Frankrijk en Italië bezocht hij de oudheden die hiervoor zo kenmerkend waren. De reis naar Engeland past niet in dit klassieke patroon. Over de reden om naar dit land af te reizen spreekt Cramer zich in zijn reisverslag niet uit. In Engeland moest Cramer zijn reis voortijdig afbreken wegens ziekte van zijn moeder. Hij kwam niet verder dan Londen. Daar bezocht hij galerijen om de schilderijencollecties te zien. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij van plan was om verder het land door te reizen, wellicht naar Schotland. Het Schotse landschap was aan het begin van de negentiende eeuw populair onder schilders. Cramer laat zich echter in zijn verslag niet uit over zijn verdere plannen. Wellicht waren de Engelse kunstgalerijen en het Schotse landschap de redenen voor het bezoek aan Engeland.

De redenen die de reizigers hadden om naar Engeland te reizen waren uiteenlopend. Alle reizigers ruimen naast hun specifieke doel ook voldoende tijd in om toeristische

47 Zie de biografie van Van Houten in Bijlage I. 48 Beets, Uitstap naar Londen, 2.

49 Beets, Uitstap naar Londen, 97.

50 Zie de biografie van Groshans in Bijlage I.

(15)

15 bezienswaardigheden te bezoeken. Toch valt op dat de technische voorsprong, de schilderkunst en de instellingen de voornaamste pullfactoren van Engeland waren. De onderzochte reisverslagen laten daarnaast duidelijk zien dat in de eerste helft van de negentiende eeuw een overgang plaatsvond tussen de Grand Tour en het moderne toerisme.

Redenen voor het reisverslag

De negentiende eeuwse Engelse schrijfster Dorothy Wordsworth noemde de tijd waarin zij leefde ‘the tourwriting and tourpublishing age’.52 Het reisverslag was een populair literair genre. Reisverslagen verschenen met grote regelmaat als artikelen in tijdschriften of werden als losse werken uitgegeven.53 Ze werden gelezen voor intellectueel profijt en literair plezier.54 Dat het schrijven van reisverslagen een genre was dat serieus genomen werd bewijst het feit dat verschillende schrijvers met gevestigde reputaties zich ook begonnen toe te leggen op het schrijven over hun reizen.55

De stroom toeristen werd in de negentiende eeuw steeds groter. Dit begon de toeristen zelf ook op te vallen. Reizigers probeerden zich af te zetten van de horde toeristen door plaatsen op te zoeken waar andere toeristen niet kwamen.56 Deze afkeer van andere toeristen is niet alleen terug te zien in de keuzes voor het opzoeken van onaangetaste landschappen maar ook in de reisverslagen zelf. Want niet alleen kwamen de reizigers op hun reis meer toeristen tegen maar ook verschenen er steeds meer reisverslagen. Van der Willigen en Van Houten geven in hun verslag aan dat zij zich bewust zijn van het bestaande corpus reisverslagen naar Engeland. Beide stellen dat ondanks het vele geschrevene over Engeland zij toch genoeg nieuws kunnen toevoegen om hun publicatie te rechtvaardigen. 57 Naarmate er meer reisverslagen verschenen probeerden reizigers zich niet alleen tijdens hun reis maar ook in hun reisverslag te onderscheiden. Men wilde beter schrijven dan de anderen. De feitelijke beschrijving van de reis verdween enigszins naar de achtergrond en de persoon van de schrijver begon meer centraal te staan.58 Hierbij werd steeds meer gebruik gemaakt van een meer poëtische en impressionistische stijl. Deze reisverslagen werden geschreven voor hun literaire kracht esthetische schoonheid en inzichten in de persoonlijkheid van de schrijver.59

52 Thompson, Travel writing,, 48.

53 Voor overzicht zie repertorium van egodocumenten op www.historici.nl 54 Thompson, Travel writing,, 45.

55 Bijvoorbeeld Mark Twain, The innocents abroad (1869), of Charles Dickens, Pictures from Italy 1846, en

Stendhal, Rome, Naples et Florence (1826).

56 Thompson, Travel writing, 50.

57 Van der Willigen, Londen, 1. Van Houten, Rotterdam naar Londen, 1. 58Thompson, Travel writing, 55.

(16)

16 Naast dat het populair was om reisverslagen te publiceren hadden de schrijvers van de onderzochte reisverslagen ook hun persoonlijke redenen voor het schrijven van hun verslag. De reden voor de dagboeken die Ackersdijck en Van Westreenen bijhielden zijn het eenvoudigst te verklaren. Ackersdijck geeft in zijn verslag aan dat hij zijn ervaringen zoveel mogelijk opschrijft ‘ten einde de herinnering voor mij van te bewaren’.60 Van Westreenen geeft in zijn dagboek geen reden voor het schrijven ervan maar het is aannemelijk dat ook hij dit deed ter bewaring van de herinnering. Reisdagboeken werden aan gasten getoond en reizigers konden met het lezen ervan de reis herbeleven.61

Gepubliceerde reisverslagen in de negentiende eeuw dienden vaak als voorbereiding van toekomstige reizigers op hun bestemming.62 Hierdoor waren ze voorlopers van de moderne reisgidsen. Door hun thematische opzet lijken vooral de reisverslagen van Van Houten en Van der Willigen hiervoor bedoeld.63 Van Houten en Van der Willigen geven een overzicht van bezienswaardigheden in Engeland. Mede door de bladwijzer die Van der Willigen in zijn verslag heeft opgenomen lijken de verslagen bedoeld om mee op reis te worden genomen. De reiziger kon dan ter plaatse de achtergrond informatie van bezienswaardigheden opzoeken.

De onderzochte reisverslagen lijken ook het vermaken van de lezer als doel te hebben. Van Houten schrijft in het voorwoord van zijn verslag dat de lezer een leerzaam en onderhoudend boek wil aanbieden.64 De verslagen van Beets, Cramer, Groshans en Vissering lijken ook op dit doel uit. Uit de reisverslagen blijkt dat de schrijvers zich bewust zijn van de aandacht van de lezer. Zo verontschuldigt Groshans zich als hij lang bij een onderwerp blijft stilstaan.65 De lezer werd vanuit zijn leunstoel meegenomen op reis.

Door het schrijven van een stijlvol reisverslag kon een schrijver zijn literaire kunsten laten zien. Het publiceren van deze verslagen was niet alleen financieel gunstig (reisverslagen waren populair) maar vestigde ook de naam van de schrijver.

Routes

Voor een overzicht van de routes van de reizigers in kaartvorm zie bijlage I.

In de routes die de reizigers door Engeland aflegden zijn enkele overeenkomsten te vinden. Zo vertrekken de meeste reizigers vanuit Rotterdam om naar Londen te reizen. Alleen Cramer en Van Westreenen zijn hier uitzonderingen op. Zij namen de kortere oversteek vanuit Calais naar Dover. Cramer koos voor deze route omdat hij vanuit Parijs naar Engeland reisde. Van

60 Ackersdijck, Engeland in 1821, 26.

61J.G.M Sanders ed., Revolutionair in Brabant, royalist in Holland. Adriaan van der Willigen als tourist in

België tussen 1792 en 1827 (Hilversum 2011) 7.

62Sanders ed., tourist in België, 7.

63 Voor bespreking van deze opzet zie bladzijde 7. 64 Van Houten, Rotterdam naar Londen, 1.

(17)

17 Westreenen nam deze route omdat hij op doorreis was naar Frankrijk. Hij had zijn koets uit Nederland meegenomen maar liet deze in Calais achter. Voor de terugreis nam hij dezelfde route, vanuit Dover nam hij de boot naar Calais. Cramer doet over de terugreis in zijn reisverslag echter geen mededelingen. Hij nam waarschijnlijk vanuit Londen de boot naar Rotterdam omdat het zijn laatste reis was. Ackersdijck vertrekt uit Rotterdam maar komt aan nabij het plaatsje Southwold. Vermoedelijk is het schip waarop Ackersdijck reisde afgedreven. Ackersdijck moest eenmaal aan land vier mijl over het strand lopen om in Southwold aan te komen.66 Vanaf Southwold vertrekt hij echter de volgende dag naar Londen waar hij enige tijd verblijft.67

Alle reizigers doen Londen aan. Voor sommigen is dit de hoofdbestemming van hun reis. Ze verblijven in Londen van waaruit ze kleine uitstapjes in de omgeving van de stad doen. Beets, Van Houten, Cramer en Van Westreenen, komen niet verder dan Londen.68 Voor de reizigers die Engeland verder intrekken is de hoofdstad de start-, en eindplaats van hun reis.

Ackersdijck, Van der Willigen, Vissering en tijdens zijn tweede reis Van Westreenen reizen vanuit Londen verder. Van deze reizigers is het Ackersdijck die de meest uitgebreide route door Engeland neemt. Na Londen trekt hij verder richting Bristol, steekt het kanaal van Bristol over en doet Merthyl Tydvil aan. Vanaf daar trekt hij via de kust door Wales. Hier beginnen gaten te vallen in het reisverslag. Ackersdijck bevindt zich plotseling in het Lake District waar hij Ambleside en Kendal bezoekt. Daarna geeft het reisverslag achtereenvolgens flarden van zijn bezoek aan Edinburgh, Newcastle, Manchester en Birmingham. Welke route hij tussen deze plaatsen neemt wordt niet vermeld. Ook over zijn terugreis doet Ackersdijck geen mededelingen. Waarschijnlijk reist hij terug naar Londen en neemt daar de boot naar Rotterdam.

Van der Willigen neemt vanuit Londen de trein om een dag naar Oxford te gaan. Terug in Londen reist hij door via dezelfde route als Ackersdijck naar Bath en Bristol. Vanuit daar trekt hij in tegenstelling tot Ackersdijck naar het zuiden waar hij het eiland Wight bezoekt. Daarna reist hij terug naar Londen en neemt de boot terug naar Rotterdam.

Zowel Vissering als Groshans reizen vanuit Londen naar Birmingham. Vanuit daar ondernemen ze kleine uitstapjes in de omgeving waarbij ze beide Kenilworth aandoen. Deze plaats was voor de reizigers interessant omdat zich hier een ruïne bevond waarover de Engelse dichter Sir Walter Scott een werk schreef.

Tijdens zijn tweede reis in 1835 maakt Van Westreenen vanuit Londen een rondgang langs de universiteitssteden Cambridge en Oxford. Na het bezoek aan Oxford gaat Van Westreenen via Londen terug naar Rotterdam.

66 Ackersdijck, Engeland in 1821, 7. 67 Ibidem, 9.

(18)

18 Historisch kader

De periode waarin de onderzochte reizigers naar Engeland reisden staat in de geschiedenisboeken bekend als de Restauratie en valt tussen het congres van Wenen en het revolutiejaar 1848.69 Deze periode werd gekenmerkt door een voortdurend zoeken van de Europese machthebbers naar een evenwicht tussen vernieuwing en behoud. Na de ondergang van Napoleon kwamen overal in Europa reactionaire regimes aan de macht. Deze probeerden de opkomende hervormingsbewegingen zoveel mogelijk tegen te gaan. Tijdens de napoleontische oorlogen was het reizen door Europa moeilijk. De periode van vrede die hierop volgde werd vooral door Engelse reizigers als een bevrijding gezien. ‘When peace came, when our island prison was opened… it was the paramount wish of every English heart .. To hasten to the continent’.70

Tijdens de Bataafs-Franse tijd was Nederland cultureel en politiek voornamelijk gericht op Frankrijk.71 Na de terugtrekking van de Franse troepen keerde Willem Frederik van Oranje in 1813 terug naar Nederland om de macht te nemen. Als Koning Willem I begon hij een nieuwe periode in de Nederlandse geschiedenis en een heroriëntatie in de internationale betrekkingen.72 In de periode 1813-1815 werd het fundament gelegd voor wat historicus Van Sas de ‘special relationship’ tussen Engeland en Nederland noemt.73

Historicus J.R.R. Palmer kenmerkt Engeland na de slag bij Waterloo als een land ‘devoted to its traditions but also afflicted by the most advanced social evils.’74 Na de slag bij Waterloo werd uit angst voor de invoer van goedkoop graan uit het continent de korenwetten ingevoerd. Deze wetten zorgden ervoor dat buitenlands graan geweerd werd maar ook dat de prijzen van brood stegen. Daarnaast raakte de Engelse industrie in een post-oorlog depressie. In Engeland brak sociale onrust uit waarbij politiek radicalisme groeide.75 Het regime van de Tories was een reactionair bewind. De oproeren werden hard de kop ingedrukt met als dieptepunt het St Peterloo massacre in Manchester in 1819.76 De aartsconservatieve hertog van Wellington liet weten dat het massacre gold als voorbeeld en hoopte dat Europa de dreigende revolutie zou ontsnappen.77 In de jaren 1820 begon het Tory-regime onder de druk van de samenleving meer

69 R.R. Palmer, Joel Colton en Lloyd Kramer, A history of the modern world, negende editie (New York

2002) 462.

70 ‘English in Italy’, Westminster review 4 (1826) aangehaald in: Buzard,’The Grand Tour’, 47.

71 N.C.F. van Sas, Onze natuurlijkste bondgenoot. Nederland, Engeland en Europa, 1813-1831 (Groningen

1985) 1.

72 Liek Mulder, Anne Doedens en Yolande Kortlever, Geschiedenis van Nederland. Van prehistorie tot heden,

tweede druk (Baarn 2003) 179.

73 Van Sas, Natuurlijkste bondgenoot, 1. 74 Palmer, A history of the modern world, 453. 75Ibidem, 453.

76 McCord, Norman en Bill Purdue, British history 1815-1914 (Oxford 2007) 24.

(19)

19 liberaal te worden. Het reduceerde belastingen en begon het principe van de vrije handel tot zich te nemen.

Nederland werd voor Engeland in deze periode het kerngebied van haar buitenlandse politiek.78 Vanwege de strategische maritieme ligging was Nederland van belang voor de Engelsen, deze positie mocht niet in verkeerde handen vallen. Daarnaast wilde Engeland zorgen voor vrede en rust op het continent. Voor Nederland was hierin de rol van bufferstaat tegen Frankrijk weggelegd na de samenvoeging met België in 1815. Ook vanuit Nederland was er belangstelling voor een goede relatie met Engeland. Zo zag Thorbecke een rol voor Nederland weggelegd als schakel tussen Engeland en het continent.79 De relatie leek op een ongeschreven alliantie die gekenmerkt werd door een grote mate van politieke openheid.80 Door steun vanuit Engeland kon Willem I de druk vanuit Oostenrijk, Pruissen, Rusland en Frankrijk weerstaan. Nederland volgde in ruil voor de Engelse steun het land in haar buitenlands beleid. Zo kregen alle Nederlandse diplomaten te horen het beleid van hun Engelse collega’s te volgen.81

Vanaf 1823 begon Willem I een meer onafhankelijke koers te varen. Engeland isoleerde zichzelf van de rest van Europa.82 Minister van Buitenlandse Zaken George Canning gaf deze situatie met de woorden: ‘every nation for itself, and God for us all.’83 Toch werd in het Engelse parlement bevestigd dat Engeland in zou grijpen als de integriteit van Nederland werd bedreigd.84

De centralistische en absolutistische politiek van Willem I veroorzaakte onvrede bij de Belgen. Na de juli revolutie van 1830 in Parijs braken de spanningen ook in België los. Engeland hield zich afzijdig en verwachtte dat Willem de situatie zelf onder controle zou brengen. Met de tiendaagse veldtocht, geleid door de toekomstige Willem II, probeerde Nederland de opstand neer te slaan. Engeland bleef zich echter afzijdig houden en door deze ontbrekende steun zag Nederland zich genoodzaakt terug te trekken toen een Frans leger België binnenviel. De ‘special relationship’ hield vanaf de Belgische opstand op te bestaan. Nederland zette zich neer als een neutraal land, Engeland bedreef de isolatiepolitiek die zij al in de jaren ’20 was begonnen. Vanaf 1839, toen Nederland de Belgische onafhankelijkheid erkende draaide de relatie tussen

Engeland en Nederland vooral om koloniën.85

78 Van Sas, Natuurlijkste bondgenoot, 2.

79 N.C.F. van Sas, ‘The dutch and the british umbrella 1813-1870’ in: Nigel Ashton en Duco Hellema ed., Unspoken allies. Anglo Dutch relations since 1780 (Amsterdam 2001) 33.

80 Van Sas, Natuurlijkste bondgenoot, 3. 81 Ibidem 3.

82 Palmer, A history of the modern world, 461. 83 Van Sas, ‘The dutch and the british umbrella’, 38. 84 Ibidem,,40.

(20)

20 De nieuwe politieke relatie die onder Willem I tussen Engeland en Nederland was

(21)

21

H

OOFDSTUK

2

D

E PRAKTIJK VAN HET REIZEN

In hoofdstuk twee zal de praktische kant van de reizen behandeld worden. Met wie gingen zij op reis? Hadden zij reisgidsen mee en in hoeverre gebruikten zij deze? In dit hoofdstuk zal verder gekeken worden naar de verschillende vervoersmiddelen en in hoeverre deze door de reizigers gebruikt werden. Ook zaken als douanecontroles en de overtocht van Nederland naar Engeland worden behandeld.

Reisgenoten

Van de acht reizigers ondernemen vier de reis alleen, de anderen reizen met meerdere reizigers. Van de laatsten reist Van Westreenen de eerste reis met zijn jager en koetsier. De tweede reis begint hij in zijn eentje maar wordt halverwege vergezeld door zijn bediende, de heer Holten.86 Groshans bezoekt het congres in Birmingham met twee vrienden. Een van hen vergezelde hem het jaar ervoor ook.87 Van der Willigen kan zelf geen Engels spreken, zijn reisgenoot, een vriend van zijn broer, reist met hem mee en kan dit wel.88 Van Houten reist mee met zijn zoon die werkzaam was in het bedrijf van Van Houten. Deze moest in Engeland ‘enkele zaken’ verrichten.89 Wellicht reist Van Houten met hem mee om hem bij te staan met zijn kennis van de taal en cultuur.

Dat de reizigers die de oversteek in hun eentje maakten gedurende de gehele reis alleen waren is een misvatting. Verschillende reizigers zochten bekenden op waarmee ze enkele dagen optrokken. In Londen zocht Ackersdijck de Nederlandse professor Breda op.90 Met hem gaat hij enkele keren naar het theater en het British Museum.91 Ook Vissering zoekt ‘goede vrienden’ in Londen op. Samen met hen gaat hij naar een pub waar hij aanbevelingsbrieven van hen krijgt voor zijn verdere reis.92 In Birmingham zoekt hij vervolgens fabrikant ‘W.’ op. Met een aanbevelingsbrief weet hij hem te ontmoeten om hem vervolgens al snel ‘Mijn oude vriend’ te noemen.93

86Van Westreenen, Londen, 1 en 73.

87 Troosting, Engeland in 1849, 1. 88 Van der Willigen, Engeland, 3.

89 Van Houten, Rotterdam naar Londen, 2.

90 Het is onbekend welke professor Ackersdijck hier opzoekt. 91 Ackersdijck, Engeland in 1821, 24.

(22)

22 Daarnaast worden onderweg ook diverse contacten opgedaan. Tijdens de bijeenkomsten van Christenen die Beets bezoekt, raakt hij bevriend met een gezelschap waar hij mee uit wandelen gaat. Dit gezelschap moet een aangename afwisseling van het alleen-zijn geweest zijn. Beets noemt de wandeling een van zijn ‘aangenaamste herinneringen uit Londen.’94 Vooral Ackersdijck raakt tijdens zijn reis met veel mensen bevriend. In zijn Londense logement raakt hij in contact met twee Nederlanders, de heer Braaksma en de heer Binck. Met hen gaat hij verschillende keren naar het theater en de opera.95

De vele ritten per koets die de reizigers maken blijken ook een goede gelegenheid te zijn om kennissen op te doen. Ackersdijck raakt zo aan de praat met ‘Captain Livingstone en sir George Ogilvy’ waarmee hij samen een boottocht gaat maken.96 Ook trekt hij op met de mensen waaraan hij brieven uit Nederland bezorgt. Op die manier ontmoet hij Kapitein Longcraft waarmee hij verschillende instellingen bezoekt. Via hem komt hij in contact met Oliver Lloyd. Bij Lloyd eet hij verschillende malen.97

Toch voelden de reizigers die de reis alleen ondernamen zich soms eenzaam. In Swansea gaat Ackersdijck verschillende keren naar de rotsen aan de kust toe. In zijn eentje geniet hij dan van het uitzicht. Hij schrijft dat hij ‘bij herhaling met groot genoegen op deze rotsen’ heeft gezeten maar dat hij daarbij ‘wel enig gemis van gezelschap’ voelde.98 Ook Cramer, die alleen reist, mist soms gezelschap. Hij schrijft dat het jammer vindt dat er ‘zoo weinig gezellig verkeer’ onder de Engelsen plaatsvindt.99

Oversteek

Het onderdeel van de reis waar niemand onderuit kwam was de oversteek naar Engeland. Over de boottocht wordt in vrijwel elk reisverslag geschreven.100 Voor de reizigers die voor het eerst de tocht maakten moet het een hele ervaring zijn geweest. Als het weer niet mee zat was de reis alles behalve plezierig, de boot was ten prooi aan wind en golven.101

Het tijdstip van vertrek en duur van de vaart was zeer afhankelijk van het weer. Zowel Van Houten, Beets, Cramer als Van Westreenen ondervonden dat sterke wind hun reis aanzienlijk vertraagde. Zo arriveerde Van Houten op woensdag in Rotterdam om de oversteek te maken. Door slecht weer werd deze uitgesteld tot zaterdag, waarna hij weer werd vertraagd tot

94 Beets, Uitstap naar Londen, 23. 95 Ackersdijck, Engeland in 1821, 31. 96 Ibidem, 62.

97 Ibidem, 91. 98 Ibidem, 78.

99 Hendrik Willem Cramer, Kunstreis door Frankrijk, Zwitserland, Italië en Engeland, ondernomen der 23

november 1831, deel IV (Amsterdam 1838) 262.

100 Alleen die van Vissering niet.

(23)

23 dinsdag. Een kleine week later dan gepland stapte Van Houten aan boord.102 Ook Van Westreenen meldt dat hij ‘na eenige dagen insteede van enige uren’ aan zijn boottocht naar Duinkerken begon. Van Houten en Westreenen konden aan land wachten op beter weer. Cramer en Beets waren al aan boord waar zij verandering van het weer moesten afwachten. De boot laveerde op de rivier tot de wind afnam. Beets bracht zo een volle dag aan boord door waarbij hij ‘Dordrecht nu eens aan bakboord straks weer aan stuurboordzijde’ voorbij zag komen.103 Ook de aankomst in Engeland kon vertraging opleveren. Zo moest Van Houten voor de monding van de Thames wachten tot het getijde gekeerd was en de rivier bevaren kon worden.104 Na aankomst schrijft hij dat hij 30 uur over de reis heeft gedaan. Dit vond hij langzaam, het had ook in 24 uur gekund.105

Eenmaal op zee kon wind en regen voor een onaangename oversteek zorgen. Zo stelt Van Houten, die de reis meerdere keren maakte, dat de bootreis met goed weer nog leuk is, maar met slecht weer zeker niet: De stoomboot vereiste mooi weer.106 Van Westreenen kon niet wachten tot de dag aanbrak toen ’s nachts ‘alles door elkaar [werd] geschud’.107 Zeeziekte kwam onder de reizigers dan ook meerdere keren voor. Zo schrijft Ackersdijck dat hij door het regenachtige weer en stevige noordwesterwind zeeziek is geworden.108 Ook Groshans meldt dat de enige bijzonderheid van de reis zijn zeeziekte was. Hij had zich echter voorbereid: Samen met zijn vrienden nam hij opiumpillen die hen enige uren rust verschaften.109 Van Houten observeert onder zijn medepassagiers dat de onzekerheid van het weer een ‘zigtbare indruk’ achterlaat. Ze zijn stil en spreken weinig.110

De reizigers waren zich ook bewust van de eventuele gevaren van de stoomboot. De zeereis bracht enige schroom met zich mee. Zo schrijft Van Houten dat hij en zijn medepassagiers afhankelijk zijn van de voorzichtigheid van de machinist en stoker.111 Waar Van Houten alleen fantaseert over ongelukken maakt Beets er een mee. Vlak na de afvaart vanaf Rotterdam hoort hij de roep ’Vuur uit!’ over het dek schallen. Er bleek een kruk van de machine gebroken. Langzaam werd weer terug naar Rotterdam gevaren. Het voorval gaf Beets een indruk van de gevaren van stoomboten.112

102 Van Houten, Rotterdam naar Londen, 1. 103 Beets, Uitstap naar Londen, 7.

104 Van Houten, Rotterdam naar Londen,35. 105 Ibidem, 60.

106 Ibidem, 1.

107 Van Westreenen, Londen, 12. 108 Ackersdijck, Engeland in 1821, 5. 109 Troosting, Engeland in 1849, 5.

110 Van Houten, Rotterdam naar Londen, 10. 111 Ibidem, 16.

(24)

24 De oversteek vanuit Rotterdam werd ook genomen door buitenlandse reizigers. De onderzochte reizigers komen aan boord Nederlanders, Engelsen en veel Duitsers tegen.113 Van Houten meldt dat er 55 andere reizigers met hem aan boord zijn. Het dek was tijdens zijn reis belemmerd door het rijtuig dat de Engelse Admiraal Sir John Ommany had meegenomen.114 Op de terugreis naar Rotterdam heeft Beets bijzonder gezelschap. Een ijsbeer, tijger en leeuw reizen met hem mee. De dieren zijn bestemd voor dierentuin Natura Artis Magistra te Amsterdam. De omstandigheden deden hem denken aan de ark van Noach.115 Ackersdijck deelde aan boord zijn kamer met andere passagiers. Hij klaagt er in zijn dagboek over dat hij niet meer kon slapen als zij wakker werden.116

Van Houten en Van der Willigen zijn de enige reizigers die melding doen van de kosten van de oversteek. Van Houten betaalde 50 gulden voor twee plaatsen aan boord.117 Van der Willigen betaalde het zelfde bedrag voor één persoon maar reist wel in de eerste kajuit.

Het eerste zicht op Engeland is voor de reizigers meteen iconisch. Langzaam zien zij de witte krijtrotsen op de mist opdoemen.118 Gefascineerd blijft Cramer hier lang naar kijken. Ook voor Ackersdijck is de kust het eerste wat hij na de oversteek ziet. Dit zijn alleen niet krijtrotsen maar de zandduinen nabij Southwold. De meeste reizigers varen de Thames op en zijn onder de indruk van de hoeveelheid schepen die zij daar zien. Van der Willigen hoort muziek van andere boten komen, ziet een druk gewoel van andere reizigers aan de wal en is verbijsterd door het aantal sloepen.119 De rivier was opgestopt met kleine sloepen en grotere stoomboten.120 Ook Groshans ziet schepen van allerlei natiën statig de rivier opvaren. De Nederlandse schepen onderscheidden zich volgens hem door ‘hunne keurige netheid en schilderachtig voorkomen’.121 Beets had zich van de vaart over de Thames veel voorgesteld maar doordat de nacht al was ingevallen kon hij hier niets van zien.122

Met kleine bootjes worden gedurende de vaart over de Thames reizigers van en aan boord gebracht. De onderzochte reizigers die rechtstreeks naar Londen reisden, blijven allemaal zitten tot het eindpunt van de oversteek is bereikt: de London Docks bij Blackwall in het

113 Van Houten, Rotterdam naar Londen, 13. 114 Van Houten, Rotterdam naar Londen, 3. 115 Beets, Uitstap naar Londen, 104. 116 Ackersdijck, Engeland in 1821, 4.

117 Van Houten, Rotterdam naar Londen, 1. Ter vergelijking: Het jaarloon van een kleermakersknecht in

1819 was 40 gulden. De kosten voor de overtocht waren voor diegene met een laaginkomen dus meer dan een jaarsalaris. I.L. Brugmans e.a., Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw, supplement (Den Haag 1956) 116.

118 Cramer, Kunstreis, 211 en Van Westreenen, Londen, 13. 119 Van der Willigen, Engeland, 404. Zie Bijlage III afbeelding 2. 120 Ibidem, 405.

(25)

25 oostelijkste puntje van Londen.123 Ackersdijck stapt voor de kust in een kleine sloep die hem naar de kust brengt. Vanaf daar loopt hij vier mijl naar Southwold.124

Boottochten in Engeland

In tegenstelling tot de soms ruige zeetocht maken de reizigers eenmaal in Engeland wel boottochtjes voor hun plezier. Tot het begin van de negentiende eeuw was de Thames de belangrijkste verkeersader van Londen.125 De rivier was bezaaid met ‘een zwerm’ van kleine spitse bootjes.126 Groshans beschrijft in zijn verslag ‘de schrikbarende beweging welke onder de duizenden groote en kleine vaartuigen die in den Theems liggen plaats heeft.’127 Aan het begin van de negentiende eeuw waren dit vooral kleine roeibootjes, vanaf 1815 maakten deze langzaam plaats voor grotere stoomboten. De verkeersaders van Londen raakten dichtgeslibd en de boten boden een snelle goedkope overtocht.128 De stoomboten boden geregelde diensten naar bestemmingen aan de Thames. 129 Van der Willigen vindt in 1823 de Thames nog bezaaid met een paar duizend kleine wherries, de kleine roeiboten.130 Ook Ackersdijck wordt nog over de Thames geroeid. Wanneer de latere reizigers Londen bezoeken hebben de stoomboten de kleine wherries verdrongen.131

De reizigers maakten de boottochtjes echter niet omdat dit sneller zou zijn, ze werden puur voor het plezier gemaakt. Van der Willigen stelt dat het ‘varen met schuitjes menigmaal ter uitspanning’ gebeurt. Vooral bij mooi weer is dit bijzonder aangenaam. 132 Ook Ackersdijck was blij de hitte en het gedrang van de stad achter zich te laten. De bootjes waren voorzien van kussentjes, en met de Sunday Times in de hand was het op het water goed vertoeven.133

Tussen de watermen die de bootjes bestuurden bestond een, voor de toerist nadelige, hevige concurrentie. Zo kon Ackersdijck niet zonder moeite een boot vinden. Er ontstonden gevechten tussen de schippers die hem wilden vervoeren.134 Ook moesten de reizigers uitkijken om niet opgelicht te worden. Zowel Van de Willigen als Groshans schrijven dat zich onder de watermen veel oplichters bevonden.135

123 Van Westreenen, Londen, 51. Beets, uitstap naar Londen, 15. Zie bijlage III afbeelding 3, 4 en 5. 124 Ackersdijck, Engeland in 1821, 5.

125 Sheila Taylor ed., The moving metropolis. A history of London’s transport since 1800 (Londen 2001) 19. 126 Beets, Uitstap naar Londen, 18.

127 Troosting, Engeland in 1849, 58.

128 Liza Picard, Victorian London. The tale of a city 1840-1870 (New York 2006) 25. Zie bijlage III afbeelding

6.

129 Taylor, The moving metropolis, 30. 130 Van der Willigen, Engeland, 262.

131Zie bijlage III afbeelding 7.

132 Van der Willigen, Engeland, 261. 133 Ackersdijck, Engeland in 1821, 27. 134 Ibidem, 27.

(26)

26 Met de bootjes voeren de reizigers naar dorpjes aan de uiteinden van de stad. Richmond, Chelsea, en Greenwich waren vooral populair. Ook werd de tuin van Vauxhall vaak per boot bezocht.136 Op een zondag vaart Groshans met een stoomboot naar Greenwich. Dat het op zondagen populair was om de stad per boot te verlaten toont zich doordat de boot ‘opgepropt vol’ was.137 Voor een tochtje naar Richmond is Van der Willigen drie shilling kwijt.138

De reizigers die verder Engeland in trokken maakten ook van boten gebruik. Zo bevoer Ackersdijck de meren in het Lake District. 139 Ook voer hij met twee reisgenoten de Wye af.140 Vanaf de rivier zag hij allerlei schilderachtige gezichten.

Ook Groshans maakt tijdens zijn reis een uitstapje per boot. Met zijn reisgezelschap vaart hij het kanaal op in trekschuiten. Deze lijken op de Nederlandse behalve dat ze door twee paarden in plaats van een getrokken worden en ruimer zijn.141 De ontwikkeling in de transportsector op valt op in het verslag van Groshans wanneer hij spreekt over de trekschuiten. ‘Het was mij een vreemde gewaarwording, om weder tot eene manier van reizen terug te keeren, die ik sinds geruime tijd verlaten had’.142 In Nederland werd door de komst van de trein in 1839 de trekschuit langzaam verdrongen.143 Hoewel de trekschuit in 1848 nog volop gebruikt wordt is Groshans al helemaal gericht op het nieuwe vervoersmiddel, de trein. De trekschuit wordt door hem al bijna als een anachronisme beschouwd. In zijn Camera Obscura dat in 1839 verscheen toont Beets zijn afkeer van de trekschuit.144 De trekschuit stond voor hem gelijk aan ongemak en was niet meer van zijn tijd.

Koetsen

Wanneer gesproken wordt over de transportrevolutie wordt vooral aandacht besteed aan de opkomst van de trein. Op het gebied van koetsen traden er in het begin van de negentiende eeuw echter ook ontwikkelingen op. Deze werden door de onderzochte reizigers ook waargenomen. De introductie van de omnibus in 1829 en de cabriolet zorgde naast een veranderend straatbeeld ook voor een nieuwe vorm van vervoer.145

136 Over Vauxhall meer in hoofdstuk 3. 137 Troosting, Engeland in 1849, 9.

138 Van der Willigen, Engeland, 304. 3 shilling zou volgens de currency converter van The National Archive

in 2005 ongeveer £6,60 waard zijn. Dit is ongeveer €8,50 nu.www.nationalarchives.gov.uk, bezocht op 27 juli 2012.

139 Ackersdijck, Engeland in 1821, 110. 140 Ibidem, 57.

141 Troosting, Engeland in 1849, 65. 142 Ibidem, 75.

143 Hans Knippenberg en Ben de Pater, De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds

1800 (Nijmegen 2002) 43.

144Hildebrand, Camera Obscura (Haarlem 1839).

(27)

27 Van de onderzochte reizigers zijn het alleen Ackersdijck en Van der Willigen geweest die Engeland bezochten vóór de introductie van de omnibus en cabriolet. Zowel voor de langere afstanden in een stad als het vervoer tussen steden maakten zij veel gebruik van koetsen. Er bestonden verscheidene typen koetsen; de hackney-coach, de stage-coach en de mail-coach. Met de term coach werd een vierwielige koets bedoeld waar ongeveer zes personen mee vervoerd konden worden. Het gaat hier dus om het concrete voertuig. De termen hackney, stage en mail slaan op de vorm van vervoer die zij aanboden.146 De hackney-coach was een huurkoets. Deze konden op bepaalde verzamelpunten in de stad gehuurd worden. De term hackney komt van het Franse hacquenée, wat een sterk huurpaard betekent. De stage-coach was een koets bedoeld voor de langere afstanden tussen steden.147 Met de mail-coach werd de post tussen steden en dorpen vervoerd. Met deze koets konden ongeveer zes tot zeven personen meerijden. Een nadeel van de mail-coaches was dat deze vaak ’s nachts reden.

Tot de invoering van de Stage Carriage Act van 1832 was het gebruik van koetsen aan strenge regulatie gebonden.148 Zo was het vervoer binnen de stadsgrenzen van Londen uitsluitend bestemd voor de hackney-coaches. De stage-coaches mochten wel passagiers in de stad oppikken maar deze niet binnen de stadsgrenzen afzetten. In 1807 reden er ongeveer 1000 hackney-coaches met een vergunning rond. Ackersdijck maakt na zijn aankomst in Londen gebruik van een hackney-coach om een bekende te bezoeken.149 Dit was waarschijnlijk makkelijker dan de woning lopend te vinden in de voor hem nog onbekende stad.

Voor vervoer tussen de steden maakten Ackersdijck en Van der Willigen gebruik van de stage-coach en de mail-coach. Dit waren vaak lange ritten. Zo reist Ackersdijck in 5,5 uur van Lowestoft naar Londen en van Londen naar Bath in 12 uur.150 Ook Van der Willigen moest voor dag en dauw opstaan om uren in de koets door te brengen. Zo reisde hij vanuit Oxford naar Bristol in 10 uur.151 Hoewel deze reistijden ons lang voorkomen ervoeren Ackersdijck en Van der Willigen het vervoer als erg snel. Zo schrijft Ackersdijck over zijn rit naar Bath dat ‘de wagen … verwonderlijk snel’ ging.152 De snelheid van de Engelse koetsen overdondert ook Van der Willigen; ‘Als een pijl uit den boog snelden wij voort’. Ook Van Westreenen merkt op dat hij afstanden sneller aflegt dan in Nederland. Zo schrijft hij dat hij een rit van 21 mijl waar hij in Nederland ruim vijf uur over zou doen in 3,5 uur heeft afgelegd.153 De koetsen lijken inderdaad sneller te rijden dan die in Nederland. Volgens berekeningen van Knippenberg en de Pater was

146Taylor, The moving metropolis, 39.

147 Zie bijlage III afbeelding 8. 148 Taylor, The moving metropolis, 12. 149 Ackersdijck, Engeland in 1821, 16 en 44. 150 Ibidem, 10.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mijn ernstig woord, mijn vroolijk lied, Moet zijn voor aller hart en ooren.. Partijman wezen wil

 Waar loop jij warm voor, wat zou je willen verbeteren of veranderen.  Waarover wil je zelf zeggenschap hebben, waarop wil je invloed

- Provincie-Combifonds Vitaliteitsfonds; voor de bouw en inrichting, 30% van de kosten met een maximum van € 100.000; initiatief projectontwikkelaar of de gemeente. -

Zijn reislust kwam niet alleen voort uit persoonlijke nieuwsgierigheid maar ook uit de overtuiging dat sociaal-wetenschappelijke kennis vooral voor- uit geholpen werd door ervaring

• Aanpak van eenzaamheid raakt veel beleidsterreinen (mobiliteit, arbeid, wonen, GGZ, sport, cultuur, gezondheid…). • Er heerst een taboe op

De Graaf trad toe en greep haar koude hand, Voor 't eerst ten vuist genepen, - zag haar aan, Met oogen, niet bevochtigd door een traan, Maar met een blik, die blijk van wanhoop

Verwellekomt, verheugd en bly, Dien Held, vol moed, En roept, benevens my Lang leef 't Oranje bloed. Een B OOTSGEZEL

Het is aannemelijk dat Beets voor zijn studie over Potgieter nog van het oorsponkelijk Dagboek gebruik heeft gemaakt; in de Leidse Universiteitsbibliotheek wordt namelijk een blad