• No results found

Bazel II en de gevolgen voor de accountant

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bazel II en de gevolgen voor de accountant"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De gevolgen voor de accountant op het gebied van de Financial

Services door de invoering van Bazel II

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economische Wetenschappen

Bart-Jan Riphagen

1198920

Studie: Economie

Studierichting: Accountancy

Eerste begeleider: Dr. R.B.H. Hooghiemstra RA Tweede begeleider: Prof. Dr. J.A. van Manen RA

(2)

Woord vooraf

Voor u ligt de definitieve versie van mijn afstudeeronderzoek voor de afstudeerrichting Accountancy van de studie Economie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Het beschrijft de veranderingen in de werkzaamheden van de accountant in het controleproces die veroorzaakt worden door de overstap van Bazel I naar Bazel II.

Mijn afstudeeronderzoek was niet tot stand gekomen zonder de hulp van een aantal personen in het bijzonder. Graag zou ik mijn collegae bij Ernst&Young te Amsterdam willen bedanken voor de gezellige en leerzame tijd die ik tijdens mijn stage heb meegemaakt. In het bijzonder zou ik dhr. M. Boeljon willen bedanken voor de prettige en goede begeleiding binnen Ernst&Young. Ook zou ik dhr. H. Moison willen bedanken voor de vele informatie over Bazel II die ik nodig heb gehad om het onderzoek tot een goed einde te brengen. Verder gaat mijn dank uit naar de personen die ik heb mogen interviewen. Na overleg is besloten de namen anoniem te houden. Natuurlijk mag ik mijn begeleiders aan de faculteit niet vergeten. Mijn dank gaat uit naar dhr. R. Hooghiemstra en dhr. J. van Manen voor het nuttige commentaar en de behulpzaamheid tijdens mijn afstudeerperiode.

Verder wil ik graag iedereen in mijn omgeving bedanken voor de steun en interesse tijdens mijn afstudeertraject maar ook in de jaren daarvoor. Heel belangrijk zijn mijn ouders gedurende mijn studie geweest, en ik wil hen graag bedanken voor de steun die ik heb gehad en het vertrouwen dat ze al die tijd in mij hebben gesteld.

(3)

Samenvatting

Het toezicht op banken staat momenteel volop in de belangstelling van zowel de toezichthouder als de banken waarop toegezien wordt. De financiële sector ondergaat vele veranderingen als gevolg van de groei van banken en complexiteit. Daarnaast bevestigen debacles buiten de bankensector het belang voor de maatschappij van adequaat toezicht. Dat adequaat toezicht nodig is ligt in het feit dat banken een primaire rol vervullen in de maatschappij. Hierdoor is het van belang dat het vertrouwen van het publiek en het bedrijfsleven verzekerd blijft. De accountant op het gebied van Financial Services speelt hierbij een belangrijke rol en is daardoor gebonden aan veel en specifieke richtlijnen.

Het vormgeven van het toezicht op banken vindt meer en meer internationaal plaats. De internationale regelgeving wordt ontwikkeld en voorbereid door het Bazel Comité. Dit Comité vaardigt geen regelgeving uit, maar ontwikkelt toezichtstandaarden met de verwachting dat de deelnemende landen deze in de lokale regelgeving zullen gaan volgen. De Bazelse akkoorden zijn de bekendste akkoorden op het gebied van bankentoezicht.

Sinds 1988 bestaat het Bazel I akkoord dat banken verplicht tot het aanhouden van een minimale reserve voor het afdekken van risico’s ten aanzien van verleend krediet. Bazel I werd opgesteld door het Bazel Comité, dat inmiddels is uitgegroeid tot het belangrijkste internationale regelgevende orgaan op het gebied van bankentoezicht. Het akkoord hield in dat banken minimaal 8% eigen vermogen moeten aanhouden ten opzichte van het verleende krediet. Het doel van dit akkoord was de continuïteit van banken te garanderen bij het failliet gaan van kredietnemende organisaties.

Na verloop van tijd kwam er kritiek op dit akkoord. Bazel I hield geen rekening met de mate van risico die er bestaat bij het verlenen van krediet. Deze risico’s verschillen echter per kredietnemende organisatie.

Onder Bazel II, dat op 1 januari 2007 van start zal gaan, krijgen banken de mogelijkheid om op verschillende manieren de risico’s die ze lopen vast te stellen. Hoe hoger het te lopen risico voor een bank, des te groter de ‘buffer’ die moet worden aangehouden. Het raamwerk van Bazel II is opgedeeld in drie pijlers met elk zijn eigen doelstellingen:

Pilaar 1: Minimum kapitaaleisen voor de verschillende risico’s Pilaar 2: Regels voor de toezichthouder (DNB)

Pilaar 3: Marktdiscipline, betreft de openbaarmaking van relevante informatie

Bazel II zal veranderingen met zich meebrengen en gezien de aard van mijn studie, ben ik vooral geïnteresseerd naar de gevolgen voor de accountant.

De vraagstelling van dit onderzoek luidt dan ook: wat zijn de gevolgen van de invoering van de

nieuwe regelgeving onder Bazel II voor de werkzaamheden van de accountant op het gebied van de Financial Services?

Om tot een goed antwoord op deze vraagstelling te komen zijn een aantal partijen geïnterviewd. Deze partijen spelen alledrie een rol van betekenis bij de implementatie van Bazel II: DNB, het

(4)

NIVRA en het accountantsberoep. Door de gestelde vragen is het duidelijk geworden wat de verantwoordelijkheden van de accountant op dit moment zijn en hoe deze, door de komst van Bazel II, gaan veranderen.

Op dit moment zijn er verschillende wetten met eisen/regels waaraan de accountant zich moet houden en die voortkomen uit de richtlijnen van het Bazels Comité. Regelgeving voor accountants op het gebied van de Financial Services zijn te vinden in de Wet toezicht kredietwezen en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Andere regelgeving voor accountants van financiële instellingen is te vinden in de Regeling Organisatie en Beheersing.

De werkzaamheden van de accountant, op dit moment, specifiek gericht op de richtlijnen van Bazel I zijn het bepalen van de solvabiliteitsratio’s en of deze overeen komen met de richtlijnen van DNB. Verder dient te worden gecontroleerd of het minimaal vereiste kapitaalvermogen aanwezig is. Er wordt gecontroleerd of van het uitstaande vermogen tenminste 8% wordt aangehouden als kapitaalbeslag.

Uit de interviews kwam naar voren dat Bazel II een enorme stap vooruit is in het proces van beheersing van risico’s. Het zal voor meer stabiliteit in de financiële wereld zorgen.

Als antwoord op de vraagstelling kan worden gegeven dat de controle zich zal verplaatsen van een cijfermatige naar een procescontrole. Dit was al een trend van de laatste jaren en dit zal zich alleen nog maar versnellen door de invoering van Bazel II. Voor de accountant zal dit ondermeer betekenen dat men bij de controle steeds meer zal gaan steunen op de modellen die een bank gebruikt voor het berekenen van risico’s en beslagen, dus meer op de AO/IC van de bank. Concrete veranderingen in het controleproces van de accountant zijn gebaseerd op verwachtingen, daar DNB nog geen duidelijke richtlijnen heeft opgesteld voor de controle van banken onder Bazel II.

Wellicht zal er voor de accountant ook de taak komen om de interne methodologieën die door de banken gebruikt worden om kapitaalvereisten te berekenen voor de verschillende risico’s te verifiëren en te beoordelen. Daarnaast zal de accountant ook een oordeel moeten vellen over het risicobeleid van de bank.

Het verdient de aanbeveling om de verandering van de werkzaamheden van de accountant in kaart te brengen als de concrete richtlijnen van DNB bekend zijn. Dan pas kan men concreet aangeven wat de grote veranderingen zijn in het controleproces. Echter wel mag worden aangenomen dat de veranderingen in de lijn van deze voorspellingen liggen. De geïnterviewde partijen zijn zeer nauw betrokken bij de implementatie van Bazel II en hebben ook zitting in de adviescommissie die DNB ondersteunt bij dit proces.

Na een periode van gebruik zal er zeker een evaluatie plaatsvinden door het Bazel Comité. Misschien dat er in de toekomst nog geschaafd zal worden aan het Bazel II akkoord, maar deze stap zal niet zo groot zijn als de stap van Bazel I naar Bazel II.

(5)

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1: ONDERZOEKSOPZET

§ 1.1: INLEIDING ONDERWERP...6

§ 1.2: PROBLEEMSTELLING...9

§ 1.3: STRUCTUUR/OPZET VAN HET ONDERZOEK ...10

HOOFDSTUK 2: VAN BAZEL I NAAR BAZEL II § 2.1: INLEIDING ...11

§ 2.2: BANK FOR INTERNATIONAL SETTLEMENTS...11

§ 2.3: BAZEL I...12

§ 2.4: KRITIEK OP BAZEL I...13

§ 2.5: BAZEL II ...14

§ 2.5.1: PILAAR 1: MINIMUM KAPITAALEISEN...15

§ 2.5.2: PILAAR 2: SUPERVISORY REVIEW ...17

§ 2.5.3: PILAAR 3: MARKTDISCIPLINE...19

§ 2.6 SAMENVATTING ...21

HOOFDSTUK 3: WERKZAAMHEDEN ACCOUNTANT OP HET GEBIED VAN DE FINANCIAL SERVICES § 3.1: INLEIDING ...22

§ 3.2: ORGANISATIES OPEREREND OP HET GEBIED VAN FINANCIAL SERVICES ...22

§ 3.3: DE ACCOUNTANT OP HET GEBIED VAN FINANCIAL SERVICES ...24

§ 3.4: SAMENVATTING ...29

HOOFDSTUK 4: ONDERZOEK EN UITKOMSTEN § 4.1: INLEIDING ...31

§ 4.2: ONDERZOEKSONTWERP ...31

§ 4.3: DE UITKOMSTEN VAN HET INTERVIEW ...35

§ 4.4: SAMENVATTING ...39

HOOFDSTUK 5: CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN § 5.1: INLEIDING ...41

§ 5.2: CONCLUSIES ...41

§ 5.3: EINDCONCLUSIE ...44

(6)

§ 5.5: BEPERKINGEN ...46

LITERATUURLIJST ...47 BIJLAGEN

BIJLAGE I: INTERVIEW ACCOUNTANT ...51 BIJLAGE II: INTERVIEW DNB...52 BIJLAGE III: INTERVIEW NIVRA ...53

(7)

Hoofdstuk 1: Onderzoeksopzet §1.1 Inleiding onderwerp

Het toezicht op banken staat momenteel volop in de belangstelling van zowel de toezichthouder als de banken waarop toegezien wordt. Daarnaast bevestigen debacles buiten de bankensector, zoals Enron en Parmalat, het belang voor de maatschappij van adequaat toezicht. Wellicht dat het toezicht in de bankensector als voorbeeld kan gaan dienen voor andere sectoren. Het vormgeven van het toezicht op banken vindt meer en meer internationaal plaats. Daarbij speelt de regelgeving die wordt ontwikkeld en voorbereid door het Bazels Comité een grote rol. Dit Comité is opgericht in 1975 door vertegenwoordigers van de centrale banken van de G10-landen. Het vaardigt geen regelgeving uit, maar ontwikkelt toezichtstandaarden met de verwachting dat de deelnemende landen deze in de lokale regelgeving zullen gaan volgen.

In mei 2003 publiceerde het Basel Comittee on Banking Supervision haar derde en voorlopig laatste consultative paper over het nieuwe Bazel kapitaalakkoord. Het nieuwe akkoord heeft de doelstelling de kapitaalvereisten op een betere manier afhankelijk te laten zijn van de daadwerkelijke risico’s, die een bank loopt bij haar activiteiten (Bliss, 2002). In 2004 werd het akkoord door de vertegenwoordigers van de centrale banken aangenomen en kreeg het de naam Bazel II. Aan het eind van dit jaar wordt verwacht dat de meeste banken de implementatie hebben afgerond en over 2007 zal volgens de richtlijnen van Bazel II gerapporteerd moeten worden (BCBS, 2003). Bazel II bevat ondermeer nieuwe solvabiliteitseisen. Onder de basisdefinitie van solvabiliteit wordt verstaan het vermogen om aan verplichtingen te voldoen en verliezen op te vangen, afgemeten aan het eigen vermogen (Starreveld e.a. 1997).

Doordat steeds meer banken zich moeten gaan houden aan internationale regelgeving, zal de manier van verslaggeving, van de verschillende instellingen, min of meer dezelfde zijn. Dit zal leiden tot verslaggeving die beter te vergelijken is. De markt zal transparanter worden, waardoor een individu gemakkelijker beslissingen zal kunnen nemen.

De roep om meer transparantie, meer inzicht in het reilen en zeilen van een onderneming is niet bepaald nieuw. Moison (blz 4, 2005) stelt in dit verband: ‘Al in de zestiende eeuw, ten tijde van de Verenigd Oost-Indische Compagnie, was er behoefte aan informatie, maar die drong over het algemeen maar traag door. De grotere verandering door de eeuwen heen zit hem vooral in de snelheid waarmee informatie wordt verlangd en waarmee die informatie ook wordt verstrekt, de grotere diepgang van de verstrekte informatie, de veel grotere detaillering en de sterk toegenomen betrouwbaarheid.’

Bazel II heeft als doel ervoor te zorgen dat banken wereldwijd hun risico’s nog beter gaan managen. Dit zal ook gelden voor landen die het Bazel II akkoord niet zelf hebben ondertekend, maar het wel zullen invoeren. Chinese banken zijn bijvoorbeeld ook al bezig met de implementatie van Bazel II. Elk land dat internationale investeerders wil aantrekken, kan door invoering van Bazel II vertrouwen kweken in zijn financiële stelsel. Bazel II wordt daardoor, net als Bazel I, de internationale standaard voor het aanhouden van kapitaalbuffers door banken.

(8)

Vertrouwen in de financiële sector is essentieel voor welvarende maatschappijen als de onze (DNB, 2004).

Banken spelen een belangrijke rol in de huidige economie en de continuïteit en stabiliteit van het banksysteem is dan ook van maatschappelijk belang. Door de groeiende complexiteit van bankieren is een grotere maatschappelijke understanding noodzakelijk. Een goede communicatie met toezichthouders en externe accountants is hierdoor van essentieel belang (BSBC, 2002). Een van de significante verschillen met het huidige akkoord is dat banken, bij de berekening van het kapitaalbeslag, nu ook rekening moeten houden met de operationele risico’s, die een bank bij haar dagelijkse werkzaamheden loopt (Herring, 2002). Dit risico is de laatste jaren groter geworden. Een voorbeeld daarvan is het risico van de dreiging van aanslagen. Ook banken zullen hieronder te leiden hebben. Ook naar aanleiding van het faillissement van de Barings Bank werd de roep om beter toezicht op banken groter.

Daarnaast zal er het een en ander gaan veranderen op het gebied van de regelgeving voor banken. Om alvast te wennen aan de nieuwe regelgeving zal in de tweede helft van 2006 een zogenaamde ‘parallel run’ plaatsvinden (BCBS, 2003). Een laatste toets waarbij alle banken, van de deelnemende landen, rapporteren onder de regelgeving van Bazel I en Bazel II. Vanaf 2007 zullen banken moeten rapporteren volgens de regelgeving van Bazel II.

De roep om meer transparantie zal ook gevolgen hebben voor de taken van de accountant. Door de nieuwe regelgeving zal bijvoorbeeld op een andere manier berekend worden hoe groot het kapitaalbeslag moet zijn. Ook aan de rapportage aan de markt en taken van de toezichthouder zal er het nodige veranderen. De externe accountants zullen het management van de bank ondersteunen/adviseren bij het opzetten van de modellen voor de berekeningen. Er zullen adequate systemen moeten worden opgezet die het risicomanagement moeten ondersteunen. De markt gaat er vanuit dat de door banken vrijgegeven informatie in de jaarverslagen te vertrouwen is. De accountant speelt hierbij een belangrijke rol (NIVRA, 2006).

Niet alleen voor de controle, maar ook bij de advisering zal de accountant ervoor moeten zorgen dat men op de hoogte is. De accountant ondersteunt het management van een organisatie bij het opzetten van een intern controle systeem. Een adequaat intern controle systeem is van belang voor een effectieve controle benadering (BCBS, augustus 2002).

Door de toenemende mate van specialisatie van accountants op bepaalde segmenten van de markt (Hogan en Jeter, 1999) zullen niet alle accountants te maken krijgen met Bazel II. Het akkoord is alleen van toepassing op banken. De controle van en advisering aan banken moeten aan specifieke eisen voldoen en vereisen een andere aanpak. Bazel II veroorzaakt een aantal veranderingen hierin.

De ontwikkelingen van Bazel II kunnen worden geplaatst in de hedendaagse maatschappij waarin de aandeelhouders transparantie verwachten over de wijze waarop organisaties hun bedrijfsactiviteiten beheersen. Artikel 404 van het Amerikaanse Sarbanes-Oxley-Act benadrukt ook het belang van een adequaat intern beheersingssysteem. De rol van de accountant zal gaan veranderen in de (nabije) toekomst. Wat zullen de grootste gevolgen voor de accountant zijn van het invoeren van deze nieuwe regelgeving onder Bazel II? Dit onderzoek zal op deze vraag antwoord proberen te vinden.

(9)

§1.2 Probleemstelling

De probleemstelling van een onderzoek bestaat uit een doel- en een vraagstelling. Het doel van dit onderzoek is een beeld te geven van hoe de externe accountant er, ten opzichte van de invoering van de regelgeving onder Bazel II, op dit moment voorstaat. Daarnaast is het doel enig inzicht te verschaffen in beide Bazel akkoorden. Van belang daarbij zijn de kritieken op het ‘oude’ akkoord. Vanaf volgend jaar zal Bazel II worden ingevoerd. Dan zal aan het begin van het nieuwe jaar dit de standaard zijn waaraan men zich moet houden. Het is dus belangrijk voor de externe accountant zich nu al te conformeren aan deze eisen, zodat men tijdens het ‘proefdraaien’ in de tweede helft van dit jaar weet wat voor veranderingen Bazel II met zich meebrengt. Er zal dan ook nog het een en ander moeten gebeuren om ervoor te zorgen dat de accountant volledig op de hoogte is van wat er van hem verwacht wordt.

Over Bazel is al het een en ander geschreven. Die onderzoeken zijn vooral gericht op het onderzoeken van de modellen voor het inschatten van risico’s. De accountant zal er toch ook mee te maken krijgen en gezien de aard van mijn studie, lijkt het me interessant om er achter te komen wat de gevolgen zijn voor de accountant. Niet alle accountants zullen met de nieuwe regelgeving te maken krijgen. Bazel II is regelgeving specifiek voor banken. Aangezien de accountantskantoren zich steeds meer gaan specialiseren op bepaalde delen van ‘hun’ markt, zullen alleen de accountants op de afdeling Financial Services met Bazel II te maken krijgen. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar Bazel II en de rol van de accountant en het lijkt me goed om te weten hoe de accountant er zo kort voor de invoering voor staat. Aan de hand van een praktijkonderzoek zou ik hier achter willen komen.

De vraagstelling van dit onderzoek luidt: wat zijn de gevolgen van de invoering van de nieuwe

regelgeving onder Bazel II voor de werkzaamheden van de accountant op het gebied van de Financial Services?

Om tot een goed antwoord te komen zal de hoofdvraag worden uitgewerkt aan de hand van een aantal (deel)vragen. Deze kunnen worden onderverdeeld in vragen voor het theoretische kader en vragen voor het praktijkonderzoek.

Deelvragen theoretisch kader

1. – Wat houdt het ‘oude’ Bazel akkoord (Bazel I) in en waarom moest er een nieuw akkoord komen?

2. – Tot wat hebben de kritieken geleid en wat is er veranderd door de komst van het nieuwe akkoord (Bazel II)?

3. – Waaruit bestaan de huidige taken van de accountant op het gebied van de Financial Services?

(10)

Deelvragen praktijkonderzoek

4. – Wat zal er veranderen in de taken van de accountant op het gebied van de Financial Services door de invoering van Bazel II?

5. – Hoe staat de accountant er op dit moment voor?

6. – Wat zal er moeten gebeuren om ervoor te zorgen dat de accountant, bij de invoering van Bazel II, klaar is om met de nieuwe regelgeving te werken?

§1.3 Structuur/opzet van het onderzoek

Het eerste gedeelte van dit onderzoek zal het theoretische kader zijn. De eerste vier deelvragen zullen daarin uitgewerkt worden. Dit zal gebeuren aan de hand van literatuurstudie. Er zal worden ingegaan op de totstandkoming van het Bazels Comité en over de aanleiding voor Bazel I. Belangrijk daarbij is wat de kritiek was op dit akkoord, want die kritiek heeft uiteindelijk geleid tot het nieuwe akkoord.

Het tweede hoofdstuk beschrijft de taken van de accountant op dit moment, met betrekking tot de aspecten van het Bazelse akkoord. Daarnaast zal beschreven worden wat de specifieke taken van de accountant zijn op het gebied van Financial Services. Na onderzoek door middel van een aantal enquêtes wordt er gekeken naar de veranderingen die zijn opgetreden. Uit de enquêtes zou ook extra informatie kunnen komen met betrekking tot deelvraag 4. De enquêtes zullen bij meerdere accountantsorganisaties worden afgenomen, zodat een redelijk goed beeld kan worden verkregen van de situatie rondom de nieuwe regelgeving op dit moment. Het uiteindelijke doel is om met aanbevelingen te komen, die ervoor kunnen zorgen dat de accountant, aan het begin van het nieuwe jaar, klaar is voor het gebruik van de nieuwe regelgeving onder Bazel II. Het praktijkonderzoek zal worden beschreven in het derde hoofdstuk. De resultaten zullen worden verwerkt in hoofdstuk 4. Als alle deelvragen zijn beantwoord kan er een conclusie worden getrokken; het antwoord op de hoofdvraag.

(11)

Hoofdstuk 2: Van Bazel I naar Bazel II §2.1 Inleiding

Bazel II is de opvolger van Bazel I. Bazel I was beperkt tot een grove bepaling van solvabiliteitsvereisten op basis van kredietrisico’s (von Thadden, 2004). De uitbreiding van het kapitaalakkoord van 30 pagina’s tot zo’n 250 pagina’s resulteerde in een document waarin verschillende pilaren worden behandeld. Deze pilaren bevatten richtlijnen voor het beheer van risico’s (pilaar 1), de toezichthouder (pilaar 2) en de verslaggeving aan de markt (pilaar 3). Het nieuwe akkoord steunt op deze drie pilaren en deze zullen dus goed moeten worden ingevuld. Het doel van dit hoofdstuk is antwoord te geven op de eerste drie deelvragen: Wat houdt het ‘oude’ Bazel akkoord (Bazel I) in? Waarom moest er een nieuw akkoord komen en wat was de kritiek op het oude akkoord? Tot wat hebben de kritieken geleid en wat is er veranderd door de komst van het nieuwe akkoord?

Als eerste volgt een beschrijving van de Bank for International Settlements. Hierin worden de doelstellingen van deze organisatie weergegeven. Paragraaf 2.3 gaat over het Bazels Comité die de uiteindelijke regelgeving op papier heeft gezet. Paragraaf 2.4 geeft kort weer wat het Bazel 1 akkoord inhoudt. Belangrijk is paragraaf 2.5, waarin de kritieken op het oude akkoord worden weergegeven. Dit is ook het ‘bruggetje’ naar de laatste paragraaf van dit hoofdstuk. Hierin worden de grootste veranderingen ten opzichte van het oude akkoord beschreven.

§2.2 Bank for International Settlements

De Bank for International Settlements (BIS) is opgericht op 17 mei 1930 en is daarmee s’ werelds oudste internationale financiële organisatie. Het hoofdkantoor van de BIS staat in Bazel en zijn er vestigingen in Hong Kong en in Mexico City (www.bis.org).

De BIS is een internationale organisatie die de monetaire en financiële stabiliteit stimuleert. Daarnaast zijn o.a. de doelstellingen: het faciliteren van overleg tussen centrale banken onderling en de financiële gemeenschap alsmede het opereren als bank voor andere centrale banken en internationale organisaties.

Deze doelstellingen probeert de BIS te halen door te acteren als:

a) een forum om discussie en policy analyses tussen de centrale banken en de internationale financiële gemeenschap te bevorderen,

b) een centrum voor economisch en monetair onderzoek,

c) een belangrijke tegenpartij voor de centrale banken bij hun financiële transacties en d) een agent of vertrouwenspersoon voor de financiële ondernemingen (www.bis.org). De klanten van de BIS zijn de centrale banken en internationale organisaties, waardoor de BIS geen deposito’s accepteert, of financiële service verleent aan individuen of private corporate entities.

De drie belangrijkste organen van de BIS, die ook bevoegd zijn om beslissingen te nemen, zijn de algemene vergadering van lidzijnde Centrale Banken, de Board of Directors en het Management van de Bank (www.bis.org).

Het streven naar monetaire en financiële stabiliteit is een primair streven van de BIS. Hierbij zijn bijeenkomsten en overleg tussen de verschillende partijen een belangrijk instrument. Om centrale

(12)

banken en autoriteiten op het gebied van financiële stabiliteit te ondersteunen, zijn er verschillende commissies opgericht, die achtergrondanalyses maken en beleidsaanbevelingen geven (www.bis.org).

Een van die commissies is het Basel Committee on Banking Supervision (BCBS). Het Bazels Comité voor bankentoezicht is opgericht in 1975 naar aanleiding van de sluiting van de Duitse bank Herstatt (Herring, 2005). Deze commissie bemoedigt het contact en samenwerking tussen haar leden en andere op banken toezichthoudende autoriteiten. Dit comité is opgericht in 1975 door de bestuurders van de centrale banken van de G10 landen1. Vier keer per jaar komt deze

commissie bijeen en heeft ongeveer vijfentwintig werkgroepen en task forces, die ook regelmatig bijeen komen. De huidige voorzitter van deze commissie is Mr. Jaime Caruana, president van de centrale bank van Spanje (www.bis.org).

Het comité heeft geen formele supranationale toezichtautoriteit en haar beslissingen vormen geen wettelijke bepalingen. Het comité formuleert toezichtstandaarden met de verwachting dat de deelnemende landen deze overnemen in hun lokale wetgeving (www.bis.org).

§2.3 Bazel I

De centrale banken en toezichthouders besloten in 1988 om in G10-verband twee belangrijke zaken ter hand te nemen. In de eerste plaats ervoor te zorgen dat individuele banken voldoende solvabel zijn en ten tweede om ervoor te zorgen dat de wijze waarop dat gebeurt voor alle landen en banken gelijk is (DNB, 2002).

In 1988, heeft de BCBS een ‘capital measurement’ systeem geïntroduceerd dat bekend staat als het Basel Capital Accord, oftewel Bazel I. In dit akkoord werden minimumeisen vastgelegd voor de door banken aan te houden hoeveelheid eigen vermogen. Bovendien was dit het eerste allesomvattende internationale akkoord over kapitaaleisen.

Ofschoon slechts dertien landen in het Bazels Comité vertegenwoordigd zijn, werd het akkoord ook in veel niet-vertegenwoordigde landen aanvaard (Jokivuolle en Kauko, 2001). De BIS-ratio werd de feitelijke solvabiliteitsnorm voor financiële instellingen wereldwijd (DNB, 2003).

Er werd vastgelegd dat het minimum eigen vermogen van de bank ten minste gelijk moet zijn aan 8 procent van de naar risicograad gewogen vorderingen. Er wordt hierbij op globale wijze rekening gehouden met de aard van de tegenpartij en de verkregen zekerheden door de uitzetting te wegen met een percentage (zie tabel 1).

De solvabiliteitseisen voor de uitzettingen kunnen berekend worden door de 8% te vermenigvuldigen met de risicoweging. Bij overheden is de eis 0% zijn en bij banken 1,6 % (8% x 20%). Andere uitzettingen, dus kredieten aan ondernemingen, maar ook persoonlijke leningen aan particulieren, worden voor de volle 100% gewogen (BSBC, 2003).

1 De Groep van Tien (G10) bestaat uit elf industrielanden (België, Frankrijk, Canada, Duitsland, Italië, Japan,

Nederland, Zweden, Zwitserland, Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten) die overleggen en samenwerken op het gebied van economische, monetaire en financiële kwesties.

(13)

Tabel 1: Risicoweging Bazel I akkoord Tegenpartij Risicoweging Overheden 0 % Banken 20% Hypothecaire leningen 50% Andere uitzettingen 100% Bron: www.bis.org

Het kapitaal van een bank wordt gevormd door twee ‘tiers’. Tier 1 (“core”) kapitaal bevat de boekwaarde van het aandelenkapitaal, de algemene reserves, agioreserve, de reserve koersverschillen en het fonds voor algemene bankrisico’s. Tier 2 (“supplementary”) kapitaal wordt geacht minder kwaliteit te hebben. Het bevat, onderworpen aan verschillende voorwaarden, de herwaarderingsreserves, andere reserves en achtergestelde leningen met een minimum looptijd van 5 jaar. Een maximum van 50% van het kapitaal van een bank kan bestaan uit tier 2 kapitaal. Tier 1 heeft verder geen restricties. Risk Weighted Assets (RWA) zijn de risico gewogen activa. Dit zijn de gesommeerde activa, maar gewogen met het bijbehorende risicopercentage. Hierbij worden alle debet balansposten gewogen naar het risico dat de bank over de betreffende posten loopt en worden vervolgens bij elkaar opgeteld. Bij deze ratioberekening wordt alleen uitgegaan van het kredietrisico. Het kapitaalbeslag voor kredietrisico moet minimaal 8% van de RWA zijn. Om tot de BIS ratio te komen moeten tier 1 en tier 2 bij elkaar worden opgeteld en worden gedeeld door de RWA (BCBS, 2003).

De banken met een meer geavanceerd risicobeleid keken niet alleen naar de eisen van de toezichthouders. Er werd bij het vast stellen van het tarief ook rekening gehouden met de werkelijke risico-inschatting. Daarbij speelde ook factoren als de balansstructuur van de bank, de risicoconcentraties, de groeidoelstellingen en marketingplannen een belangrijke rol (Moison, 2005).

Aan het begin van de jaren negentig werd besloten het akkoord uit 1988 te vernieuwen en iets aan te passen. Er werden ook vereisten opgesteld voor het marktrisico. Het element marktrisico voor het kapitaalbeslag werd opgenomen in de formule. Dit amendement op het akkoord uit 1988 werd ingevoerd in 1996 (www.bis.org).

§2.4 Kritiek op Bazel I

Stabiliteit in het huidige dynamische en complexe financiële stelsel kan alleen worden bereikt door de combinatie van effectief management binnen banken, marktwerking en toezicht. Bazel I richtte zich alleen op het totale vermogen van een bank, wat belangrijk is voor het terugbrengen van het risico van faillissement en de gevolgen hiervan voor de schuldeisers van een bank (Herring, 2004).

Het huidige Bazel I akkoord heeft een gelijke bepaling van het kapitaalbeslag voor het kredietrisico. Of het nu gaat om een handelsonderneming met 5 miljoen omzet of een industriële onderneming 500 miljoen omzet als klant, het kapitaal dat een bank als buffer dient aan te houden is procentueel gelijk, terwijl deze ondernemingen totaal verschillende risicoprofielen kunnen

(14)

hebben. Bazel I laat weinig ruimte om het kapitaalbeslag naar risico te differentiëren. De beste manier om risico’s te beheren, is per bank verschillend. Per klant zou er dus een andere risicobenadering nodig moeten zijn.

Onder Bazel I zijn banken verplicht om voor elke kredietaanvrager hetzelfde kapitaalbeslag aan te houden. Een logisch gevolg daarvan is ‘regulatory capital arbitrage’. Dit houdt in dat banken risicovolle klanten opzoeken die bereid zijn een hoger rentepercentage te betalen, omdat daarmee een beter rendement te behalen is ten opzichte van het aan te houden kapitaal (Herring, 2004). Het was nodig het akkoord uit 1988 te herzien. Ten eerste omdat de financiële markt een dynamische markt is. Sinds het akkoord zijn er tal van nieuwe producten, financiële structuren en risicoverlagende constructies ontwikkeld. Het akkoord diende te worden herzien om het effect van dergelijke producten op de risicoprofielen en solvabiliteit van banken mee te nemen. Ten tweede omdat een meer verfijnde en meer risicogevoelige classificatie noodzakelijk werd geacht. En ten derde wenste het Comité verder te bouwen op de ervaring die was opgedaan met het 1996 Martket Risk Amendment door moderne banken toe te staan interne modellen te gebruiken voor activa in het bankenboek ( DNB, P01A/NL, 2003).

Een nieuw systeem zou moeten voorzien in een bredere en een meer genuanceerde aanpak, waarin het totale kapitaalvereiste in beginsel niet groter is dan voorheen.

Voortbouwend op het oude akkoord en de uitbreidingen daarop, tracht het nieuwe raamwerk de stabiliteit van het financiële stelsel te verbeteren. Dit streeft men na door meer nadruk te leggen op de interne controle en het risicomanagement van banken, het proces van toezicht en de werking van de financiële markt (Moison, 2002).

§2.5 Bazel II

Bazel II verlangt dat op een risicogevoelige manier berekend moet worden hoe groot het kapitaal moet zijn dat de banken vanuit de toezichthouder, De Nederlandsche Bank, moeten aanhouden, het zogeheten toezichtkapitaal. Bazel II biedt daarbij een aantal benaderingen die gekozen kunnen worden. De meest extreme benadering is die, waarbij de bank zelf risicomodellen mag ontwikkelen om het risico te meten en het toezichtkapitaal te berekenen. Voor alle risicogebieden moeten modellen worden ontwikkeld; voor het kredietrisico, het operationele risico en het marktrisico.

De eerste versie van de Bazel II-voorstellen dateert uit juni 1999, de tweede versie uit januari 2001 en de derde versie uit april 2003. Deze voorstellen hadden de vorm van zogenaamde ‘consultative papers’ waarbij de internationale banken om raad werden gevraagd en werden uitgenodigd om commentaar te geven. Het Bazel II akkoord van juni 2004 is de afsluiting van het jarenlange proces van consultatie. De daadwerkelijke implementatie van Bazel II staat gepland voor eind 2006, begin 2007 (BCBS, 2003).

Het Bazel II akkoord steunt op drie pilaren die een onderlinge samenhang kennen. De pijlers zijn verschillend van karakter maar alledrie even belangrijk. Als een van de pijlers niet goed is ingevuld, vertoont de uitvoering van het Bazel II akkoord een instabiele structuur. De pijlers

(15)

hebben het doel het totale risicoprofiel van een bank naar een hoger niveau van transparantie te tillen (Gieskens, 2004).

Bazel II introduceert een aantal aspecten met betrekking tot de regulering van en het toezicht op banken. Deze aspecten steunen op drie pilaren. De eerste pilaar betreft het minimale bedrag aan eigen vermogen dat banken dienen aan te houden. Hierin zijn regels vastgelegd voor het bepalen van de gewichten voor de bepaling van de kredietrisico’s. Ten opzichte van het oude akkoord moet er bij Bazel II een kapitaalbeslag voor operationele risico’s worden aangehouden. Bij de tweede pilaar gaat het om het zogenaamde ‘supervisory review proces’. Deze pilaar is bedoeld voor de toezichthouder, in Nederland DNB, die vast moet kunnen stellen dat banken juiste modellen en interne processen hebben ontwikkeld, zodat men in staat de risico’s en het eigen vermogen goed te kunnen beoordelen. De derde pilaar heeft betrekking op de marktdiscipline. Door het publiceren van belangrijke financiële gegevens van banken streeft men naar een hogere mate van transparantie, zodat de markt adequate beslissingen kan maken (BCBS, 2003).

Figuur 1: Het Bazel II-raamwerk

Bron: www.bis.org

§2.5.1 Pilaar 1: Minimumkapitaaleisen

De eerste pijler bepaalt het minimum kapitaalvereiste. Het nieuwe raamwerk handhaaft zowel de huidige definitie van beschikbaar kapitaal als de minimumratio van 8% voor de verhouding van beschikbaar kapitaal en naar risico gewogen activa. Om te zorgen dat de risico’s binnen een gehele groep van banken in overweging worden genomen, strekt het aangepaste akkoord zich uit tot het geconsolideerde niveau van de houdstermaatschappij van de groep. De aanpassingen

op alle vormen van risico

Figuur 1: Framew ork Basel II

- m arktrisico - operationeel risico

Kapitaalbeslag voor: Beoordeling toezichthouder

en aanbevelingen

- kredietrisico

Solvabiliteitseis Risk M anagement Transparantie

Marktdiscipline

Verslaggevingseisen

Inschatting noodzakelijke regels Interne inschatting van de bank Inschatting door de m arkt

Weging door toezichthouder Minimum Kapitaaleisen

(16)

zorgen voor een betere meting van de risico’s. Het belangrijkste risico is het kredietrisico (BCBS, 2003).

Kredietrisico

Het kredietrisico kan worden gedefinieerd als het risico voor de bank dat de debiteur niet tijdig, of zelfs helemaal niet aan zijn verplichtingen kan voldoen (BSBC, 2003).

Voor het bepalen van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico zijn er twee verschillende benaderingen mogelijk.

De eerste benadering is de Standardized Approach. Deze benadering lijkt het meest op de huidige kapitaalregels. De belangrijkste verandering, vergeleken met Basel I, heeft betrekking op het gebruik van externe ratings als basis voor het schatten van de risicogewichten en de grotere differentiatie in de mogelijke risicogewichten. Bazel I maakte alleen onderscheid tussen overheden, banken en bedrijven. Bazel II houdt rekening met de verschillende ratings (zie tabel 2). Een risicoweging van 100% betekent dat een risico geheel wordt meegewogen bij de bepaling van de naar risico gewogen activa, wat dus resulteert in een kapitaal beslag van 8%. Zo zal een weging van 20% resulteren in een kapitaalbeslag van 1,6% (BCBS, 2003).

Tabel 2: Risicoweging in het nieuwe kapitaalakkoord (Standardized Approach)

Nieuwe akkoord rating=> AAA+ t/m AA- A+ t/m A- BBB+ t/m BBB- BB+ t/m BB- B+ t/m B- Lager dan B- Zonder rating Overheden 0% 20% 50% 100% 100% 150% 100% Bank(algemeen) 20% 50% 50% 100% 100% 150% 50% Bank(korte termijn) 20% 20% 20% 50% 50% 150% 20% Bedrijven 20% 50% 100% 100% 150% 150% 100% Bron: www.bis.org

De tweede benadering is de Internal Rating Based (IRB) Approach. Deze benadering is het meest innovatieve element van Basel II. De twee belangrijkste principes achter de IRB Approach zijn het gebruik van eigen informatie over de kredietwaardigheid en de bevordering van best practises risk measurement en risk management. Dit in tegenstelling tot de huidige benadering en de Standardized Approach onder Basel II, die vooral afhankelijk zijn van de gegeven input van de toezichthouder om het kapitaalbeslag te berekenen (Bankers Guide 2005). De vier grootheden die bij de interne modellen worden gebruikt zijn de waarschijnlijkheid dat een kredietnemer in gebreke blijft, het verlies dat resulteert wanneer de kredietnemer in gebreke blijft, de vordering op het moment dat de kredietnemer in gebreke blijft en als laatst de looptijd van de lening (Pitschke, Bone-Winkel, 2005).

Beide methoden voorzien in meer categorieën van risicowegingen dan de Standardized

Approach, hetgeen de weging meer genuanceerd en risicoafhankelijk maakt. Er schuilt hierbij wel het gevaar dat banken de incentive hebben kredietrisico onder te waarderen, omdat dat lagere kapitaalvereisten met zich mee brengt (Benink en Wihlborg, 2002).

(17)

Marktrisico

Marktrisico is het risico dat een bank loopt door koersveranderingen van posities. In 1996 is het marktrisico gescheiden en heeft het een eigen weging gekregen. De verschillende benaderingen voor het marktrisico zijn de Standardized approach en het Internal Model approach.

Het nieuwe raamwerk van het Bazel Comité voegt naast bepaling van minimumkapitaalvereisten (eerste pilaar) twee belangrijke pilaren toe aan de wijze waarop toezicht wordt gehouden op het marktrisicobeheer. Namelijk het toezicht houden op de interne processen en allocatie van economisch kapitaal (tweede pilaar) en de disciplinering vanuit de markt door toenemende openheid in de externe rapportering (derde pilaar) (BCBS, 2003).

Operationeel risico

Teneinde een groter risicobewustzijn te bewerkstelligen, is nu ook een solvabiliteitsvereiste bepaald voor het operationele risico. Operationeel risico betreft het risico op verliezen als gevolg van falen van mensen, systemen en processen of op verliezen door externe gebeurtenissen. Uit onderzoek van het Bazel Comité is gebleken dat veel grote banken nu al 20% van hun kapitaal toewijzen aan operationele risico’s. Voor de berekening van het operationeel risico zijn drie benaderingen onderkend. De drie methoden met opklimmende graad van verfijning zijn: de Basic Indicator Approach, de Standardized Approach en de Advanced Measurement approach.

De Standardized Approach hanteert een indicator en een kalibratie-percentage voor het operationele risico van een bank als geheel. De Standardized Approach past verschillende kalibratie-percentages toe per separate bedrijfsactiviteit. De Advanced Measurement Approach maakt het nodig dat banken hun gegevens over verliezen als gevolg van operationeel falen gebruiken bij de bepaling van de benodigde solvabiliteit. De verwachting is dat het operationele risico circa 12% van de benodigde solvabiliteit zal beslaan. De afgelopen jaren zijn naar aanleiding van deze verandering van het akkoord gegevens verzameld over het financiële effect van operationele problemen om een accurate berekening te maken van het kapitaalbeslag voor operationeel risico (BCBS, 2003).

Het doel van het Bazel Comité is nog steeds om de benodigde solvabiliteit niet hoger of lager te laten uitvallen voor internationaal opererende banken die de Standardized Approach toepassen. De interne classificatiemethoden zou in elk geval moeten voorzien in voldoende solvabiliteit om de onderliggende risico’s af te dekken, maar zou tevens tot een gunstiger solvabiliteitsratio moeten leiden voor banken die deze methode mogen en kunnen toepassen (BCBS, 2003).

§2.5.2 Pilaar 2: Supervisory review

Het proces van toezicht verlangt van de centrale banken dat zij zeker stellen dat elke bank adequate procedures hanteert om het benodigde kapitaal te bepalen op basis van de onderkende bedrijfsrisico’s. Het nieuwe raamwerk benadrukt het belang van de ontwikkeling van een procedure rond de bepaling van kapitaalvereiste. Dit zal ontwikkeld moeten worden door het risicomanagement van een organisatie. Hiertoe dient een doelomvang van de beschikbare solvabiliteit te worden bepaald op basis van het risicoprofiel van de bank en de beheersingsmaatregelen die de bank heeft. De toezichthouders zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van de wijze waarop banken hieraan invulling geven (BCBS, 2003).

(18)

Deze tweede pilaar steunt op vier beginselen, die van belang zijn voor de controle door de toezichthouder. Dat is ten eerste de eigen verantwoordelijkheid van de bank, die betrekking heeft op het gebruik van juiste interne processen voor de inschatting van de risico’s en de berekening van het kapitaalbeslag. Ten tweede de verantwoordelijkheid van de toezichthouder zelf. Zij dient de door banken gebruikte interne processen te toetsen en te evalueren. Ten derde is er de verwachting dat banken meer kapitaal aanhouden dan voorgeschreven is. Een hogere solvabiliteitsrating zal betrouwbaarder overkomen. En als laatste is er voor de supervisor de mogelijkheid om in te grijpen indien banken niet voldoen aan vereisten (Powell, 2004). Om goed te kunnen bouwen op deze beginselen vergt de invoering van deze aanpak veel gedetailleerd overleg tussen de banken en toezichthouders.

Tot voorheen was de rol van de toezichthouder in veel landen beperkt. Volgens Barth (2004) zijn er een aantal oorzaken die de voordelen van toezicht onder toezichthouders in de weg staan. Ten eerste is het niet gemakkelijk banken te monitoren. Het is een omvangrijk proces. Een andere oorzaak zijn de daaraan verbonden kosten. Daarnaast maakte ‘regulatory capital arbitrage’ het voor de toezichthouder erg moeilijk om een juiste inschatting van het gereguleerd kapitaal te maken. De verplichting tot toezicht van de toezichthouder, onder het Bazel II akkoord, zal van grote invloed zijn op het proces van de financiële stabiliteit.

Figuur 2: De stappen van het Supervisory Proces

Bron: DNB, Consultatiedocument nr. S01A/NL, juni 2003

Het model in figuur 2 laat globaal zien hoe de besluitvorming, met betrekking tot het kapitaalvereiste, binnen DNB tot stand komt. Dit is in het kort de werkwijze van DNB: elke bank dient te beschikken over een geformaliseerde beoordelingsmethodiek kapitaaltoereikendheid (‘Capital Adequacy Assessment Proces’, afgekort CAAP). De toegestane methodiek is afhankelijk van de complexiteit van de bank. De Supervisor toetst de uitkomst van het CAAP en kan besluiten in te grijpen. Dit kan worden getoetst aan de hand van bijvoorbeeld een risico- of

(19)

een peer-group analyse2. Indien er ingegrepen wordt, zal dit moeten worden hersteld, totdat het

CAAP uiteindelijk adequaat wordt bevonden (DNB, 2003). §2.5.3 Pilaar 3: Marktdiscipline

De derde pijler van het nieuwe raamwerk heeft het doel de werking van de financiële markt te stimuleren door uitgebreide informatieverschaffing af te dwingen. Banken zijn nu nog vaak terughoudend in het verstrekken van informatie over de bedrijfsvoering. Echter effectieve informatie is essentieel om marktpartijen inzicht te geven in het risicoprofiel van een bank en haar vermogenspositie. Crockett (2002) stelt dat de marktdiscipline een steeds grotere rol speelt bij het verwezenlijken van de financiële stabiliteit. Juiste informatie heeft betrekking op de betrouwbaarheid en kwaliteit ervan. Het nieuwe akkoord bevat vereisten en aanbevelingen voor informatieverschaffing aan de markt. Een bank zal bijvoorbeeld moeten aangeven hoe de kapitaalbehoefte wordt bepaald en welke methoden van risicobeheersing wordt toegepast. De hoeveelheid te verstrekken informatie is wel weer afhankelijk van de gekozen risicomethode, zoals genoemd onder pilaar 1. Hoe geavanceerder de benadering, die gekozen is onder pilaar 1, des te uitgebreider de publicatieverplichtingen (Hamalainen e.a. 2005).

Het raamwerk stelt verschillende eisen over de rapportage. Er dient niet alleen gerapporteerd te worden over de huidige situatie van een bank, maar ook de toekomstperspectieven dienen te worden meegenomen. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen kwalitatieve en kwantitatieve factoren (BCBS, 2003).

Naast deze factoren zijn er ook eisen opgesteld voor de tijdigheid van informatie (Hamalainen e.a. 2005). De informatie zal vaker gerapporteerd moeten worden vanwege de bepaling van risicoposities, die vaker beoordeeld dienen te worden. Er zal per kwartaal gerapporteerd moeten worden. Hier spelen de processen, die voorzien in de informatieverstrekking, en belangrijke rol. Deze processen zullen snel, efficiënt en betrouwbaar moeten zijn, zodat regelmatige informatieverstrekking kan worden gegarandeerd.

Bazel II heeft een tweetal belangrijke voordelen. Ten eerste worden, zoals eerder vermeld, de incentives van banken om vooral riskantere leningen te verschaffen gemitigeerd (Herring, 2004). De reden is dat er een betere aansluiting is tussen het werkelijke kredietrisico en het vereiste kapitaalbeslag. Relatief riskante leningen zullen ten opzichte van Bazel I een hoger bedrag aan vereist eigen vermogen met zich meebrengen, waardoor het verwachte rendement op dit eigen vermogen wordt gereduceerd.

Benink en Wihlborg (2002) stellen dat naast het eerst genoemde effect er ook een tweede positief effect is: banken worden gestimuleerd hun interne risicomanagementsystemen te verbeteren. Dit effect ontstaat door de bepaling dat alleen banken met een uitgebreid risicobeheersingsysteem gebruik mogen maken van hun eigen interne rating-systemen. Deze kunnen dan worden gebruikt om het vereiste bedrag aan vermogen te berekenen (Herring, 2004). Dit beheersingsysteem dient

2 Een peer-group analyse is een analyse waarbij kengetallen van een instelling worden vergeleken met kengetallen

(20)

echter wel door de toezichthouder goed te worden gekeurd. Dit zal een belangrijk effect hebben. Bazel II zou op een dusdanige manier gestructureerd moeten zijn dat banken, die het kapitaalbeslag berekenen op basis van interne ratings, gemiddeld een lager kapitaalbeslag zullen hebben dan banken met eenzelfde leningportefeuille die gebruik maken van externe ratings om het kapitaalbeslag te berekenen. Uit onderzoek van Peura en Jokivuolle (2004) blijkt echter dat het introduceren van risicogevoelige kapitaaleisen leidt tot hogere kapitaalbuffers dan onder de huidige omstandigheden.

Bazel II heeft naast de genoemde voor- en nadelen echter nog een ander groot nadeel. Minimum kapitaalvereisten hebben de potentie procyclische effecten te veroorzaken (Gordy en Howells, 2003). Dit wordt veroorzaakt doordat kapitaal dat aangehouden moet worden schaarser wordt in recessies als banken voorraden opbouwen en achtergesteld loon uitbetalen. Daarbij komt dat onder Bazel II het potentieel aanwezig is dat het kapitaalvereiste in recessies stijgt, als banken salarissen afwaarderen (Catarineu-Rabell e.a. 2003).

Figuur 3: De onderlinge relaties binnen Bazel II.

Bron: www.kpmg.nl

De vijf ‘spelers’ waarom het nieuwe akkoord draait worden weergegeven in deze figuur. De pijlen geven de informatiestromen aan die onderling uitgewisseld worden. Communicatie is een belangrijk element in het Bazel II akkoord.

(21)

§2.6 Samenvatting

In dit hoofdstuk is beschreven hoe het nieuwe Bazel akkoord tot stand is gekomen. Het is een ontwikkeling die het belang van een goede interne beheersing van een organisatie benadrukt. Het Bazel II akkoord steunt op een drietal pilaren die elk even belangrijk zijn.

Het grootste verschil met het oude akkoord is dat er meer methoden zijn om het kapitaalbeslag te berekenen. Banken kunnen zelf bepalen welke methode dat zal zijn. Onder Bazel I waren banken verplicht om voor elk uitgegeven krediet 8% eigen vermogen gereserveerd te houden. Echter onder Bazel II mag dit percentage variëren tussen 2% en de 16%, afhankelijk van de rating van de onderneming die een kredietaanvraag doet. Banken hebben hier de mogelijkheid aan prijsdifferentiatie te doen. Aan de andere kant zal het ook effect hebben op de instellingen die willen lenen. Van belang is om een goede rating te hebben, omdat dan een lager rentepercentage betaalt hoeft te worden. Hierdoor zullen deze instellingen hun creditmanagementbeleid goed moeten invullen. Het debiteurenrisico heeft immers invloed op de toegewezen rating (Paas en Van Gerrevink, 2005).

Daarnaast is er onder Bazel II een belangrijke rol weggelegd voor de toezichthouder. DNB zal toe moeten zien op het beleid dat banken voeren en of de juiste risicomodellen gebruikt worden. Het proces van toezicht verlangt van de centrale banken dat zij zeker stellen dat elke bank adequate procedures hanteert om het benodigde kapitaal te bepalen op basis van de onderkende bedrijfsrisico’s.

De derde pilaar betreft de informatieverstrekking aan de markt. Banken zullen moeten rapporteren over de bedrijfsvoering en de aanpak van de risico’s. Er zijn richtlijnen opgesteld over de factoren waarover de bank zal moeten rapporteren.

De verwachting is dat de meeste banken de implementatie eind 2006 hebben afgerond. In de tweede helft van dit jaar is er de mogelijkheid tot een ‘parallel run’. Banken rapporteren dan zowel volgens de oude als de nieuwe richtlijnen. Over 2007 zal verplicht moeten worden gerapporteerd volgens de nieuwe richtlijnen.

(22)

Hoofdstuk 3: Werkzaamheden accountant op het gebied van de Financial Services §3.1 Inleiding

De controle van een accountant resulteert in een accountantsverklaring. Een goedkeurende accountantsverklaring impliceert dat een gebruiker met een gerust hart beslissingen kan nemen op basis van de gecontroleerde informatie. Een accountantsverklaring betekent echter niet dat informatie voor de volle honderd procent betrouwbaar is. Een accountant verkrijgt zekerheid door het beoordelen van de interne beheersingsmaatregelen van de te controleren organisatie. Dit gebeurt vaak steekproefsgewijs. Daarnaast is een integrale controle door een accountant in de meeste gevallen een onmogelijke of op z’n minst een onevenredig kostbare operatie (NIVRA, 2006).

Paragraaf 3.2 geeft een beschrijving van en de specifieke kenmerken van financiële instellingen. Deze specifieke kenmerken hebben als gevolg dat de accountant op dit gebied zijn werkzaamheden heeft moeten aanpassen. Deze specifieke activiteiten worden beschreven in paragraaf 3.3.

§3.2 Organisaties opererend op het gebied van Financial Services

Onder de marktgroepen Financial Services vallen de praktijkgroepen banken, verzekeraars en de pensioen- en beleggingsfondsen (E&Y, 2006).

Starreveld (1997) beschrijft de verzamelnaam banken of kredietinstellingen als volgt: “een groep bedrijven waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het opnemen van gelden van deposanten en anderen die om enigerlei reden bij hen een tegoed aanhouden en het uitlenen van gelden aan personen, bedrijven en instellingen die daaraan behoefte hebben (kredietverlening)”.

Starreveld (1997) stelt dat banken een primaire functie in de maatschappij vervullen, waardoor het van belang is dat het vertrouwen van het publiek en het bedrijfsleven in de kredietwaardigheid verzekerd blijft. De leiding van een bank is zich hier zeker bewust van, maar ondanks dit heeft de wetgever bepaald een stelsel van vergunningen en toezicht op te stellen om het vertrouwen te waarborgen.

De centrale problematiek bij het besturen van een bank is het zorg dragen voor de solvabiliteit, liquiditeit, rentabiliteit en inzicht in de bancaire risico’s. Informatie hierover is van belang voor de leiding van de bank, de toezichthoudende autoriteiten en de aandeelhouders (Starreveld, 1997).

Andere specifieke kenmerken, die banken onderscheidt van ‘gewone’ instellingen, zijn bijvoorbeeld dat banken het beheer hebben over grote hoeveelheden monetaire goederen als geld en verhandelbare instrumenten, waarvan de veiligheid gewaarborgd dient te worden. Dit betreft zowel de opslag ervan als het transformeren naar andere financiële instrumenten. Een gevolg hiervan is dat de organisatie kwetsbaar is voor fraude en verduisterpraktijken. Hiervoor zijn er veel operationele en auditing procedures, limieten voor individuele discretie duidelijk omlijnd en uitgebreide systemen voor de interne controle opgesteld (IAPC, 2000).

(23)

Daarnaast hebben banken te maken met een grote hoeveelheid en variëteit van transacties in zowel termen van waarde als in aantal. Men is hierdoor genoodzaakt gebruik te maken van complexe systemen voor het audit- en interne controle proces.

Verder opereren de grotere banken middels een uitgebreid netwerk van branches en departementen, die geografisch verspreid zijn. Dit vereist een hogere mate van decentralisatie van autoriteit en spreiding van audit- en controlfuncties, waardoor het moeilijker is uniforme operationele toepassingen en auditsystemen te gebruiken. Additioneel daarbij is dat er in de verschillende gebieden verschillende regelgeving wordt gebruikt (IAPC, 2000).

Ten vierde hebben banken vaak te maken grote transacties zonder dat daarbij kapitaal wordt uitgewisseld (off-balance sheet items). Banken opereren met significante leverage ratio’s (kapitaal/totale activa is daarentegen erg laag), waardoor banken kwetsbaar zijn voor negatieve economische gebeurtenissen en een verhoogd risico op fouten. Daarnaast hebben banken activa waarvan de waarde lastig te schatten is en die snel van waarde kan veranderen. Een kleine verandering zou een materiele impact kunnen hebben op kapitaal en eventuele gereguleerde solvabiliteit.

Verder moeten banken zich houden aan internationale richtlijnen, maar worden ze ook gecontroleerd door nationale instellingen, zoals DNB.

Tot slot is er het grote verschil dat banken continu te maken hebben met veranderende regelgeving en de ontwikkeling van nieuwe financiële producten en toepassingen (IAPC, 2000). Vertrouwen is van groot belang voor een bank. Aan de betrouwbaarheid van de administratie moeten daarom ook hoge eisen worden gesteld. Het stelsel van interne controle zal dan ook aan hoge eisen moeten voldoen. Moeilijkheid daarbij is dat bij een bank niet echt gesproken kan worden van een waardenkringloopproces. Een bank fungeert als een ‘verbindingsschakel’ tussen diegenen die geld beschikbaar stellen en diegenen die geldmiddelen nodig hebben. De ‘verbindingsschakel’ heeft dan ook aan beide zijden verschillen in valutasoort, tijdstip, duur en omvang van de beschikbaarstelling alsmede in de daarbij te lopen risico’s. Een bank heeft hier een transformerende rol (Starreveld, 1997).

Een belangrijk punt is dat de bankindustrie steeds complexer wordt en er sprake is van schaalvergroting (DNB, 2001). De financiële sector ondergaat vele veranderingen als gevolg van de groei van banken en complexiteit. Mede hierdoor wordt de roep om transparantie groter. Bazel II heeft in dit geval alleen betrekking op banken. De nieuwe wet onder Sarbanes-Oxley regelgeving is verplicht voor alle soorten (op de Amerikaanse beursgenoteerde) instellingen. Ook van deze regelgeving is het doel de transparantie te verhogen. Paragraaf 404 (SOx 404) bevat de bepalingen voor interne beheersing. De bepalingen beogen de kwaliteit van het interne risicobeheersings- en controlesysteem, oftewel de interne beheersing3, van een organisatie te

verhogen, alsmede de verantwoording hierover (Renes, 2004). Belangrijk uitgangspunt bij het

3 Interne beheersing wordt in het COSO-rapport als volgt gedefinieerd: Interne beheersing is een proces, uitgevoerd

door de directie van een organisatie, het management of ander personeel, gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid omtrent het bereiken van doelstellingen in de volgende categorieën: de effectiviteit en efficiëntie van bedrijfsprocessen; de betrouwbaarheid van de financiële informatieverzorging; de naleving van relevante wet- en regelgeving.

(24)

opstellen hiervan was het rapport van de Committee of Sponsoring Organisations (COSO), dat gepubliceerd werd in 1992. Renes (2004) stelt dat deze bepalingen werden gezien als de wereldstandaard voor de interne beheersing.

§3.3 De accountant op het gebied van Financial Services

Accountants controleren jaarrekeningen van organisaties, zodat aandeelhouders en andere gebruikers van deze financiële informatie er op kunnen vertrouwen dat de cijfers een betrouwbaar beeld geven. Een accountant is daarmee de vertrouwenspersoon van het maatschappelijk verkeer. Het burgerlijk wetboek verplicht organisaties met een bepaalde omvang tot controle van de door hen opgestelde jaarrekening. Alleen een accountant mag deze wettelijke controle uitvoeren. Het oordeel wordt weergegeven in een accountantsverklaring. In Nederland is het accountantsberoep geregeld in twee wetten, namelijk de Wet op Registeraccountants en de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten. De belangrijkste wettelijk eisen voor een erkende accountant zijn: betrouwbaarheid, deskundigheid en onafhankelijkheid (NIVRA, 2006).

Een misverstand is dat de accountant alleen maar cijfers checkt. Hij is een expert op het gebied van de administratieve organisatie en maatregelen voor interne beheersing. Deze expertise is nodig bij de controle, omdat daarin gesteund wordt op de interne organisatie en de ingebouwde controles in de organisatie. Alleen als processen intern goed worden beheerst, kan hij zekerheid verkrijgen over financiële stromen en posten in de jaarrekening. Om zekerheid te verkrijgen over de interne processen wordt gecontroleerd of de interne beheersingsprocedures goed worden uitgevoerd, of geautomatiseerde systemen betrouwbaar functioneren en voldoende ingebouwde controles hebben, er adequate fysieke en geautomatiseerde beveiligingsmaatregelen zijn en of er voldoende interne beheersingsmaatregelen worden uitgevoerd (NIVRA, 2006).

Omdat de accountant, binnen grote organisaties, niet bij alle transacties aanwezig is, past hij een op systeem gebaseerde benadering toe (Deckers en van Kollenburg, 2003). Hierbij baseert de accountant zijn controle op het interne beheersingsysteem van (in dit geval) de bank.

Een accountant stelt vast dat de gecontroleerde organisatie zelf de processen adequaat beheerst en daardoor betrouwbare financiële informatie tot stand kan brengen.

In de afrondende controlefase controleert de accountant of de door de organisatie opgestelde jaarrekening voldoende inzicht biedt en ook verder voldoet aan de wettelijke eisen.

Verslaggeving is niet het enige onderwerp dat financiële ondernemingen bezighoudt. Naast de aandacht die nodig is voor de ondernemingsstrategie en commerciële activiteiten, vragen ontwikkelingen op de terreinen van corporate governance, wet- en regelgeving, toezicht en fiscaliteit veel aandacht. Andere taken van de accountant hebben betrekking op diverse vormen van assurance en controle van prospectussen (NIVRA, 2006).

De accountant gebruikt zijn kennis van administratieve organisatie en interne beheersing niet alleen bij de controle maar ook om organisaties te ondersteunen met advies. Bij eventuele verbeteringen adviseert hij hierover in de jaarlijkse management letter (NIVRA, 2006).

(25)

Hogan en Jeter (1999) stellen dat de grotere accountantskantoren het van groter belang achten zich te specialiseren op een bepaald gedeelte van de markt. Uit onderzoek is gebleken dat de specialisatie van accountants groter is in gereguleerde markten.

Accountants specialiseren zich om zichzelf van andere accountantskantoren te onderscheiden en in te spelen op de specifieke eisen van de klant. De voordelen hiervan zijn de dalende kosten van de audit en de stijging van de geleverde kwaliteit van de audit (Mayhew, 2003).

De accountant op het gebied van de Financial Services heeft te maken met specifieke wet- en regelgeving, die alleen van toepassing is op deze sector. Daarnaast zijn er verschillende toezichthouders, zoals DNB en AFM, die een beroep doen op de accountants bij het toezicht op de financiële instellingen. Dit alles heeft gevolgen voor de vaktechnische kennis van de accountant in deze branche. Voor veel Nederlandse ondernemingen was 2005 het eerste jaar waarover een jaarrekening moest worden opgesteld conform de International Financial Reporting Standards (IFRS). In de afgelopen jaren is veel werk verzet aan de voorbereiding op IFRS. De resultaten zijn bekend, of worden binnenkort bekend gemaakt (NIVRA, 2006).

De komende tijd zal de invoering van verbeterde solvabiliteitsweging en bewaking de aandacht vragen van de accountants. Bazel II en Solvency II4 zijn het logische gevolg van ontwikkelingen

in de bedrijfstak, die het mogelijk en noodzakelijk maken een meer geavanceerde toetsing door de toezichthouders te laten plaatsvinden. Een soms onderbelicht element is de grote verantwoordelijkheid die onder de nieuwe regels wordt neergelegd bij de financiële ondernemingen om het proces van solvabiliteitsbewaking te optimaliseren en te integreren in de dagelijkse procesgang (NIVRA, 2006).

Mede hierdoor ontstaat er een agency probleem. Het management van de bank is constant op de hoogte van de uitkomsten en acties met betrekking tot de risicobeheersing van de bank. De accountant kan deze marktimperfecties tussen het management van de bank en de aandeelhouders verkleinen (Watts, Zimmerman, 1983).

De accountant gaat te werk volgens de stappen van het controleproces. Onder controleproces wordt verstaan: een geheel van controlehandelingen welke worden uitgevoerd door de accountant volgens een door hem opgesteld controleplan met het doel de getrouwheid van een jaarrekening c.a. te kunnen vaststellen als basis voor de daarbij af te geven accountantsverklaring (NIVRA, 2006). Een standaard controleproces wordt weergegeven in figuur 4.

De voorbereiding van de controle vereist een duidelijke aanpak. Het is noodzakelijk dat men de kennis heeft van de specifieke activiteiten van de bank, van de markt en van de organisatie zelf. Mocht de klant een nieuwe klant zijn dan neemt de accountant contact op met de ‘oude’ accountant (Hayes e.a. 1999).

4 Solvency II is een model om solvabiliteitsvereisten voor verzekeraars beter te laten aansluiten op de werkelijke

(26)

Figuur 4: Fasenindeling Controleproces

Bron: Deckers en Van Kollenburg (2002)

Belangrijk bij de controle door de accountant is de bepaling van de materialiteit5. De bank zelf

zal deze bepaling moeten maken (BCBS, 2003). De materialiteit speelt bij elke fase in het controleproces een belangrijke rol en zal moeten worden vastgesteld bij de voorbereiding van de controle.

Banken hebben speciale richtlijnen voor het controleproces. Deze worden beschreven in verschillende afdelingen binnen de wet. Twee voorbeelden hiervan zijn de Wet toezicht kredietwezen en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Deze richtlijnen zijn bekend en worden bij de bepaling van de controleaanpak, de tussentijdse controles en de eindejaarscontrole gebruikt.

De Wet toezicht kredietwezen (Wtk 3201) stelt dat voordat de controle door de accountant plaats zal vinden de instelling zorg moet dragen voor een zodanige organisatie dat de rapportagestaten tijdig, naar waarheid en op niet-misleidende wijze worden ingevuld. Vervolgens schrijft de Wtk voor dat de accountant het volgende dient te controleren:

- dat de waarderingsgrondslagen en overige richtlijnen en voorschriften van de bank worden toegepast en dat dit stelselmatig geschiedt;

- dat de waarderingsgrondslagen gelijk zijn aan die welke worden toegepast in de jaarrekening voor zover deze waarderingsgrondslagen niet geregeld zijn in de richtlijnen en voorschriften van de bank;

- dat de organisatie met betrekking tot een juiste en bestendige interpretatie van de richtlijnen en voorschriften van de bank toereikend is.

Afdeling 6 bijzondere bedrijfstakken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor grote en middelgrote rechtspersonen geeft de richtlijnen waaraan de controle van banken moet voldoen.

5 RAC 320.3 definieert materieel als volgt: informatie wordt als materieel beschouwd indien het weglaten of onjuist

weergeven daarvan de economische beslissingen die gebruikers op basis van de jaarrekening nemen, zou kunnen beïnvloeden. Vaststelling Controleopdracht Voorbereiding Controle Bepaling Controleaanpak Tussentijdse controles Eindejaarscontrole

(27)

Bij de vaststelling van het eigen vermogen dient de accountant zich te houden aan de solvabiliteitsrichtlijnen van DNB. Deze zijn afgeleid van de richtlijnen van de Europese Unie en het Bazels Comité voor het bankentoezicht. De vermogensratio’s, zoals op basis van de methodiek van het Bazelse Kapitaalakkoord berekend in het kader van het toezicht door DNB, dienen in de toelichting bij de jaarrekening te worden vermeld. Daarbij dient ten minste te worden vermeld de omvang van het minimaal vereiste en aanwezige kernvermogen en van het minimaal vereiste en aanwezige totale toetsingsvermogen. Daarnaast wordt aanbevolen om inzicht te geven in de samenstelling van de risicogewogen posten en de opbouw van het totaal toetsingsvermogen (RvJ afdeling 6, 277 en 279).

Dit heeft betrekking op het nog oude akkoord. Na invoering van Bazel II zal dit worden aangepast aan de richtlijnen van het nieuwe akkoord.

De werkzaamheden van de accountant, op dit moment, specifiek gericht op de richtlijnen van Bazel I zijn het bepalen van de solvabiliteitsratio’s en of deze overeenkomen met de richtlijnen van DNB. Verder dient te worden gecontroleerd of het minimaal vereiste kapitaalvermogen aanwezig is. Dit moet worden vermeld in het jaarverslag. De RvJ geeft daarbij de aanbeveling inzicht te geven in de samenstelling van de risicogewogen posten. Er wordt gecontroleerd of van het uitstaande vermogen tenminste 8% wordt aangehouden als kapitaalbeslag. Dit kapitaalbeslag werd aangehouden puur voor het kredietrisico. Later is daar ook het marktrisico bij gekomen. Onder Bazel I houdt deze rapportage het invullen van een aantal staten in. De meeste gegevens kunnen worden ontleend aan de administratie. Deze gegevens worden gecontroleerd op juistheid en volledigheid. Vervolgens wordt deze informatie gerapporteerd aan DNB. De controle door de accountant, met betrekking tot Bazel I, is vooral een cijfermatige controle.

Andere regelgeving voor accountants van financiële instellingen is te vinden in de Regeling Organisatie en Beheersing. Hierin worden de richtlijnen en aanbevelingen gegeven waaraan financiële organisaties zich dienen te houden. De Sectorcommissie Banken en Beleggingsinstellingen (SBB) van het NIVRA heeft met DNB overleg gevoerd over de werkzaamheden die van de accountant worden verwacht in het kader van de Regeling Organisatie en Beheersing (ROB) bij banken, die is uitgevaardigd in 2001. De ROB, voortkomend uit de richtlijnen van het Bazel Comité, beschrijft de werkzaamheden van de accountant en is tot stand gekomen onder consultatie van DNB. Bij de totstandkoming van de Audit Alert heeft tevens afstemming met de Commissie Controlevraagstukken en –Richtlijnen (CCR) van het NIVRA plaatsgevonden (Audit Alert 11).

De ROB is mede opgezet tegen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van de Corporate Governance, compliance en integriteit en omvat een algehele herziening en samenvoeging van regelingen van DNB op het gebied van de administratieve organisatie en interne controle. Deze regeling vindt haar grondslag in artikel 22 lid 1 Wtk 19926 (Audit Alert

11).

6 ‘De bank kan aan de kredietinstellingen aanbevelingen en algemene richtlijnen voor hun bedrijfsvoering geven

m.b.t. de administratieve organisatie – met inbegrip van de financiële administratie en de interne controle – alsmede met het oog op het voorkomen van belangenconflicten’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien het zo is dat de BEA inhoudelijk wel is afgerond, maar nog niet in een voor verdere verspreiding geschikt bevonden jasje is geperst, bent u het dan eens met de Partij voor

Als er in korte tijd veel neerslag valt, kan het gebeuren dat de riolen de toevoer van het regenwater niet aankunnen en dat zij lozen op het oppervlaktewater. Er komt dan dus

(Zijn de gevangen vissen vervolgens bestemd voor consumptie? Zo ja, waarom is er niet voor gekozen de vissen in een andere vijver te plaatsen of voor een andere oplossing te

Het college is het eens met de Partij voor de Dieren dat het ongestoord laten leven van olifanten in het wild de voorkeur heeft boven het vangen en domesticeren voor..

Bezwaren kunnen geen betrekking hebben op de regels die in de betreffende gebieden gelden of het mogelijk aanwijzen van andere gebieden dan die in de aanwijzingsbesluiten

Wij zien geen aanleiding om onze standpunten ten aanzien van limieten voor blootstelling aan elektromagnetische velden aan te passen en wij zullen de landelijke normen en

2) Naast deze eenmalige investeringskosten zijn er structurele kosten voor beheer en onderhoud, herstel bij schade en vervanging na diefstal. Daarnaast de kosten van

Met het vinden van de recente dakkapel op één huis in een rij in de Spicastraat is sprake van een vergelijkbaar geval in een vergelijkbare wijk en een vergelijkbare straat op