• No results found

ONDERZOEK EN UITKOMSTEN

In de vorige hoofdstukken zijn Bazel II en de specifiek taken van de accountant op het gebied van de Financial services beschreven. Op dit moment valt er misschien iets voor te zeggen dat de grote veranderingen voor de accountant liggen bij de pilaren 2 en 3, aangezien pilaar 1 vooral betrekking heeft op de opzet van wiskundige modellen. Het risicomanagement zou dit voor z’n rekening moeten nemen, maar misschien dat er toch wel taken voor de accountant zijn weggelegd.

In dit hoofdstuk volgt de opzet van het onderzoek naar de gevolgen voor de accountant met betrekking tot de invoering van nieuwe regelgeving onder Bazel II. Zoals al eerder vermeld is er naar deze gevolgen nog maar weinig onderzoek verricht en aan de hand van een onderzoek in de praktijk zou ik te weten willen komen wat deze gevolgen zijn. Daarbij is het belangrijk om te weten of de accountant al klaar is voor deze gevolgen en hoe hij er op dit moment voor staat. De volgende paragraaf beschrijft de opzet van het onderzoek en welke personen geïnterviewd zijn. Paragraaf 4.3 zal de uitkomsten beschrijven. De vragen uit het interview zijn te vinden in de bijlagen. Hoofdstuk 5 zal de conclusies en aanbevelingen geven.

§4.2 Onderzoeksontwerp

Het ontwerpen van een onderzoek bestaat uit twee groepen van activiteiten. De eerste groep heeft betrekking op het begripsmatige vormgeven van het onderzoek, het conceptueel ontwerp.

Het conceptueel ontwerp heeft te maken met wat er in en met het onderzoek bereikt gaat worden. De tweede groep is het onderzoekstechnisch ontwerp. (Verschuren en Doorewaard, 2000). Dit beschrijft op welke manier de vragen uit het conceptueel kader beantwoordt gaan worden . De volgende figuur laat overzichtelijk de opbouw van het praktijkonderzoek zien.

Figuur 5: Totaalbeeld onderzoeksontwerp

Bron: Verschuren en Doorewaard, 2000

Onderzoeks- ontwerp Conceptueel ontwerp Onderzoekstechnisch ontwerp Doelstelling Onderzoeksmodel Vraagstelling Onderzoeksmateriaal Onderzoeksstrategie Onderzoeksplanning

De doelstelling van dit onderzoek is al eerder aangegeven. Het doel is om tot een antwoord te komen op de vraagstelling van dit onderzoek: “wat zijn de gevolgen van de invoering van de nieuwe regelgeving onder Bazel II voor de werkzaamheden van de accountant op het gebied van de Financial Services?” Daarnaast zijn er een aantal deelvragen opgesteld. Op de eerste drie deelvragen is een antwoord gegeven aan de hand van een theoriestudie. De overige deelvragen vormen het praktijkprobleem. De antwoorden hierop zullen gevonden moeten worden aan de hand van een onderzoek in de praktijk, waar dit hoofdstuk verder over zal gaan.

De eerste stap van het onderzoeksontwerp is het bepalen van de kaders waarbinnen het onderzoek gaat plaatsvinden. Verschuren (1991) stelt in dit geval dat zonder een gedegen begrenzing van een kennisprobleem het niet duidelijk is welke gegevens moeten worden verzameld en wat er daarna globaal met de gegevens moet gebeuren. Het probleem van afbakenen zal gestructureerd moeten worden aangepakt. Bij een dergelijk aanpak komen de vragen wie/wat, hoe en waarom aan de orde. De afbakening is een onderdeel van de doelstelling van het onderzoek.

De vraag “waarom” heeft betrekking op de relevantie van het onderzoek en is dus eigenlijk de vraagstelling van het onderzoek. Een antwoord op de vraag zou waardevol kunnen zijn voor de accountant in de praktijk. Zij zijn erbij gebaat klaar te zijn voor de nieuwe regelgeving. Uit het onderzoek zou kunnen blijken waar de struikelblokken liggen, hoe groot deze zijn en hoe hiermee om te gaan. Daarnaast is er nog niet veel over geschreven, dus ook voor de wetenschap zou het zinvol kunnen zijn.

De vraag wie/wat heeft betrekking op het onderzoeksobject. Het onderzoeksobject is datgene waarover straks conclusies worden getrokken. De accountant is in dit geval het onderzoeksobject van dit praktijkonderzoek (Verschuren en Doorewaard, 2000).

Hoe, heeft betrekking op de onderzoeksmethode van dit onderzoek. Dit geeft de manier weer waarop het onderzoek kan worden uitgevoerd (Verschuren, 1991).

Voordat het onderzoekstechnisch ontwerp kan worden opgesteld zal er een onderzoeksmodel worden opgesteld. Het doel van dit onderzoek is om te komen tot conclusies over de veranderingen in de werkzaamheden van de accountant. Van hieruit zouden tenslotte nog aanbevelingen gegeven kunnen worden (Verschuren en Doorewaard, 2000).

Vervolgens wordt de onderzoeksoptiek bepaald. Dit is de optiek waarvan aangenomen mag worden dat het onderzoek tot de gewenste inzichten leidt, gelet op het bereiken van de doelstelling. Het bestuderen van de artikelen en akkoorden over Bazel II alsmede de informatie, artikelen en verslaggevingsregels over de accountant heeft geleid tot beoordelingscriteria. Verder bestond er al een bepaald beeld over dit onderwerp door (informele) gesprekken met accountants. In het volgende model wordt dit het vooronderzoek genoemd. Daarnaast zijn er criteria opgesteld waaraan dit onderzoek moet voldoen. Om antwoord te vinden op de praktijk-deelvragen zullen twee accountants, een werknemer van het NIVRA en een werknemer van DNB worden geïnterviewd, waarover later meer. Dit alles is overzichtelijk in een model geplaatst (zie figuur 6). Het praktijkonderzoek kan aan de hand van dit model worden uitgelegd.

Het model kan als volgt worden uitgelegd: (a) Een bestudering van de theorie over Bazel II, de werkzaamheden van de accountant en de voorkennis van dit onderwerp, leveren de beoordelingscriteria. Op dit punt bevindt het onderzoek zich op dit moment. (b) Met deze kennis

kunnen straks de interviews geëvalueerd worden. (c) Een vergelijking van de resultaten van deze vier evaluaties resulteert in (d) conclusies over de gevolgen voor de werkzaamheden van de accountant door invoering van Bazel II. Vervolgens kunnen ook enkele aanbevelingen worden gegeven.

Figuur 6: Onderzoeksmodel Bazel II

(a) (b) (c) (d)

Figuur 5 geeft het globale beeld van het praktijkonderzoek weer, terwijl figuur 6 aangeeft waar het onderzoek zich nu bevindt en de manier waarop de uiteindelijke conclusies kunnen worden getrokken.

Het onderzoekstechnisch ontwerp omvat het onderzoeksmateriaal, de onderzoeksstrategie en de onderzoeksplanning. Onder het onderzoeksmateriaal vallen de objecten en dat zijn in dit geval de te onderzoeken personen. Zoals eerder al is vermeld is de strategie een praktijkonderzoek met het houden van interviews.

Baarda (2001) stelt dat bij een interview of vraaggesprek informatie wordt verzameld uit mededelingen van de ondervraagde persoon ter beantwoording van vooraf bedachte vragen. Interviews kunnen onderverdeeld worden in drie verschillende soorten, te weten het gestructureerde interview, het ongestructureerde interview en het semi-gestructureerde interview (Baarda, 2001).

Voor dit interview is gekozen voor het semi-gestructureerde interview. Bij dit soort interviews kan de interviewer zelf bepalen of en in hoeverre hij doorvraagt. Daarnaast heeft de geïnterviewde de ruimte om te antwoorden en kan gedetailleerde informatie geven. De interviewer gebruikt de vaste volgorde van vragen als leidraad voor het interview (Baarda, 2001). Dit om de controle te bewaren en verzekerd te zijn van het verkrijgen van de ‘juiste’ en complete gegevens. Van deze leidraad kan echter wel worden afgeweken. Afhankelijk van de antwoorden van de geïnterviewde kan het antwoord op een vraag ook het antwoord op een volgende vraag zijn. Door de vaste volgorde van vragen oefent de interviewer nog wel controle uit op het verloop van het interview.

Theorie Bazel II Theorie werk- zaamheden accountant Voor- onderzoek beoordelingscriteria Accountant A DNB NIVRA Accountant B Analyse resultaten Analyse resultaten Conclusies/aanbe-velingen Analyse resultaten Analyse resultaten

Er is gekozen voor open vragen. Het onderwerp Bazel II is een nogal breed onderwerp. Door veel door te vragen en de geïnterviewde de ruimte te geven om te antwoorden wordt er geprobeerd zoveel mogelijk informatie te krijgen. Gesloten vragen zijn daarom ook niet aan de orde.

Er zijn een aantal voordelen te noemen van interviews ten opzichte van bijvoorbeeld enquetes. De interviewer heeft bij interviews de mogelijkheid informatie te verzamelen door observatie. Daarnaast is het gemakkelijk om door te vragen om zo extra informatie te krijgen. Bestaat er onduidelijkheid, dan is er altijd de mogelijkheid om door te vragen (McNamara, 1999). Daarbij is het ook gemakkelijk om hulpmiddelen erbij te pakken, zoals jaarverslagen, rapporten etc (Cooper en Schindler).

Bazel II zal van grote invloed zijn op de risicobeheersing van banken. Gezien de richting van mijn studie wordt er gezocht naar de gevolgen van de accountant. Om tot een goed inzicht te komen is het van belang ook de andere kant van het verhaal te bekijken. Instellingen die belangrijk zijn bij de invoering van Bazel II zijn het NIVRA en DNB. Zij zullen een andere kijk op deze regelgeving hebben dan de accountant die er in principe elke dag mee te maken heeft. Zoals al eerder aangegeven zal niet elke accountant te maken krijgen met de regelgeving onder Bazel II. Vooral voor de accountant die de jaarrekening van banken controleert is Bazel II aan de orde van de dag. Zij zijn dan ook de accountants op wie de verandering van deze regelgeving betrekking heeft.

De interviews zijn gehouden bij al deze drie belangrijke partijen. Op de afdeling Financial Services van een groot accountantskantoor heb ik interviews gehouden met twee accountants die dagelijks met de regelgeving van Bazel II te maken hebben. Beiden hebben regelmatig contact met het management van grote banken over de voortgang van de implementatie van Bazel II. Daarnaast zit één van de accountants in de Sectorcommissie Banken Beleggings en Effecteninstellingen (SBBE) en schrijft regelmatig artikelen over banken in een financieel magazine. De SBBE voert overleg met DNB over Bazel II en wordt vertegenwoordigd door accountants van verschillende grote accountantskantoren en vertegenwoordigers van grote banken van Nederland. Daarnaast zitten er vertegenwoordigers van het NIVRA in deze commissie. Naast de vele (informele) gesprekken die er zijn geweest met deze accountants, zijn er ook (afzonderlijk) interviews bij hen afgenomen. Deze interviews duurden ongeveer een uur. De gesprekken zijn opgenomen om tot een correcte uitwerking van het interview te komen. Het voordeel van een opname is dat er tijdens het interview gemakkelijker gepraat kan worden. De interviews zijn uitgewerkt aan de hand van de opnames en verstuurd naar de geïnterviewden, zodat er geen onjuiste informatie zou worden gegeven. Na de goedkeuring konden de interviews worden gebruikt om conclusies te trekken.

Bij het NIVRA is er een interview afgenomen met een researchmedewerker, die gespecialiseerd is op het gebied van Corporate Governance. De jaren hiervoor heeft hij als intern accountant bij een grote Nederlandse bank gewerkt en heeft dus al het een en ander met Bazel II te maken gehad. Ook dit interview duurde ongeveer een uur. Daar kwam bij dat na dit interview nog (informeel) gesproken is met een andere researchmedewerker van het NIVRA die tevens in de SBBE zit. Extra informatie is hierdoor verkregen.

Bij DNB is er een interview afgenomen met een beleidsmedewerker/specialist op het gebied van Bazel II. Doordat het een drukke periode was bij DNB was er helaas geen tijd voor een interview, maar heeft hij via e-mail de vragen (en extra) beantwoord.

Daarnaast is er in mijn stageperiode veel gesproken met verschillende accountants op het gebied van Financial Services. Daar zijn ervaringen en ideeën uitgewisseld. Door die gesprekken is er aanvullende informatie verkregen over de voortgang van de implementatie van Bazel II bij banken en de toekomstige veranderingen voor de accountant.

De vragen zijn voor de aanvang van het interview naar de personen toegestuurd, zodat ze zich konden voorbereiden op het gesprek. De interviews zijn te vinden in de bijlage en bevatten voor het grootste deel dezelfde vragen. Wel zijn er vragen, specifiek voor de accountants, weggelaten in de interviews voor DNB en het NIVRA. Daarvoor zijn andere vragen, gericht op DNB of het NIVRA, in de plaats gekomen.

§4.3 De uitkomsten van het interview

Deze paragraaf geeft een overzicht van de antwoorden van de geïnterviewde personen. De vragen zullen per ‘blok’ worden behandeld, zodat de antwoorden van de geïnterviewde personen direct met elkaar vergeleken kunnen worden.

De eerste twee vragen van het interview zijn algemeen en bij alle vier de interviews gelijk. In de antwoorden kwam duidelijk naar voren dat de grootste verandering door de invoering van Bazel II betrekking heeft op de inbedding van het denken over solvabiliteit in de gehele organisatie. Een van de geïnterviewden verwoordde dit als volgt: “Door Bazel II wordt het bewustzijn van solvabiliteit en risico’s veel meer vanuit de gehele organisatie ingedekt”. Daarbij komt dat door een goede onderkenning van de verschillende risico’s de bank een betere prijsstelling kan hanteren. Bazel II gaat verder dan Bazel I. “Bazel II is niet alleen een verandering, maar ook een verbreding”. Bazel I betrof alleen het berekenen van de solvabiliteit. Door de invoering van de drie pilaren zal er het een ander gaan veranderen voor het hele proces daar omheen. Dit was ook een van de doelstellingen van de BIS. Het gehele proces er omheen zal voor meer stabiliteit moeten zorgen. Transparantie zal hier een grote rol gaan spelen. Er zal onder pilaar 3 immers gerapporteerd moeten worden aan de markt hoe de risico’s worden beheerd. Ondervraagde: “Voor grote banken is Bazel II iets wat aansluit op wat in de praktijk al gebeurde. Zij maakten al gebruik van geavanceerdere methoden voor het berekenen van het kapitaalbeslag.” Voor de accountant zal dit betekenen dat men bij de controle steeds meer zal gaan steunen op de modellen die een bank gebruikt voor het berekenen van risico’s en beslagen, dus meer op de AO/IC van de bank. De controle zal zich meer en meer gaan richten op het gehele proces binnen een organisatie, dan op de cijfers. Opvallend is dat alle geïnterviewden stelden dat het op dit moment nog moeilijk is om aan te geven wat de concrete veranderingen voor de accountant zullen zijn. DNB moet hiervoor richtlijnen opstellen en tot dusver zijn die nog niet bekend. Wel wordt er aangegeven dat er een potentiële rol voor de accountant is weggelegd bij verificatie of beoordeling van: a) interne methodologieën die door de banken gebruikt worden om

kapitaalvereisten te berekenen voor de verschillende risico’s en b) bij de disclosures door banken onder pilaar 3. DNB heeft al wel aangegeven dat het primair valideren van modellen niet de taak van de accountant is. Het valideren zou door een onafhankelijk orgaan (extern validatiebureau) gedaan moeten worden. Op dit moment is hierover nog een discussie gaande tussen DNB, de grote accountantskantoren en de grote banken. Dat de accountant eigenlijk nog niet weet waar hij aan toe is, is vreemd, aangezien in deze periode al begonnen wordt met de ‘parallel run’ door de grote banken. De verwachting is dat de eisen snel duidelijk worden.

Zoals al aangegeven zal DNB de eisen voor de accountantscontrole nog openbaar moeten maken. De accountant heeft als belangrijke taak het controleren van financiële gegevens. Een van de geïnterviewden stelde dat controleren het toetsen aan normen is. “Maar als die normen nog niet zijn vastgesteld zal dat een lastige zaak worden.” DNB is op dit moment bezig die eisen op te stellen. Daarnaast voert DNB onderzoek uit naar de voortgang van de implementatie van Bazel II bij banken. DNB schenkt ook veel aandacht aan Bazel II in haar kwartaalberichten, working papers en consultatiedocumenten.

Een van de geïnterviewden: ”Bij het opstellen van richtlijnen wordt DNB geadviseerd door de SBBE. Verder vindt er standaard een periodiek overleg plaats tussen accountants, het NIVRA en DNB. Over de voortgang van de invoering en inbedding van Bazel II-bepalingen in de bedrijfsvoering en in de businessmodellen van banken vindt veel overleg plaats met het management van banken. Duidelijk is dat de primaire verantwoordelijkheid bij de invoering van Bazel II bij het management van de bank ligt. De banken hebben dan ook werkgroepen aangesteld om de implementatie van Bazel II zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Het management van banken is gebaat bij een goede samenwerking tussen de verschillende partijen.” “De accountant spreekt maandelijks met het management van de bank over de status van Bazel II”, aldus een ondervraagde accountant. “Per kwartaal wordt er een rapport uitgebracht aan de Audit Committee, waarin altijd een gedeelte is gewijd aan Bazel II. Dit in het kader van de wettelijke bevoegdheid als openbaar accountant. Echt adviseren doet de accountant niet, omdat dan zijn onafhankelijkheid in geding komt. Het is niet de bedoeling dat de accountant bij de controle van de rapportage z’n eigen werk aan het toetsen is. Wordt een accountantskantoor wel voor advies gevraagd, dan lopen ze daar doorgaans niet als accountant. Daarbij komt ook dat de expertise op dit gebied een probleem vormt. Bazel II omvat voornamelijk IT en modellering, wat niet tot het vakgebied van de accountant behoort. De advisering is vooral de taak van het NIVRA en DNB, net zoals dat gebeurt is bij bijvoorbeeld SOx. De accountant houdt wel de voortgang van de implementatie in de gaten.”

Opvallend was dat steeds het ontbreken van richtlijnen van DNB naar voren kwam. Zo verzorgt het NIVRA regelmatig cursussen en trainingen, maar dit zal niet gebeuren zolang er geen concrete regelgeving is. Een duidelijke reden kon daarvoor niet worden gegeven. De BIS laat in haar rapport wel de ruimte open voor eigen invulling door de centrale banken betreffende de richtlijnen voor accountants. Misschien dat daar de oorzaak van dit ‘probleem’ ligt. DNB kon hierop geen antwoord geven. De komende tijd zal dit duidelijk worden.

Het ligt nog niet in de richtlijnen van DNB vast, maar men gaat er wel vanuit dat de accountant bij zijn controle moet controleren of de juiste ‘buffers’ worden aangehouden. Een geinterviewde accountant stelde hierover: “Op dit moment tekent de accountant af volgens ‘regulatory’

reporting, dus de maandstaat aan DNB, wat onder Bazel II niet veel zal veranderen. Onder Bazel II zullen deze staten per kwartaal worden afgegeven. Daarnaast komen enkele buffers tot uiting in de solvabiliteitsratio’s, die op dit moment al worden opgenomen in de jaarrekening. Op dit moment moet al de BIS-ratio worden weergegeven, wat straks de BIS II-ratio zal zijn. De controle van de juiste kapitaalbeslagen zal dus wel bij de controle gaan horen. Daar komt bij dat er in Nederland voor de accountant van financiële instellingen extra richtlijnen zijn. In elke toezichtswet staat dat de accountant de toezichthouder moet informeren in drie gevallen: 1) als de continuïteit van de organisatie niet gewaarborgd kan worden, 2) als de accountant het vermoeden heeft geen goedkeurende verklaring af te kunnen leggen en 3) als de bank zich niet houdt aan wet- en regelgeving. De solvabiliteit heeft te maken met de continuïteit van een organisatie en zeer waarschijnlijk dus ook met de wet- en regelgeving. De solvabiliteit is voor een bank cruciaal. Zelfs zonder formele verplichtingen zal de accountant hierover moeten berichten”. Een andere ondervraagde accountant voegde hier aan toe: “Overigens moet de accountant formeel eens per jaar aan DNB rapporteren over de controle van de rapportage aan de toezichthouder en de solvabiliteit is hier een belangrijk onderdeel van.”

Wat betreft de veranderingen met betrekking tot de verschillende pilaren is er ook nog weinig