• No results found

FINANCIERING VAN BANKEN DOOR MIDDEL VAN DEPOSITO-OBLIGATIES

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "FINANCIERING VAN BANKEN DOOR MIDDEL VAN DEPOSITO-OBLIGATIES"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

F IN A N C IE R IN G V A N B A N K E N

D O O R M ID D E L V A N D E P O S IT O -O B L IG A T IE S door P rof. Dr. C. F. S ch e ffe r

1. Inleiding.

G aarn e w o rd t dezerzijds voldaan aan het verzoek van de R edactie om — n aa r aanleiding van de onlangs door de A m sterdam sche B ank uitgege­ ven deposito-obligaties -—• een beschouwing te geven over bovenverm eld onderw erp.

H e t lijkt een goede gedachte om eens enkele facetten van het financie­ ringsvraagstuk bij de banken te belichten en aldus deze instellingen in een bedrijfseconom ische analyse te betrekken. H e t bankw ezen, m et nam e voor zover dit een geldscheppend karakter draagt, heeft een zodanige m aat­ schappelijke betekenis d at — zeker in ons land ■— zijn problem en in over­ w egende m ate geacht w orden te behoren to t het terrein van de sociale eco­ nomie en de behandeling der bedrijfseconom ische aspecten veelal tussen de w al en het schip terecht komen. Limperg heeft er destijds in zijn bekende opstellen over „ H e t object d er bedrijfshuishoudkunde” in dit M aan d b lad op gewezen, „d a t de natuurlijke scheidingslijn tussen sociale economie en bedrijfseconom ie hier een afbuiging v ertoont” en „d a t de schem atische voorstelling van de verbijzondering in de economie op dit p u n t aesthetische bedenkingen doet rijzen.” N iettem in w as hij van m ening, „d a t de w eg, die in N ed erlan d te dezen aanzien is gevolgd, doelm atig gekozen is, om dat hij is aang ep ast aan de behoefte aan arbeidsverdeling en verbijzondering der w erkelijkheid” t ) .

H oezeer erkend moet w orden, d at de behandeling van het bankw ezen een belangrijke plaats dient te hebben in de algem ene economie, en er alle aanleiding b estaa t om de gebruikelijke specialisatie op dit punt te h a n d ­ haven, kan het toch nuttig geacht w orden aan de bedrijfseconom ische a s­ pecten van het bankbedrijf -—• met nam e in de Leer van de F inanciering — aan d ach t te besteden. D aarbij zal echter ten volle rekening gehouden dienen te w orden met de algem een-econom ische of liever gezegd de m onetaire as­ pecten, om dat deze bepalend zijn, met nam e voor het k arak ter van het over­ grote deel d er aan de algem ene banken toevertrouw de m iddelen en h aa r geldscheppend vermogen. A an dit laatste moge daarom than s eerst enige aan d ach t w orden geschonken. Flerhaaldelijk blijkt hierom trent m isverstand te bestaan. N o g onlangs bleek dit uit een artikel van W . N . de B laey in de E.S.B. van 2 novem ber 1955, hetw elk eveneens de deposito-obligatie be­ handelde. M ede n aa r aanleiding d aarvan menen wij eerst over de geld- schepping te m oeten spreken. D aarbij komen wij op bedoeld artikel nader terug.

2. G eld schep pin g .

In onze inaugurale rede * 2) te T ilburg hebben wij er op gewezen, d at de beschouw ingsw ijze w elke men in bedrijfseconom ische leerboeken tegen­ komt, n.1. dat via de prim aire banken w elke geen circulatiebank zijn be­ schikkingsm acht w ordt overgedragen, slechts ten dele juist is en in strijd is

!) T h. Limperg Jr.: H et object der bedrijfshuishoudkunde, Purm erend 1952, blz. 24. 2) C. F. Scheffer: Indeling en ontleding van de vraagstukken, behorende tot het finan­ ciewezen van de O nderneming op basis v an de traditionele geldfuncties, G roningen 1955, blz. 15/16.

(2)

m et w a t de m onetaire economie ten deze leert. D e direct opvraagbare te ­ goeden bij deze banken, w aarover per chèque of giro kan w orden beschikt hebben het k arak ter van geld en zijn, economisch gezien, niet te onderschei­ den van het chartale geld. W a n n e e r deze tegoeden o n tstaan door storting van ch artaal geld, w o rd t h et laatste vernietigd in economische zin. H e t m aakt in de kas v an de betr. bank geen deel m eer uit van de m aatschappe­ lijke geldhoeveelheid. D e beschikkingsm acht blijft volledig bij de houder van het girale tegoed. V a n overdracht is geen sprake. V olkom en juist zegt de A m sterdam sche B ank in het em issie-prospectus der deposito-obligaties over deze saldi, d a t zij „bij voortduring als liquiditeit ter beschikking van het bedrijfsleven en publiek blijven.”

W a n n e e r h et chartale geld uit de kassen van de prim aire banken — b.v. door credietverlening —• w eer in het verkeer kom t heeft per definitie geld- schepping plaats. IMu zou men kunnen opm erken, d a t deze beschouw ings­ wijze in w ezen toch niet afw ijkt van de theorie, w elke van „o v e rd rach t” van beschikkingsm acht spreekt. D e quintessence ligt echter in h et feit, d a t over geopende credieten voor een deel op girale w ijze w o rd t beschikt, w aardoor w el degelijk m éér beschikkingsm acht in totaal kan w orden uitgeoefend d an oorspronkelijk aan ch artaal geld bij de banken w erd gestort. Behalve door om zetting van ch artaal in giraal geld ■— en abstrah eren d van allerlei transform aties — blijkt h et girale geld nog op de volgende wijze te ontstaan: A . U it verleende credieten, w aarover w o rd t gedisponeerd door overboe­

king bij dezelfde bank;

B . U it verleende credieten, w aarover w o rd t gedisponeerd door overboe­ king op rekeningen bij andere banken.

In geval A . zullen de liquide m iddelen van de betreffende bank niet w or­ den aangetast. Zij zal hoogstens eventueel moeten zorgen voor een groter bedrag aan disponibiliteiten, afhankelijk van het op de ervaring berustende of w ettelijk voorgeschreven percentage, om dat de liquiditeitsuer/zouchn# u itera ard w el is verslechterd.

In geval B. verliest de credietgevende ban k liquide m iddelen voor het volle bedrag van de overboeking, hetw elk via de clearing moet w orden afgedekt. A angezien echter tussen de banken over en w eer regelm atig deze transacties plaats vinden, is duidelijk d a t door w ederzijdse overboekingen het girale geld kan aangroeien, zonder d at nochtans de liquiditeit der indi­ viduele banken w ijziging ondergaat, m its de om vang d er overboekingen over en w eer gelijk is en het tempo d aarv an gelijkmatig verloopt. V a n zelf­ sprekend zullen de individuele banken wel h aa r disponibiliteiten m oeten verhogen naarm ate de opvraagbare saldi toenem en.

(3)

pingsproces op gang houden, m its zij in de pas blijven lopen 3) en in staat zijn de disponibiliteiten procentueel aan te passen aan de toenam e der op­ vraag b are m iddelen. D it laatste is afhankelijk van eventuele overliquiditeit, en in chartale vorm netto-toevloeiende m iddelen uit w elken hoofde ook. D it is de basis w aaro p de credietgeving kan w orden opgetrokken en w elke het uitg an g sp u n t zou kunnen vorm en voor de berekening d er m axim ale cre- dietuitzetting voor het geheel d er algem ene banken —- niet echter voor de individuele bank.

W ij kunnen ons dan ook niet verenigen met de door W . N . de B laey in de E.S.B. van 2 novem ber j.1. ontw ikkelde gedachte d a t gegeven het b edrag aan term ijn-deposito’s en een voorgeschreven percentage aan liquide m id­ delen de maxim ale credietuitzetting voor een bank te berekenen is. T o eg e­ p ast op de cijfers van de A m sterdam sche B ank per 31 decem ber 1954 stelt de Blaey bij een liquiditeit van 40 %: T erm ijndeposito’s ƒ 172.809,— M axim ale credietschepping 2 x/ 2 X ƒ 172.809,— „ 432.022,—

M axim ale credietverlening ƒ 604.831,— D e B laey concludeert op grond hiervan: „V ergelijken wij d it m et de w er­ kelijke credietschepping ad ƒ 428.783,.— (debiteuren minus term ijndepo­ sito’s) dan blijkt d a t de grenzen èn van credietschepping en credietverle- ning bij de A m sterdam sche Bank practisch bereikt zijn” 3 4 ).

Z o n d e r in te gaan op de o.i. onjuiste term credietschepping, op het feit d at alleen de term ijndeposito’s als basis w orden genom en en op h et feit d at de totale liquiditeiten en niet de disponibiliteiten als m aatstaf w orden ge­ noemd, terw ijl g eabstraheerd w ordt van de vraag of ook tegenover de ter­ m ijndeposito’s geen liquiditeiten moeten w orden aangehouden, kan w orden gesteld, d at de B laeys’ berekening niet acceptabel is, om dat zijn veronder­ stellingen alleen zouden opgaan als de bank .— voor w at de credietverlening b etreft — in de pas blijft met de overige banken.

W ij geloven d a t het van belang is dit facet in het oog te houden ook bij de bestudering van het financieringsvraagstuk bij de banken.

3. A lgem een financieringsaspect.

In de geldschepping w o rd t door de individuele bankier —• P rof. Kaag heeft het in zijn laatste D iës-rede w eer eens duidelijk gezegd —■ slechts ternauw ernood geloofd. D it is overigens alleszins begrijpelijk. M aa tsc h ap ­ pelijk is ook slechts de totale netto-geldcreatie relevant en d a t is een zaak van het bankw ezen in zijn geheel. D e individuele bank ziet slechts o pvraag­ bare creditsaldi en v ra ag t zich niet af of deze door de credietverlening zijn geïnduceerd dan wel een autonoom k arak ter dragen.

D e individuele bank ziet op de eerste plaats het liquiditeitsvraagstuk. Zij streeft ongetw ijfeld n aa r een rendabele aanw ending van de n a a r h aar toegevloeide m iddelen doch deze dient vóór alles in overeenstem m ing te zijn met het k arak ter daarvan. Zij put de m iddelen voor de credietverlening ten dele uit het eigen kapitaal en de reserves, ten dele uit deposito’s en re- keningcourantsaldi. Zij zal in laatstgenoem de —■ hoew el dagelijks opzeg­ b a a r .— een perm anente kern constateren. In het bijzonder bij de banken met wijd v ertakt filialennet over het gehele land en m et een kring van re­ laties, verdeeld over velerlei bedrijfstakken, zal een grote regelm aat te con­ 3) „In de pas lopen" is een uitdrukking, welke v oor bedoeld verschijnsel algemeen w ordt gebezigd.

*) W . N. de Blaey: Deposito-obligaties, in E.S.B. v an 2 novem ber 1955, blz. 984.

(4)

stateren zijn in het totale bedrag der toevertrouw de m iddelen. T egenover de bedragen, w elke van dag tot dag w orden teru g g ev raag d staan andere welke dagelijks n aa r h a a r toevloeien. H e t bekende diversiteitsverschijnsel is ook hier w erkzaam .

M ede op grond hiervan acht zij het verantw oord ook ten dele met op­ vraag b are saldi credieten in rekening-courant te verstrekken, die w elisw aar formeel dagelijks o p v raag b aar zijn, doch in feite lang niet altijd op korte term ijn realiseerbaar. D e korte credietverlening vorm t ten onzent volgens deskundigen -—• o.a. P rof. D r. G. M . V errijn S t u a r t 5) .— nog altijd de hoofdschotel der uitzettingen, zij het d at volgens deze schrijver „ook hier te lande de credietverlening a m oyen term e is toegenom en” 6). E xacte ge­ gevens staan d aarom trent niet ter beschikking.

Saldi in rekening-courant vorm en bij de N ed erlan d se banken het voor­ naam ste deel d er toevertrouw de m iddelen. D e term ijndeposito’s spelen slechts een geringe rol. P e r ultimo oktober 1955 beliep het totaal d er in re- keningcourant toevertrouw de gelden aan de 35 representatieve handels­ banken ruim ƒ 4 milliard, terw ijl de totale deposito’s voor één m aand of langer ƒ 1,4 milliard beliepen.

D e obligatie-lening kwam tot dusver bij d e algem ene banken in N e d e r­ land niet voor en d aa raa n bestond, in verband met de uitzettingen ook geen behoefte. V o o r de algem ene bank, w elke in hoofdzaak kort crediet verleent lijkt de obligatie een weinig ad e q u aat financierings-instrum ent, zowel uit het oogpunt van kosten als uit het oogpunt van liquiditeit. D e te betalen rente is hoog in verhouding to t de bij de algem ene banken traditionele fi- nancierings-instrum enten, alsook in verhouding to t hetgeen aan credietne- mers in rekening w ordt gebracht. D e lange term ijn w aarvoor de lening w ordt aangetrokken is niet aa n g ep ast aan de w isselende credietbehoeften, tenzij men de emissie conjunctureel juist zou w eten te timen. Bij leegloop ■— en d a t is in feite aanvankelijk steeds het geval —■ w an n eer de aan g e­ trokken m iddelen tijdelijk op de geldm arkt moeten w orden uitgezet, w aar de ren testand lager ligt, leidt de financiering m et obligaties to t rentever­ liezen. V o o rts is er het nadeel d a t een aanm erkelijke liquiditeitsspanning verw ekt w o rd t tegen de tijd d a t de lening moet w orden afgelost, terwijl geenszins v aststaat of de kapitaalm arkt op d a t m oment tot opnam e van een nieuw e obligatielening in staat en bereid is.

G eleidelijke aflossing is alleen zinvol indien dit niet betekent een schoks­ gewijze inkrim ping van beschikbare m iddelen zonder meer, doch afg e­ stem d zou zijn op overeenkom stige wijzen van credietverlening, zoals het geval is bij de hypotheekbank. Bij deze instelling kan de obligatie een ad e­ q u aat financierings-instrum ent w orden genoemd. D e aflossingen w orden hier aang ep ast aan de afgeloste hypotheken. Bovendien vindt de plaatsing van de pandbrieven als regel „over de to o n b an k ” plaats, hetgeen eveneens de aanpassing aan de actieve financiering van de bank vergem akkelijkt 7).

T en slo tte moge als nadeel van de bankobligatie —■ uitgezonderd die met korte looptijd ■—1 in het algem een nog w orden genoem d de mogelijke koersdaling ter beurze, w elke het vertrouw en schokt en de banken noopt to t steunverlening. Belening d er eigen obligaties zal bij geschokt vertrou­ w en bezw aarlijk kunnen w orden gew eigerd en daard o o r w o rd t de functie 5) Z ie diens artikel: T ien jaar bankpolitiek, in de onlangs verschenen jubileumbundel van de Herstelbank.

6) t.a.p. blz. 66.

(5)

van de obligatie als instrum ent tot aantrekking van m iddelen, w elke lan g ­ durig ter beschikking staan min of meer illusoir.

4. Z w itserla n d .

H e t klassieke voorbeeld voor de toepassing van de bankobligatie, w a a r­ n a a r ook tenonzent bij d e emissie d er deposito-obligaties door de A m ster- dam sche B ank w erd verwezen, is Z w itserland 8). O o k België heeft men genoemd. M en dient hierbij echter w el te bedenken, d a t het k arak ter der Z w itserse obligaties anders is dan boven bedoeld en d a t de stru ctu u r van de uitzettingen der Z w itserse banken anders is dan ten onzent. D e Z w itse r­ se „K assenobligationen” hebben als regel een looptijd van 3 to t 8 jaar. Zij w orden verkocht aan de loketten van de banken, zodat feitelijk niet van „em issies” sp rake is. Zij w orden niet aan de Z w itserse beurzen genoteerd, doch zijn w el beleenbaar. Gezien het aanzienlijke bedrag, d at uitstaat mag w orden aangenom en d a t deze obligaties een gew ild beleggingsobject zijn in Z w itserland. P e r ultimo 1954 bedroeg het totale uitstaan d e bedrag aan k as­ obligaties fr. 5.663 mill, w aarvan bijna de helft (45,1 % ) ten laste van de K antonalbanken en 17,8 % ten laste van de grootbanken 9 ).

Bij de K antonalbanken betekent dit 20 % van het balanstotaal, bij de grootbanken 10,43 % 10). D e K antonalbanken hebben een typisch ge­ m engd karakter. Zij houden zich zowel bezig met het hypothecaire crediet als met het handelscrediet. H et eerst genoem de beliep ultimo 1954 58,7 % van het b alanstotaal tegen het handelscrediet 10,6 % 11). D e grootbanken bew egen zich ook op beide terreinen, doch d aar liggen de verhoudingen enigszins an ders en gelden resp. de volgende percentages 8,3 % en 27,4 % .

Bovendien kennen beide groepen van banken de z.g. vaste voorschotten, „avances et prêts a term e fixe” welke bij de K antonalbanken 7,4 % en bij de grootbanken 9,17 % van het b alanstotaal uitm aken. W a a r het op a a n ­ komt is, d a t de kasobligaties voor een groot deel te vinden zijn bij de K an­ tonalbanken, w elke zich in belangrijke m ate bezig houden m et het hypo­ thecaire crediet, w aarvoor zij de m iddelen verder vinden in spaartegoeden (38,5 % van het b alan sto taa l). Bij de grootbanken vorm en de girorekenin­ gen 44,2 % van het balanstotaal en daarm ee de voornaam ste m iddelenbron. V o o r de representatieve handelsbanken in N ed erlan d ligt dit percentage op ca. 55 % . W ij geloven, d a t de verwijzing n aa r Z w itserlan d door het totaal afw ijkende karak ter juist van de K antonalbanken weinig zegt. O verigens drag en de kasobligaties hier het karak ter van een speciale vorm van depo- sito-crediet. H ierop heeft reeds Landm ann in het H andw örterbuch der S taatsw issenschaften in 1924 gewezen. H e t is niet anders dan een door de banken aangenom en gew oonte om deposito’s met vaste tijdsduur in ronde sommen op te nem en en de d aaruit ontstane rechtsverhouding in een obli­ gatie vast te leggen 12).

„G eht man ihrem U rsp ru n g nach, so sieht man, w ie zuerst die K assa­ scheinen für D epositen in runden Summen, die man auf gewisse T erm ine

(3.6 M onate) der Bank einzahlte, abgegeben w urden. N a ch h er schob man 8) Zie N ederlandse Bankiersvereniging - Bulletin N r. 289 dd 7-12-’55 en het Financiële Dagblad dd. 13 october 1955.

9) D as Schweizerische Bankwesen im Jahre 1954, Mitteilungen der volkswirtschaftlichen und statistischen Abteilung der Schweizerischen N ationalbank 38. Heft. blz. 40.

10) idem, blz. 138 tabel 5. 11) idem, blz. 167 tabel 30.

12) J. C. M. van Rhee: De betrekkingen tussen banken en industrie in Zw itserland, R o t­ terdam 1934, blz. 130.

(6)

der K ündigung eine F rist vor, w ährend d er das G uthaben u n k ündbar w ar. D iese F rist w urde immer länger zuerst 3, d an n 6, 9, 12 M onate, 2, 3 und m ehr Jahre. So h at sich nach und nach der heutige T y p u s der K assaobliga­ tion gebildet,” zegt W e tte r 13). D e Z w itserse kasobligaties d ragen eigen­ schappen zowel van het deposito als van de obligatie en deposito-obligaties zou voor deze m engvorm een geschikte naam zijn. H e t uiterlijk is d a t van de obligatie, terw ijl zij ook de overdraagbaarheid en beleenbaarheid daarm ede gemeen heeft. H e t initiatief to t deze credietverstrekking ligt hier echter niet bij de geldnem er m aar bij de geldschieter en d it laatste is een typische k arak ­ tertre k van het deposito. D e kasobligatie is altijd verkrijgbaar; de toevoer tra c h t men slechts — evenals bij het deposito -— door m iddel van de rente te regelen. Bij een obligatie-em issie zoals ten onzent die der A m sterdam sche B ank ligt het initiatief bij de geldnemer! O .i. ontbreekt d aaraan het depo- sito-karakter.

T .a.v. de Belgische kasobligaties moge w orden volstaan m et het vol­ gende: Zij w orden uitgegeven voor de financiering van m iddellange ex- portcredieten door de banken; zij lopen gewoonlijk 3 jaar; zij zijn beleen- baar; het totale uitstaan d e bedrag per 31 augu stu s j.1. ad frs. 3.472 mill heeft op het b alanstotaal d er Belgische banken ad frs. 109.178 mill. weinig betekenis 14).

D oor de regelm atige uitgifte van de kasobligaties w o rd t voor de banken een regelm atig vloeiende financieringsbron aangeboord, welke inderdaad van betekenis kan w orden geacht met het oog op de verstrekking van m id­ dellang crediet.

In Z w itserla n d beliep ultimo 1954 de gem iddelde looptijd van alle uit­ staande kasobligaties 3 jaar en 7 m aanden. Zij nem en de bezw aren verbon­ den aan de eenm alige uitgifte van obligaties ten dele weg.

5. E nige richtlijnen.

W ij zouden than s aan de hand van het v o orafgaande enige richtlijnen w illen aangeven voor de financiering van banken m et obligaties in het al­ gemeen en de toepassing d aarv an in N ederlan d .

a. D e uitgifte van obligaties door banken is in het algem een slechts aan te bevelen ter verlening van lang lopende credieten, en wel zó, d a t uitgifte en terugbetaling kunnen w orden afgestem d op verlening en aflossing van de credieten. Leegloop is ongew enst en onvoordelig.

b. D e eenmalige obligatielening voldoet niet aan deze eis. Zij d ra a g t ook niet het k arak ter van de Z w itserse kasobligaties, w aarbij juist de continue uitgifte essentieel is.

c. B ankobligaties zijn bij de verhoudingen in het N ederlandse bank­ w ezen slechts aan te bevelen w anneer zou blijken d at de aard der crediet- geving, w elke to t nog toe overw egend kort w as, zou zijn gewijzigd.

d. E en eenm alige obligatielening kan w ellicht w orden gem otiveerd om­ d at bepaalde verhoudingen zijn scheefgegroeid, dan wel de betreffende bank in de credietverlening de pas m et de overige instellingen is k\ ijt ge­ raak t. (zie onder 2 ).

6. A m sterdam sche B ank.

Z o komen w e dan aan het geval van de A m sterdam sche B ank. W ij willen de volgende vragen onder het oog zien: W a a ro m gaf de A m sterdam sche

(7)

B ank obligaties uit? Is dit de introductie van een novum, d at door de andere banken zal w orden gevolgd of een incidenteel geval?

D e balans van de A m sterdam sche B ank per 31 decem ber 1954 vertoonde het volgende beeld, (in 1000 gld.)

Kas, kassiers etc. ƒ 138.618 K apitaal ƒ 70.010

Opbouwobl. en bel. eert.

57.322 Reservefonds 50.000 N ed. Schatkistpapier

,,

446.762 O nverd. W instsaldo 291 A nder O verheidspapier 34.708 D eposito’s op termijn 172.809

W issels ,, 22.158 Crediteuren 1.181.963

Bankiers

68.959 Genomen daggeldl. 5.500

Effecten en syndicaten

37.405 Geacc. W issels 9.641

Prol. en voorsch. op D oor derden geaccept. 241

effecten

76.335 Dividend 7.000

D ebiteuren tt 600.592 Uitk. uit agioreserve 1.400

Deelnemingen

(incl. voorsch.) tt 15.996

Gebouwen etc. •• P.M.

ƒ 1.498.855 ƒ 1.498.855

W a n n e e r w e nu aannem en d at de eigen m iddelen primo staan tegenover de deelnem ingen en het re sta n t d aa rn a met de term ijndeposito’s en het be­ d rag der crediteuren, d a t niet in liquide vorm w ordt aangehouden voor cre- dietverlening beschikbaar is dan kan de volgende opstelling w orden ge­ m aakt: Eigen middelen ƒ 120.301 V astleggingen „ 15.996 ƒ 104.305 D eposito’s Crediteuren ƒ 1.181.963 „ 172.809 Liquiditeiten van

le, 2e, en 3e orde N ostro-gelden en

verval-f 882.267

len verplichtingen te beschouw en als n eg a­

tieve liquiditeit „ 23.782

„ 858.485

„ 323.478 D ebiteuren ƒ 600.592 H ieruit kan w orden berekend, d at per 31 decem ber 1954 de D ebiteuren als volgt w erden gefinancierd:

voor 53,8 % m et direct opvraagbare m iddelen, voor 28,9 % met ,a deposito verkregen middelen, voor 17,3 % met eigen m iddelen 15).

(8)

A an de h an d van de m aan d sta at per 31 augustus 1955 kan w orden be­ rekend, d a t deze cijfers per die datum resp. bedroegen: 55,4 % , 29,7 % en 14,9 % , zodat een onbelangrijke verschuiving heeft plaats gevonden.

R elevant is verder, d a t per 31 decem ber 1954 het totaal d er opvraagbare saldi voor ruim 73 % gedekt w as door liquiditeiten van verschillende orde en voor ruim 11 % door disponibiliteiten 16).

P e r 31 augustus 1955 bedroegen deze cijfers resp. ca. 71 % en ca. 10 % . V ergelijken w e deze gegevens met dezelfde verhoudingen bij de repre­ sentatieve algem ene banken gezamenlijk en bij enkele grootbanken afzon­ derlijk, w aarvoor wij dezelfde berekeningen hebben gem aakt, dan zien wij het volgende:

Percentage D ebiteuren gefinancierd met

Liquiditeiten biliteiten Disponi­ in % dir. opvr. middelen Eigen middelen D eposito’s direct opvr. middelen in % dir. opvr. middelen u i t . 1 9 5 4 U t. A u g . 19 55 u i t . 1 9 5 4 U A u g . 1 9 55 u i t . I 19 54 u i t . A u g . 1 9 5 5 u i t. 1954 u i t. A u g . 1 9 5 5 u i t . 1 9 5 4 u i t. A u g . 1 9 5 5 T otaal represen­ tatieve banken 24,9 22,1 61,7 53,5 13,4 24,4 94,7 89,2 13,7 12,1 Amsterdamsche Bank 17.3 14.9 28,9 29,7 53,8 55,4 73 71 11 10 D e Tw entsche Bank 18,4 25,5 81,6 57,8 0 16,7 104,4 89,1 13,8 10,2 Rotterdamsche B a n k 17) 30,9 57,4 11,7 94,7 13,7

Z o n d e r een oordeel te w illen uitspreken over de w eergegeven verhou­ dingen als zodanig, kan w orden geconstateerd, d at deze bij de A m sterdam - sche B ank ongunstig afstaken bij die d er representatieve banken als geheel en bij D e T w en tsch e B ank en de R otterdam sche B ank in het bijzonder.

H e t mag derhalve w aarschijnlijk geacht w orden d a t de uitgifte der depo- sito-obligaties m ede ten doel had de verhoudingen enigszins recht te trek ­ ken. E en geringe verbetering komt reeds ultim o novem ber 1955 to t uit­ drukking. P e r die datum bleken de credieten voor 36,1 % m et deposito’s te zijn gefinancierd en voor 49,7 % m et o pvraagbare m iddelen. D e totale liquiditeiten bedroegen toen 74,3 % d er direct o p vraagbare gelden en de disponibiliteiten 12,9 % . N iettem in blijft de positie nog afw ijkend van die der overige banken.

In dit verband behoeft het niet uitgesloten te w orden geacht, d at op­ nieuw nog eens een dergelijke emissie van obligaties door de A m sterdam - sche B ank aan de m arkt zou komen. T evens kan w orden opgem erkt, d a t d aa raa n bij D e T w entsche B ank en de R otterdam sche B ank op deze grond geen behoefte bestaat.

Z o als reeds sub 5d vermeld, kan n a a st scheef getrokken verhoudingen ook het uit de pas geraken als m otief voor eenm alige uitgifte van obligaties gelden. S taan wij hier to t slot nog een ogenblik bij stil. E en bank ra a k t o.i. dit invloed heeft op de verhoudingscij fers en wel in die zin, d a t het percentage voor de direct opvraagbare middelen geflatteerd is en de percentages voor de eigen middelen en de deposito’s iets te ongunstig uitkomen. D it geldt voor alle in het volgende voorkom ende be­ rekeningen van deze aard.

1B) O nder disponibiliteiten verstaan wij uitsluitend primaire liquiditeit, de z.g. „greif­ bare M ittel".

(9)

de pas kwijt, w anneer zij h a a r credietverlening sterker e n /o f sneller uit- b reidt dan de overige banken, dan w el het k arak ter h arer credieten zich wijzigt, b.v. d o o rd at men deze gaat verstrekken voor andere doeleinden dan gebuikelijk w as en wel zodanig d a t de debetsaldi gem iddeld langer uit­ staan dan voorheen. W a n n e e r hier over credietverlening w o rd t gesproken, denken wij n.1. steeds aan netto-credietverlening over een bepaalde periode. W ijziging in de term ijnen, gedurende welke credieten uitstaan, leidt in toe­ kom stige perioden — ceteris paribus — tot grotere netto-credietverlening. In het em issieprospectus wijst de A m sterdam sche B ank erop „ d a t in de tien jaren, die sedert het beëindigen van de w ereldoorlog zijn verstreken de relatieve betekenis van de debiteurenportefeuille aanzienlijk is toegeno­ m en”. H et kom t ons voor dat de credietverlening bij h aa r ook sterker is gestegen dan bij de overige banken. D it is zeker het geval gew eest in de periode 1950— 1954, zoals uit de volgende cijfers moge blijken.

Debiteuren in percentage van het balanstotaal.

uit. 1950 uit. 1954

R epresentatieve banken 18) 20,9 25,8

Amsterdamsche Bank 28,1 40,8

D e Tw entsche Bank 23,0 26,3

Rotterdam sche Bank 19,2 25,4

Stijgingspercentage debiteuren van ultimo 1950 tot ultimo 1954.

Representatieve banken 50,7

Amsterdamsche Bank 90,5

De T w entsche Bank 59,6

Rotterdamsche Bank 73,1

D e cijfers van de laatste tabel moeten met grote voorzichtigheid w orden gehanteerd, om dat de balanscijfers der beide jaren niet helem aal verge­ lijkbaar zijn. N iettem in geloven wij eruit te mogen aflezen, d a t de A m ster­ dam sche B ank bij de credietverlening in de afgelopen 5 jaren enigszins uit de pas is geraakt. D it kan mede aanleiding zijn gew eest om op bijzondere wijze h aa r m iddelen te versterken.

Is er ook w ijziging gekomen in de aard d er credietverlening? „D e a a rd d er credietverlening is bij dit alles niet v eran d erd ” , zo w erd in het prospec­ tus opgem erkt. H e t is echter niet helem aal duidelijk w a t hier m et de aard van de credieten w ordt bedoeld.

O nm iddellijk d aarop volgt n.1.: „de voorschotten aan het bedrijfsleven plegen voor en n a v erstrekt te w orden in de vorm van o p vraagbare reke- ningcourant-credieten” . D it laatste zegt niets om trent de doeleinden, w a a r­ voor de credieten w orden verstrekt en in verband daarm ee om trent de te r­ mijn gedurende w elke de debetsaldi gem iddeld blijven uitstaan. De reke- ningcourantvorm kan gebleven zijn, doch dit betekent niet d at het doel w aarvoor de credieten w erden verleend en de gem iddelde duur der credie­ ten onveranderd is gebleven. Indien de gem iddelde duur, w aarop debetsaldi u itstaan in verband met de financiering van totnogtoe ongebruikelijke

objec-18) V oor 1950 w erd genomen de gecombineerde balans van 42 handelsbanken. D eze is niet helemaal vergelijkbaar met de hedentendage gepubliceerde geconsolideerde balans der representatieve banken. Deze afwijking is echter niet belangrijk.

(10)

ten, verlengd blijkt te zijn, zouden wij zeggen, d a t de aard w él veranderd is. In het reeds eerder geciteerde artikel „T ien jaren bankpolitiek” m erkt V e r­ rij n S tu a rt op, d a t op een bepaald terrein w el degelijk een wijziging in de politiek der algem ene banken heeft plaats gehad. Hij bedoelt daarm ee „de grote uitbreiding van h et afbetalingscrediet, d a t in stijgende m ate over de algem ene banken loopt” en hij licht dit als volgt n ader toe: „D rie grote banken hebben zich rechtstreeks geïnteresseerd bij instellingen voor afb e­ talingscrediet. T w ee van deze banken hebben elk voor de helft een grote instelling voor afbetalingscrediet o v e rg e n o m e n ... D e derde der hier b e­ doelde grote banken heeft een andere instelling voor afbetalingscrediet overgenom en ... E en d er zoéven bedoelde banken heeft een dochter-instelling opgericht, die zich op dit gebied bew eegt en die n a a r verluidt een snelle ontw ikkeling v erto o n t” 19). W ij zouden deze w oorden van V errijn S tu a rt als volgt willen vertalen: D e A m sterdam sche B ank en R. M ees en Z o n en hebben op fifty-fifty basis de H ollandsche D isconterings M a a t­ schappij overgenom en. D e T w entsche Bank heeft de Industriële D isconto M aatschappij overgenom en en de A m sterdam sche B ank heeft de N .V . Mij. to t financiering van H uurkoopovereenkom sten opgericht. D e betreffende deelnam en zijn u iteraard onder „D eelnem ingen” geboekt en w aarschijnlijk ook de aan de betr. m aatschappijen v erstrekte credieten. H e t is echter geens­ zins uitgesloten d a t ook onder debiteuren credieten aan deze en andere soortgelijke m aatschappijen zijn geboekt.

W a n n e e r door m iddel van de uitgifte van obligaties m iddelen w orden aangetrokken voor de financiering van afbetalings- en huurkoopcontracten lijkt ons dit w el te m otiveren. D e term ijnen voor deze credieten zijn welis­ w a a r m eestal niet zeer lang, doch ook w eer niet zo, d a t van korte credieten kan w orden gesproken. Bovendien zullen ze bij de financierende b ank een perm anent beslag op m iddelen leggen en ■— n a a r heden ten d age mag w orden aangenom en -—■ in toenem ende mate. D e rentew inst op deze fi­ nancieringen is m eestal aanzienlijk, zodat de relatief hoge prijs, w elke voor het obligatiekapitaal betaald moet w orden geen enkel bezw aar vorm t. D e afw enteling van deze credieten op de kapitaalm arkt ligt ook in de lijn van de opvattingen van D e N ederlandsche Bank, blijkens een begin septem ber j.1. door de N ederlan d sch e B ankiersvereniging uitgegeven communiqué. T w e e sectoren uit de credietverlening der banken w erden door de P resident van D e N ed erlandsche B ank aangediend als bijzonder geschikt aangrij­ pingspunt voor een tem porisering van de uitbreiding d er credietverlening:

1. de financiering van het afbetalingscrediet en

2. h et investeringscrediet, w aaro n d er m ede te v erstaan credieten ter fi­ nanciering van perm anente behoeften aan bedrijfskapitaal 20).

O ngeveer een m aand later verscheen het prospectus van de A m sterdam ­ sche B ank over de uitgifte der deposito-obligaties. V e rb a n d m et verleende afbetalings- en investeringscredieten lijkt ons geenszins uitgesloten en uit dezen hoofde zou het voor de banken nieuw e financieringsinstrum ent ook elders kunnen w orden toegepast. T e bezien v alt hoe de duur d er leningen kan w orden „getim ed” d an wel doorlopende afgifte „over the co u n ter” , aa n g ep ast aan de behoefte voorkeur verdient. D aarbij w are dan te wensen, d at in de jaarstukken van de banken duidelijk het verband tussen afbeta- lingsfinanciering en de daarvoor aangew ende m iddelen tot uitdrukking w erd gebracht, o pdat ook b u iten staan d ers zich daaro m tren t een oordeel kunnen vormen!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze folder vindt u daarom uitleg over wat u voor, tijdens en na de operatie kunt verwachten.. Onze app

In deze folder vindt u daarom uitleg over wat u voor, tijdens en na de operatie kunt verwachten.. ʔ Waarom is een totale

Maar dat groene takje of dat bezinningskaartje, dat moet te doen zijn: dat wij Hem niet alleen begroeten als Gods komst in ons leven, maar ook aan Hem vasthouden in

Het doel van is om zo snel mogelijk na de operatie te werken aan uw herstel, waardoor een beter functioneren van de heup met minder complicaties bereikt kan worden.. 'Rapid

De resultaten van een Totale Knie Prothese zijn goed, meer dan 90 procent is de pijn van voor de operatie kwijt.. Wel geeft 1/3 van alle mensen met een knieprothese aan dat er nog

Eikenprocessierups Totaalzorg stelt dat opdrachtgevers zouden moeten kiezen voor een totaalontzorgingsaanpak, ofwel een aanpak waarbij per bestrijding de kwaliteit beschreven

Maar omdat de spieren rondom de heup door de pijn wat zijn verkort, wordt de heup vaak niet meer zo soepel als deze ooit was..

operatie verwijdert de chirurg meestal de kruisbanden, omdat de knie van zichzelf stabiel is en deze kruisbanden dus niet meer nodig zijn.. Tijdens de operatie en de dag erna krijgt