• No results found

Mudarabah financiering in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mudarabah financiering in Nederland"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mudarabah financiering in Nederland

De mogelijkheden

Master thesis

Sofie Wulp

Rijks

universiteit

Groningen

(2)

Mudarabah financiering in Nederland

De mogelijkheden

Master thesis

Sofie Marina Wulp

1410865

Rijks

universiteit

Groningen

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Vakgroep Accountancy & Controlling

Eerste begeleider: Drs. D.P. Tavenier

Tweede begeleider: Dr. W.M. Westerman

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de afstudeerscriptie die ik geschreven heb ter afronding van de master Accountancy & Controlling aan de RuG. Deze scriptie is gericht op de Islamitische financieringsvorm mudarabah, en dan met name op de mogelijkheden tot uitvoering van deze financieringsvorm binnen de Nederlandse wetgeving.

Ik had waarschijnlijk niet voor dit onderwerp gekozen als ik niet in de zomer van 2007 een vak aan de Ǿresund Summer University in Kopenhagen had gevolgd. Ondanks het feit dat ik mijn studie altijd erg interessant heb gevonden, was ik van mening dat ik binnen mijn opleiding niet genoeg mogelijkheden had tot het ontwikkelen van een gedegen maatschappelijke basiskennis. De wereld draait mijns inziens om meer dan alleen geld en het aanleren van verslaggevingtechnieken. Met dit idee ben ik het vak ‘Religion in the 21st century’ gaan volgen aan de Ǿresund Summer University in Kopenhagen. Toen ik ter afronding van dit vak een paper moest inleveren, besloot ik om een onderwerp te zoeken waar ik de economische basiskennis waar ik op dat moment al over beschikte kon combineren met een religieus onderwerp. Aangezien Islamitisch financieren in Denemarken op dat moment een ‘hot item’ was, heb ik mijn paper aan dit onderwerp gewijd. Het bleek een erg interessant onderwerp te zijn en teruggekomen in Nederland heb ik de ontwikkelingen met betrekking tot Islamitisch financieren in ons land gevolgd. Het bleek dat er op het gebied van Islamitisch financieren in Nederland nog voldoende ruimte voor onderzoek was en zodoende had ik mijn scriptieonderwerp gevonden.

Ik heb mijn scriptie met veel plezier geschreven en ik zou graag een aantal mensen willen bedanken die hebben bijgedragen aan dit plezier. Allereerst zou ik graag de heer Abdul Gafoor willen bedanken. Hij heeft mij enorm geholpen bij mijn besef over de praktische uitvoering van mudarabah en door het interview ben ik tot een aantal zeer belangrijke inzichten gekomen. Daarnaast zou ik mijn zus Hanne Wulp willen bedanken voor haar contacten en haar hulp bij het uitzoeken van de juiste literatuur aangaande de Commanditaire Vennootschap. Tenslotte wil ik graag mijn scriptiebegeleider, de heer Daan Tavenier, bedanken voor zijn hulp bij het tot stand komen van deze scriptie.

Ik hoop dat u deze scriptie met interesse zal lezen en ik wens u veel leesplezier toe.

Sofie Wulp Augustus 2008

(4)

Inhoudsopgave

Samenvatting………. ... 4

Hoofdstuk 1 Inleiding ... 6

1.1

Achtergrond ...6

1.2

Aanleiding ...6

1.2.1 Islamitisch financieren in niet-Islamitische landen... 6

1.2.2 Islamitisch financieren in Nederland... 7

1.3

Introductie van het probleem ...7

1.3.1 Profit and loss sharing... 8

1.3.2 Musharaka... 8

1.3.3 Mudarabah... 9

1.3.4 Verschil musharaka en mudarabah... 9

1.3.5 Mudarabah in Nederland...10

1.4

Hoofdstuk indeling ... 11

Hoofdstuk 2 De oorsprong van het Islamitisch financieren ... 13

2.1

Het verbod op riba ... 13

2.1.1 Definitie riba...13

2.1.2 Verbod op riba...15

2.1.3 Riba onder inflatie en deflatie...18

2.1.4 Riba en de tijdsvoorkeur van geld...18

2.2

Het verbod op gharar ... 19

2.2.1 Definitie gharar...19

2.2.2 Het verbod op gharar...19

2.3

Conclusie... 20

Hoofdstuk 3 Mudarabah... 21

3.1

Mudarib ... 21

3.1.1 DeMudarib...21

3.1.2 De beherend vennoot...22

2.1.3 Overeenkomsten en verschillen tussen de mudarib en de beherend vennoot...22

3.2

Rabb al-mal... 23

3.2.1 De rabb al-mal...23

3.22 De raad van Shariah...23

3.2.2 De commanditaire vennoot...24

2.2.3 Verschil rabb al-mal en commanditaire vennoot...25

3.3

Winstverdeling mudarabah ... 26

3.4

Principal, agent en mudarabah ... 27

2.5.1 De agency relatie...27

2.5.2 Informatie asymmetrie mudarabah...27

2.4.1 Adverse selection...28

2.4.2 Moral Hazard...29

2.4.2 De agency theory...30

3.5

Conclusie... 31

Hoofdstuk 4 Mudarabah en de Nederlandse wetgeving... 34

4.1

De huidige versus de nieuwe wetgeving... 35

4.2

De oprichting... 35

4.2.1 Authentieke akte...36

4.2.2 Inschrijving in het handelsregister...36

(5)

4.2.1 De inbreng van kapitaal...36

4.2.2 De inbreng van arbeid...37

4.3

Winstverdeling zoals in de Nederlandse wet geregeld... 37

4.4

De ontbinding ... 38

4.5

Conclusie... 39

Hoofdstuk 5 Practische uitwerking... 41

5.1

Financiële voor en nadelen... 41

5.1.1 Aannames...41

5.1.3 Vergelijking winst na belasting en verdeling...43

5.2

Overige voor en nadelen... 45

5.3

Conclusie... 46

Hoofdstuk 6 Conclusie ... 48

6.1

Inleiding... 48

6.2

Conclusie...Error! Bookmark not defined.

6.3

Vervolgonderzoek ... 50

Literatuurlijst ... 51

(6)

Samenvatting

Dit onderzoek is gericht op het Islamitische financieringsproduct ‘mudarabah’. Mudarabah is een op ‘Profit and Loss Sharing’ gebaseerd financieringsproduct en vormt de basis voor het Islamitische financieren. Op dit moment wordt mudarabah nog niet in Nederland uitgevoerd en de vraag of de financieringsvorm binnen de Nederlandse wetgeving uitgevoerd kán worden is tot op heden niet onderzocht. Om deze reden luidt de onderzoeksvraag van deze scriptie als volgt:

Hoe kan financiering door middel van mudarabah in Nederland ingericht worden zodat het voldoet aan de Nederlandse wetgeving én aantrekkelijk is voor de ondernemer?

De bovenstaande vraag is onderzocht door het uitvoeren van een literatuurstudie. Deze

literatuurstudie is aangevuld door informatie verkregen uit een interview met de heer Abdul Gafoor, onderzoeker op het gebied van Islamitisch financieren.

Het Islamitisch financieren van tegenwoordig is gebaseerd op twee pijlers. Het verbod op riba en het verbod op gharar. De vertaling van riba is niet eenduidig en ook het verbod op riba kan op

verschillende manieren uitgelegd worden. Als riba vertaald wordt als de huidige betekenis van ‘usury’ dan heeft het verbod betrekking op excessieve rente. Als riba echter vertaald wordt als ‘increase’ dan heeft het verbod betrekking op alle vermeerderingen van het oorspronkelijke bedrag en dus ook op interest. Zoals gezegd zijn de meningen verdeeld, maar het meerendeel van de Moslims hangt de gedachte aan dat riba alle interest omvat, maar meer is dan interest alleen. Het verbod op gharar is van invloed op de mate van onzekerheid en risico die contracten met zich meebrengen. Welke contracten onder het verbod op gharar vallen is afhankelijk van de grootte van gharar. Tot zover is duidelijk dat handelen in put en call opties en verzekeringen en afgeleiden vallen onder het verboden

gharar.

De financieringsvorm mudarabah is vrij van riba en van gharar en Islamitische ondernemers zouden hun financiering dus zonder religieuze gewetenswroeging door middel van mudarabah kunnen verkrijgen. Uit dit onderzoek blijkt dat mudarabah, uitgevoerd aan de debetzijde van de balans door een financiële instelling, op één mogelijk verschil na, gelijk is aan de Commanditaire Vennootschap. Het enige verschil kan zijn dat de rabb al-mal (de financier) te maken zal hebben met onbekenden terwijl de commanditaire vennoot vaak te maken heeft met familie of vrienden. Dit zal er

waarschijnlijk toe leiden dat de rabb al-mal meer controle op de mudarib (ondernemer) zal willen uitoefenen. Er zijn echter ook Commanditaire Vennootschappen in Nederland waarbij de

commanditaire en de beherend vennoot slechts een zakelijke relatie met elkaar hebben. In een dergelijk geval bestaat er geen verschil tussen mudarabah uitgevoerd aan de debetzijde van de balans en de Commanditaire Vennootschap.

(7)

Gezien de grote gelijkenis tussen financiering door middel van mudarabah en de Commanditaire Vennootschap, zal de financieringsvorm naar alle waarschijnlijkheid niet aangepast te hoeven worden om binnen de Nederlandse wetgeving uitgevoerd te kunnen worden.

Hierboven werd gesteld dat de Islamitische ondernemer zijn of haar financiering kan verkrijgen door middel van mudarabah zonder dat hiervoor religieuze en/of wettelijke bezwaren gelden. De vraag is echter, of het financieringsproduct ook aantrekkelijk is voor de ondernemer. Uit een cijfervoorbeeld blijkt dat financiering door middel van mudarabah financieel aantrekkelijker is tot een zeker

winstbedrag. Hoe hoog dit bedrag is hangt af van de winstverdeling, het interestpercentage, de hoogte van de lening etc. Uit het cijfervoorbeeld komt ook naar voren dat de ondernemer die door middel van mudarabah zijn/haar onderneming financiert, minder snel liquiditeitsproblemen zal krijgen dan de ondernemer die zijn/haar financiering door middel van het aangaan van een lening heeft verkregen. Hiertegenover staat dat de interestkosten per jaar zullen dalen en vanaf een bepaald moment nul zullen zijn, terwijl de ondernemer die mudarabah aangaat altijd een gedeelte van zijn/haar winst zal moeten blijven afdragen.

Als gevolg van de agency relatie tussen de mudarib en de rabb al-mal ontstaat er informatie asymmetrie waardoor er adverse selection en moral hazard kan optreden. Een manier om moral hazard in te perken is het bijhouden van een goede boekhouding. Onder andere als gevolg van het mogelijke moral hazard probleem zal de rabb al-mal waarschijnlijk inzicht willen hebben in de boekhouding die de mudarib heeft bijgehouden. Dat dit geen nadeel oplevert ten opzichte van het aangaan van een lening blijkt uit het feit dat het ook voor conventionele banken niet ongebruikelijk is om inzicht te vragen in financiële jaarstukken. Een verschil tussen mudarabah uitgevoerd in Nederland en de lening is dat de rabb al-mal stemrecht zal hebben in de onderneming.

Uit het bovenstaande blijkt dat mudarabah voor de Islamitische ondernemer een aantrekkelijke en religieus verantwoorde mogelijkheid kan zijn voor het verkrijgen van financiering. Ook voor de niet-Islamitische ondernemer die voorzichtig ingesteld is en er geen problemen mee heeft dat de financiële instelling stemrecht heeft, is mudarabah een aantrekkelijke optie om financiering te verkrijgen. Een ondernemer die hoge resultaten verwacht en geen inspraak van de financiële instelling wenst, zal echter sneller voor een lening kiezen.

(8)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1

Achtergrond

‘Shariah lening dringt door tot haute finance’

De kop siert het Financieele Dagblad van 26 februari 2008. In het artikel wordt gesteld dat Islamitisch financieren de nieuwste groeimarkt in haute finance is. ‘Islamitisch verantwoorde financieringen groeien de laatste jaren als kool’ aldus Cor de Horde, schrijver van het artikel (Het Financieele dagblad, 2008).

Ondanks het feit dat de eerste Islamitische bank werd opgericht in 1963 in Egypte (Visser, 2003:55), begon de grote groei van de Islamitische financiële instellingen pas in de jaren 70 van de 20e eeuw als gevolg van de eerste oliecrisis (Maclean, 2007: 106). Vanaf dat moment groeiden de Islamitische financieringen gestaag. Volgens Modi behoort Islamitisch financieren tot één van de snelst groeiende gebieden in de financiële sector in het afgelopen decennium. De hoeveelheid liquide middelen die per jaar worden omgezet in deze sector zijn in de afgelopen 3 jaar met 10 tot 15 procent per jaar gestegen (Modi, 2007:30).

De twee verboden die ten grondslag liggen aan Islamitisch financieren zijn het verbod op gharar en het verbod op riba. Het verbod op riba en het verbod op gharar zijn opgenomen in de Koran.

De uitleg van het verbod op riba is echter niet eenduidig. Volgens van Schaik komt dit omdat er twee bewegingen onderscheiden kunnen worden: de ‘modernisten’ en de ‘orthodoxen’. De modernisten zijn van mening dat riba niet gelijk is aan rente als het bedongen wordt van een rijk persoon of een rijke onderneming. Riba is volgens hen alleen gelijk aan rente als het gevraagd wordt van iemand die het geld nodig heeft om van te leven. De orthodoxen, de tweede groep, gaan er vanuit dat riba alle soorten rente omvat, deze groep is verreweg het grootst (van Schaik, 2001: 47).

1.2

Aanleiding

1.2.1 Islamitisch financieren in niet-Islamitische landen

In de niet-islamitische landen loopt Groot Brittannië voorop met het aanbieden van Islamitische financieringsproducten. In juli 2000 boden al 11 financiële instellingen Islamitische producten aan (Karbhari e.a., 2004) terwijl in 2005 er in de Verenigde Staten nog maar 9 instellingen waren die deze producten aanboden (Chiu et al., 2005).

In augustus 2004 werd er door de United Kingdom’s Financial Services (FSA), de toezichthouder op banken in de UK, een licentie afgegeven aan de ‘Islamic Bank of Britain’ (Islamic bank of Britain, 2008).

(9)

De FSA heeft de bestaande regelgeving uitgebreid en aangepast om aan de nieuwe markt tegemoet te komen. Zo zijn bijvoorbeeld de kapitaalvereisten voor Islamitische banken verlaagd. Bovendien heeft de FSA de belastingwetgeving zodanig aangepast dat er geen dubbele belasting meer betaald hoeft te worden in geval van murabahah hypotheken (Modi, 2007:40).

1.2.2 Islamitisch financieren in Nederland

Ook in Nederland wil men zich meer toe gaan spitsen op Islamitische financieringsproducten. De Nederlandse tak van Barclays is begin dit jaar gestart met het aanbieden van Islamitische investeringsproducten (De Volkskrant, 2008) en ABN Amro heeft in april 2007 het LLB Top 20 Middle East Total Return Index Certificate geïntroduceerd, een gestructureerd beleggingsproduct (Verhoef e.a., 2008: 25). Bovendien heeft De Nederlandsche Bank op 6 september 2006 een vergunning verstrekt aan Bilaa Riba voor het aanbieden van krediet (De Nederlandsche Bank, 2008). Bilaa Riba is eerste financiële instelling in Nederland die geheel volgens de regels van de Shariah werkt (Bilaa Riba, 2008).

Minister Wouter Bos van financiën heeft in juli 2007 aangekondigd uit te gaan zoeken hoe Nederland zich, naast de al bestaande centra zoals Londen en Dubai, kan ontwikkelen tot een centrum van Islamitisch bankieren in de wereld. Uit marktonderzoek van de Rabobank is gebleken dat van de miljoen Islamitische inwoners in Nederland er 200.000 geïnteresseerd zijn in islamitisch bankieren (Telegraaf, 2007) en dat de markt voor Islamitisch Bankieren jaarlijks met gemiddeld 15 procent groeit (Trouw, 2007).

1.3

Introductie van het probleem

De Nederlandse literatuur aangaande Islamitisch bankieren/financieren is op dit moment voornamelijk gericht op murabaha. Een Murabaha transactie is een mark-up financieringstransactie waarbij een tastbaar actief gekocht wordt door een Islamitische financiële instelling op verzoek van een klant. Vervolgens verkoopt de Islamitische financiële instelling het actief aan het einde van de contracttermijn aan de klant, voor hetzelfde bedrag dat de bank betaald heeft plus een mark-up die de winst van de bank uitdrukt. Het mark-up bedrag kan niet wijzigen gedurende de contracttermijn. De hoogte van het bedrag van de mark-up wordt vastgelegd in overeenstemming met een interest rate index zoals LIBOR (London Inter-Bank Offered Rate). Daarnaast is de hoogte van de mark-up afhankelijk van de credit rating van de klant, de grootte van de transactie en het soort goed dat de bank gefinancierd heeft (Zahar, Hassan, 2001: 160).

Behalve op mark-up gebaseerde Islamitische financieringsvormen zijn er ook nog andere vormen van Islamitisch bankieren mogelijk zoals profit and loss sharing (mudaraba of musharaka). Volgens Dar en Presley zijn de theoretische modellen van bijna alle banken zijn gebaseerd op profit and loss sharing (Dar, Presley, 2001: 4).

(10)

1.3.1 Profit and loss sharing

Zoals hierboven genoemd geven Dar en Presley aan dat de theoretische modellen van bijna alle banken op profit and loss sharing gebaseerd zijn. Ook Iqbal en Llewellyn stellen dat de theoretische studies uit de jaren 60 van de 20e eeuw, die de basis vormden voor de oprichting van de eerste Islamitische banken, gebaseerd zijn op ‘profit-sharing finance’ (Iqbal, Llewellyn, 2001: 6). Profit and loss sharing (PLS) vormt de basis van Islamitische financieren.

In de praktijk blijkt echter dat het geld verkregen door PLS kredieten vaak gebruikt wordt om in murabahah financieringsproducten (mark-up based financiering) te investeren (Khan, 2007). De fondsenwerving van de bank of financiële instelling gebeurt dus op basis van PLS. Bij de investeringen ligt in de praktijk de voorkeur echter bij op mark-up gebaseerde financieringsproducten. Er is tot op heden nog weinig onderzoek gedaan naar de uitvoering van PLS in Nederland.

Het idee dat achter PLS schuilt, is dat de verschaffer van kapitaal (de krediethouder of de bank) recht heeft op ‘beloningen’ die voortvloeien uit een business venture. Alleen zolang de verschaffer bereid is om ook verliezen te delen met de gebruiker van het kapitaal (de schuldenaar) heeft de verschaffer recht op de beloningen (Ghannadian, Goswami, 2004, 742).

PLS heeft, mede gezien het feit dat noch het kapitaalbedrag noch het rendement door de bank wordt verzekerd, veel overeenkomsten met Westerse investeringsmaatschappijen. Er is echter één fundamenteel verschil. De aandeelhouders van een Westerse investeringsmaatschappij bezitten een gedeelte van het eigen vermogen van het bedrijf en beschikken hiermee ook over de bijbehorende aandeelhoudersrechten. De rekeninghouders van een Islamitische financiële instelling beschikken niet over een gedeelte van het eigen vermogen van de bank en bezitten hierdoor geen aandeelhoudersrechten. Bovendien kunnen de rekeninghouders van de Islamitische financiële instelling niet te allen tijde geld opnemen van hun rekening (Zaher, Hassan, 2001, 174). Met betrekking tot de rechten van de rekeninghouders geeft Khan aan dat nog geen enkele bank een Internal Control mechanisme heeft kunnen ontwikkelen waarbij de rechten van de krediethouders beschermd worden tegenover de belangen van het bestuur van de bank en de aandeelhouders van de bank (Khan, 2007: 289).

Er zijn twee vormen van PLS mogelijk: musharaka en mudarabah.

1.3.2 Musharaka

Musharaka is gericht op de debet zijde van de balans van de bank of financiële instelling. Het is gelijk aan de Westerse joint venture waarbij twee partijen (de financiële institutie en een cliënt) kapitaal verschaffen ten behoeve van een project waarbij beide partijen zich in kunnen laten met bestuurlijke taken. De winsten worden gedeeld naar van te voren bepaalde ratio’s. Verliezen worden gedragen naar de verhouding waarin beide partijen in het eigen vermogen hebben geïnvesteerd.

Musharaka is conform het principe van profit and loss sharing en is geschikt voor lange termijn financiering. Daarom wordt het ook wel de meest zuivere vorm van Islamitisch financieren genoemd

(11)

(Zaher, Hassan, 2001: 166). Het partnership van de bank en de ondernemer leidt er toe dat beide partijen gelijke toegang hebben tot de informatie over tot de onderneming.

Financiële instellingen kiezen vaak niet voor deze vorm van financieren omdat het hoge set-up kosten en hoge administratie kosten met zich meebrengt (Wilson, 2002: 197).

1.3.3 Mudarabah

Mudarabah is een pre-Islamitische financieringsvorm die in het begin van de 13e eeuw uitgroeide tot een bloeiende financieringsvorm in veel Moslimlanden (Hasan, 2005: 16). Mudarabah heeft zowel betrekking op de debet als op de credit zijde van de balans van de bank. Bij de uitvoering van de financieringsvorm aan de debetzijde van de balans van de bank verschaft de bank het gehele kapitaal dat benodigd is voor een project, terwijl de ondernemer zijn inspanning en zijn expertise inbrengt. De winsten worden door de ondernemer en de bank gedeeld waarbij de verdeling plaatsvindt aan de hand van een van te voren vastgelegde ratio (Zahar, Hassan, 2001, 162). Verliezen komen voor rekening van de bank, tenzij er sprake is van verwaarlozing, wanbestuur of het niet navolgen van het contract door de ondernemer (Karim, 2002: 95). Mudarabah wordt voornamelijk uitgevoerd in geval van korte termijn investeringsprojecten (Errico, Farahbaksh, 1998: 7).

Aan de credit zijde van de balans van de bank of financiële instelling wordt het kapitaal door rekeninghouders ingebracht waarmee in de projecten gefinancierd kan worden. Er zijn twee verschillende vormen mogelijk; ‘restricted profit sharing’ en de ‘unrestricted profit sharing’.

Bij de eerste vorm worden de liquide middelen, verkregen van de krediethouders, gebruikt voor vooraf vastgestelde projecten waarbij een return uitbetaald wordt die zeer weinig schommelingen kent. De kans dat er verlies geleden wordt is hierdoor bijna nihil. Het risicoprofiel van een krediethouder die voor deze vorm van Islamitisch bankieren heeft gekozen kan daarom even hoog liggen als de risicoprofielen van de klanten van conventionele banken die daar een spaarrekening hebben geopend. Unrestricted profit sharing rekeningen zijn rekeningen waarbij de krediethouders de bank autoriseren om hun geld te investeren in elke investering die de bank geschikt acht. De krediethouders stemmen bij deze vorm bij voorbaat in om de winsten/verliezen die uit de investering voortvloeien te delen (Khan, 2007:289).

1.3.4 Verschillen musharaka en mudarabah

Ondanks het feit dat mudarabah en musharaka allebei tot PLS behoren bestaan er verschillen tussen de twee financieringsvormen. Zo wordt mudarabah vaak uitgevoerd in geval van korte termijn projecten terwijl musharaka in de praktijk vaak voor lange termijn projecten gebruikt wordt. Bij mudarabah brengt de ondernemer geen geld in en laat de bank zich niet in met bestuurlijke taken. Musharaka daarentegen is gericht op een samenwerking tussen twee of meer partijen waarbij beide partijen zich in mogen laten met bestuurlijke activiteiten. Mudarabah heeft betrekking op beide zijden van de balans terwijl musharaka alleen aan de debet zijde van de bank plaatsvindt.

(12)

Zoals hierboven genoemd is musharaka een financieringsvorm die niet vaak uitgevoerd wordt vanwege de hoge set-up kosten en de hoge administratiekosten (Wilson, 2002: 19). Dit onderzoek zal zich daarom richten op mudarabah. PLS is immers de financieringsvorm die het meest uitgevoerd wordt.

1.3.5 Mudarabah in Nederland

Als Nederland, zoals Wouter Bos zich heeft uitgesproken, zich wil ontwikkelen tot een centrum van Islamitisch bankieren dan zal in ieder geval onderzocht moeten worden of en op welke manier een ondernemer (Islamitisch of niet Islamitisch) binnen de Nederlandse wetgeving zijn/haar projecten kan financieren door middel van mudarabah. Bovendien moet uitgezocht worden wat de voordelen en nadelen van financiering door middel van mudarabah voor een ondernemer zijn in vergelijking met financiering door middel van gebruik maken van conventionele investeringsproducten.

De uitkomsten van dit onderzoek kunnen van belang zijn voor de (niet) Islamitische ondernemer. Deze kan immers een betere beslissing maken over de wijze van financiering van zijn onderneming, indien de voor- en de nadelen bekend zijn van mudarabah ten opzichte van financieren door het aangaan van een lening bij een Nederlandse financiële instelling. Bovendien kan dit onderzoek van belang zijn voor de uitbreiding van Islamitisch financieren in Nederland zoals het ministerie van Financiën dat graag zou zien. Immers een uitbreiding van mudarabah aan de debet zijde van de balans van de financiële instelling zou het gevolg kunnen zijn van de opheldering van de verschillen. Als de debetzijde uitgebreid wordt met investeringen in mudarabah, dan zal dit impliciet ook invloed hebben op de investeerders in mudarabah aan de creditzijde van de balans van de financiële instelling.

Dit wordt als volgt toegelicht. Als mudarabah aan de debetzijde van de balans uitgevoerd wordt zal dit van invloed zijn op het rendement behaald door de investeerders in mudarabah aan de creditzijde van de balans van de financiële instelling. Een hoog of een laag rendement behaald door de bank op mudarabah of murabaha betekend voor de investeerders automatisch ook een hoog of een laag rendement op hun investering.

Het bovenstaande leidt tot de volgende onderzoeksvraag:

Hoe kan financiering door middel van mudarabah in Nederland ingericht worden zodat het voldoet aan de Nederlandse wetgeving én aantrekkelijk is voor de ondernemer?

In bovenstaande onderzoeksvraag wordt gesproken over aantrekkelijkheid van mudarabah voor de ondernemer. Uiteraard zal de perceptie van aantrekkelijkheid per ondernemer verschillen. Daarom heb ik er voor gekozen om de voor en nadelen van het financieringsproduct, zowel financiële als overige voor- en nadelen, in dit onderzoek te beschrijven. Op deze wijze kan bepaald worden voor

(13)

juist niet aantrekkelijk zal zijn. De financiële voor- en nadelen van het financieringsproduct worden aan de hand van een cijfervoorbeeld en een casus uitgewerkt. Deze casus en cijfervoorbeelden zijn als respectievelijk bijlage 1, 2 en 3 bij dit onderzoek gevoegd.

De onderzoeksvraag zal beantwoord worden door verkennend onderzoek. Het onderzoek bestaat voornamelijk uit een literatuuronderzoek. Er is voorst een diepte interview uitgevoerd met de heer Abdul Gafoor, auteur van verscheidende boeken en artikelen over Islamitisch financieren. Dit interview heeft geleid tot een verdieping van het onderzoek doordat de heer Gafoor onder andere over de praktische uitwerking van mudarabah nuttige informatie heeft kunnen verstrekken. De informatie die verkregen is uit het interview komt in verschillende hoofdstukken terug. De uitwerking van dit interview is toegevoegd in bijlage 4.

1.4

Hoofdstuk indeling

De onderzoeksvraag is opgesplitst in vier deelvragen. De beantwoording van elke deelvraag vormt een apart hoofdstuk. In hoofdstuk twee en drie wordt mudarabah op een theoretische manier beschreven. Eerst behandel ik het verbod op riba en gharar en vervolgens behandel ik de belangrijkste kenmerken van mudarabah. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met de Westerse Commanditaire Vennootschap. Deze theoretische achtergrond is benodigd voor het begrip van mudarabah en het beantwoorden van de volgende meer praktische deelvragen. Deze laatste twee deelvragen zijn op de praktijk (in Nederland) gericht. Het afsluitende hoofdstuk bevat een conclusie.

Hoofdstuk 2

Deelvraag één is gericht op de oorsprong van Islamitisch financieren. Daarbij zal het verbod op riba

en gharar naar voren komen. Deelvraag één luidt: Wat is de oorsprong van Islamitisch financieren?

Hoofdstuk 3

Dit hoofdstuk is gericht op de structuur van mudarabah. De volgende deelvraag wordt behandeld: Welke kenmerken heeft de organisatiestructuur van mudarabah, uitgevoerd door een Islamitische financiële instelling, en welke rol vervullen de financier en de ondernemer in geval van mudarabah? Er wordt onder andere aandacht besteed aan de Raad van Shariah. Ook de problemen die door de structuur van de financiële instelling bij uitvoering van mudarabah naar voren komen zoals moral hazard, adverse selection en agency problemen worden in dit hoofdstuk behandeld. Bovendien wordt de verhouding tussen de ondernemer en de Islamitische financiële instelling in dit hoofdstuk behandeld. Zaher en Hassan geven aan dat mudarabah verwant is aan de Westerse Commanditaire Vennootschap (Zaher, Hassan, 2001: 165). Vandaar dat de ‘mudarib’ (ondernemer) en de rabb al-mal (financier) vergeleken zullen worden met de beherend vennoot en de stille vennoot.

(14)

Hoofdstuk 4

In dit hoofdstuk wordt de derde deelvraag behandeld. Deze deelvraag is gericht op mudarabah zoals dat uitgevoerd kan worden binnen de Nederlandse wetgeving. Aangezien dit onderzoek zich richt op de uitvoering van mudarabah in Nederland, moet mudarabah voldoen aan de Nederlandse wetgeving. Dit leidt tot de volgende deelvraag: Welke Nederlandse wetgeving is van toepassing op mudarabah en op welke manier kan de financiering door middel van mudarabah uitgevoerd worden binnen de Nederlandse wetgeving?

De bovenstaande deelvraag is enkel gericht op mudarabah uitgevoerd aan de debetzijde van de balans van de Islamitische financiële instelling.

Hoofdstuk 5

De laatste deelvraag zal behandeld worden aan de hand van een casus. In deze casus staat een Islamitische ondernemer centraal die financiering nodig heeft voor haar project. Er zijn twee mogelijkheden: financiering door middel van mudarabah bij een financiële instelling en financiering door middel van een lening bij een Nederlandse conventionele bank. Door het uitwerken van de casus en het cijfervoorbeeld worden de financiële voor- en nadelen van mudarabah ten opzichte van het aangaan van een lening toegelicht. De vierde en tevens laatste deelvraag luidt als volgt: Wat zijn de voor- en de nadelen van financiering door middel van mudarabah zoals het uitgevoerd zou kunnen worden in Nederland voor ondernemers ten opzichte van de voor- en nadelen van een lening bij een Nederlandse bank ter financiering van een project?

Hoofdstuk 6

In dit concluderende hoofdstuk zal een antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag. De conclusies van de verschillende deelvragen zijn samengevoegd worden en leiden gezamenlijk tot een beantwoording van de hoofdvraag.

(15)

Hoofdstuk 2

De oorsprong van het Islamitisch financieren

Het verbod op riba en het verbod op gharar vormen de twee pijlers van het huidige Islamitisch financieren. De verschillende Islamitische financieringsvormen moeten zo ingericht worden, dat de verboden niet overtreden worden. De definitie en de reikwijdte van de verboden zullen hieronder besproken worden. Bovendien zal er aandacht besteed worden aan de achterliggende gedachte van de verboden.

2.1

Het verbod op

riba

De achterliggende gedachte van Islamitisch financieren lijkt duidelijk te zijn bij het lezen van sommige krantenberichten. Zo schrijft de Volkskrant op 26 maart 2008: ‘De kern van het islamitisch financieren is het verbod rente te ontvangen of af te dragen’ (de Volkskrant, 2008). In de Spits wordt op 13 december 2007 het volgende geschreven: ‘Volgens moslimwetten is het betalen of vragen van rente haram, onrein’ (Spits: 2007).

Dat de achterliggende gedachte van het Islamitisch financieren (het verbod op riba en gharar) minder duidelijk is dan dat de bovenstaande krantenartikelen doen geloven blijkt onder andere uit een uitspraak van Mahmoud El-Gamal. El Gamal geeft aan dat het verbod op riba misschien wel het meest bestudeerde onderwerp is in de Islamitische economie en in de jurisprudentie aangaande financiële transacties (El-Gamal, 2001:2). Als riba eenduidig vertaald zou kunnen worden als ‘interest’ zoals de krantenberichten hierboven doen, dan zou deze discussie over de betekenis van riba naar alle waarschijnlijkheid niet zo uitgebreid en lang gevoerd zijn.

Een reden van de uitgebreidheid van de discussie over het verbod op riba zou kunnen zijn dat het vers met betrekking tot riba het laatste vers is dat geopenbaard werd voor het overlijden van de Profeet Mohammed. De Profeet overleed zonder dat hij het vers uit heeft kunnen leggen (Noorzoy, 1982). Vanaf dat moment zijn er vele uitspraken gedaan op het gebied van riba. Absolute overeenstemming over de uitleg is er echter nooit geweest.

2.1.1 Definitie riba

Het woord riba wordt in verschillende talen gebruikt. Uit het ‘Webster’s Dictionary’ blijkt dan ook dat het woord op verschillende manieren vertaald kan worden. Zo is de Engelse vertaling van riba vanuit het Bulgaarse en het Kroaats ‘fish’ en riba vertaald van Ests naar Engels betekent ‘shred’ (Websters dictionary, 2008).

Van alle vertalingen die vanuit verschillende talen gegeven worden lijkt de vertaling van riba, zoals bedoeld in de Koran, van het Indonesische riba naar het Engelse‘usury’, het meest waarschijnlijk. Dit vermoeden wordt bevestigd door Noorzoy, hij geeft in zijn artikel aan dat ‘usury’ een gebruikelijke vertaling is van het woord riba (Noorzoy, 1982: 3). De definitie van ‘usury’, volgens ‘Webster Dictionary’, luidt: ‘An exorbitant or unlawful rate of interest’ (Websters dictionairy, 2008). De definitie

(16)

van ‘interest’ luidt: ‘A fixed charge for borrowing money; usually a percentage of the amount borrowed.’

Volgens El-Gamal definiëren juristen riba over het algemeen als volgt: Het verhandelen van twee goederen van hetzelfde soort in verschillende kwantiteiten waarbij de verhoging geen fatsoenlijke compensatie is (El-Gamal, 2006: 49).

Kuran geeft op zijn beurt nog een andere omschrijving van het woord riba. Volgens hem is riba een praktijk die uit de Arabische oudheid stamt waarbij de schuld van een schuldenaar verdubbeld werd als de betaling niet op tijd gedaan werd (Kuran, 2004: 39).

De definitie gegeven door de juristen volgens El-Gamal lijkt op de vertaling van riba als ‘usury’. Immers bij beide definities wordt er gesproken over een ‘onfatsoenlijke’ vergoeding. Behalve de zojuist genoemde overeenkomst, bestaat er ook een verschil tussen de twee definities. In geval van de definitie van het woordenboek, wordt alleen gesproken over het interestpercentage terwijl de juristen, het woord ‘compensatie’ gebruiken. In het laatste geval zou het dus ook kunnen gaan om een andere compensatie dan interest uitgedrukt in geld, bijvoorbeeld in natura.

Ook de omschrijving van riba door Kuran heeft veel gemeen met de vertaling door Websters Dictionary en de definitie gegeven door de juristen volgens El-Gamal. Het gaat in alle gevallen om een verhoging die niet fatsoenlijk lijkt. In de omschrijving van Kuran wordt echter specifiek op één praktijk geduid terwijl de vertaling en de definitie ook van toepassing kunnen zijn op meerdere praktijken.

De vertaling van riba als ‘usury’ is echter niet de enige vertaling die in omloop is. Er zijn ook verschillende moderne onderzoekers die riba vertalen als ‘increase’ (Noorzoy, 1982: 5). Volgens Noorzoy correspondeert het woord ‘increase’ met het woord ‘interest’, zoals gedefinieerd in Websters Dictionary (Noorzoy, 1982: 3).

Noorzoy claimt dat het fundamentele aspect van het geschil, dat bestaat over het dogma op interest in de Islam, samenhangt met het verschil in interpretatie van riba als ‘usury’ of als ‘interest’’ (Norooy, 1982: 3). Het verschil tussen de vertaling van riba als ‘interest’ of als ‘usury’ lijkt dus een wezenlijk verschil te zijn. In geval van de definitie van de juristen volgens El-Gamal, de vertaling volgens Websters Dictionary en de beschrijving door Kuran wordt gesproken over onfatsoenlijke, exorbitante of onwettige compensaties of interestpercentages. In dit geval wordt dus niet alle interest of compensatie bedoeld maar alleen de onfatsoenlijke, exorbitante of onwettige interest of compensatie. Als riba vertaalt wordt als interest dan vallen alle soorten interest onder riba.

Het verschil tussen riba vertaald als ‘usury’ of als ‘interest’ is wezenlijk als men alleen kijkt naar de huidige betekenis van de woorden.

Volgens Gafoor is het echter zo dat het woord ‘usury’ tot een aantal eeuwen geleden een andere betekenis had, namelijk: ‘Any extra amount demanded by the lender in addition to his capital’ (Gafoor, 2005: 20). Dit wordt benadrukt door de Encyclopaedia Britannica:

(17)

“In modern law, usury is the practice of charging an illegal rate of interest for the loan of money. In Old English law, the taking of any compensation whatsoever was termed usury. With the expansion of trade in the 13th century, however, the demand for credit increased, necessitating a modification in the definition of the term. Usury then was applied to exorbitant or unconscionable interest rates. In 1545 England fixed a legal maximum interest; any amount in excess of the maximum was usury. The practice of setting a legal maximum on interest rates was later followed by most states of the United States and most other Western nations.”

Als de betekenis van ‘usury’ gehanteerd wordt zoals deze gold in het oude Engelse recht dan bestaat er dus geen verschil met de betekenis van ‘interest’ van tegenwoordig. Maar de vertaling van riba in ‘usury’ of in ‘interest’ in de huidige betekenis van deze woorden levert wel degelijk een groot verschil op.

Het gevolg van het feit dat het woord riba op verschillende manieren geïnterpreteerd en vertaald kan worden en dat zelfs de vertalingen van het woord op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden, is dat er onduidelijkheid heerst over de strekking en de reikwijdte van het verbod op riba.

Immers, als riba als het tegenwoordige ‘usury’ vertaald wordt dan zou niet alle interest verboden hoeven worden maar alleen de exorbitante interestpercentages. As riba echter vertaald wordt als ‘increase’ of als interest dan betekent het verbod op riba wel degelijk het uitbannen van alle interest.

Voor dit onderzoek is dit onderscheid tussen de vertaling van riba als het tegenwoordige ‘usury’ of als het oorspronkelijke ‘ususry’ en het tegenwoordige ‘interest’ van groot belang. Want, waarom zou men een nieuw renteloos zogenoemd ‘Islamitisch’ systeem in Nederland willen implementeren als hierop vanuit de Islam geen beroep gedaan wordt? Als het verbod op riba niet gelijk staat aan interest, dan zou het conventionele systeem in veel gevallen voldoen voor de Islamitische bevolking. In dit geval zou een onderzoek naar de financieringsvorm mudarabah nog steeds interessant kunnen zijn vanwege de eventuele economische voordelen, maar het label ‘Islamitisch’ zou dan wegvallen. Het is dus van belang voor dit onderzoek om te bepalen wat de reikwijdte van het verbod op riba is en hoe het

verbod op riba tegenwoordig geïnterpreteerd wordt. Daarom zal hierna de interpretatie van het verbod op riba worden toegelicht.

2.1.2 Verbod op riba

De aversie van geestelijken en filosofen tegen riba of ‘usury’ was in de oudheid een bekend fenomeen. In de Griekse oudheid verwierpen filosofen zoals Plato en Aristoteles het aannemen van ‘usury’. Zoals eerder gezegd stond ‘usury’ in die tijd nog gelijk aan elke compensatie toegevoegd aan het oorspronkelijke bedrag van een lening (Gafoor, 2005: 20). Omdat ‘usury’ en interest tot de 13e eeuw nog gelijk aan elkaar stonden zullen de termen ‘usury’ en ‘interest’ hieronder enkele malen door elkaar gebruikt worden.

Ook in het Jodendom en in het Christendom wordt ‘usury’ verboden. De Torah verbiedt lenen in combinatie met interest onder Joden en er bestaat een ban op het verkrijgen van interest van de

(18)

(Kuran, 2005:596). Later wordt ook in de Koran het verbod op usury opgenomen. Dat het één van de laatste verzen is die door de Profeet geopenbaard is, blijkt uit de volgende uitspraak van Hadhrat-i-Omar in de eerste eeuw van de Islamitische periode: ‘The last to be revealed was the verse of usury and the Prophet expired without explaining it to us. Therefore, give up usury or anything resembling to it’ (Noorzoy, 1982:4).

Het verbod op interest heeft in de van oorsprong Christelijke, Westerse landen in de geschiedenis een andere wending gekregen dan in de Islamitische wereld. Opbrengsten uit interest werden in de Westerse landen rechtmatig toen de kerk en de staat van elkaar gescheiden werden. Volgens Noorzoy is de scheiding van kerk en staat gedeeltelijk de oplossing geweest voor het geschil rondom ‘usury’. Behalve het rechtmatig worden van opbrengsten als gevolg van interest ontstond er, met de scheiding van kerk en staat, een onderscheid tussen ‘usury’ en interest, waarbij ‘usury’ verboden werd. Sommige van deze regels met betrekking tot ‘usury’ bestaan wellicht nog, maar de operationele effectiviteit van deze regels is met de tijd vervaagd (Noorzoy, 1982: 8).

Er is slechts op kleine schaal door een aantal Moslim staten een poging gedaan tot een gelimiteerde mate van secularisatie. Over het algemeen zijn de wetten van Islamitische Staten ontleend aan interpretaties van de Koran, Hadith, de orthodoxe Moslim scholen voor geestelijken (Maliki, Shafi, Hanbali en Hanifi) en de ifta. Binnen het raamwerk van de Shariah laat de Islamitische jurisprudentie verschillende interpretaties toe van Islamitische wetten. Als gevolg van de verschillende interpretaties op basis waarvan door de staat wetten opgesteld worden, verschillen de regels aangaande economische transacties per Islamitisch land (Noorzoy, 1982: 8).

Binnen de Islamitische wereld verschilt de regelgeving dus per land met betrekking tot het verbod op

riba. Ook de onderzoekers kunnen geen eenduidige uitleg geven over de betekenis en de reikwijdte van het verbod op riba.

Zoals eerder al vermeld in de inleiding zijn volgens van Schaik de verschillende zienswijzen in te delen in twee groepen: de modernisten en de orthodoxen. De modernisten leggen volgens Van Schaik de nadruk op de achterliggende gedachte van het verbod op riba. Zij claimen dat het voorkomen van onrechtvaardigheid en het beschermen van de minder bedeelden tegen exploitatie de achterliggende gedachte van het verbod op riba is. Volgens deze zienswijze is riba meer dan alleen interest en is niet alle interest gelijk aan riba. De orthodoxen claimen echter dat alle interest gelijk is aan riba maar riba

is niet alleen interest. De meerderheid van de Moslims deelt de zienswijze van de orthodoxen (van Schaik, 2001: 47).

Uiteraard bestaan er uitzonderingen op de indeling gemaakt door van Schaik. Mahmoud El-Gamal lijkt bijvoorbeeld een uitzondering te vormen. Hij meent dat niet alle interest gelijk is aan de verboden

riba. Bovendien geeft hij aan dat niet alle riba interest is. In eerste instantie doet dit vermoeden dat hij tot de modernisten behoort. Zijn motivatie komt echter niet overeen met de motivatie die de modernisten hebben volgens van Schaik. Sterker nog, hij geeft aan dat het niet correct is om het verbod op riba alleen te motiveren als een bescherming van de minder bedeelden. El-Gamal maakt

(19)

een verschil tussen riba al-fadl en riba al nasi’ah als hij de achterliggende gedachte van het verbod op

riba beschrijft.

Riba al-fadl wordt in een bekend ‘Hadith’ (een verzameling van uitspraken en uitlatingen van de Profeet Mohammed) als volgt beschreven:

“Gold for gold, silver for silver, wheat for wheat, barley for barley, dates for dates and salt for salt; like for like, hand to hand, in equal amounts; and the increase is Riba”

Een andere ‘Hadith’ met betrekking tot het verbod op riba al-fadl luidt als volgt:

“The messenger of Allah said: “Led not a city dweller sell on behalf of an incoming bedouin. Leave te people so that Allah may make them benefit from one another”.

Als, in geval van tekorten, de ‘city-dweller’ de bedoein helpt zijn aanbod laag te houden en de prijzen hoog, is het voordeel behaald door de bedoein gelijk aan het nadeel voor de inwoners van de stad. De Hadith verbiedt interventies in markt condities die de efficiëntie van de markt kunnen verminderen (El-Gamal, 2001: 8).

De achterliggende gedachte van het verbod op riba al-fadl wordt door El-Gamal als volgt beschreven: “Het verbod op riba al-fadl kan gezien worden als een mechanisme dat diegenen die het verbod interpreteren als een verbod op het verzamelen van informatie over de marktcondities, verbonden worden en handelen tegen marktprijzen” (El-Gamal, 2005: 53). Anders gezegd: “Het doel dat gediend wordt door het verbod op riba wordt verkregen door het eerlijk betalen van elke partij voor de waarde van zijn goederen zoals vastgesteld door de markt. Deze eerlijke compensatie is equivalent aan achterliggende idee van het Pareto equilibrium” (El-Gamal, 2001:7). In geval van de marktprijzen waar El-Gamal op doelt, is van belang dat deze onder de condities van een efficiënte markt bepaald worden (vraag en aanbod) (El-Gamal, 2001:8).

Riba al nasi’ah bevat, anders dan riba al-fadl, een tijdsaspect en is gerelateerd aan riba op krediet. De achterliggende gedachte van het verbod op riba al nasi’ah ligt volgens El-Gamal in lijn met de achterliggende gedachte van het verbod op riba al-fadl. Het verbod op riba al nasi’ah betekent volgens El-Gamal dat krediet vermeerderd moet worden met een passend interestpercentage.

Behalve het trachten te voorkomen van markt inefficiënties als achterliggende gedachte voor het verbod op riba is er ook nog een ander argument voor het verbod mogelijk. Presley en Sessions geven aan dat al het inkomen, volgens de Islam, verkregen zou moeten worden door werkinspanning. Het lenen van geld tegen interest leidt ertoe dat het kapitaal van de geldeiser vermeerderd wordt zonder dat er inspanning geleverd wordt. Geld kan niet ‘uit zichzelf’ meerwaarde creëren (Presley, Sessions, 1994: 586).

(20)

Volgens Noorzoy is de achterliggende gedachte van het verbod op riba op consumptief krediet het beschermen van de armen. De achterliggende gedachte van het verbod op riba op krediet verkregen voor de bedrijfsvoering zou zijn dat geld uit zichzelf geen meerwaarde kan creëren (Noorzoy, 1982:6). Mede vanwege het feit dat er meerdere interpretaties bestaan over het verbod op riba, is het ook onduidelijk of rekening gehouden kan worden met de tijdswaarde van geld of dat ook dit binnen de definitie van riba valt.

2.1.3 Riba onder inflatie en deflatie

Er bestaat geen ‘Hadith’ over het vragen van riba waarbij rekening gehouden wordt met de effecten van inflatie en deflatie op leningen. Als riba vertaalt wordt als interest dan wordt ‘increase’ letterlijk genomen en is geen enkele vermeerdering van het oorspronkelijke bedrag van de lening toegestaan. Als ‘increase’ echter betrekking heeft op de achterliggende waarde van de lening, dan zou een compensatie voor de verminderde koopkracht in geval van inflatie gerechtvaardigd zijn. Immers, de werkelijke waarde blijft in dat geval gelijk (Noorzoy, 1982: 13). Afhankelijk van de interpretatie van

riba is het dus mogelijk om rekening te houden met inflatie en deflatie binnen het verbod op riba.

Abdul Gafoor heeft eigen redenering over het wel of niet toestaan van de compensatie voor inflatie. Hij claimt dat inflatie in de oudheid gezien werd als een natuurlijk gevolg van vraag en aanbod. De Islam wilde niet interrumperen in deze natuurlijke krachten dus er werd niet gecompenseerd voor inflatie. Tot 1971 was de dollar gekoppeld aan goud. Buitenlandse valuta waren gekoppeld aan de dollar en op deze manier werd de inflatie in toom gehouden. In 1971 koppelde de Verenigde Staten de dollar los van de waarde van goud. Sindsdien is de inflatie niet meer alleen een gevolg van natuurlijke krachten en is de compensatie voor inflatie volgens Gafoor geen onderdeel meer van riba,

en daarom wel toegestaan.

2.1.4 Riba en de tijdsvoorkeur van geld

Verschillende Islamitische economen claimen dat de Islam de ‘tijdsvoorkeur van geld’ niet erkent. Het ontkennen van de tijdsvoorkeur van geld spreekt de verschillende beweringen van de klassieke juristen dat ‘tijd een aandeel heeft in de prijs’ tegen. Volgens El-Gamal is het niet onislamitisch om een goed te verkopen tegen een hogere prijs, als de betaling uitgesteld wordt. Volgens hem is het niet van belang of deze verhoging van de prijs ‘interest’ genoemd wordt, of een andere benaming heeft (El-Gamal, 2001: 3). Ook Gafoor onderkent dat er een tijdswaarde van geld bestaat. Hij plaatst hierbij wel de kanttekening dat de tijdswaarde van geld niet altijd in alle gevallen aanwezig is. Een compensatie voor de oppurtunity costs die een ondernemer maakt omdat hij het geld van een klant niet meteen ontvangt kan gerechtvaardigd zijn. Maar als het gaat om geld in het algemeen, gaat het argument van de tijdswaarde van geld volgens Gafoor niet op. Immers, een persoon die geld uitleent maakt geen oppurtunity costs want deze persoon leent het geld uit en is dus niet van plan om het op dat moment anders te consumeren. Zeker in het geval dat een rekeninghouder vrij is om zijn geld wanneer hij maar wil van de bank te halen om te spenderen, valt de tijdsvoorkeur van geld weg. Gafoor geeft aan dat de ‘tijdsvoorkeur van geld’ geen intrinsieke eigenschap van geld is; het is

(21)

2.2

Het verbod op

gharar

Behalve het verbod op riba ligt er nog een ander verbod ten grondslag aan Islamitisch financieren. Dit, in de Islamitische financiële literatuur veel minder besproken verbod, is het verbod op gharar. Het verbod op gharar is opgenomen in een ‘Hadith’, geschreven door de reisgenoten van de Profeet Mohammed (Zahraa, Mahmor, 2002: 383).

Hieronder zal allereerst de definitie van gharar gegeven worden. Daarna zal aandacht besteed worden aan de achterliggende gedachte van het verbod op gharar.

2.2.1 Definitie gharar

In het artikel van Zahraa en Mahmor is opgenomen dat het Arabische woord ‘al-gharar’ letterlijk vertaald kan worden als ‘danger’, waarbij ‘danger’ betrekking heeft op het gevaar van blootstelling aan iets bederfelijks zonder voorafgaande kennis. Volgens Zahraa en Mahmor duidt gharar op een object waarvan het aantrekkelijke voorkomen wel of niet overeenkomt met de onbekende werkelijkheid. De betekenis van gharar heeft dus betrekking op onzekerheid, twijfel en gebrek aan kennis (Zahraa, Mahmor, 2002: 384). El-Gamal vat één en ander samen door aan te geven dat gharar

over het algemeen een aantal vormen van incomplete informatie en/of misleidende informatie bevat.

2.2.2 Het verbod op gharar

Wanneer de bovenstaande betekenis van gharar toepast wordt op handelscontracten dan zouden contracten die gharar bevatten contracten zijn die incomplete of misleidende informatie bevatten en waarbij risico en onzekerheid intrinsiek zijn aan de objecten van het contract (El-Gamal, 2006: 58). Andersom geredeneerd zou dit betekenen dat een contract alleen vrij is van gharar als het geen incomplete of misleidende informatie bevat en als de objecten van het contract niet aan onzekerheid en risico onderhevig zijn. Dergelijke contracten bestaan echter niet. Daarom maken juristen onderscheid tussen contracten waarbij gharar een grote rol speelt en contracten waarbij gharar een kleine rol speelt. Hierbij wordt de ‘kleine’ gharar gezien als een noodzakelijk kwaad en ‘kleine’ gharar

valt daarom dan ook niet onder het verbod. Als gharar binnen een contract als ‘groot’ bestempeld wordt, dan geldt het verbod op gharar en wordt het contract als ongeldig gezien. Gharar wordt als ‘groot’ bestempeld wanneer er sprake is van een verkoopcontract waarbij gharar excessief is en het effect heeft op de prijs of op het object dat verkocht wordt. Dit verbod geldt evenwel niet als er geen andere manier is om de verkoop door te laten gaan (El-Gamal, 2006: 59).

Volgens Noor Mohammed is het verbod op gharar door de tijd heen verfijnd en is het wel of niet van toepassing zijn van het verbod tegenwoordig beperkt tot het wel of niet aanwezig zijn van onzekerheid over toekomstige resultaten (Noor Mohammed, 1988: 121). Dit komt overeen met de uitleg van het verbod door El-Gamal. Volgens El-Gamal is het verbod van toepassing op ‘het handelen in risico’. Het verbod op Bay ‘al-gharar kan volgens hem gezien worden als het verbod op ongebundelde (niet aan een tastbaar object gebundeld) en de onnodige verkoop van risico. Als gevolg

(22)

van het verbod op het handelen in gharar is bijvoorbeeld het handelen in ‘call’ en ‘put’ opties door de juristen verboden (El-Gamal, 2006: 60).

Men kan het verbod op gharar terugvoeren op het verbod op gokken. Immers, de meest extreme vorm van de ongebundelde verkoop van risico is gokken. De mogelijkheid van een verlies voor in ieder geval één van beide partijen waarop niet geanticipeerd kan worden, kan als een vorm van gokken gezien worden. Gokken is verboden in de Koran. Een andere achterliggende gedachte van het verbod op gharar zou het beschermen van de burgers tegen excessief financieel risico.

2.3

Conclusie

De Koran verbiedt riba en gharar. Deze verboden vormen de basis voor het huidige Islamitisch financieren. Vele onderzoekers hebben zich bezig gehouden met het bepalen van de strekking en de reikwijdte van de verboden op riba en gharar. Voornamelijk het verbod op riba is een veelbesproken verbod. De meningen van de verschillende onderzoekers zijn sterk verdeeld over de betekenis van

riba en de betekenis van het verbod op riba. De wijze waarop riba vertaald wordt, als ‘usury’ of als ‘increase’ (of interest), kan veel verschil maken. Hierbij is het ook nog afhankelijk of de huidige betekenis van ‘usury’ gehanteerd wordt, of de betekenis van ‘usury’ die tot de 13e eeuw gehanteerd werd.

Het merendeel van de Moslims hangt de orthodoxe gedachte aan, waarbij riba vertaald wordt als ‘increase’ of ‘interest’. In het laatste geval is alle interest riba, maar is riba niet alleen interest. Aangezien het merendeel van de Moslims deze mening aanhangt, zal ook in de rest van dit onderzoek deze vertaling van riba gehanteerd worden. In dit verdere onderzoek zal er vanuit gegaan worden dat alle soorten interest volledig onder de ban op riba vallen. In dit geval zijn rentedragende conventionele financieringsproducten dus niet geschikt voor Moslims. Het financieringsproduct mudarabah kan in dit geval het label ‘Islamitisch’ behouden.

Het verbod op gharar is van invloed op de mate van onzekerheid en risico die contracten met zich meebrengen. Welke contracten onder het verbod op gharar vallen is afhankelijk van de grootte van

gharar. Duidelijk is dat handelen in put en call opties valt onder het verboden gharar. In het verdere onderzoek zal hiermee rekening gehouden worden.

(23)

Hoofdstuk 3

Mudarabah

In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste kenmerken van de Islamitische financieringsvorm ‘mudarabah’ behandeld worden. Zoals in de inleiding is vermeld is mudarabah een samenwerkingsverband dat stamt uit de oudheid. Dat de Profeet Mohammed de financieringsvorm goedkeurde blijkt uit het feit dat hij zelf ook gefinancierd werd door middel van mudarabah. Door het aangaan van deze mudarabah transactie ontmoette hij zijn eerste vrouw, Khadija, die de rol van rabb al-mal (financier) vervulde in het mudarabah contract (El-Gamal, 2006: 121).

De rol van rabb al-mal (financier) in het mudarabah contract kan vertolkt worden door natuurlijke personen maar ook door (financiële) instellingen. Ook kunnen meerdere investeerders of meerdere ondernemers aan het mudarabah contract deelnemen (El-Gamal, 2006: 121). In dit onderzoek wordt er vanuit gegaan dat de financier een Islamitische financiële instelling is en dat er slechts één ondernemer is en één financier. De mudarib (de ondernemer) en de rabb al-mal (de financier) zullen in de eerste twee paragrafen beschreven worden. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de Raad van Shariah. Ook zal mudarabah in de eerste twee paragrafen vergeleken worden met de Nederlandse Commanditaire Vennootschap. In de derde paragraaf wordt de winstverdeling bij mudarabah behandeld. In de eerste drie paragrafen van dit hoofdstuk is de literatuur aangevuld met informatie verkregen uit het interview met de heer Gafoor. Een volledige uitwerking van het interview is, zoals in de inleiding ook al vermeld is, toegevoegd is bijlage 4. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal een aantal agency problemen die bij de uitvoering van deze financieringsvorm naar voren kunnen komen beschreven worden.

3.1

Mudarib

3.1.1 DeMudarib

De ondernemer die financiering verkrijgt door middel van mudarabah wordt ‘mudarib’ genoemd. De mudarib brengt het menselijk kapitaal in en vervult de ondernemersrol (Khalil e.a., 2002). Geld wordt door de mudarib niet in de onderneming ingebracht, zijn schuld wordt beperkt tot de tijd en inspanning die hij moet leveren. Hier tegenover staat dat de mudarib de vrijheid heeft om de onderneming te leiden (Errico, Farahbaksh, 1998:7). Deze vrijheid kan wel beperkt worden in geval van een ‘gebonden’ contract. In dat geval zijn de aard van het project, de tijdslimiet, de verplichtingen met betrekking tot het bijhouden van een administratie en de locatie van de onderneming in het contract vastgelegd. Deze ‘gebonden’ vorm van mudarabah wordt niet door alle Islamitische scholen goedgekeurd. Als een contract ‘ongebonden’ is, wordt alleen de winstverdeling in het contract vastgelegd. ‘Ongebonden’ contracten worden wel door alle Islamitische scholen goedgekeurd (El-Gamal, 2006: 123).

De winsten voortkomend uit het project worden door de financier en de mudarib tegen een van te voren vastgestelde ratio verdeeld. Eventuele verliezen worden door de financier gedragen. Mocht de

(24)

mudarib echter nalatig zijn geweest, en dit kan bewezen worden, dan kan hij verantwoordelijk gesteld worden voor de financiële verliezen die zijn opgetreden (Errico, Farahbaksh, 1998: 7). Niet alleen nalatigheid kan een reden zijn om de mudarib verantwoordelijk te stellen voor de verliezen, ook het niet nakomen van de condities uit het contract en wanbeheer zijn redenen om de verliezen voor rekening van de mudarib te laten komen (Karim, 2001: 98).

Uit het interview met Abdul Gafoor blijkt dat de financier kan zich indekken voor schulden die groter zijn dan het geïnvesteerde bedrag. Dit kan hij doen door, in het geval van een gebonden contract, in het contract op te laten nemen dat de mudarib geen verdere schulden aan mag gaan (inclusief crediteuren). Hij kan ook in het (gebonden) contract op laten nemen dat hij niet aansprakelijk is voor verliezen die hoger zijn dan het bedrag dat hij oorspronkelijk geïnvesteerd heeft. In dit laatste geval, zal de mudarib aansprakelijk zijn voor de verliezen die groter zijn dan het oorspronkelijk door de rabb al-mal geïnvesteerde bedrag. In geval van een ongebonden contract kunnen de bovengenoemde voorwaarden niet in het contract opgenomen worden. Maar Gafoor geeft aan dat het, ook in geval van een ongebonden contract, gebruikelijk is dat de mudarib aansprakelijk is voor schulden die gemaakt zijn buiten het bedrag om dat de rabb al-mal geïnvesteerd heeft.

3.1.2 De beherend vennoot

De beherende vennoot is belast met het bestuur van de Commanditaire Vennootschap (CV), zodoende is de beherende vennoot bevoegd om namens de Commanditaire Vennootschap (CV) op de treden. Een CV is een organisatievorm zonder rechtspersoonlijkheid en een direct gevolg hiervan is, dat de beherende vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schulden van de CV. Dit betekent dat in geval van faillissement door de schuldeisers verhaal gehaald kan worden op het privé vermogen van de beherende vennoten.

Het is mogelijk dat de beherende vennoot een rechtspersoon is. Vaak worden dergelijke constructies om fiscale redenen gehanteerd (Grooten, 2003: 292).

3.1.3 Overeenkomsten en verschillen tussen de mudarib en de beherend vennoot

De beherend vennoot en de mudarib zijn belast met het bestuur van de onderneming. Zij leveren beiden werkinspanning ten behoeve van de onderneming in ruil voor een gedeelte van de winst. De financiers laten zich in principe niet in met het beheer van de onderneming maar contractuele voorwaarden kunnen de vrijheid van de mudarib (in geval van een ‘gebonden’ vorm van mudarabah) beperken.

In geval van een gebonden contract waarbij is opgenomen dat de mudarib geen verdere schulden aan mag gaan dan het oorspronkelijke bedrag of indien is opgenomen dat de rabb al-mal niet aansprakelijk is voor schulden groter dan het geïnvesteerde bedrag, bestaat er geen verschil met de Commanditaire Vennootschap. Immers, de mudarib is in dit geval ook aansprakelijk voor de ‘extra’ schulden als er ‘extra’ schulden zijn gemaakt.

In geval van een ongebonden contract, kan er wel een verschil ontstaan tussen mudarabah en de CV. Dit verschil kan ontstaan omdat er in het ongebonden contract geen extra voorwaarden opgenomen

(25)

rekening komen van de rabb al-mal of voor rekening van de mudarib. Volgens Gafoor is het wel gebruikelijk dat de mudarib, in geval van extra schulden, aansprakelijk is voor deze schulden. Als dit een gemeenschapsgoed is en hiernaar gehandeld wordt, dan bestaan er met ten aanzien van de beherend vennoot en de mudarib geen verschillen tussen mudarabah en de CV.

3.2

Rabb al-mal

3.2.1 De rabb al-mal

De financier (de financiële instelling) in een mudarabah contract wordt ‘rabb al-mal’ genoemd. De rabb al-mal brengt het kapitaal in het project in met als doel winst te behalen. De rabb al-mal houdt zich niet bezig met bestuurlijke taken (Fattah e.a., 2001: 58). Wel zou de rabb al-mal in het contract kunnen laten opnemen dat hij stemrecht heeft, aldus Abdul Gafoor in het interview. Er bestaat geen standaard mudarabah contract, de financier bepaalt de voorwaarden en de condities die in het contract opgenomen moeten worden (Abdalla, 1999: 260). Zoals hierboven ook al aangegeven worden de winsten verdeeld en de verliezen (tot op zekere hoogte) gedragen door de bank. Mocht het voorkomen dat de verliezen het resultaat zijn van nalatig gedrag van de mudarib dan is de mudarib aansprakelijk voor de schulden en niet de financier. De rabb al-mal kan een onderpand vragen om zich te verzekeren tegen nalatigheid, het niet nakomen van de condities opgenomen in het contract of wanbestuur door de mudarib. Bovendien kan de rabb al mal van de mudarib eisen dat hij een bepaald minimum aanhoudt van zijn activa. Dit minimum kan als een percentage van de bedrijfsgrootte vastgesteld worden. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat het eigen vermogen op peil blijft (Karim, 2001: 98).

Voor de Islamitische financiële instelling die optreedt als rabb al-mal geldt dat hij ook te maken heeft met krediethouders. Voor deze krediethouders is het van groot belang dat hun geld gebruikt wordt op een manier die aansluit bij de Shariah normen (Khan, 2007: 289). Om de confirmatie aan de Shariah regels voor de krediethouders te waarborgen, kan een Raad van Shariah ingesteld worden.

3.22 De Raad van Shariah

De rabb al-mal kan, bij het maken van financieringsbeslissingen, geadviseerd worden door een Raad van Shariah. Deze raad van Shariah kan de financiële instituties begeleiden en onderwijzen aangaande Shariah zaken. Bovendien kan de Raad duidelijkheid geven over de transacties en de contracten die de instelling met haar klanten aangaat. Elke financiële instelling heeft een eigen raad nodig. Dit is het gevolg van het feit dat er niet één centrale autoriteit bestaat die de instellingen begeleidt en toezicht houdt (Khan, 2007: 293).

Bij de meeste huidige Islamitische financiële instellingen speelt de Raad van Shariah enkel een adviserende rol in de uitvoering van Islamitisch financieren. Een gevolg hiervan kan zijn dat er een corporate governance probleem gecreëerd wordt voor de krediethouders. Het is immers onduidelijk of de financiële instelling de adviezen van de Raad van Shariah wel opvolgt bij het uitzoeken van projecten om te financieren.

(26)

Er bestaan instellingen waarbij de Raad van Shariah wel over een veto recht beschikt. Deze instellingen moeten voor alle activiteiten die zij uitvoeren toestemming vragen van de Raad. Hierbij is het hierboven genoemde corporate governance probleem opgelost. Maar dit proces kan gezien worden als een beperking op de innovatie en de groei van de financiële instelling waardoor het moeilijk wordt om te concurreren met de bestaande conventionele financiële industrie (Khan, 2007: 291). Het instellen van een Raad van Shariah is niet in alle landen wettelijk verplicht, sommige landen laten het instellen van een Raad van Shariah over aan de discretie van de financiële instelling. In andere landen is het instellen van een Raad van Shariah door een Islamitische financiële instelling wel degelijk verplicht (Khan, 2007: 295).

Volgens Khan is er op dit moment te weinig transparantie over de details met betrekking tot de toepassing van de Shariah. De rekeninghouders zijn afkomstig van verschillende Islamitische scholen maar zijn, door het gebrek aan transparantie, niet op de hoogte welke Islamitische school de financiële instelling volgt.

3.2.2 De commanditaire vennoot

De commanditaire vennoot heeft de functie van geldschieter, hij wordt ook wel ‘stille’ vennoot genoemd. Vaak wordt de rechtsvorm van de CV gebruikt in de familiekring waarbij de meer vermogende familieleden als geldschieter optreden (Ritsema, Westra, 2001: 38). In ruil voor de inbreng van vermogen heeft de commanditaire vennoot recht op een deel van de winst. De omvang van deze winstaanspraak hangt af van dat wat in de vennootschapsakte is afgesproken (Grooten, 2003: 291). De stille vennoot kan dus winst maken op zijn kapitaal en verkrijgt geen interest. Volgens Slagter was de CV voor de stille vennoot in de vroege middeleeuwen dan ook de ideale manier om winst te maken op zijn geld en zo het kerkelijk renteverbod te ontduiken (Slagter: 2006: 1 - 2). Tegenover de schuldeiser van de CV is de commanditaire vennoot alleen met zijn commanditair aandeel gebonden, tenzij hij daden van beheer verricht ten behoeve van de CV. In dat geval is de commanditaire vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden (art 21 WvK). Deze laatste bepaling stamt uit een statuut van Florence uit de zestiende eeuw. Na de Franse revolutie vond men aanleiding om deze gedachte betreffende het beheer op te nemen in het statuut om op deze manier een einde te kunnen maken aan de praktijk waarbij kapitaalbezitters zich via een commanditaire vennootschap als commanditaire vennoot voordeden, maar als feitelijke beheerders handel dreven. Als het dan misging werd een ‘homme de paille’, bijvoorbeeld een bediende, naar voren geschoven als zijnde de beherend vennoot. De feitelijke beheerders raakten dan niet meer kwijt dan zij als commanditaire vennoot hadden ingebracht (Slagter, 2006: 1 – 2).

Ondanks het feit dat de commanditaire vennoot geen daden van beheer mag verrichten, heeft hij wel stemrecht en recht op inzicht in de cijfers van de CV. De positie van een commanditaire vennoot lijkt dan ook sterk op de positie van een aandeelhouder in een Besloten Vennootschap. Immers, beiden nemen met risicodragend vermogen deel in een onderneming, zijn niet bij het dagelijks beleid betrokken, maar krijgen wel inzicht in de algemene gang van zaken in de onderneming.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

"links" geweest en de Bond voor Staats- pensionnering werd jarenlang geleid door de Unieliberaal (later Vrijheidsbonder) jhr. Oud was steeds een voor- stander

Daarbij werd aangetekend dat het kabinet de motie zo uitlegt dat ditmaal wordt begonnen “waar de financieringen bij elkaar komen aan de moskeekant en van daaruit

aantal migrantenkerken en alle identificeerbare moskeeën. De aandacht van het onderzoek gaat uit naar de jaren na publicatie van het vorige RAND-rapport: de periode 2016-2019.

Aan een bepaalde wijn wordt zoveel natriumsulfiet toegevoegd dat deze 200 mg SO 3 2– per liter bevat. Bij deze berekening wordt één mol SO 3 2– gelijkgesteld aan één mol

The study sought to determine whether the activities of the service provider in Ngaka Modiri Molema District comply with SASSA ' s objectives for adopting a single

Dat betekent een nieuw ont­ werp van de organisatie van de financiële functie: welke taken moeten waar en met welke bevoegd­ heden worden gedaan, door wie zullen de

D it deel behoeft niet in overeenstem m ing te zijn m et het percentage, hetw elk de totale hoeveelheid giraal geld uitm aakt van de totale geldhoeveelheid (in ons land +