• No results found

I. VERLOOP VAN DE PROCEDURE BESLUIT Dienst uitvoering en toezicht Energie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "I. VERLOOP VAN DE PROCEDURE BESLUIT Dienst uitvoering en toezicht Energie"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Nummer: 101601_1/ 16 101601_2/ 12 101601_3/ 12

Besluit van de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie op de bezwaren tegen zijn besluiten van 27 juni 2003 tot vaststelling van de aansluit- en transporttarieven voor het jaar 2003 zoals bedoeld in artikel 41, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998 voor N.V. Continuon Netbeheer (kenmerk 101138/ 52.O443) en NoordWest Net B.V. (kenmerk 101138/ 51.O443), welke besluiten zijn gewijzigd bij besluiten van 1 oktober 2003 (kenmerk onderscheidenlijk 101138/ 68.O235 en 101138/ 67.O235).

I.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1. De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna: directeur DTe) stelt ingevolge artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) de maximum aansluit- en transporttarieven voor elektriciteit voor het jaar 2003 vast (hierna: nettarieven). In de laatste week van juni en de eerste week van juli 2003 zijn de nettarieven voor de periode van juli tot en met december 2003 vastgesteld.1 Voor N.V. Continuon Netbeheer (kenmerk

101138/ 52.O443) en NoordWest Net B.V. (kenmerk 101138/ 51.O443) is dat geschied op 27 juni 2003.

2. Als gevolg van wijzigingen in de toe te passen systematiek en als gevolg van wijzigingen in data van enkele netbeheerders heeft de directeur DTe op 1 oktober 2003 de nettarieven voor alle netbeheerders2 gewijzigd bij besluit met onderscheidenlijke kenmerken 101138/ 68.O235 en 101138/ 67.O235 (hierna: de wijzigingsbesluiten).

3. Tegen het besluit van 27 juni 2003 gericht tot N.V. Continuon Netbeheer is bezwaar gemaakt door GEM Westeraam Beheer B.V. en GEM Westeraam Elst C.V. (ontvangen op 1 augustus 2003), alsmede door Rendac Bergum B.V. (ontvangen op 12 augustus 2003). Deze

bezwaarschriften zijn ingeboekt onder (sub-) zaaknummer 101601_1 resp. 101601_2. GEM

1 Voor TenneT B.V., Transportnet Zuid-Holland en Eneco Netbeheer Weert N.V. waren de nettarieven al in december 2002 vastgesteld.

(2)

Westeraam Beheer B.V. en GEM Westeraam Elst C.V. worden hierna gezamenlijk aangeduid als GEM Westeraam.

4. Tegen het besluit gericht tot NoordWest Net B.V. is bezwaar gemaakt door de Stichting Waterlandziekenhuis (ontvangen op 13 augustus 2003). Dit bezwaarschrift is ingeboekt onder (sub-)zaaknummer 101601_3.

5. Aangezien de beide bestreden besluiten betrekking hebben op netbeheerders die deel uitmaken van NuonNet i.o., dat op zijn beurt deel uitmaakt van de Nuon-groep, wordt op de bezwaren daartegen beslist in één beslissing op bezwaar. Deze netbeheerders worden hierna gezamenlijk aangeduid als NuonNet.

6. Op de bezwaren van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), die behalve tegen de onderhavige besluiten tegen alle besluiten inzake de nettarieven voor 2003 bezwaar heeft gemaakt, wordt beslist in een afzonderlijk besluit (kenmerk 101608/ 44, 101627/ 13 en 101628/ 12).

7. Ingevolge artikel 6:19 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden de bezwaren – mits ontvankelijk – geacht mede te zijn gericht tegen de wijzigingsbesluiten.

8. Partijen die bezwaar hebben gemaakt is na ontvangst van hun bezwaarschrift door de Juridische Dienst van de NMa in voorkomend geval bij brief gelegenheid gegeven:

· eventuele gebreken te herstellen (onder verwijzing naar artikel 6:5 jo. 6:6 Awb), · aanvullende informatie te verschaffen (veelal met name met betrekking tot de

bevoegdheid van de desbetreffende ondertekenaar(s) om namens de rechtspersoon bezwaar in te dienen), c.q.

· te beargumenteren waarom de desbetreffende partij als belanghebbende in de zin van

artikel 1:2 Awb kan worden beschouwd.

(3)

II.

BEOORDELING ONTVANKELIJKHEID

10. Op de bezwaren wordt slechts ingegaan indien en voorzover de bezwaren ontvankelijk zijn.

11. NuonNet heeft ter hoorzitting aangevoerd dat de bezwaren van GEM Westeraam, Rendac Bergum B.V. en Stichting Waterlandziekenhuis niet-ontvankelijk zijn.

II.1

Ontbreken van gronden en aanvullende informatie

12. Rendac Bergum B.V. en Stichting Waterlandziekenhuis hebben niet gereageerd op de brief als bedoeld onder randnummer 8 hierboven. Zij hebben geen gronden ingediend. Verder kan niet worden vastgesteld of de ondertekenaar(s) van hun bezwaarschriften bevoegd waren om namens de rechtspersoon bezwaar in te dienen. Dit kan in het midden blijven nu het verzuim om de gronden van hun bezwaren in te dienen al tot niet-ontvankelijkheid daarvan leidt.

II.2

Termijnoverschrijding

13. Ingevolge artikel 6:7 Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of een beroepschrift zes weken. Deze termijn is van openbare orde, zodat daarvan niet mag worden afgeweken – ook niet met instemming van het desbetreffende bestuursorgaan. Artikel 6:8, eerste lid, Awb bepaalt dat deze termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Met name de artikelen 3:41 en 3:42 Awb bevatten regels met betrekking tot de bekendmaking.

14. De directeur DTe is van oordeel dat de bestreden besluiten zijn bekendgemaakt op de voet van artikel 3:41 Awb. Artikel 3:41, eerste lid, Awb bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die zijn gericht tot één of meer belanghebbenden geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. De bestreden besluiten zijn – daargelaten of anderen dan NuonNet belanghebbend zijn of kunnen zijn bij die besluiten – in elk geval gericht tot NuonNet. De bekendmaking heeft daarom in casu plaatsgevonden op de voet van artikel 3:41 Awb. De bekendmaking is in het onderhavige geval geschied door toezending van de

bestreden besluiten op 27 juni 2003 aan NuonNet.

15. De directeur DTe heeft omtrent de op 27 juni 2003 genomen besluiten mededeling gedaan in de Staatscourant van 2 juli 2003. Onverminderd de toepasselijkheid van artikel 3:41, eerste lid, Awb wordt een dergelijke mededeling gedaan met het oog op de transparantie van het optreden van de directeur DTe.

(4)

geëindigd. Derhalve hadden bezwaarmakers tot en met 8 augustus 2003 bezwaar kunnen maken.

17. Alleen het bezwaarschrift van GEM Westeraam (zaak 101601_1) is tijdig ingediend en ontvangen. De andere bezwaarschriften zijn gedateerd en door de NMa ontvangen na 8 augustus 2003. Derhalve zijn deze bezwaarschriften niet tijdig ingediend. Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

18. Uit de mededeling in de Staatscourant kon niet worden opgemaakt wanneer de daarin opgesomde besluiten bekendgemaakt zijn. Desondanks meent de directeur DTe dat termijnoverschrijding in dit geval voor rekening van de bezwaarmakers dient te blijven. De mededeling heeft niet plaatsgevonden op grond van een wettelijke verplichting, zodat eventuele onvolkomenheden daarin (anders dan eventuele onjuistheden) op zichzelf niet tot verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen leiden. Het lag naar de mening van de directeur DTe op de weg van bezwaarmakers, in geval van onzekerheid omtrent ingang en verloop van de bezwaartermijn, zich bijvoorbeeld met de DTe in verbinding te stellen om dergelijke onzekerheid weg te nemen,3 dan wel tijdig bezwaar te maken op nader in te dienen gronden.

19. Daarbij neemt de directeur DTe mede in ogenschouw dat alle bezwaarmakers bedrijfsmatig voor hun belangen zijn opgekomen, zodat – meer dan in het geval van “ normale” burgers – kennis van het stelsel van rechtsbescherming mag worden verondersteld. Voorzover die kennis binnen de desbetreffende bedrijven niet of onvoldoende aanwezig is, mag van hen worden verwacht dat zij zich voorzien van deskundige rechtsbijstand.

20. Rendac Bergum B.V. en de Stichting Waterlandziekenhuis hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in verzuim zijn geweest. De directeur DTe is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de bezwaren van die twee partijen niet-ontvankelijk zijn wegens

termijnoverschrijding.

II.3

Rechtstreeks belang

21. Wanneer derden in hun belang worden geraakt uit hoofde van hun contractuele relatie met de geadresseerde van het besluit, worden hun belangen doorgaans niet geacht rechtstreeks te zijn betrokken bij dat besluit. Zij worden niet als belanghebbende aangemerkt, aangezien hun

(5)

belang wordt geacht niet rechtstreeks door het besluit te worden geraakt.4 Zij hebben in zoverre slechts een “ afgeleid belang” .

22. De directeur DTe is van oordeel dat de partijen die bezwaar hebben gemaakt tegen de thans bestreden besluiten, niet rechtstreeks in hun belangen worden geraakt door de bestreden besluiten. Bij de onderhavige tariefbesluiten van DTe zijn slechts maximum-tarieven aan de orde; of die tarieven ook aan afnemers in rekening zullen worden gebracht is tenminste mede afhankelijk van de overeenkomst tussen de afnemer en de netbeheerder.

II.4

Individueel belang

23. De partijen die bezwaar hebben gemaakt zijn allen afnemers. De vraag is of zij kunnen worden aangemerkt als individueel belanghebbende bij de besluiten tot vaststelling van de nettarieven.

24. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Blijkens de rechtspraak moet daartoe aan de volgende cumulatieve voorwaarden zijn voldaan: er moet sprake zijn van een “ eigen belang” , dat “ objectief bepaalbaar” , “ actueel” en “ persoonlijk” is. Een persoonlijk belang vereist dat het bij het besluit betrokken belang zodanig moet zijn dat de bezwaarmaker zich daarmee in rechtens voldoende mate onderscheidt van anderen. In de Memorie van Toelichting bij artikel 1:2 Awb5 is dat als volgt verwoord:

“ Maar ook een persoon van wie gezegd kan worden dat hij enig belang heeft, doch die zich op dat punt niet onderscheidt van grote aantallen anderen, kan niet worden beschouwd als een persoon met een rechtstreeks betrokken belang.”

25. Het feit dat iemand enig belang heeft, is derhalve onvoldoende om hem te beschouwen als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb. Het criterium “ persoonlijk belang” is in de rechtspraak nader ingevuld. Er is slechts sprake van een persoonlijk belang indien het een kenmerkend, individualiseerbaar belang betreft.

4 Zie ook de recente uitspraak van het CBb (27 juni 2003, nr. AWB 02/ 867, te vinden op

www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer AI0109) waarin dat college geen rechtstreeks belang aannam omdat de gevolgen van het desbetreffende besluit voortvloeiden uit de contractuele relatie tussen de appellant en de door het besluit geadresseerde(n) (in casu: partijen bij de in 1997 gesloten overeenkomst tussen de elektriciteitsproductiesector en de

elektriciteitsdistributiesector, te weten: SEP, enkele elektriciteitsproducenten en de Vereniging van Energiedistributiebedrijven).

(6)

26. Bij brief is partijen die bezwaar hebben gemaakt, verzocht aan te geven op welke gronden zij menen belanghebbende te zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb.

27. Tijdens de hoorzitting heeft GEM Westeraam betoogd dat doordat zij verantwoordelijk is voor de totstandkoming van een VINEX-locatie van bijna 2400 woningen te Elst nabij Arnhem, zij zich in een andere situatie bevindt dan andere afnemers. Doordat GEM Westeraam de verantwoordelijkheid heeft om de locatie exploitabel te maken waarbij kostenbewaking hoort, beschikt zij over een individueel belang.

28. De directeur DTe merkt ter zake het volgende op. De tariefbesluiten van de directeur DTe richten zich tot de netbeheerders. Hoewel het doel van de tariefregulering mede is afnemers te beschermen, zijn in (de wetsgeschiedenis van) de E-wet geen aanknopingspunten te vinden om een ruimere kring van partijen tot bezwaar- en beroepsprocedures toe te laten dan degenen die belanghebbend zijn in de zin van artikel 1:2 Awb. De wetsgeschiedenis van de Gaswet, die ten aanzien van belangrijke onderdelen van het systeem van tariefregulering en de daarbij geldende waarborgen naar het oordeel van de directeur DTe vergelijkbaar is met de E-wet,6 wijst volgens de directeur DTe in de richting van onverkorte toepassing van artikel 1:2 Awb. Vanuit de Tweede Kamer werd aangedrongen op een ruime uitleg van het

belanghebbende-begrip in relatie tot de Gaswet.7 Het antwoord van de Minister was

eenduidig: zij verwees naar de Awb en de parlementaire geschiedenis daarvan, en verwierp de gedachte dat per afzonderlijke wet of geval een interpretatie van het begrip gegeven zou moeten worden.8 De directeur DTe maakt hieruit op dat aan alle gebruikelijke, cumulatieve criteria die voortvloeien uit artikel 1:2 Awb, moet zijn voldaan om toegang tot bezwaar- en beroepsprocedures te krijgen.

29. De directeur DTe ontleent ook aan de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam in de Postbussenzaak9 steun voor het standpunt dat artikel 1:2 Awb onverkort moet worden toegepast. Daarin was de toepassing van artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) aan de orde. Ook van artikel 56 Mw kan naar het oordeel van de directeur DTe worden gezegd dat het mede – zelfs: primair – beoogt de belangen van derden te beschermen. De rechtbank zag evenwel geen reden om het belanghebbende-begrip ten aanzien van de Mw op te rekken of

6 Daarnaast wijst de directeur DTe er op dat de E-wet en de Gaswet beide dienen ter

implementatie van EU-richtlijnen waaraan vergelijkbare doelstellingen ten grondslag liggen, en beide door de DTe worden uitgevoerd. Voorts vinden wijzigingen in beide wetten meer dan eens gelijktijdig en in onderling verband plaats. Zie daarvoor o.a. de wijziging van de OEPS (wet van 3 juli, Stb. 2003, 316; kamerstukken 28 174) en het wetsvoorstel tot verzelfstandiging van de NMa (kamerstukken 27 639).

7 TK 1999-2000, 26 463, nr. 5, p. 53 (vragen en standpunten CDA-fractie).

8 TK 1999-2000, 26 463, nr. 6, p. 80. Zie recentelijk ook de antwoorden van de Minister van EZ op vragen gesteld tijdens het Algemeen Overleg d.d. 3 december 2003 in diens brief aan de Tweede Kamer d.d. 8 december 2003 (kenmerk ME/ EM/ 3073315), in paragraaf 6.

(7)

“ strategisch” uit te leggen of toe te passen. Daarbij verwees de rechtbank onder meer naar de Memorie van Toelichting bij artikel 1:2 van de Awb10 waarbij ten aanzien van de mogelijkheid om een ruimer belanghebbende-begrip te hanteren het volgende wordt opgemerkt:

"Een zekere beperking ten opzichte van de ruimst mogelijke opvatting van belanghebbende is noodzakelijk om de uitvoering van de administratieve wetgeving en de in dat kader plaatsvindende procedures efficiënt en slagvaardig te doen verlopen. Met dat laatste zijn dikwijls aanwijsbare belangen van individuen of bedrijven gemoeid."

De Rechtbank concludeerde vervolgens dat het belang van een afnemer van postbusdiensten zich rechtens niet onderscheidt van dat van de grote aantallen andere afnemers van die diensten. Naar het oordeel van de directeur DTe geldt hetzelfde voor de afnemers van elektriciteit.

30. De directeur DTe wijst bovendien op een uitspraak van het CBb onder de vigeur van de Elektriciteitswet 1989,11 waarin het CBb oordeelde dat de desbetreffende afnemers geen specifiek, individueel belang hadden waardoor zij zich zouden onderscheiden van andere afnemers. Evenmin onderscheidden zogenoemde zelfopwekkers zich van elkaar of van andere afnemers. De directeur DTe wijst er op dat zelfs de bedoelde, betrekkelijk kleine groep van zelfopwekkers volgens het CBb als onbepaald werd aangemerkt. Dit geldt a fortiori voor afnemers in het algemeen, ook indien het gaat om bedrijfsmatige afnemers. Zoals hierboven reeds overwogen, bevat de wetsgeschiedenis van de E-wet (van 1998) geen, althans

onvoldoende, aanknopingspunten voor een ruimere toepassing van het belanghebbende-begrip dan gebruikelijk, zodat de zojuist aangehaalde uitspraak van het CBb onder vigeur van de vorige Elektriciteitswet op dit punt nog steeds als een sterke indicatie heeft te gelden dat het belang van afnemers in beginsel geen specifiek, individueel karakter draagt.

31. Gelet op het bovenstaande ziet de directeur DTe dan ook geen aanleiding om ten aanzien van de E-wet af te wijken van het belanghebbende-begrip zoals dat geformuleerd is in artikel 1:2 van de Awb. Ook de stellingen van GEM Westeraam kunnen er niet toe leiden dat de eis van invidivualiseerbaarheid van het belang van een afnemer van elektriciteit buiten toepassing dient te blijven. Noch uit stellingen van GEM Westeraam noch anderszins is gebleken dat het belang van GEM Westeraam zich onderscheidt van dat van andere afnemers. Ook ten aanzien van Rendac Bergum B.V. en de Stichting Waterlandziekenhuis is niet in te zien dat hun belang individualiseerbaar is.

32. De partijen die bezwaar hebben gemaakt onderscheiden zich op grond van het bovenstaande naar het oordeel van de directeur DTe onvoldoende van andere afnemers van elektriciteit om als belanghebbende te worden gekwalificeerd. De bezwaren zijn derhalve niet-ontvankelijk.

10 Zie noot 5.

(8)

III.

BEOORDELING BEZWAREN

33. Aangezien de bezwaren niet-ontvankelijk zijn komt de directeur DTe niet toe aan inhoudelijke beoordeling daarvan.

34. Het verzoek van GEM Westeraam tot vergoeding van kosten gemaakt in de

bezwaarprocedure, dient te worden afgewezen als gevolg van de niet-ontvankelijkheid.

IV.

BESLUIT

35. Gezien het bovenstaande verklaart de directeur DTe de door GEM Westeraam Beheer B.V., GEM Westeraam Elst C.V. en Rendac Bergum B.V., onderscheidenlijk door de Stichting Waterlandziekenhuis ingediende bezwaren tegen zijn besluiten d.d. 27 juni 2003 tot

vaststelling van de nettarieven voor het jaar 2003 voor N.V. Continuon Netbeheer (kenmerk 101138/ 52.O443) onderscheidenlijk NoordWest Net B.V. (kenmerk 101138/ 51.O443), welke besluiten zijn gewijzigd bij besluiten van 1 oktober 2003 (kenmerk onderscheidenlijk 101138/ 68.O235 en 101138/ 67.O235), niet-ontvankelijk.

Datum:

ir. G.J.L. Zijl

De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het bestreden besluit heeft de ACM een boete opgelegd van EUR 50.000 aan Energie I&V omdat zij kleinverbruikers heeft geswitcht zonder voorafgaande machtiging en gas

stelt ten aanzien van alle netbeheerders elektriciteit gezamenlijk ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 voor de periode 2001 – 2003 een x-factor vast

Bij besluit van 29 maart 2001 met kenmerk 100239/ 19 (hierna: splitsingsbesluit) heeft de directeur DTe de tarieven vastgesteld die Intergas van 1 april 2001 tot 1 januari 2002

DTe stemt in met het voorstel met betrekking tot de nettarieven voor de tweede helft van het jaar 2003 van Eneco Edelnet Delfland B.V., zoals bedoeld in randnummer 8, voor zover

De achterstanden bij het verstrekken van meet- en verbruiksgegevens en de facturering van afnemers zijn ontstaan in een periode waarin voor de diverse marktpartijen

Robin stelt dat de ACM heeft gehandeld in strijd met het ne bis in idem-beginsel door in het bestreden besluit aan haar een boete op te leggen, terwijl zij eerder voor dezelfde feiten

Indien de relatieve beschikbaarheid van de kabel in een kalenderjaar hoger is dan 95,62 % van de in randnummer 10 van deze bijlage genoemde nominale capaciteit dan mag TenneT

Bij schrijven van 12 mei 2005 (met kenmerk 102002/6.B401) heeft de Juridische Dienst van de NMa ARN op de hoogte gesteld van zijn oordeel dat de aanvraag buiten de reikwijdte van