• No results found

Vraag nr. 152 van 29 maart 1996 van mevrouw VERA DUA

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 152 van 29 maart 1996 van mevrouw VERA DUA"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 152 van 29 maart 1996

van mevrouw VERA DUA

Verkeersslachtoffers – Politiegegevens en privacy Sinds enkele maanden blijken de politiediensten in het Vlaams Gewest, ook de rijkswacht, van ieder verkeers-ongeval met gewonden een verslag met de volledige identiteitsgegevens van de betrokkenen aan het minis-terie van de Vlaamse Gemeenschap door te sturen ; ook wordt het ziekenhuis vermeld waar zij zijn opgeno-men.

1. Van wie gaat die opdracht uit en wat is het doel ervan ?

2. Waarom worden de identiteitsgegevens doorgege-ven ? Hoe worden die verwerkt ? Wie krijgt toe-gang tot deze gegevens ?

3. Worden de betrokkenen in kennis gesteld van de opname van hun persoonsgegevens in een bestand, zoals opgelegd door artikel 4 § 1 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ?

Antwoord

1. Door de Mobiliteitscel van het departement Leef-milieu en Infrastructuur werd aan het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, dienst Spoedgevallen, onder leiding van dr. Beaucourt, een studieopdracht toegekend betreffende de registratie van medische gegevens van patiënten na verkeersongevallen. Deze studieopdracht is beperkt tot het grondgebied van de provincie Antwerpen en startte op 15 mei 1995 voor een periode van zeven maanden, waarna het contract met zes maanden werd verlengd. De einddatum van de studieopdracht is 15 juni 1996. Het doel van het onderzoek is een beter inzicht krijgen in de ernst en de aard van de verwondingen die worden opgelopen bij verkeersongevallen, ten-einde :

– te komen tot een betere definitie en omschrij-ving van de NIS-categorieën (Nationaal Insti-tuut voor de Statistiek) van gewonden. Bijvoor-beeld : uit de officiële statistieken van het NIS blijkt het aandeel van de zwaargewonden in het verkeer 17% te zijn. Een eerste proefverwerking op basis van de resultaten van het onderzoek toont aan dat medisch gesproken slechts sprake is van 7% zwaargewonden ;

– het formuleren van vereisten die op voertuig-technisch vlak kunnen gesteld worden. Dit ver-eist evenwel een grondig inzicht in de aard van de verwondingen die worden opgelopen en dit gedifferentieerd naar verkeersdeelnemer (bij-voorbeeld autobestuurder versus voetganger) ; – het formuleren van beleidsaanbevelingen (o.a.

m.b.t. een gedifferentieerd snelheidsbeleid). Belangrijk hierbij is de link te leggen tussen het ongeval, de opgelopen verwondingen, de aard van de weggebrui ker en de lokal e om -standigheden (weersom-standigheden, tijdstip,

snelheidsregime, intensiteiten, wegkarakteristie-ken, enz.) ;

– een doorlichting van het fenomeen van de daling van het aantal dodelijke gewonden. Vaak wordt beweerd dat de daling van het aantal dodelijke ongevallen te maken heeft met de tendens tot minder nauwkeurige registratie van het aantal dodelijk gewonden. Tevens wordt beweerd dat bij het aantal doden binnen 30 dagen (officiële statistieken) nog een groot aantal slachtoffers moet worden gerekend dat overlijdt buiten die periode. Het onderzoek heeft tot doel hierin tot een beter inzicht te komen.

Het onderzoek wordt uitgevoerd conform de bepa-lingen van de wet van 8 december 1992 tot bescher-ming van de persoonlijke levenssfeer, inclusief de kennisgeving aan de patiënten. De nodige contacten met de Commissie voor de Bescherming van de Per-soonlijke Levenssfeer werden gelegd om alle waar-borgen te kunnen verzekeren, vereist voor de regis-tratie van medische gegevens.

2. Om een perfomant veiligheidsbeleid te kunnen voe-ren, gericht op zowel een vermindering van de ernst van de verwonding als een daling van het aantal ongevallen, is het belangrijk de link te kunnen leg-gen tussen de verwonding, de aard van de verkeers-deelnemer en de situationele omstandigheden, ten-einde voor elk type (cluster van ongevalfactoren) de nodige maatregelen te formuleren. Tot op heden ontbraken de gegevens hiervoor. De afgelopen jaren werden evenwel diverse databanken opge-bouwd die gegevens aanleveren over een of meer-dere mogelijke ongevalfactoren. Het probleem is evenwel deze gegevens met elkaar te linken via een unieke code. Aangezien enkel persoonsgegevens uniek zijn, moet de linking via deze gegevens verlo-pen. Eens de databanken met elkaar gelinkt zijn, worden deze persoonsgegevens verwijderd, aange-zien zij voor het verder onderzoek niet van belang zijn. Dit onderzoek wordt slechts uitgevoerd indien alle andere relevante gegevens beschikbaar zijn en enkel indien het NIS-ongevalsbestand fundamen-teel afwijkt van de ongevalregistratie uitgevoerd door dr. Beaucourt.

Zowel de gegevens betreffende de opgelopen ver-wondingen als de gegevens betreffende het ongeval worden verzameld door dr. Beaucourt, die aan medis ch beroepsgeheim is gehoude n. A ndere instanties hebben geen toegang tot dit bestand. Na het afsluiten van onderzoek wordt dit bestand geklasseerd bij het UZ van Antwerpen. Bovendien worden, zoals contractueel bepaald is, aan het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap enkel databestanden overgemaakt die ontdaan zijn van persoonsgegevens.

3. Zoals bepaald is in de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, worden de personen die deelnemen aan het onderzoek hiervan in kennis gesteld via een formulier en krijgen zij, conform de wet, toelating tot het inkijken van de gegevens die op hun persoon betrekking hebben.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering houdende statuut en organisatie van de Vlaam- se wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel

De meeste klasse II-stortplaatsen wei- geren dit slib, hetzij omdat ze worden beheerd door een intercommunale die enkel materiaal aanvaardt van de aangesloten gemeenten, hetzij

Er werd in de loop van het productiejaar 1995 geen aanvraag tot afname van dierlijk mesto- verschot ingediend, dus werd er geen afzet- heffing geïnd voor

Welk bedrag aan compensaties moet worden uitbetaald aan de producenten waarvan cultuur- gronden gelegen zijn in de beschermde zones zoals bedoeld in artikel 15 § 4.. Hoeveel

Artikel 15 § 3 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, gewijzigd door het decreet van 20 december

In het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontrei- niging door meststoffen, gewijzigd door het decreet van 20 december 1995,

In artikel 6 van het mestdecreet is bepaald dat producenten die gebruik maken van laag-fosfor- voeder, mits goedkeuring door de Mestbank en voor de bedrijfssituatie 1996, de in

cent van deze niet-gezinsveeteeltbedrijven kan de bedoelde notificatie niet krijgen wegens de bedrijfsgrootte en hoeveel procent kan deze notificatie niet krijgen omdat