• No results found

Audit delay

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Audit delay"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Audit delay

Bij beursgenoteerde bedrijven in Nederland

Afstudeerscriptie

Walter Wissenburg

Rijks

universiteit

Groningen

(2)

Audit delay

Bij beursgenoteerde bedrijven in Nederland

Afstudeerscriptie

Walter Antonius Gerardus Wissenburg

1230980

Rijks

universiteit

Groningen

Faculteit Bedrijfskunde

Accountancy & Controlling

Eerste begeleider: Dr. R.B.H. Hooghiemstra

Tweede begeleider: Dr. E.P. Jansen

September 2006

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de afstudeerscriptie; het auteursrecht van de afstudeerscriptie berust bij de auteur.

(3)

VOORWOORD

Na zes jaar is er met deze scriptie een einde gekomen aan mijn studie Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Een studie waarin ik enige “delay” heb opgelopen, maar alle zes de jaren toch heel leerzaam voor mij zijn geweest. Een tijd waarin ik, naast het feit dat ik een heleboel vakinhoudelijke kennis heb opgedaan, ook op andere terreinen verder ontwikkeld ben. Niet alleen door de studie zelf maar ook door de mogelijkheid die studieverenigingen BIG en RISK mij boden.

Mijn dank gaat ten eerste uit naar mijn begeleiders: de heren Reggy Hooghiemstra en Pieter Jansen. Ik mag dan in zes jaar tijd een hoop geleerd hebben, maar zonder de feedback en tips van mijn begeleiders had deze scriptie er niet zo uitgezien zoals hij hier nu voor u ligt. Daarnaast wil ik ook mijn ouders, familie, medestudenten en vrienden bedanken voor hun ondersteuning. In het bijzonder wil ik hierbij Job noemen, die mij enorm geholpen heeft met de statistische verwerking van het onderzoek.

Accountancy is een boeiend vak waarin ik na deze studie nog lang niet uitgeleerd ben. Daarom is de Rijksuniversiteit Groningen nog niet van mij verlost; ik hoop namelijk over enkele jaren hier ook de postdoctorale opleiding tot registeraccountant aan deze universiteit af te ronden. Zo ver is het nog lang niet; de scriptie die voor u ligt markeert de overgang van academisch naar postacademisch onderwijs. Ik hoop dat u deze scriptie met veel plezier zult lezen.

Walter Wissenburg

(4)

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting 5

Hoofdstuk 1: Inleiding 6

1.1 Inleiding tot het onderzoek 6 1.2 Vraagstelling en deelvragen 8

1.2.1 Vraagstelling 8

1.2.2 Deelvragen 8

1.3 Afbakening onderzoek en randvoorwaarden 9 1.4 Onderzoeksmethoden 9 1.5 Structuur en opbouw van de scriptie 10

Hoofdstuk 2: IFRS 11

2.1 Inleiding 11

2.2 IFRS: Wat houdt het in en waarom is het ingevoerd 11

2.3 Kritiek op IFRS 12

2.4 Conclusie en beantwoording van de deelvraag 12

Hoofdstuk 3: Audit delay 14

3.1 Inleiding 14

3.2 Audit delay 14

3.3 Eerder onderzoek op het gebied van audit delay 14 3.3.1 De eerste onderzoeken: audit delay in Nieuw-Zeeland en Australië 14 3.3.2 Onderzoeken in de jaren ’80 16 3.3.3 Onderzoeken in de jaren ’90 18 3.3.4 Recente onderzoeken 21 3.4 Factoren die invloed hebben op audit delay 22 3.5 Conclusie en beantwoording van de deelvraag 26

Hoofdstuk 4: Uitvoering van het onderzoek 28

4.1 Inleiding 28

4.2 Onderzoeksperiode 28 4.3 Onderzoekspopulatie 29

4.4 Dataverzameling 30

4.5 Meting van verschillende kenmerken 30

Hoofdstuk 5: Analyse van de onderzoeksresultaten 32

5.1 Inleiding 32

5.2 Presentatie van de onderzoeksresultaten 32 5.3 Analyses met SPSS 34 5.4 Vergelijking met eerder onderzoek 36 5.5 Conclusie en beantwoording van de deelvraag 37

Hoofdstuk 6: Conclusies 38

6.1 Inleiding 38

6.2 Algehele conclusie en beantwoording van de hoofdvraag en laatste deelvraag 38 6.3 Beperkingen van het onderzoek 39 6.4 Mogelijkheden voor verder onderzoek 40

Literatuurlijst 42

(5)

SAMENVATTING

Met ingang van 2005 zijn alle beursgenoteerde ondernemingen in Nederland verplicht gesteld om hun jaarrekening volgens de nieuwe verslaggevingsregels, IFRS, op te stellen. IFRS heeft als doel het zorgen voor meer vergelijkbaarheid en transparantie bij de verslaggeving van (in eerste instantie) beursgenoteerde ondernemingen in Europa. Er is echter nogal wat kritiek op IFRS: zo zou het juist veel te complex zijn en helemaal niet tot meer transparantie leiden en alleen maar tot meer werk en meer kosten leiden. In dit onderzoek wordt nagegaan of de invoering van deze regelgeving invloed heeft gehad op de lengte van de audit delay; de lengte van de periode die de accountant nodig heeft voor zijn werkzaamheden alvorens een verklaring te kunnen afgeven.

De laatste dertig jaar zijn er al diverse onderzoeken geweest naar audit delay. Deze vonden voornamelijk in Amerika, Azië en Australië plaats maar nog zeer weinig in Europa. Hieruit is gebleken dat er verschillende factoren zijn die invloed hebben op de audit delay. Voorbeelden hiervan zijn de grootte van de desbetreffende onderneming, de branche, de winstgevendheid en de balansdatum. Ook is gebleken dat beleggers gebaat zijn bij snelle informatievoorziening en dus een korte audit delay; hoe langer de audit delay immers wordt, hoe slechter de invloed is op de beurskoers. Een recent onderzoek in de Verenigde Staten heeft daarnaast aangetoond dat de invloed van nieuwe regelgeving (de Sarbanes-Oxley Act) op de audit delay groot is. Reden om te gaan onderzoeken of nieuwe regelgeving in Nederland (IFRS) ook invloed heeft gehad op de audit delay. Voor dit onderzoek is er een populatie genomen van 75 ondernemingen die gedurende de periode 2001-2005 aan de AEX- AMX of AScX-index genoteerd hebben gestaan; de voor de belegger dus de interessantste fondsen. Van deze 75 ondernemingen zijn over de vijf onderzoeksjaren (2001 tot en met 2005) gegevens genoteerd over de audit delay zelf en ook over de grootte, branche, winstgevendheid, balansdatum, het type verklaring en de accountantsorganisatie.

Er is gebleken dat er een toename is geweest in audit delay in 2005 ten opzichte van het gemiddelde over de jaren 2001-2004, al is deze toename niet significant te noemen. De toename wordt veroorzaakt door ongeveer 10% van de onderzoekspopulatie; bij de rest is er geen sprake van toename in de audit delay. Wanneer de populatie wordt opgesplitst in drie delen naar grootte van de onderneming, dan valt op dat er bij de grootste ondernemingen helemaal geen toename is geweest terwijl er bij de middengroep en de groep van kleinere ondernemingen samen genomen wel een significante toename is. Ook wordt de kans op toename van audit delay groter wanneer bedrijven in een niet-financiële branche opereren.

Het onderzoek kent een erg kleine populatie vergeleken met eerdere onderzoeken en dit is dan ook een belangrijke oorzaak van de vele niet-significante resultaten. Zo zijn er over bepaalde zaken (balansdatum, type verklaring, accountantsorganisatie) in het geheel geen zinnige uitspraken te doen aangezien afwijkingen van de normaal slechts enkele keren hebben opgetreden. Suggesties voor aanvullend onderzoek gaan dan ook in de richting van een grotere onderzoekspopulatie; hierbij kan gedacht worden aan overige Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen (veelal lokale fondsen), niet-beursgenoteerde ondernemingen en niet-beursgenoteerde ondernemingen in andere Europese landen waar net als in Nederland IFRS is ingevoerd.

(6)

HOOFDSTUK 1

INLEIDING

1.1 Inleiding tot het onderzoek

‘Kritiek op IFRS barst los, winst- en verliesrekeningen zijn nu een puinhoop’ kopte het Financieel Dagblad op 3 april 2006. Volgens het artikel heeft IFRS geleid tot een hoop extra kosten, maar niet tot een grotere transparantie. Betrokkenen geven aan dat de met behulp van de nieuwe verslaggevingsregels opgestelde jaarrekeningen complex zijn en moeilijk zijn te begrijpen voor gebruikers. Resultatenrekeningen zijn soms wel twintig tot dertig pagina’s toegenomen in omvang. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) deelt deze kritiek, zo valt te lezen in het Financieel Dagblad van 10 mei 2006. Ook zij geeft aan dat sommige regels verduidelijking behoeven. Al op 29 november 2005 gaf het Financieel Dagblad aan dat door onderzoek van het Nederlands Instituut voor Registeraccountants (NIVRA) gebleken was dat de invoering van IFRS in sommige gevallen abnormale stijgingen of dalingen van de winst zou veroorzaken.

Met ingang van 1 januari 2005 heeft de Europese Commissie alle beursgenoteerde ondernemingen in Nederland verplicht gesteld om hun jaarverslag te presenteren volgens nieuwe internationale regelgeving: de International Financial Reporting Standards (IFRS). Dit betekent dat er vanaf januari 2006 (en voor ondernemingen met een boekjaar dat in de loop van 2005 eindigde al eerder) accountantsverklaringen worden afgegeven op jaarverslagen die volgens deze nieuwe regels zijn opgesteld. Dit brengt voor accountants ook een verandering van werkzaamheden met zich mee, want waar zij voorheen toetsten of de verslaggeving van de controleklant in overeenstemming was met lokale Generally Accepted Accounting Principles (GAAP), moet men vanaf nu controleren of de verslaggeving in overeenstemming is met IFRS.

Aangezien de meeste ondernemingen een boekjaar hebben dat op 31 december eindigt, hebben accountants vanaf januari 2006 massaal ondernemingen moeten controleren die voor het eerst volgens IFRS hebben gerapporteerd. Vraag is of dit invloed heeft op de periode van werkzaamheden van de accountants vanaf het einde van het boekjaar tot aan het afgeven van een verklaring.

Eerder onderzoek in de Verenigde Staten op dit gebied naar de invloed van de invoering van de Sarbanes-Oxley Act (SOX) heeft uitgewezen dat accountants langer deden over hun werkzaamheden toen zij jaarverslagen van ondernemingen controleerden die voor het eerst met SOX te maken kregen (Ettredge e.a., 2006). Op basis hiervan en op basis van de eerder aangehaalde krantenberichten, zou je kunnen verwachten dat nieuwe wet- en regelgeving ook in Nederland haar weerslag vindt in de lengte van de audit delay.

Het is voor een onderneming van een groot belang dat de audit delay (de periode tussen de einddatum van het boekjaar en het afgeven van de accountantsverklaring) niet een te lange periode beslaat. Uit eerder onderzoek zijn er twee zaken naar voren gekomen. Ten eerste is het zo dat wanneer ondernemingen op een later tijdstip met hun financiële informatie naar buiten komen, dit wordt afgestraft door beleggers (Givoly & Palmon,

(7)

1982; Chambers & Penman, 1984; Kross & Schroeder, 1984; Leone, 2005). Het tijdstip van het presenteren van financiële informatie hangt samen met het tijdstip van afgeven van de accountantsverklaring, want pas als de verklaring is afgegeven kan een onderneming overgaan tot het presenteren van financiële resultaten. De belangrijkste determinant voor de tijdigheid van het presenteren van financiële resultaten, is dan ook de tijdsduur van de controlewerkzaamheden door de accountants (Givoly & Palmon, 1982). Ondernemingen hebben er dus belang bij om zo snel mogelijk een accountantsverklaring te krijgen aangezien de snelheid hiervan en dus de audit delay invloed lijkt te hebben op de koers van het aandeel van de onderneming.

Daarnaast is het zo dat wanneer de financiële resultaten op een later tijdstip worden gepresenteerd, dit meer informatieasymmetrie veroorzaakt. (Hakansson, 1977; Bamber e.a., 1993). Met informatieasymmetrie wordt daarbij gedoeld op het verschil in beschikbare informatie die als basis dient voor te nemen beslissingen op een bepaald tijdstip tussen management van de onderneming en haar aandeelhouders. In de agency-theorie wordt in dit geval de aandeelhouders als principaal gezien en het management als agent (degene die handelt voor de aandeelhouders). De accountant is in deze neutraal en wordt ook wel monitor genoemd (Schilder e.a., 2002). Het komt er in deze op neer dat bij een latere accountantsverklaring er bij zowel principaal als agent meer onzekerheid bestaat. Aandeelhouders vragen zich meer af in hoeverre de verkregen informatie wel in overeenstemming is met de werkelijkheid, terwijl bij het management meer onzekerheid bestaat over in hoeverre de aandeelhouders de verkregen informatie geloven.

Het doel van de accountantscontrole is het verschaffen van een (relatief) hoge mate maar niet absolute mate van zekerheid over de getrouwheid van (financieel-economische) verantwoordingen, die in de accountantsverklaring in positief geformuleerde bewoordingen als ‘redelijke mate van zekerheid’ wordt weergegeven (Deckers & Van Kollenburg, 2002). Essentieel hierbij is dat het maatschappelijk verkeer, waaronder onder meer aandeelhouders, werknemers, crediteuren en bankiers worden verstaan, vertrouwen heeft in het oordeel van de accountant. Dit betekent dat, zoals Limperg jaren geleden al stelde, de accountant deugdelijk werk moet leveren om aan de verwachtingen van het maatschappelijk verkeer te kunnen voldoen.

De kwaliteit van het geleverde werk van de accountant moet dus hoog zijn en dus moet de accountant secuur te werk gaan, terwijl het aan de andere kant van belang is dat het afgeven van de accountantsverklaring, en daarmee samenhangend de presentatie van de jaarstukken, op een zo snel mogelijk tijdstip plaatsvinden. Dit veroorzaakt dus een spanningsveld. Het is dus van belang om kennis te hebben van de factoren die een langere audit delay veroorzaken. Een factor die belangrijke invloed kan hebben op de lengte van de audit delay is de invoering van IFRS.

Om iets zinnigs te kunnen zeggen over de trend in de periode van audit delay, is het interessant om niet alleen naar de verschillen in audit delay tussen de boekjaren 2004 en 2005 te kijken, maar ook enkele boekjaren voor 2004 in ogenschouw te nemen. Vandaar dat ook de audit delay in de jaren 2001, 2002 en 2003 wordt meegenomen in dit onderzoek. Op die manier kan ook een beter inzicht gekregen worden in andere factoren buiten IFRS om die van invloed zijn op de audit delay.

(8)

1.2 Vraagstelling en deelvragen

1.2.1 Vraagstelling

In hoeverre heeft de invoering van IFRS geleid tot een langere audit delay bij Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen?

1.2.2 Deelvragen

Om te kunnen beoordelen wat de invloed van de invoering van IFRS is op de audit delay, zal moeten worden nagegaan wat IFRS precies inhoudt, waarom IFRS is ingevoerd en wat de gevolgen zijn voor onderneming en accountant. De eerste deelvraag luidt dan ook als volgt:

Deelvraag 1: Wat is IFRS, waarom is IFRS ingevoerd en wat zijn de implicaties van de invoering van IFRS?

Ten tweede zal het begrip audit delay uiteengezet moeten worden, aangezien dat het centrale thema is van dit onderzoek. Het is nuttig om uitgebreid stil te staan bij eerder onderzoek op dit terrein om zo na te gaan in hoeverre de bevindingen van eerder onderzoek een rol kunnen spelen bij dit onderzoek. De tweede deelvraag is de volgende: Deelvraag 2: Wat houdt het begrip audit delay in en welke factoren bepalen de omvang

van audit delay?

Wanneer we helder voor ogen hebben gekregen wat audit delay precies inhoudt en wat voor eerder onderzoek er is verricht, kan het empirisch onderzoek naar audit delay bij beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. De derde deelvraag heeft betrekking op dit empirisch onderzoek:

Deelvraag 3: Wat is het verschil in audit delay bij beursgenoteerde ondernemingen in het boekjaar 2005 vergeleken met de boekjaren 2001, 2002, 2003 en 2004?

Met de resultaten van het empirisch onderzoek naar de audit delay in Nederland kan worden nagegaan in hoeverre IFRS invloed heeft op deze resultaten en welke andere factoren van invloed zijn, om zo de grootte van de rol van IFRS hierbij vast te kunnen stellen. Dit wordt uiteengezet middels de vierde deelvraag:

Deelvraag 4: Wat verklaart de verschillen van audit delay in 2005 ten opzichte van de jaren daarvoor en in hoeverre is de invoering van IFRS hiervan de oorzaak?

(9)

1.3 Afbakening onderzoek en randvoorwaarden

Er wordt slechts gekeken naar Nederlandse ondernemingen en wel die 75 ondernemingen die genoteerd staan aan de Amsterdam Exchanges Index (AEX), Amsterdam Midkap Index (AMX) en de Amsterdam Small Cap Index (ASCX). Deze drie indices behelzen de belangrijkste fondsen en zijn voor beleggers (de uiteindelijke gebruikers van de jaarrekening) dan ook het interessantst. De reden dat er slechts naar beursgenoteerde ondernemingen wordt gekeken is simpel; slechts aan deze categorie bedrijven is verplicht gesteld om vanaf 1 januari 2005 te rapporteren volgens de IFRS-standaarden.

Bovendien wordt er slechts gekeken naar de accountantsverklaringen die betrekking hebben op de boekjaren 2001 tot en met 2005; voor ondernemingen met een boekjaar dat niet op 31 december eindigt wordt er gekeken naar de boekjaren die ergens in het desbetreffende jaar zijn geëindigd. Ondernemingen met een boekjaar dat in de loop van 2005 eindigde, moesten toen namelijk al voldoen aan IFRS.

Bij audit delay wordt de periode tussen het einde van het boekjaar en het afgeven van de accountantsverklaring over het desbetreffende boekjaar in acht genomen. Dit is conform eerdere onderzoeken op dit gebied (Ettredge e.a., 2006).

Enkele randvoorwaarden die op dit onderzoek van toepassing zijn:

- Het onderzoek dient binnen de periode van vier à vijf maanden te worden afgerond.

- De zwaarte van het onderzoek zal 24,2 ECT bevatten.

- Het onderzoek dient wetenschappelijk verantwoord te zijn; dat wil onder meer zeggen dat het onderzoek betrouwbaar en toetsbaar moet zijn.

- Het onderzoek moet voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn door de Faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen.

1.4 Onderzoeksmethoden

Voor het bepalen van de audit delay zal gekeken worden naar 75 ondernemingen die per 1 januari genoteerd stonden aan de AEX-, AMX- of ASCX-index. Middels de bestudering van de jaarverslagen van de desbetreffende ondernemingen zal worden nagegaan wat de balansdatum is geweest en wat de datum van het afgeven van de accountantsverklaring is geweest. Het verschil tussen deze twee data is de audit delay, weergegeven in dagen.

Van deze 75 ondernemingen zal zowel het jaarverslag over de boekjaren die in of aan het eind van de jaren 2001 tot en met 2004 zijn geëindigd en het boekjaar dat in of aan het eind van 2005 is geëindigd. In het eerste geval hoefde er nog niet volgens de IFRS-standaarden gerapporteerd te worden; in het tweede geval wel. Dit betreft dus een kwantitatieve analyse naar de audit delay en om er statistisch verantwoorde uitspraken over te kunnen doen, moet er dus een groot aantal data verzameld worden.

De gegevens zullen dus worden verkregen uit de jaarverslagen; beursgenoteerde ondernemingen in Nederland zijn verplicht deze informatie openbaar te maken.

(10)

1.5 Structuur en opbouw van de scriptie

In hoofdstuk 2 zal uiteengezet worden wat het begrip IFRS inhoudt voor ondernemingen en voor accountants, wat de beweegredenen zijn geweest voor de invoering van IFRS en welke gevolgen de invoering van IFRS heeft.

Hoofdstuk 3 zal in eerste instantie dieper ingaan op de term audit delay en zal daarnaast nagaan welk eerder onderzoek is verricht naar audit delay en welke conclusies daaruit kunnen worden getrokken die relevant zijn voor dit onderzoek.

Het vierde hoofdstuk beschrijft de opzet van het empirisch onderzoek waarbij een aantal zaken daaromtrent ter sprake komt. Te denken valt daarbij aan het vaststellen van de onderzoeksperiode, de onderzoekspopulatie, manier van meting van bepaalde kenmerken van de onderzoekspopulatie en de manier van dataverzameling

De uitkomsten van het empirisch onderzoek naar de audit delay in Nederland zullen in hoofdstuk 5 besproken worden. Eerst zullen de resultaten gepresenteerd worden met behulp van wat beschrijvende statistiek en daarna zullen er wat analyses worden uitgevoerd met het statistiekprogramma SPSS.

Hoofdstuk 6 tenslotte zal nagaan in hoeverre IFRS de veroorzaker is van de verschillen in audit delay in het jaar 2005 ten opzichte van de jaren daaraan voorafgaand. Daarbij zal dus ook gekeken moeten worden naar andere factoren die invloed kunnen hebben op de audit delay, om zo te bepalen in hoeverre een eventuele langere audit delay toe valt te rekenen aan de invoering van IFRS. Tot slot worden er wat beperkingen van dit onderzoek genoemd en worden er enkele suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.

(11)

HOOFDSTUK 2

IFRS

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk zal de lezer wegwijs maken in de nieuwe internationale verslaggevingsregels IFRS. Over IFRS kunnen hele boeken geschreven worden en het is dan ook niet de bedoeling om in dit hoofdstuk een uitputtend relaas te bieden; het dient slechts om de lezer wat beknopte informatie te bieden over de invoering van IFRS en de implicaties daarvan, om zo de leesbaarheid van dit verslag te vergroten. In paragraaf 2.2 wordt wat informatie gegeven over het hoe en waarom van de invoering van IFRS en paragraaf 2.3 geeft vervolgens een overzicht van de belangrijkste kritiek. In paragraaf 2.4 tenslotte zal een antwoord gegeven worden op de eerste deelvraag.

2.2 IFRS: Wat houdt het in en waarom is het ingevoerd

Al aan het einde van de negentiende eeuw vonden er gebeurtenissen plaats die we tegenwoordig zouden classificeren als boekhoudschandalen. Regelgeving was er in die tijd niet of nauwelijks en zodoende was het niet zo’n zware opgave om de boeken om welke reden dan ook te vervalsen. In de Verenigde Staten kwamen in de jaren ’30 van de vorige eeuw de eerste echte verslaggevingsregels tot stand, mede ingegeven door de economische crisis van die tijd. (Hoogendoorn, 2004).

In Nederland, waar we in deze scriptie ook de aandacht op vestigen, waren er voor de totstandkoming van de Wet op de Jaarrekening in 1970, nagenoeg geen verslaggevingsregels (Camfferman, 2004). Sindsdien is de Wet op de Jaarrekening steeds verder uitgebreid en vanaf 1 januari 2005 dienen alle beursgenoteerde ondernemingen in Europa hun geconsolideerde jaarrekening volgens de International Financial Reporting Standards (IFRS) op te stellen. De invoering van IFRS is een voortvloeisel van de oprichting van de International Accounting Standards Board (IASB) in 1973, die zichzelf ten doel stelde om over de gehele wereld een uniforme standaard voor financiële verslaggeving te ontwikkelen. (Hoogendoorn, 2004). IFRS is opgebouwd uit verschillende standaards die allemaal een bepaald thema behandelen. Zo handelt International Accounting Standard (IAS) 2 over voorraden en IAS 38 over immateriële vaste activa.

Hoogendoorn (2004) onderscheidt twee uitersten van regelgeving: regelgeving op basis van principes (principles-based, handelend vanuit de geest van de wet) en regelgeving op basis van gedetailleerde regels (rules-based, handelend vanuit de letter van de wet). In de Nederlandse verslaggevingsregels is er door de jaren heen een verschuiving te zien van principles-based naar rules-based. Dit proces is al jaren aan de gang maar IFRS heeft het allemaal wel wat in een stroomversnelling gebracht. De strakkere regels zijn daarnaast ook een gevolg van de vele boekhoudschandalen de laatste jaren.

(12)

2.3 Kritiek op IFRS

Hoogendoorn (2004) onderscheidt zes zogenaamde criteria voor deugdelijke regelgeving: regels dienen aan te sluiten op het doel waarvoor ze zijn opgezet, regels dienen duidelijk en begrijpelijk te zijn, regels dienen onderling consistent te zijn, regels dienen eerlijk en rechtvaardig te zijn, de baten van regelgeving dienen op te wegen tegen de kosten en het proces van regelgeving dient zorgvuldig te zijn. Hoogendoorn toetste ieder criterium aan alle onderdelen van IFRS en concludeerde dat IFRS op een aantal punten grote zwakheden bevat. Belangrijke constateringen hierbij zijn dat IFRS soms dusdanig complex is dat dit de duidelijkheid niet ten goede komt en dat regels soms zijn ingegeven door angst tot misbruik. Daarnaast zijn er op verschillende punten inconsistenties en zijn er in korte tijd te veel regels geïmplementeerd. Tevens wegen te kosten niet altijd op tegen de baten.

Ook vanuit andere hoeken is de kritiek op IFRS losgebarsten. De voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), Paul Koster, leverde kritiek op het grote aantal onduidelijkheden die IFRS bevat. Koster noemde de invoering van IFRS de grootste bedreiging ooit voor accountants, zo staat te lezen in het Financieel Dagblad van 10 mei 2006. Het Koninklijk Nederlands Instituut voor Registeraccountants (NIVRA) heeft ook al kritiek geleverd op verschillende bepalingen. Een veel gehoorde kreet is verder dat IFRS de verslaggeving juist verder vertroebelt in plaats van dat zij die transparanter maakt. Beleggingsanalist Thijs Berkelder geeft aan dat weinig beleggers de tijd hebben om zich erin te verdiepen en dat de regels zo gedetailleerd zijn dat het bedrijf zodoende gedwongen wordt om met het verleden bezig te zijn, terwijl beleggers altijd erg geïnteresseerd zijn in de toekomstvisie (Van Lonkhuyzen, 2006).

Anderzijds is niet iedereen het eens met de huizenhoge kritiek op IFRS. Zo wordt beargumenteerd dat de situatie nu tenminste beter is dan voor de invoering van IFRS, toen alle lidstaten van de Europese Unie nog hun eigen systeem hanteerden, zo zegt hoogleraar Ruud Vergoossen in het Financieel Dagblad van 21 april 2006. Daarnaast is het natuurlijk ook zo dat bij iedere grootscheepse veranderingen kinderziektes optreden. Voorlopig lijkt echter dat IFRS (nog) niet op ieder gebied voldoet aan de vooraf gestelde doelen; vooral duidelijkheid en transparantie lijken soms nog ver weg.

2.4 Conclusie en beantwoording van de deelvraag

In deze paragraaf geven we antwoord op de tweede deelvraag; deze luidde:

Wat is IFRS, waarom is IFRS ingevoerd en wat zijn de implicaties van de invoering van IFRS?

IFRS is een nieuw stelsel van verslaggevingsregels dat ernaar streeft om jaarrekeningen van in eerste instantie beursgenoteerde ondernemingen transparant en vergelijkbaar te maken. IFRS is in Europa vanaf 1 januari 2005 verplicht gesteld voor alle beursgenoteerde ondernemingen. Mede ingegeven door de vele boekhoudschandalen van

(13)

de laatste jaren is er een grote vraag naar duidelijkheid en transparantie in de jaarrekeningen. Nu IFRS is ingevoerd is echter niet iedereen evenzeer van overtuigd of IFRS wel of niet aan haar doelstellingen voldoet. De regels zijn veel gedetailleerder en complexer dan voorheen, waardoor de zaak er voor bedrijven, beleggers en accountants niet bepaald makkelijker op is geworden. In dit onderzoek zullen we verder gaan kijken of de invoering van IFRS ook geleid heeft tot een langere periode van werkzaamheden door de accountants, oftewel een langere audit delay.

(14)

HOOFDSTUK 3

AUDIT DELAY

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk gaan we dieper in op het begrip audit delay. In paragraaf 3.2 zal het begrip duidelijk gedefinieerd worden, waarna in paragraaf 3.3 een overzicht gegeven zal worden van literatuur op het gebied van audit delay. Er wordt stilgestaan bij eerdere onderzoeken en in paragraaf 3.4 zal vervolgens een overzicht gegeven worden van de factoren die invloed hebben op de omvang van audit delay en zal aangegeven worden welke factoren daarvan mee worden genomen in dit onderzoek. In paragraaf 3.5 zal er een antwoord gegeven worden op de tweede deelvraag. Dit alles zal als input gaan dienen voor het empirisch onderzoek in hoofdstuk 4.

3.2 Audit delay

Audit delay is een Engelse term die vrij vertaald in het Nederlands zoiets zou betekenen als ‘vertraging als gevolg van de werkzaamheden van de accountant’. Het beschrijft de tijd die de accountant nodig heeft voor het uitvoeren van zijn controlewerkzaamheden om tot een accountantsverklaring te kunnen komen. Het woord delay betekent vertraging en de controlewerkzaamheden van de accountant kunnen dan ook gezien worden als een soort van vertraging. Een onderneming wil immers zo snel mogelijk na het einde van het boekjaar haar financiële resultaten presenteren, maar wordt daarbij gehinderd door wetgeving die bepaald dat de accountant dan eerst een oordeel moet vellen over de betrouwbaarheid van hetgeen de onderneming presenteert (Ng & Tai, 1994).

Om iets zinnigs te kunnen zeggen over audit delay moeten we het kunnen meten. De periode van audit delay moet uiteraard een begin- en een eindpunt hebben. Daarvoor hanteren we de definitie van Ashton e.a., die audit delay omschrijven als ‘the lenght of time from a company’s fiscal year-end to the date of the auditor’s report’ (Ashton e.a., 1987). Vertaald naar het Nederlands zullen we in dit onderzoek de volgende definitie hanteren voor audit delay: ‘De tijdsduur tussen de balansdatum van een bepaalde onderneming en de datum van het verkrijgen van de accountantsverklaring’. We zullen de audit delay in dit onderzoek weergeven in aantal dagen.

3.3 Eerder onderzoek op het gebied van audit delay

3.3.1 De eerste onderzoeken: audit delay in Nieuw-Zeeland en Australië

De eerste onderzoeken naar audit delay zijn afkomstig van het Australische continent. Al in 1976 deed Courtis onderzoek naar audit delay bij ondernemingen in Nieuw- Zeeland.

(15)

Aanleiding voor dit onderzoek was een tien jaar oud onderzoek waaruit was gebleken dat Australische en Nieuw-Zeelandse ondernemingen bijna twee keer zoveel tijd nodig hadden voor het publiceren van hun financiële informatie als Amerikaanse ondernemingen (Courtis, 1976).

Courtis had een drieledig onderzoeksdoel. Hij wilde een overzicht geven van de diverse einddata van boekjaren die in omloop waren, hij wilde de audit delay uiteenzetten en hij wilde relaties aantonen tussen de omvang van audit delay en factoren zoals grootte en winstgevendheid van de onderneming. Ten aanzien van het eerste onderzoeksdoel concludeerde Courtis dat er allerlei boekjaren in omloop waren, waarbij 31 maart gold als de populairste balansdatum.

Courtis maakte in eerste instantie onderscheid in vijf verschillende “lags”, te weten die tussen balansdatum en datum van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (A), die tussen balansdatum en datum van het verkrijgen van de accountantsverklaring (B), die tussen de datum van het verkrijgen van de accountantsverklaring en de datum van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (C), die tussen de datum van het verkrijgen van de accountantsverklaring en de datum van aankondiging van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (D) en die tussen de datum van aankondiging van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders en de datum dat de vergadering plaatsvond (E). Vervolgens concludeerde hij dat ‘lag B’ de meeste invloed had op de totale vertraging (lag A) en ging hij verder onderzoek doen naar lag B. Deze is in overeenstemming met de door ons gedefinieerde audit delay in paragraaf 3.2. en wordt ook in latere onderzoeken gezien als belangrijkste factor.

Vervolgens onderzocht hij of er een samenhang bestond tussen de winstgevendheid van een onderneming en de omvang van de audit delay. Hij verwachtte een hogere winstgevendheid aan te treffen bij de ondernemingen met een korte audit delay. Om winstgevendheid te meten gebruikte hij vijf winstgevendheidratio’s. Courtis vond bij drie van deze ratio’s inderdaad een significant verschil in winstgevendheid tussen ondernemingen met een korte en een lange audit delay; bij twee andere ratio’s was er echter geen significant verschil op te merken. Wel vond hij weer dat de absolute winstgevendheid bij ondernemingen met een korte audit delay significant hoger was dan bij ondernemingen met een lange audit delay.

Daarna bekeek Courtis of er nog andere verschillen waren op te merken tussen bedrijven met een korte en met een lange audit delay. Hij nam vier aspecten mee in deze analyse: de grootte van de onderneming, de leeftijd van de onderneming, het aantal aandeelhouders en het aantal pagina’s dat het jaarverslag telt. Voor al deze vier aspecten kon Courtis geen significante verschillen aantonen tussen ondernemingen met een korte audit delay en ondernemingen met een lange audit delay.

Tot slot onderzocht Courtis nog of de branche van de onderneming invloed had op de audit delay. Hij concludeerde dat energiebedrijven en bedrijven in de financiële sector een significant kortere audit delay hadden, terwijl de audit delay langer was bij dienstverlenende bedrijven en ondernemingen in de mijnensector. In die laatste sector was de winstgevendheid echter ook erg laag, wat dus ook samenhangt met een langere audit delay.

Een jaar later publiceerde Gilling een soortgelijk onderzoek, waarbij hij enkele andere factoren meenam in de analyse. (Gilling, 1977). Hij concludeerde dat de audit delay korter werd naarmate de controlerende accountantsorganisatie groter werd. Daarnaast

(16)

was de audit delay ook korter bij ondernemingen die van buitenlandse eigendom waren. Ten derde wist hij, in tegenstelling tot Courtis, wel aan te tonen dat de audit delay korter is bij grotere ondernemingen.

Enkele jaren later deden Davies en Whittred een onderzoek naar audit delay bij bedrijven die genoteerd stonden aan de beurs van Sydney. (Davies & Whittred, 1980). Zij vonden net als Courtis een relatie tussen winstgevendheid en lengte van de audit delay: hoe hoger de winstgevendheid, hoe korter de audit delay. Verder onderzochten zij of er een verband bestond tussen de lengte van de audit delay en de balansdatum. In Australië is het gebruikelijk om 30 juni aan te houden als einde van het boekjaar en Davies en Whittred concludeerden dat er een significant langere audit delay aanwezig was bij bedrijven met 30 juni als balansdatum ten opzichte van bedrijven met een andere balansdatum.

In hetzelfde jaar deed Whittred onderzoek naar de audit delay bij Australische ondernemingen. Hij onderzocht of er een relatie bestond tussen de lengte van de audit delay en het type accountantsverklaring (goedkeurend, goedkeurend met beperking, afkeurend danwel onthouding van oordeel) dat werd afgegeven. (Whittred, 1980). Hij concludeerde dat er een significant langere audit delay aanwezig was bij ondernemingen die een niet-goedkeurende accountantsverklaring verkregen.

3.3.2 Onderzoeken in de jaren ‘80

Givoly en Palmon deden begin jaren ’80 onderzoek naar audit delay bij Amerikaanse ondernemingen. Zij analyseerden de relatie tussen de tijdigheid van het presenteren van het jaarverslag en de inhoud daarvan (Givoly & Palmon, 1982). Daarnaast onderzochten zij ook de trend in reporting delay over meerdere jaren. Hierin uitten zij wat kritiek op Courtis, die slechts de hoogte van de audit delay bekeek in een enkel jaar. Met zijn conclusies kon aldus niets gezegd worden over trends over meerdere jaren. Verder bekeken Givoly en Palmon de relatie tussen audit delay en niet alleen de grootte van de onderneming, maar ook de complexiteit, waarbij zij complexiteit ophingen aan twee componenten: de groei van de verkopen over de laatste jaren en de hoogte van de post voorraden ten opzichte van de totale activa.

Givoly en Palmon concludeerden dat ondernemingen in de periode 1960-1974 steeds sneller werden met het presenteren van hun financiële resultaten. Daarnaast vonden zij dat de branche waarin een bepaalde onderneming opereert een grotere invloed heeft op de delay dan de grootte of complexiteit van de onderneming. Ten aanzien van de complexiteit werd in slechts één van de onderzochte jaren een significant verschil gevonden, waarbij de hoogte van de voorraden ten opzichte van de totale activa correleerde met een latere publicatiedatum van de financiële stukken. Ten derde wisten zij te concluderen dat slecht nieuws later komt dan goed nieuws; ondernemingen met betere resultaten hebben een kortere audit delay en dit is in overeenstemming met de conclusies uit de Australische onderzoeken.

In 1987 publiceerden Ashton, Willingham en Elliott hun empirisch onderzoek naar audit delay. Zij namen in hun onderzoek een grotere groep van ondernemingen mee en analyseerden ook meer variabelen dan in voorgaande onderzoeken (Ashton e.a., 1987). De onafhankelijke variabelen die zijn meenamen in hun onderzoek waren de grootte van de onderneming, de branche van de onderneming, of de aandelen al dan niet aan een openbare beurs genoteerd stonden, de maand waarin het boekjaar eindigde, de kwaliteit

(17)

van het interne beheersingssysteem van de onderneming en enkele maatstaven om de complexiteit te meten. Daarnaast werden er ook enkele afhankelijke variabelen meegenomen; zo werd ook bijgehouden in hoeverre de controlewerkzaamheden zich concentreerden op het einde van het boekjaar en in hoeverre er tussentijds nog controles zijn uitgevoerd. Ook het aantal jaren dat de onderneming al klant was van het desbetreffende accountantskantoor werd in ogenschouw genomen. Tot slot bekeek men ook of de onderneming winst danwel verlies had gemaakt, of de accountantsverklaring al dan niet goedkeurend was en men onderzocht de nettowinst als percentage van de totale activa.

Voor sommige onderzochte variabelen vonden Ashton e.a. een significante relatie met audit delay, voor andere onderzochte variabelen vonden zij deze niet. Zij concludeerden dat industriële ondernemingen te maken hadden met een langere audit delay dan financiële ondernemingen en dat ondernemingen die een niet-goedkeurende accountantsverklaring verkregen ook een langere audit delay kenden, in overeenstemming met hetgeen al opgemerkt werd door eerdere onderzoekers. Bij ondernemingen waarvan de aandelen vrij verhandelbaar aan een beurs waren vonden Ashton e.a. een significant kortere audit delay dan bij ondernemingen die haar aandelen niet op een openbare beurs verhandelden. Opvallend was wel de conclusie dat ondernemingen die 31 december als balansdatum hanteerden, een kortere audit delay kenden. In de Verenigde Staten is dit de meest gebruikelijke einddatum van het boekjaar. Davies en Whittred vonden juist dat bedrijven in Australië die 30 juni als balansdatum hanteerden (hetgeen in Australië het meest gebruikelijk is) juist een langere audit delay kenden. (Davies & Whitred, 1980). Verder concludeerden Ashton e.a. dat een kortere audit delay verband houdt met een beter intern beheersingssysteem, complexere dataverwerkingstechnologie en meer uitgevoerde controlewerkzaamheden voor het einde van het boekjaar.

Door het combineren van de diverse onderzochte variabelen, wisten de onderzoekers nog enkele verbanden te leggen. Zo kon aangetoond worden dat bij ondernemingen met een beter intern beheersingssysteem er meer controlewerkzaamheden al in de loop van het boekjaar werden uitgevoerd; beide factoren veroorzaken dus een kortere audit delay. Daarnaast bleken de balansdatum en de complexiteit van de dataverwerkingstechnologie geen significante verschillen op te leveren bij scheiding van de totale onderzoekspopulatie in financiële en industriële ondernemingen. Slechts bij financiële ondernemingen kon aangetoond worden dat de audit delay groter werd wanneer er geen goedkeurende verklaring werd afgegeven. De effecten op de audit delay van het al dan niet publiek zijn van een onderneming en de hoeveelheid controlewerkzaamheden die al voor het einde van het boekjaar werd uitgevoerd, bleken in financiële ondernemingen veel sterker te zijn dan in industriële ondernemingen. De kwaliteit van de interne beheersing bleef in beide branches een belangrijke factor terwijl er bij industriële ondernemingen een significante factor bijkwam: hoe langer de industriële onderneming al klant was bij dezelfde accountantsorganisatie, hoe korter de audit delay.

Hoewel de grootte van de onderneming geen significante invloed leek te hebben op de audit delay in de gehele onderzoekspopulatie, bleek deze wel te ontstaan wanneer de gehele populatie werd opgesplitst in ondernemingen die hun aandelen wel of niet aan een openbaren beurs verhandelden. Opvallend is het tegengestelde effect wat ontstaat: langere audit delays treden op bij grotere beursgenoteerde ondernemingen en juist bij

(18)

kleinere niet-beursgenoteerde ondernemingen. Daarnaast vond men bij deze opsplitsing dat bij beursgenoteerde ondernemingen het rapporteren van een nettoverlies tot een langere audit delay leidde, maar dit verband was niet aan te tonen bij niet-beursgenoteerde ondernemingen. Bij niet-niet-beursgenoteerde ondernemingen was de complexiteit van de processen juist weer een factor die de audit delay beïnvloedde, terwijl hier bij beursgenoteerde ondernemingen geen verband bestond.

In 1989 deden Newton en Ashton onderzoek naar de relatie tussen audit delay en audit technology bij Canadese ondernemingen. Audit technology definieerden zij hierbij als de mate van structuur die aanwezig was in de controlebenadering van de accountantsorganisatie van de onderneming (Newton & Ashton, 1989). Zij vonden weliswaar een significante afname in de gemiddelde audit delay in de periode 1977-1982, maar zagen hun hypothese stranden; waar ze verwachtten kortere audit delays bij gestructureerde accountantsorganisaties, was er juist een klein doch significant verband tussen gestructureerde accountantsorganisaties en een langere audit delay. Verder kwam uit dit onderzoek naar voren dat ondernemingen die in een niet-financiële branche opereerden, te maken hadden met langere audit delays. Voor ondernemingen die bijzondere gebeurtenissen rapporteerden, was dit ook het geval. Kortere audit delays waren er voor grotere ondernemingen en ondernemingen die de meest gebruikelijke balansdatum hanteren.

3.3.3 Onderzoeken in de jaren ‘90

In 1991 verscheen een rapport van Carslaw en Kaplan waarin audit delay verder werd onderzocht bij Nieuw-Zeelandse beursgenoteerde ondernemingen. Zij stelden als doel om van meer variabelen de relatie met audit delay te onderzoeken; dit was in eerder onderzoek in Nieuw-Zeeland nog niet gedaan. Daarnaast wilden zij ook de verschillen op het gebied van audit delay onderzoeken tussen ondernemingen die geleid werden door de eigenaar en die geleid werden door managers. Tot slot bestreek hun onderzoek de jaren 1987 en 1988; twee jaren waarin de economische omstandigheden in Nieuw-Zeeland fors van elkaar verschilden; in 1987 was de economie goed totdat de beurs crashte in oktober 1987, hetgeen de inleiding vormde van een economische recessie (Carslaw & Kaplan, 1991).

Carslaw en Kaplan namen negen variabelen mee in hun onderzoek: de grootte van de onderneming, of het een financiële of niet financiële onderneming betrof, of er winst of verlies werd gemaakt in het desbetreffende boekjaar, of er in het boekjaar nog bijzondere gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, of de accountantsverklaring al dan niet goedkeurend was, of de accountantsorganisatie al dan niet een grote internationale organisatie was, of het einde van het boekjaar al dan niet in het drukke seizoen viel, of de organisatie geleid werd door de eigenaren of door het management en het percentage van vreemd vermogen ten opzichte van het totale vermogen.

De onderzoekers vonden een toename van de audit delay in 1988 ten opzichte van 1987; hetgeen zij verklaarden door het slechtere economische klimaat als reden op te voeren. Dit zagen zij ook als oorzaak voor de toename van het aantal bedrijven met een verlies, een niet-goedkeurende accountantsverklaring of een bijzondere gebeurtenis in het boekjaar.

(19)

Betreffende het jaar 1987 vonden de onderzoekers bij vijf van de negen variabelen een significant verband met de audit delay en in al die vijf gevallen was het in de door de onderzoekers verwachte richting. Negatieve resultaten bleken inderdaad te correleren met een langere audit delay. Dezelfde conclusie kon worden getrokken ten aanzien van bijzondere gebeurtenissen in een boekjaar en niet-goedkeurende accountantsverklaringen. Daarnaast vonden zij een verband tussen audit delay en de grootte van de onderneming; grotere ondernemingen hadden een kortere audit delay. Courtis kon in 1976 dat verband in Nieuw-Zeeland niet aantonen; Carslaw en Kaplan verklaren dit verschil deels door te stellen dat zij zelf werkten met een grotere populatie en met betere statistische toetsingen. Nieuw was de conclusie dat door management geleide organisaties een langere audit delay kenden dan door eigenaars geleide organisaties.

In 1988 waren er vier variabelen significant; de grootte van de onderneming en het al dan niet winst maken bleven net als in 1987 significant in de door de onderzoekers verwachte richting. Wat opviel was dat er bij twee andere variabelen, waarbij in het jaar 1987 geen significant verschil op te merken viel, dit in het jaar 1988 wel het geval was. Ondernemingen in de financiële sector bleken te maken te hebben met kortere audit delays en dit bleek ook van toepassing op ondernemingen met een lager aandeel vreemd vermogen ten opzichte van het totale vermogen.

De onderzoekers gingen een diepere analyse uitoefenen op het door management of door eigenaars geleid worden van de organisatie, en vonden dat de invloed van de grootte van de onderneming op de audit delay alleen significant was bij door de eigenaren geleide ondernemingen, terwijl de relatie tussen het al dan niet winst maken en audit delay juist weer alleen significant bleek bij door management geleide ondernemingen.

In tegenstelling tot Gilling (1977), die ook onderzoek deed op de Nieuw-Zeelandse markt, vonden Carslaw en Kaplan geen verband tussen type accountantsorganisatie en audit delay. Dit verklaren zij doordat het aandeel van grote accountantskantoren in hun tijd flink was toegenomen ten opzichte van de tijd van Gilling, waardoor er nog maar weinig organisaties zijn die geen klant waren bij een groot accountantskantoor en waardoor er dus moeilijker verschillen hierin op waren te sporen.

In 1993 verscheen er een rapport van Bamber, Bamber en Schroderbek. Zij deden onderzoek naar audit delay bij ondernemingen in de Verenigde Staten van Amerika. Ze zagen audit delay als een product van drie zaken: de hoeveelheid controlewerkzaamheden die verricht moet worden, factoren die accountants ertoe brengen om het werk met een hogere prioriteit te behandelen en de mate waarin de accountant gestructureerd te werk gaat (Bamber e.a. 1993). Vervolgens brachten zij factoren die de audit delay beïnvloeden onder bij één van deze drie determinanten. Onder de eerste determinant brachten zij onder meer de financiële conditie van de klant, de eigendomsconcentratie (verdeeldheid van aandelen over verschillende aandeelhouders) bij de klant, de branche waarin de klant opereert en het type accountantsverklaring onder. De tweede determinant omvatte de grootte van de onderneming en nieuws omtrent de opbrengsten bij de klant. De derde determinant hield simpelweg de mate van gestructureerdheid in waarmee de accountant te werk gaat.

De conclusie die de onderzoekers konden trekken was dat klanten van minder gestructureerde accountantsorganisaties een kortere audit delay hadden dan klanten van gestructureerde accountantsorganisaties. Daarnaast toonden ze aan dat hoe geconcentreerder het eigenschap van aandelen van de onderneming is, hoe korter de audit

(20)

delay en hoe zwakker de financiële positie van de onderneming is, hoe langer de audit delay wordt. In overeenstemming met eerdere onderzoeken werd ook aangetoond dat de audit delay bij banken significant korter is dan bij bedrijven in de chemische industrie. Een bijzondere gebeurtenis vergroot de audit delay , evenals de aanwezigheid van een nettoverlies en het verkrijgen van een niet-goedkeurende accountantsverklaring. Tot slot vonden ze ook een kortere audit delay bij grotere ondernemingen.

Het volgende onderzoek dat we bespreken is dat van Ng en Tai uit 1994. Zij voerden een empirisch onderzoek uit naar de veroorzakende factoren van audit delay bij bedrijven in Hong Kong; het eerste onderzoek naar audit delay op Aziatisch grondgebied (Ng & Tai, 1994). Men onderzocht de audit delay in de jaren 1990 en 1991 en nam daarbij tien variabelen in ogenschouw, waaronder drie die nog niet in een eerder onderzoek gebruikt waren: de mate van diversificatie (gemeten met het aantal dochterondernemingen), de overstap naar een andere accountantsorganisatie en of men ook dochterondernemingen of joint ventures in China had. Deze laatste factor behoeft wellicht enige toelichting want in Hong Kong, dat ten tijde van dit onderzoek nog onder de Britse Kroon viel, gingen in die tijd steeds meer bedrijven over tot het vestigen van dochtermaatschappijen in China. Gevolg was daarbij dat zij ook het Chinese boekhoudsysteem moesten gaan gebruiken, dat sterk afweek van het systeem in Hong Kong. Vandaar dat de onderzoekers bij deze bedrijven een langere audit delay verwachtten.

De onderzoekers concludeerden in eerste instantie dat de audit delay in Hong Kong stukken langer is dan in de Amerikaanse en Australische landen. Daarnaast werd vastgesteld dat er in 1991 steeds meer ondernemingen de controlewerkzaamheden onderbrachten bij een groot accountantskantoor. Voor zowel de jaren 1990 als 1991 stelden de onderzoekers vast dat de audit delay toeneemt wanneer het einde van het boekjaar van de onderneming in het drukke seizoen valt, wanneer de onderneming een niet-goedkeurende accountantsverklaring verkrijgt, wanneer men in een niet-financiële branche opereert, wanneer er gewisseld wordt van accountantsorganisatie, wanneer de mate van diversificatie toeneemt en wanneer men dochterondernemingen in China bezit. De audit delay is kleiner bij grotere ondernemingen en bij ondernemingen die financieel goed presteren. Een verband tussen een langere audit delay en bijzondere gebeurtenissen werd slechts aangetoond voor het jaar 1991 en niet voor het jaar 1990.

In 1999 verscheen het volgende onderzoek naar audit delay in Hong Kong. Jaggi en Tsui uitten kritiek op het het onderzoek van Ng en Tai omdat zij enkele zaken niet mee hadden genomen in hun onderzoek (Jaggi & Tsui, 1999). Zij doelden hiermee op de risico voor de accountant (veroorzaakt door de financiële positie en eigendomsconcentratie) en de mate van gestructureerdheid waarmee de accountant te werk gaat, zoals ook Bamber e.a. dit onderzochten. In tegenstelling tot de Verenigde Staten, is eigendom van aandelen in Hong Kong niet wijd verspreid maar veelal in het bezit van de familie.

De onderzoekers hanteerden hetzelfde model als Bamber e.a. en stelden drie hypothesen: de audit delay is groter bij ondernemingen die een zwakkere financiële positie hebben, familiebedrijven hebben een kortere audit delay en een gestructureerdere controlebenadering neemt een langere audit delay met zich mee. De eerste en de derde hypothese wisten de onderzoekers middels empirisch onderzoek te bevestigen, maar men kon niet statistisch significant aantonen dat familiebedrijven een kortere audit delay hebben.

(21)

3.3.4 Recente onderzoeken

In 2001 verscheen een onderzoek van Ahmad en Kamarudin naar audit delay bij Maleisische bedrijven. Ook zij hanteerden een aantal factoren en toetsten de invloed hiervan op audit delay. (Ahmad & Kamarudin, 2001) Er werd een langere audit delay gevonden bij niet-financiële ondernemingen, ondernemingen die geen goedkeurende accountantsverklaring verkregen, ondernemingen die een balansdatum hadden die niet op 31 december viel, ondernemingen een accountantskantoor hadden van buiten de Big Five, negatieve financiële resultaten hadden en grotere risico’s liepen. Tussen audit delay en de grootte van de onderneming en het plaatsvinden van bijzondere gebeurtenissen wisten de Maleisische onderzoekers geen verband aan te tonen.

In hetzelfde jaar verscheen er ook een onderzoek naar audit delay bij bedrijven in Bangladesh, een van de armste landen ter wereld, door Imam, Ahmed en Khan. Opvallend hieraan is in eerste instantie dat de gemiddelde audit delay in Bangladesh (bijna een half jaar) nog weer stukken groter is dan in Hong Kong (Imam e.a., 2001). Men wilde aantonen dat internationale ondernemingen in Bangladesh een kortere audit delay hebben, maar het omgekeerde bleek de waarheid: bedrijven uit Bangladesh die internationaal opereren hebben een nog grotere audit delay.

In Europa is er nog relatief weinig onderzoek gedaan naar audit delay; de onderzoeken die we tot nu toe besproken hebben beperkten zich tot landen in Amerika, Azië en Australië. In 2004 werd er door Leventis en Weetman een onderzoek gepubliceerd naar het tijdstip van financiële rapportage in een Europese groeimarkt: Griekenland (Leventis & Weetman, 2004). Hoewel het onderzoek zich in eerste instantie richtte op het moment van presenteren van financiële stukken en niet op het moment van afgeven van de verklaring door de accountant, wisten de onderzoekers aan te tonen dat goed nieuws ook in Griekenland eerder naar buiten wordt gebracht dan slecht nieuws. Zij konden echter geen verband leggen tussen grootte van de onderneming en lengte van de audit delay. Het laatste onderzoek naar audit delay dat we bespreken is een onderzoek dat in januari 2006 is gepubliceerd door Ettredge, Li en Sun. Zij onderzochten de invloed van de invoering van de Sarbanes-Oxley Act (SOX) op audit delay bij bedrijven in de Verenigde Staten. (Ettredge e.a., 2006) Een zeer interessant thema in de context van dit onderzoek, want wat we uiteindelijk willen onderzoeken is de invloed van IFRS op de audit delay bij Nederlandse ondernemingen. Alle eerder opgenoemde onderzoeken zijn niet opgezet in het kader van nieuwe wet- en regelgeving, maar het onderzoek van Ettredge e.a. dus wel. Naast de invloed van SOX wilden de onderzoekers ook de invloed van de kwaliteit van de interne beheersing op de audit delay meten. In voorgaande onderzoeken was dit nauwelijks gebeurd doordat het zeer lastig was betrouwbare gegevens hieromtrent te verkrijgen, maar dankzij SOX is er tegenwoordig openbare informatie aanwezig over de kwaliteit van de interne beheersingssystemen bij verschillende ondernemingen. Sectie 404 van deze wet verplicht ondernemingen immers om te rapporteren over de internal control over financial reporting (ICOFR)

Ettredge e.a. vergeleken de audit delay van 2004, het eerste jaar dat SOX verplicht was, met die van 2003. Zij concludeerden dat er in 2004 sprake was van een significant langere audit delay dan in 2003. De veroorzakers hiervan waren materiële tekortkomingen, waarbij de ene tekortkoming meer invloed had dan de andere. Algemene tekortkomingen die het gehele systeem troffen zorgden voor een grotere verlenging van

(22)

audit delay dan specifieke tekortkomingen. Daarnaast concludeerden zij in overeenstemming met eerdere literatuur dat bedrijven met een langere audit delay meestal kleiner zijn, een sterker hefboomeffect kennen, meer verliezen rapporteren, vaker hun financiële rapportages opnieuw opstellen en vaker niet-goedkeurende accountantsverklaringen verkrijgen. Ook bij een wisseling van accountantsorganisatie neemt de audit delay toe. Daarnaast werd ook een hogere audit fee geassocieerd met een grotere audit delay. De onderzoekers verklaren dat een hogere audit fee veelal gepaard gaat met een complexere controle. Opmerkelijk is dat Ettredge e.a. aantonen dat, weliswaar alleen in 2003, ondernemingen in de financiële sector juist een langere audit delay hebben. Een verklaring is wellicht de gewijzigde regelgeving omtrent financiële instrumenten.

3.4 Factoren die invloed hebben op audit delay

In de vorige paragraaf is een uitgebreid overzicht weergegeven van eerder verschenen literatuur op het gebied van audit delay. Uit verschillende onderzoeken zijn verschillende factoren naar voren gekomen die invloed hebben op de lengte van de audit delay. Vaak kwamen de factoren uit de verschillende onderzoeken met elkaar overeen, maar een enkele keer werd in het ene onderzoek het tegenovergestelde geconcludeerd van hetgeen in een ander onderzoek naar voren was gekomen. In deze paragraaf worden alle factoren die invloed kunnen hebben op audit delay uiteengezet en per factor wordt bekeken of deze wordt meegenomen in het empirisch onderzoek naar de invloed van IFRS op audit delay.

De eerste factor die volgens sommige onderzoeken invloed heeft op de lengte van de audit delay is de grootte van de onderneming. Courtis (1976), Ahmad & Kamarudin (2001) en Leventis & Weetman (2004) konden geen significant verband aantonen tussen grootte van de onderneming en lengte van de audit delay, maar de meeste andere onderzoekers (Gilling, 1977; Givoly & Palmon, 1984; Newton & Ashton, 1989; Carslaw & Kaplan, 1991; Ng & Tai, 1994; Jaggi & Tsui, 1999; Ettredge e.a., 2006) vonden een significant verband, waarbij grotere ondernemingen te maken kregen met een kortere audit delay. Er zijn verschillende mogelijke oorzaken voor dit verband aan te wijzen. Het kan zijn dat grotere ondernemingen over betere interne beheersingsmaatregelen beschikken, waardoor er minder kans bestaat dat er fouten ontstaan en waardoor accountants kunnen vertrouwen op dit systeem en meer interimcontroles kunnen doen en zodoende minder werk hebben na balansdatum. Daarnaast is het ook mogelijk dat grotere ondernemingen meer druk uitoefenen op accountants om hun controlewerkzaamheden binnen een bepaald tijdsbestek af te ronden (Carslaw & Kaplan, 1991). De grootte van de onderneming is dus een factor die een rol kan spelen en die relatief makkelijk meetbaar is; in dit onderzoek zullen we de grootte van de onderneming dan ook meenemen.

Naast grootte is ook de branche waarin de onderneming opereert in veel gevallen een factor gebleken die van invloed is op de lengte van de audit delay. De meeste onderzoekers maakten daarbij onderscheid in bedrijven die in de financiële danwel niet in de financiële sector opereren. In de meeste gevallen werd er geconcludeerd dat bedrijven in de financiële sector een kortere audit delay hebben. (Courtis, 1976; Ashton e.a., 1987;

(23)

Newton & Ashton, 1989; Carslaw & Kaplan, 1991; Bamber e.a., 1993; Ng & Tai, 1994). Oorzaak voor een kortere audit delay kan het feit zijn dat financiële ondernemingen vaak weinig voorraden op de balans hebben staan, hetgeen voor accountants veelal een ingewikkelde en lastige controlepost vormt (Carslaw & Kaplan, 1991). Ettredge e.a. (2006) vonden juist een tegengesteld verband in één van de twee door hun onderzochte jaren. Zij verklaren dit met het feit dat er nieuwe ingewikkelde regelgeving was ingevoerd ten aanzien van financiële instrumenten, waardoor de controlewerkzaamheden bij financiële ondernemingen de laatste jaren een stuk complexer waren geworden. Ook in dit onderzoek zullen we meenemen in welke branche ondernemingen opereren. IFRS omvat verschillende regels waarbij sommige regels uitsluitend relevant zijn voor ondernemingen in een bepaalde sector, dus het is interessant na te gaan of de audit delay bij deze categorie ondernemingen daar ook anders op reageert.

De derde factor die we bespreken is de winstgevendheid van de onderneming. De meeste onderzoekers vonden een verband tussen winstgevendheid en audit delay waarbij slechtere financiële resultaten een langere audit delay tot gevolg hadden (Courtis, 1976; Davies & Whittred, 1980; Givoly & Palmon, 1982; Carslaw & Kaplan, 1991; Bamber e.a., 1993; Ng & Tai, 1994; Jaggi & Tsui, 1999; Ahmad & Kamarudin, 2001; Leventis & Weetman, 2004; Ettredge e.a., 2006). Voor dit verband zijn meerdere oorzaken aan te wijzen. Ten eerste zal een onderneming bij een verlies graag het slechte nieuws uit willen stellen (Carslaw & Kaplan, 1991; Leventis & Weetman; 2004). Daarnaast zal een accountant bij een verlies mogelijk voorzichtiger te werk gaan omdat een financiële fout of fraude door het management dan waarschijnlijker is (Carslaw & Kaplan, 1991). In dit onderzoek zal worden meegenomen of een onderneming in het desbetreffende boekjaar al dan niet winst heeft gemaakt; uit bijna alle onderzoeken is immers gebleken dat dit een significante invloed heeft op de audit delay.

De volgende factor die we bespreken is de balansdatum oftewel de einddatum van het boekjaar. In Nederland is het gebruikelijk dat het boekjaar eindigt op 31 december; in sommige andere landen waar onderzoek is gedaan zijn andere einddata gebruikelijk, maar het is overal ter wereld het geval dat de accountant tijdens een bepaalde periode van het jaar een ‘busy season’ kent; het moment waarop de meeste ondernemingen hun boekjaar hebben afgerond. Onderzoek naar of er in dat drukke seizoen nou een grotere of kleinere audit delay is heeft tegenstrijdige resultaten opgeleverd. Davies & Whittred (1976), Ng & Tai (1994) en Ahmad & Kamarudin (2001) concludeerden dat audit delay in het drukke seizoen langer was, terwijl Ashton e.a. (1987) en Newton & Ashton (1989) juist een significant kortere audit delay vonden bij een boekjaar dat op de meest gebruikelijke datum eindigt. Een langere audit delay in de drukke periode kan veroorzaakt worden door het feit dat de accountant het dan drukker heeft en minder goed kan plannen waardoor zijn werkzaamheden meer tijd in beslag nemen (Carslaw & Kaplan, 1991). Het blijft echter lastig om deze onderzoeken met elkaar vergelijken, aangezien niet iedere onderzoeker dezelfde definitie heeft gehanteerd voor de term ‘busy season’ (Ashton e.a., 1987). We zullen ook de balansdatum in dit onderzoek meenemen als variabele, mede vanwege het feit dat bedrijven met een boekjaar dat niet op 31 december eindigde al in de loop van 2005 aan IFRS moesten voldoen; het is dus interessant om de invloed van IFRS op de audit delay bij deze bedrijven te vergelijken met die bij bedrijven met 31 december als balansdatum.

(24)

Het type accountantsverklaring is een factor die ook in veel onderzoeken is meegenomen. Daarbij werd steeds onderscheid gemaakt in een goedkeurende verklaring en een niet-goedkeurende verklaring (goedkeurend met beperking, afkeurend of onthouding van oordeel). De onderzoekers waren op dit punt eenduidig in hun conclusie; een niet-goedkeurende accountantsverklaring hing samen met een langere audit delay (Whittred, 1976; Ashton e.a., 1987; Carslaw & Kaplan, 1991; Bamber e.a., 1993; Ng & Tai, 1994; Ahmad & Kamarudin, 2001; Ettredge e.a., 2006). Reden voor een langere audit delay kan zijn dat ondernemingen dit zien als slecht nieuws en om deze reden het controleproces vertragen; bijvoorbeeld door niet tijdig te reageren op verzoeken van de accountant. Ook is het logisch aan te nemen dat in zo’n situatie er eerder conflicten ontstaan tussen het management van de onderneming en de accountant (Carslaw & Kaplan, 1991). We zullen ook deze factor meenemen in ons onderzoek.

Enkele onderzoekers analyseerden het effect van een wisseling van accountantskantoor op de audit delay. Ng & Tai (1994) ondervonden dat een wisseling een langere audit delay tot gevolg had. Ettredge e.a. (2006) kwamen tot dezelfde conclusie; andere onderzoekers namen deze factor niet mee. Een nieuwe accountant zal moeten wennen aan het systeem bij de klant en dit zal in het eerste jaar meer tijd kosten (Ng & Tai, 1994). We zullen in dit onderzoek dan ook meenemen of er bij een bepaald bedrijf in een bepaald jaar sprake is geweest van en wisseling van accountant.

Het plaatsvinden van bijzondere gebeurtenissen in het boekjaar is ook door diverse onderzoekers onder de loep genomen. Newton & Ashton (1989) toonden aan dat bijzondere gebeurtenissen een langere audit delay tot gevolg hadden, hetgeen bevestigd werd door Bamber e.a. (1993). Het is echter niet altijd gelukt om dit verband aan te tonen; Carslaw & Kaplan (1991) en Ng & Tai (1994) onderzochten allebei twee jaren, maar wisten slechts in één van de onderzochte jaren het verband aan te tonen. Ahmad & Kamarudin (2001) konden in het geheel geen verband aantonen tussen het plaatsvinden van bijzondere gebeurtenissen in het boekjaar en de lengte van de audit delay. Het is op zich logisch te verwachten dat er wel een verband bestaat; aangezien een bijzondere gebeurtenis aandacht nodig heeft van de accountant en dit per definitie meer tijd kost dan wanneer de gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Bovendien vergroot het de onzekerheid van de accountant (Carslaw & Kaplan, 1991). Het is lastig om deze factor mee te nemen in het onderzoek, omdat dan eerst duidelijk gedefinieerd moet worden wat wel en wat niet onder de noemer bijzondere gebeurtenis valt. Wanneer er bijzondere gebeurtenissen plaatsvinden na balansdatum, zijn ondernemingen verplicht daar melding van te maken in hun jaarverslag. Het zal de accountant echter in eerste instantie niet veel extra werk bezorgen omdat hij primair controleert over het boekjaar waarin die gebeurtenis nog niet heeft plaatsgevonden. In het boekjaar zelf kan er natuurlijk ook van alles hebben plaatsgevonden, maar aangezien het lastig is een grens te trekken wat nou wel of geen bijzondere gebeurtenis is, zal deze factor in het onderzoek niet worden meegenomen. Bovendien is de invoering van IFRS natuurlijk al een bijzondere gebeurtenis op zich. Het type accountantsorganisatie is ook een aspect wat in veel onderzoeken is meegenomen. Hierbij werd veelal een tweeledig onderscheid gemaakt en wel in grote internationale accountantsorganisaties en wat kleinere landelijk of regionaal opererende accountantsorganisaties. Gilling (1977) ontdekte een kortere audit delay bij grotere accountantsorganisaties. Het tegengestelde werd later vastgesteld door Newton & Ashton (1989). De conclusies van Newton & Ashton werden bevestigd door Bamber e.a. (1993)

(25)

en Jaggi & Tsui (1999), maar Ahmad & Kamarudin (2001) vonden juist weer dat bedrijven met een accountantskantoor van buiten de Big Five te maken hadden met een langere audit delay. Gilling (1977) concludeerde dat grote accountantsorganisaties waarschijnlijk efficiënter te werk gaan waardoor de controle minder tijd in beslag neemt. Bamber e.a. (1993) voerden als argument voor hun conclusies aan dat grotere accountantskantoren juist meer tijd nodig hebben doordat ze gestructureerder te werk gaan. Aangezien voor dit onderzoek gebruik wordt gemaakt van een populatie van beursgenoteerde bedrijven, en deze bijna allemaal gecontroleerd worden door een van de grote vier accountantskantoren, lijkt het voor dit onderzoek niet veel toegevoegde waarde te hebben om deze factor mee te nemen.

Sommige onderzoekers hebben bekeken in hoeverre het aandelenbezit invloed heeft op de audit delay. Ashton e.a. (1987) vonden bij beursgenoteerde ondernemingen een kortere audit delay dan bij niet beursgenoteerde ondernemingen. Carslaw & Kaplan (1991) vonden bij één van de door hun onderzochte jaren dat door management geleide organisatie een langere audit delay kenden. Bamber e.a. (1993) concludeerden dat bij een geconcentreerder eigendom van aandelen de audit delay korter wordt. Jaggi & Tsui (1999) konden echter geen significant verband aantonen tussen familiebedrijven en een kortere audit delay. Aangezien we in dit onderzoek alleen beursgenoteerde ondernemingen meenemen, zijn per definitie de aandelen vrij verhandelbaar. Het is lastig om verder te onderzoeken hoe de eigendom van aandelen per onderneming precies verdeeld is, vandaar dat deze factor verder niet in dit onderzoek wordt meegenomen. De kwaliteit van het interne beheersingssysteem is ook van invloed op de lengte van de audit delay. Ashton e.a. (1987) vonden een kortere audit delay bij bedrijven met een beter intern beheersingssysteem. Ook Ettredge e.a. (2006) onderkenden de invloed van het interne beheersingssysteem op de audit delay. Reden voor de kortere audit delay bij een beter intern beheersingssysteem kan zijn dat de accountant beter kan bouwen op dit systeem en dus meer interimcontroles kan uitvoeren, waardoor de controlewerkzaamheden na het einde van het boekjaar verminderd worden. (Carslaw & Kaplan, 1991). In dit onderzoek zal deze factor verder niet meegenomen worden want ten eerste is het lastig om de kwaliteit van een intern beheersingssysteem te meten en ten tweede zullen door de invloed van IFRS de interne beheersingssystemen toch aanpassingen moeten ondergaan en de invloed van IFRS kan zich aldus uiten door het niet goed functioneren van interne beheersingssystemen. Met andere woorden: het minder goed functioneren van een intern beheersingssysteem kan een oorzaak zijn van de invoering van IFRS en zal daarom niet als apart item onderzocht worden.

Carslaw & Kaplan (1991) deden nog onderzoek in hoeverre het aandeel vreemd vermogen ten opzichte van het totale vermogen invloed zou kunnen hebben. Zij vonden slechts in één van de twee onderzochte jaren een verband, waarbij meer vreemd vermogen een grotere audit delay tot gevolg had. Dit verband is te verklaren doordat bij een groter aandeel vreemd vermogen de financiële positie van de onderneming zwakker wordt. We zullen deze factor echter niet meenemen in het onderzoek omdat we de winstgevendheid per onderneming al bekijken. Nu hoeft een groot aandeel vreemd vermogen natuurlijk niet altijd samen te gaan met minder goede resultaten, maar Carslaw en Kaplan geven zelf ook al aan dat er meer factoren van invloed kunnen zijn op de tijd die het kost om het vreemd vermogen te controleren; het aantal vreemd vermogenverschaffers is daarbij een belangrijke factor.

(26)

Tot slot werd er door enkele onderzoekers gekeken naar de vergelijking tussen ondernemingen met en zonder vestigingen in het buitenland. Gilling (1977) vond een kortere audit delay bij ondernemingen die van buitenlandse (buiten Nieuw-Zeeland) eigendom waren. Ng & Tai (1994) vonden juist een langere audit delay bij bedrijven uit Hong Kong met Chinese dochters. Imam e.a. (2001) deden onderzoek naar de extreem lange audit delays in Bangladesh en vonden dat de audit delays nog langer waren bij internationaal opererende ondernemingen. Reden voor een langere audit delay kan zijn dat er verschillen zijn in verslaggevingssystemen tussen verschillende landen, waardoor de accountant meer werk heeft (Ng & Tai, 1994). Imam e.a. (2001) verwachtten juist door internationale druk kortere audit delays, maar concludeerden het tegenovergestelde. Het zal ook erg afhangen van een specifiek land of bedrijven met internationale connecties langere of juist kortere audit delays ondervinden. Eén van de doelstellingen van IFRS is juist om overeenstemming te bereiken in verslaggevingssystemen tussen verschillende landen; Nederlandse ondernemingen die beursgenoteerd zijn moeten aldus vanaf 2005 aan de IFRS-standaarden voldoen en veel van hun buitenlandse connecties zullen hetzelfde ondervinden. Dit aspect zal dan ook verder niet meegenomen worden in dit onderzoek.

3.5 Conclusie en beantwoording van de deelvraag

In deze paragraaf geven we antwoord op de tweede deelvraag; deze luidde:

Wat houdt het begrip audit delay in en welke factoren bepalen de omvang van audit delay?

We definiëren audit delay als de tijdsduur tussen de balansdatum van een bepaalde onderneming en de datum van het verkrijgen van de accountantsverklaring en zullen de audit delay in dit onderzoek weergeven in dagen.

Er zijn diverse factoren besproken die invloed kunnen hebben op audit delay: de grootte van de onderneming, de branche waarin de onderneming opereert, de winstgevendheid van de onderneming, het boekjaar dat de onderneming hanteert, het type accountantsverklaring dat de onderneming verkrijgt, de overstap naar een andere accountantsorganisatie, het plaatsvinden van bijzondere gebeurtenissen gedurende het boekjaar, het type accountantsorganisatie, de verdeeldheid van het aandelenbezit, de kwaliteit van het interne beheersingssysteem, de verhouding tussen vreemd en totaal vermogen en de buitenlandse connecties die de onderneming heeft.

Voor dit onderzoek nemen we een aantal van deze factoren mee en dan zijn de grootte van de onderneming, de branche waarin de onderneming opereert, de winstgevendheid van de onderneming, het boekjaar dat de onderneming hanteert, het type accountantsverklaring dat de onderneming verkrijgt en de eventuele overstap naar een andere accountantsorganisatie.

Een en ander wordt in onderstaande tabel nog eens overzichtelijk weergegeven. Per factor wordt aangegeven wanneer de audit delay toeneemt danwel afneemt, op basis van de voorgaande onderzoeken.

(27)

Kenmerk Langere audit delay Kortere audit delay

Grootte Bij kleinere ondernemingen Bij grotere ondernemingen Branche Bij niet-financiële instellingen Bij financiële instellingen Winstgevendheid Bij verlies Bij winst

Balansdatum

Soms in busy season, soms juist niet

Soms in busy season, soms juist niet

Type accountantsverklaring

Bij niet-goedkeurende

verklaring Bij goedkeurende verklaring Overstap naar andere

accountant Bij overstap

Bij continuering relatie met accountant

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze audit voldoet geen enkele objectklasse aan de norm voor thematische nauwkeurigheid en daarnaast is er een aantal objectklassen dat niet aan de norm voldoet wat betreft

Material weaknesses blijken, zoals Ge en McVay (2005) al aangaven, meer voor te komen in de hightech sector. Desalniettemin hebben ondernemingen over het algemeen de internal

Zo er tussen beide groepen al een verschil is, dan is dat in de niet verwachte richting: onder hen wier wraakgevoelens nog steeds in volle omvang aanwezig zijn, zijn zij

Voorgaande illustreert dat hoewel er een significante relatie is gevonden tussen een raad van toezicht en kwaliteit van risicoverslaggeving, deze relatie niet per definitie

(2012) en in overeenstemming met de eerdere onderzoeken van Cadman & Stein (2007) en Minutti-Meza (2013) wordt er in dit onderzoek geen significant verband gevonden tussen audit

In 2004 is de Nederlandse Corporate Governance Code (Code Tabaksblat) in werking getreden. Deze code bestaat uit beginselen van ‘deugdelijk ondernemingsbestuur’. Eerder

Fabric hand consists of different fabric properties, rendering it a complex parameter, consisting of flexibility, compressibility, elasticity, resilience, density, surface

Er is aandacht voor de talige competentie: in elk vak staat de aandacht voor het talige en culturele aspect van mondelinge en schriftelijke communicatie centraal. Er