de weg naar paars •
engelse liberalen •
communitarisme •
NEDERLANDSE POLITIE E
I I PARTIJEN
ENEIL
..
Liberaal Reveil is een uitgave van de Prof.Mr. B.M. Teldersstichting
Redactie
drs. J.A. Weggemans (voorzitter) dr. R. Braams
prof.mr.dr. P.B. Cliteur dr. K. Groenveld drs. B.R.A. Gijzel drs. J.A. de Hoog drs. J.F. Hoogervorst
mw ir. L.J. Kolft (eindredacteur) drs. H.H.J. Labohm
T.P. Monkhorst prof.dr. U. Rosenthal prof.ir. J.J. Sterenberg
mr.drs. S.E. van Tuy/1 van Seraos- kerken
llLdactieodru Koninginnegracht55°
2514 AE 's-Gravenhage
telefoon: 070-3631948; fax: 070-3631951
Wenken voor het schrijven van artikelen voor Liberaal Reveil zijn op het redactie-adres verkrijgbaar
AboiiMiffOIIDUJdmini3tratie Mevrouw M.P. Moene Nude 54c
6702 DN Wageningen telefoon: 08370-27655 Giro 240200 t.n.v.
• Stichting Liberaal Reveil" te Wageningen
De abonneTMntsprijs (6 nrs.) bedraagt f 55,00 per jaar. Voor jongeren onder de 27 jaar is de prijs f 30, -.Losse nummers f 9,50.
AbonneTMnten worden autofTUJiisch verlengd, tenzij het abonneTMnt voor I december bij de abonneTMnten- administratie is opgezegd.
Technische wtnt~erting:
E. Bottinga-Lindhout
Dnlk:
Roeland Druk B.V.
ÁdW!lteniÎeS
Advertentietarieven op aanvraag beschikbaar
Bestuur
mr. J.J. Nouwen (voorzitter) prof.dr. J.A.A. van Doorn drs. L.M.L.H.A. Hermans mw W.P. Hubert-Hage mr. H.E. Koning
drs. P.J.H.M. Luijten (secretaris) drs. M. Rutte
drs. J. W.A.M. Verlinden
(!:) De auteursrechten liggen bij de uitgever
ISSN 0167-0883
INHOUDSOPGAVE
Paars vanuit zuid gezien
S.E. van Tuyll van Seroaskerken
Hoe liep de weg naar Paars?
F. Bolkestein
Politieke partijen waarheen?
K. Groenveld
Preedom out of the fog?
De Liberal Dernocrats als derde kracht in de Britse politiek
P.G.C. van Schie
Het liberale maatschappijbeeld
Gezien door een christen-democraat
C.J. Klop
Over de aard van vrijheid
J .M.A. van den Driessen Mareeuw
Een tweede liberaal beschavingsoffensief?
Een verslag van de conferentie
"Liberalisme en communitarisme"
G .A. van der List
Wat is goed in onze ogen?
Waarden in het ongewisse en normen in nevelen gehuld
P.A. Delvaux Naschrift
M.J .H. den Ouden-Dekkers
Terug naar de toekomst F .A. Wijsenbeek
1
3
8
s.e. van tuyll 111
24
32
37
42 46
49
s
9
Paars vanuit zuid gezien
Vanuit België, waar ik sinds een half jaar woon, is het lastiger de Nederlandse poli- tiek op de voet te volgen. De Nederlandse kranten komen ten zuiden van de taalgrens een dag later, voor de radio is Nederland één van de vele buitenlanden en - belangrij- ker nog - wanneer je iemand spreekt, is het doorgaans niet iemand die op de hoogte is van het laatste nieuws uit Den Haag. Wèl
1.1. van ruyll van serooskerken*
wordt met bewondering gesproken over de geordende manier waarop de door de hoge waterstand bedreigde polders ontruimd zijn.
De grotere afstand neemt niet weg dat ook vanuit hier bezien de Nederlandse poli- tiek de laatste maanden een veel dyna- mischer indruk maakt. Dat komt vooral door het nieuwe, inmiddels 150 dagen oude, paarse kabinet. Het kabinet heeft direct vanaf het begin een enthousiaste indruk gemaakt. En niet alleen wanneer men het vergelijkt met het vorige kabinet, waarbij de regeringsmoeheid er na een half jaar al vanaf droop, maar ook op zichzelf
bezien. Het kabinet heeft een goede start gemaakt.
Dat begon al met het opstellen van een regeerakkoord op hoofdlijnen, waarin niet ieder detail tot in den treure in wollig taal- verbruik werd verpakt. Dat heeft voorts te maken met de meer dualistische wijze van omgang met de Tweede Kamer. Hierdoor wordt politiek weer echt politiek. Maar het komt voorts door de inhoud van het beleid.
Een belangrijke verbetering van het begra- tingsbeleid is, dat niet meer een van jaar tot jaar vastgesteld tekorttijdpad gehaald moet worden, maar dat - conform de aan- bevelingen van de Studiegroep Begrotings- ruimte - de uitgaven zodanig zijn genor- meerd dat de doelstelling van het tekort aan het einde van de kabinetsperiode ge- realiseerd wordt. Het onmiddellijk reageren op tegenvallende ontvangsten of het schui- ven met uitgaven over de jaargrens heen teneinde de tekortdoelstelling van dat jaar te halen, is daarmee overbodig geworden.
Het kabinet krijgt daardoor meer aandacht
voor echt inhoudelijke zaken, hetgeen op zich al een winstpunt is. Dit maakt de taak van onze liberale minister Zalm niet minder belangrijk: het blijft van groot belang het financieringstekort verder te verlagen. Onze staatsschuld is immers veel te hoog, en daardoor de rentelasten van de Staat. Een laag financieringstekort is voorts van be- lang om over twee of vier jaar mee te kun- nen doen aan de Monetaire Unie.
Een ander belangrijk punt is de grote aan- dacht die het kabinet heeft voor een ver- sterking van de marktwerking in de econo- mie. Hoewel dit geen vereiste is voor deel- neming aan de Monetaire Unie, is een flexi- bele marktwerking daarin wel van groot belang. Het is in een Monetaire Unie im- mers niet meer mogelijk om de wisselkoers aan te passen wanneer de concurrentie- positie ten opzichte van andere landen achteruit gaat. Op dit punt valt veel te verbeteren. Nederland staat bekend als een land met een in vele opzichten zwakke marktwerking, hetgeen voor een belangrijk deel te maken heeft met het maatschap- pelijk middenveld en de tripartite overleg- structuur. De zwakke marktwerking heeft geringere economische prestaties en een lagere groei van de werkgelegenheid tot gevolg. Zo worden door het algemeen ver- bindend verklaren van CA 0 's de bestaande bedrijven en werknemers beschermd ten koste van nieuwkomers op de markt. Minis- ter Zalm heeft daar in zijn hoedanigheid van directeur van het Centraal Planbureau her- haaldelijk op gewezen. Ook door het be- staan van kartels - vaak met wettelijke bescherming - wordt de concurrentie ver- minderd en daardoor de marktwerking ver- zwakt.
De huidige winkelsluitingswet is een
duidelijk voorbeeld van starre marktverhou-
dingen. Het verruimen daarvan, waarbij het
kabinet - en vooral minister Wijers - zeer
voortvarend te werk gaat, kan een belang-
rijke bijdrage leveren aan het vergroten van
..
_ _ __ _ _ _ _ _ -~' I I I I t .. , , , ,
Liberaal Reveil nummer 1 1995
de dynamiek van de Nederlandse economie en aan het scheppen van werkgelegenheid.
Het verruimen van de winkelsluitingswet is om twee redenen bij uitstek een liberaal onderwerp. Ten eerste omdat het de vrij- heid van de mensen vergroot. Vrijheid om te werken wanneer men dat wil en vrijheid om te winkelen wanneer men dat wil. De tijden dat men regelgeving nodig had om te voorkomen dat werknemers in de detailhan- del veel te lange uren zouden maken, zijn allang voorbij. Bovendien is de maatschap- pij aanmerkelijk veranderd. Niet alleen zijn er veel meer alleenstaanden en tweever- dieners, die voor het doen van boodschap- pen op de koopavond of de zaterdag zijn aangewezen. Ook zijn veel meer mensen bereid om - hetzij in deeltijd, hetzij in een volle baan - ook 's avonds en in het week- end te werken. Ten tweede is het een liberaal onderwerp, omdat het gebaseerd is op de gedachte van vrije marktwerking. Bij verruiming van de winkelsluitingswet kun - nen met name banen voor laaggeschoold personeel worden gecreëerd, hetgeen juist de categorie is waar de werkloosheid het hoogst is. Ter bestrijding van de werkloos- heid kan men zich daarom nauwelijks een betere maatregel indenken.
Nu is het een typisch Nederlands ver- schijnsel dat de overheid om een dergelijke maatregel te nemen met de belangenver- enigingen gaat "onderhandelen". Wanneer het om het beperken van vrijheden gaat, kan ik mij een dergelijk overleg nog enigs- zins voorstellen, zij het dat het uiteindelijk niet zeer democratisch is als dit een besluit tegen de uitdrukkelijke wens van de Kamer zou ophouden. Nu het om een verruiming van de vrijheden gaat, kan het gesprek met de belangenverenigingen vrij kort zijn.
Tegenstanders van de beoogde verrui- ming stellen dat noch de omzet noch de werkgelegenheid erdoor zal toenemen. Met het ene hebben zij ten dele gelijk; met het andere niet. Wanneer de winkels bijvoor- beeld 10% langer open zijn, zal de werkge- legenheid met ruwweg 10% toenemen. De omzet zal evenwel niet in verhouding toe- nemen; wij gaan met zijn allen niet 10%
meer kopen. De langere openingstijden
moeten echter wel betaald worden, het- geen zal betekenen dat de marge die de winkelier behaalt iets groter zal moeten worden. Dit houdt een marginale - niet direct waarneembare - prijsverhoging in. Is de consument slechter af? Nee. Tegenover de enigszins hogere prijs staat immers een lagere werkloosheidspremie, omdat de
werkgelegenheid is toegenomen. Over het geheel genomen zullen de consumenten hetzelfde betalen, waarbij tegenover het enigszins hogere prijspeil - we spreken vermoedelijk over enkele honderdsten van een procent - een lagere premie-afdracht staat. Het voordeel is evenwel dat er een
dienst voor in de plaats wordt geleverd, f.
bolkestein•namelijk een betere service en een grotere vrijheid om te winkelen wanneer de consu- ment daarom vraagt.
Voorts stellen de tegenstanders van de verruiming dat alle werknemers in de detail- handel "ook" het recht moeten hebben om om zes uur naar huis te gaan. Ik vind dit argument alleen acceptabel van mensen die na zes uur nooit in de trein zitten, geen taxi nemen, geen benzine tanken, geen restau- rant, café of bioscoop bezoeken en geen beroep doen op een medische voorziening.
Waarom wordt het wel normaal gevonden dat men in deze beroepen na zes uur
's middags werkt?
Het is verheugend dat minister Wijers in deze - maar ook op andere terreinen - een zeer liberaal beleid voert. In dit opzicht wellicht liberaler dan ons eigen verkiezings- programma. Een dergelijk beleid komt de duidelijkheid en de positie van zijn partij ten goede . Lange tijd heeft de VVD gesteld de enige liberale partij van Nederland te zijn.
Wat mij betreft mogen alle partijen liberaal zijn en een liberaal beleid voeren, zolang de VVD maar echt liberaal is .
mr. drs. S.E. van Tuyll van Seroaskerken is
economisch raadadviseur bij de Europese
Commissie. Het artikel is geschreven op
persoonlijke titel en de erin gegeven visie
behoeft niet noodzakelijkerwijs die van de
Europese Commissie te zijn. De auteur is lil
van de redactie van Liberaal Reveil.
t- e
1.
Is
~ ver een
het
k rt !en
t, tere ons u-
n de feta i/-
1om dit
! n die n taxi
·tau- 'en 1ing.
• den
'ers in een t
~ings
de tij ten 'd de
·ijn.
era al ng de
ken is ese op
· is ie
'7
de
• r is lid
~
f. bolkestein*
Hoe liep de weg naar Paars?
Op 3 december 1994 hield Frits Bolkestein een toespraak tijdens de algemene leden- vergadering van het Liberaal Vlaams Ver- bond te Brugge. De inhoud van deze toe- spraak over de condities waaronder het
"paarse kabinet" in Nederland tot stand kwam en over de ideologische basis van het kabinet, heeft veel reacties losgemaakt.
Vanuit sociaal-democratische hoek en christen-democratische kringen zijn de op- vattingen van Bolkestein fel bekritiseerd.
Hieronder volgt de integrale tekst van zijn Brugse rede.
"lt is nat tired. lt is dead", "het is niet moe, het is dood", aldus Labour-voorman Tony Blair in een interview met het Ameri- kaanse weekblad Newsweek, begin oktober 1994. Zijn opmerking betrof weliswaar het socialisme van Karl Max, maar voor socia- listen valt te vrezen dat ook gematigder vormen van socialisme gaandeweg in een stervensfase zijn terecht gekomen.
Het socialisme of de sociaal-democratie is daarom druk doende de bakens te verzet- ten. Dat is in geheel Europa het geval en zeer zeker ook in Nederland. De spoed waarmee deze heroriëntatie binnen de PvdA heeft plaatsgehad, heeft sneller dan verwacht een Paarse coalitie in ons land mogelijk gemaakt. Hoe liep de weg naar Paars?
Sedert de oprichting van de Sociaal-Demo- cratische Arbeiderspartij, de SOAP, in 1894, zijn nu precies honderd jaar verstre- ken. Honderd jaar parlementaire geschie- denis overheerst door tegenstellingen tus- sen liberalen en socialisten in Nederland.
Tien jaar geleden verscheen de bundel Illusie of Monsterverbond, waarin een aan- tal socialistische en liberale auteurs hun visie op de mogelijkheden en grenzen van een PvdA/VVD-coalitie gaf. Uit de beschou- wingen in die bundel komt allerminst het beeld naar voren dat deze coalitie weldra een feit zou kunnen zijn. De voorzitter van
het wetenschappelijk bureau van de VVD bezigde bij een andere gelegenheid zelfs de term "utopische zelfmoord". Electoraal zou het samengaan in één coalitie voor beide partijen rampzalige gevolgen hebben. Wat is er de afgelopen tien jaar gebeurd, dat VVD en PvdA de moed hebben gekregen om te zamen met D66 een regering te vormen, zo kan men zich afvragen?
De voornaamste ontwikkeling in het afge- lopen decennium die Paars mogelijk heeft gemaakt, was het groeiende besef bij de socialisten dat de verzorgingsstaat door zijn interne tegenstellingen steeds moeilijker te handhaven is. De verzorgingsstaat is een zodanig dure verzekering tegen inkomens- derving, dat de samenleving steeds minder tot activiteit erdoor wordt geprikkeld. De toenemende inactiviteit leidt op haar beurt tot een groeiend inkomensverlies, waardoor de verzorgingsstaat uiteindelijk onbetaal- baar wordt. Liberalen en de meeste ver- standige economen in ons land hebben
groeiend besef bij pvda dat verzorgingsstaat moeilijk te handhaven is
voor deze neergaande spiraalbeweging sedert het begin van de jaren zeventig gewaarschuwd. Twintig jaar geleden, in een tijd die werd gekenmerkt door pola- risatie tussen liberalen en socialisten, ge- loofden de socialisten nog in wat ze zeiden te geloven. Oog voor de denkfouten van het traditionele socialisme binnen de PvdA was er nauwelijks en daarbij werd de VVD als een natuurlijke vijand gezien. Pas om- streeks het begin van de jaren tachtig werd in de PvdA enig reformisme zichtbaar.
Uit de kringen van het wetenschappelijk
bureau van de PvdA, de Wiardi Beekman
Stichting, kwamen kritische geluiden inzake
- - - · ' I I ' ' ' . I I \ ..
Liberaal Reveil nummer 1 1995
de kwestie van de maakbare samenleving.
Paul Kalma, de huidige directeur van de WBS, schreef in zijn Illusie van de "demo- cratische staat" dat een democratische centrale sturing van maatschappelijke ont- wikkelingen niet mogelijk is. Waarschijnlijk zonder het te beseffen, gebruikte hij voor deze stelling dezelfde argumenten als Friedrich Hayek in zijn fundamentele kritiek op staatsinterventie. Zoals u bekend , was Hayek wellicht de belangrijkste liberale poli - tieke filosoof van deze eeuw . Maar Kalma 's bemerkingen vielen voorlopig niet in vrucht- bare aarde. Toen hij vervolgens in 1988 een boek publiceerde met de titel Socialis- me op sterk water, werd de stemming binnen de PvdA zelfs vijandig . Als ik me goed herinner, stelde een afdeling uit Noord-Brabant voor om Kalma als lid van de PvdA te royeren . Kalma is gebleven en het verzet tegen het op gang gebrachte reformisme werd steeds zwakker . In 1989 - in het jaar van de revoluties in Oost-Europa - ging de PvdA na lange tijd weer deelnemen aan een regerings-coalitie , en wel met de christen-democraten. De compromisbereidheid van de sociaal-demo- craten tijdens de regeerperiode 1989-1 994 was zo groot, dat de partijleiding zich aan - vankelijk verenigde met zodanige aanpas- singen op de voorzieningen bij de arbeids- ongeschiktheid dat liberalen hier met recht de term asociaal in de mond konden ne- men.
De PvdA heeft de storm die toen bin- nen de eigen gelederen opstak, nog net kunnen overleven door enigszins op haar schreden terug te keren. De huidige pre- mier, de heer Wim Kok, heeft door zijn persoonlijke inzet kunnen voorkomen dat de PvdA bij de verkiezingen meer dan 25%
van haar electoraat verloor. Na de verkie- zingen was de PvdA-fractie in de Tweede Kamer bereid in voldoende mate met de liberale fractie mee te denken over de herij- king van de verzorgingsstaat , waardoor uiteindelijk een paars regeerakkoord kon worden ondertekend .
Maar er was meer nodig voor de tot- standkoming van dit akkoord dan het groei - ende inzicht van de sociaal-democraten. Al - vorens daarop in te gaan, wil ik enige woorden wijden aan de ontwikkelingen
binnen het politieke spectrum van West- Europa. Daarbij gaat het mij vooral om de veranderende positie van sociaal-democra- ten.
In 1989 verscheen het beroemde artikel van Francis Fukuyama in het tijdschrift The Nationallnterest. De titel van het artikel,
The end of history? verwijst naar een He- geliaanse interpretatie van de geschiedenis.
In de dialectisch verlopen ideeëngeschie- denis is er, als het gaat om de politieke filosofie, uiteindelijk één winnaar, namelijk het liberalisme, aldus Fukuyama. Naar zijn opvatting is de intelligentsia zo langzamer- hand van mening dat er geen redelijk alter- natief is voor het liberalisme. Inderdaad is er geen redelijk alternatief voor de markt als ordeningsmechanisme van de economie en inderdaad is er geen betere procedure voor nationale besluitvorming dan de repre·
sentatieve democratie met haar checks and balances . Maar het is de vraag of deze opvatting zo breed wordt gedeeld als Fukuyama denkt.
onzekerheid over economische orde brengt sociaal-democraten
in europa in een crisis
Reeds lange tijd zijn ook sociaal-democra-
ten met liberalen en andere democraten
van mening dat het ingrijpen van de over -
heid in het maatschappelijk proces demo-
cratisch gelegitimeerd moet zijn. Reeds
lang moet ook voor sociaal-democraten de
staat een rechtsstaat zijn. Maar dat de
markt de superieure ordeningsprocedure
levert als het om economische coördinatie
gaat, is voor sociaal-democraten moeilijker
te verteren. Hoe dit ook zij, de groeiende
onzekerheid van de sociaal-democratie ten
aanzien van de optimale economische orde
heeft hen in het begin van de jaren tachtig
in een crisis doen belanden. In feite was
deze overal in Europa manifest. De crisis
werd ook zichtbaar in de samenstelling van
de regeringen in de verschillende Westeum
pese landen. In Zweden verdwenen de
sociaal -democraten in 1976 na lange t ijd
uit de regering. In Engeland werden ze in
. t - de era-
t rtikel : The el, He- lenis.
ie- e telijk
zijn Tler- Jiter- d is
·kt t omie Jre
·epre- s and
'he ten
era -
.ver- mo-
s m de e Jre natie ilijker nde eten
1
orde tChtig
~as
i sis 1 9 van
;teuro·
e t ijd .e i n
1979 verslagen. Ze zijn sindsdien niet in Downing Street teruggekeerd. De sociaal- democraten regeerden in 1975 in Oosten- rijk, België, Engeland, Denemarken, Fin- land, Duitsland, Nederland, Noorwegen en Zweden. In 1982 waren ze in al die landen in de oppositie beland, behalve in Oosten- rijk. Daarna zijn de sociaal-democraten in een aantal landen weer in de regering te- ruggekeerd. Maar niet in Duitsland en Enge- land. Voorts zijn de sociaal-democraten in Spanje , Frankrijk en Italië electoraal in grote moeilijkheden geraakt.
Alleen door de bakens te verzetten zal het voor de sociaal-democraten mogelijk zijn hun positie te herstellen. Niet altijd echter is een heroriëntatie nodig om het electoraat te doen terugkeren. Electoraal herstel voor de sociaal-democraten kan zich namelijk voordoen als een aanzienlijke groep kiezers op korte termijn het slachtof- fer van een herijking van de verzorgings - staat dreigt te worden. Het is zonneklaar dat die vrees aanwezig is bij degenen die jarenlang werden geholpen door het infuus van de staatszorg. In Zweden heeft deze angst de socialisten onlangs weer in de regering gebracht. Vergelijkbaar is de elec- torale winst van de in andere kleren ge- stoken communisten in Oost-Europa. Ook daar heeft die winst te maken met een verlies aan welvaart op korte termijn door revolutionaire hervormingen.
· Hoe dit ook zij, waarneembaar is toch een vrij fundamentele koerswijziging in het linkse kamp. "What is left", zo vroeg Michael Elliot zich af in Newsweek van 1 0 oktober 1994. Wat is links, en wat is ervan over? Cruciaal is volgens Elliot dat de val van het communisme in 1989 de afsluiting van een proces van desillusies betekende.
Niemand kon nog geloven dat de regering het enige werktuig was om gelijkheid en economische rechtvaardigheid te bereiken.
Sociaal-democraten hebben dat begrepen en zijn steeds meer overtuigd van het feit dat de traditionele doeleinden van het soci- alisme niet zijn te bereiken door de markt te ontmantelen . Nee, juist in de kapitalis- tische markteconomie is men er het best in geslaagd de armoede grotendeels terug te dringen en een kansengelijkheid te realise- ren. Voorts raakt men er daar steeds meer
van doordrongen dat ook bij meer markt en minder overheid een hoge kwaliteit van publieke voorzieningen zeer wel mogelijk is.
Misschien kan die kwaliteit juist verbeteren indien de overheid zich meer beperkt tot haar kerntaken. In dit verband wil ik kort melding maken van het onderscheid dat de voormalige directeur van het Franse plan - bureau, Michel Albert, maakte tussen ver- schillende vormen van kapitalisme. In zijn Capita/isme contre Capita/isme wordt het Rijnlandse model van het kapitalisme verge- leken met de Angelsaksische variant. Te- genover de dynamiek van de Amerikaanse of Angelsaksische variant staat de stro- perigheid van het Rijnlandse model dat kenmerkend is voor West-Europa. Maar tegenover de inkomensongelijkheid en slechte publieke voorzieningen in de Ver- enigde Staten staan de sociale zekerheid en de betere overheidsvoorzieningen in landen als Nederland, Duitsland en Zweden. Meer markt en minder overheid betekent niet dat men, uitgaande van de Nederlandse situa- tie, terecht hoeft te komen in Amerikaanse toestanden, zoals dat heet. Niettemin is meer markt en minder overheid wel nodig om aan het falen van het Rijnlandse model te ontkomen. Geen Amerikaanse ghetto's, maar ook niet de werkloosheidscijfers van het Rijnland. Het goede van beide modellen wordt verenigd in een mid-atlantisch mo- del.
is er na de reformatie nog een eigen gezicht voor het
socialisme?
De socialisten verzetten dus hun bakens in Europa. De vraag rijst dan of er na de refor- matie nog een eigen gezicht voor het socia- lisme overblijft. Wat onderscheidt de so- ciaal-democraten nog van de liberalen?
Laatstelijk wordt in dit verband steeds meer
gewag gemaakt van het zogenaamde com-
munitaristische alternatief voor het liberalis-
me . Communitaristen - of gemeenschaps-
denkers - bekritiseren het liberalisme van-
wege zijn sterke hang naar individualisme
en verzelfst andiging . Daardoor zou de ge-
-
- - - - - - - - - - - - ' ' ' • I ' ' ' \ I \ Ir'
Liberaal Reveil nummer 1 1995
meenschap gaandeweg eroderen en als droog zand aaneen komen te hangen. Het liberalisme, zo zeggen communitaristen, leidt door zijn nadruk op individuele vrijheid en ontplooiing tot atomisering van de sa- menleving. Een gebrek aan betrokkenheid van de burger bij zijn medeburgers en bij gemeenschappelijke gedeelde waarden en normen, leidt tot vervreemding en criminali- teit. Het is deze kritiek op het liberalisme die sociaal-democraten zich steeds vaker eigen maken om zich ten opzichte van liberalen te profileren. Ik wil hierbij twee kanttekeningen plaatsen.
het postmoderne socialisme.=
de socialisten geloven niet langer wat ze geloofden
In de eerste plaats kan deze kritiek op het liberalisme betekenen dat de sociaal-demo - craten van mening zijn dat de overheid de individualisering moet tegengaan en de gemeenschapszin door regelgeving moet bevorderen. Is dit hun opvatting, dan zijn de sociaal-democraten in het vaarwater van de moraliserende christen-democraten te- rechtgekomen. Daarmee hebben ze geen eigen gezicht gekregen.
In de tweede plaats kan de vrijage met het communitarisme betekenen dat men van mening is dat zonder een basis aan ge- meenschappelijke waarden en normen als- mede betrokkenheid en verantwoordelijk- heidsgevoel van de burger, een liberale democratie niet goed kan functioneren. Is men deze mening toegedaan, dan is er, denk ik, op dit punt geen principieel ver- schil van mening met de liberalen. Ook wij beklemtonen steeds dat vrijheid pas kan bloeien onder het besef van verantwoorde- lijkheid. En met verantwoordelijkheid be- doelen wij ook de verantwoordelijkheid van de burger voor een goed functionerende en rechtvaardige samenleving. Ook op deze wijze kan de sociaal-democratie moeilijk een eigen identiteit verkrijgen. De conclusie luidt mijns inziens dat de hang naar com- munitarisme de sociaal-democratie geen eigen profiel kan geven waardoor ze een
positie kan innemen ten opzichte van het liberalisme en de christen-democratie.
Wellicht bestaat er voor links nog de moge- lijkheid van de omzetting van traditioneel socialisme in pragmatisme. De sociaal-de- mocratie wordt dan niet langer gedefinieerd aan de hand van een ideologische visie op de ontwikkelingen in de wereld, maar door egalitaire doelstellingen die zo nodig via de markt, dat wil zeggen met behulp van marktconforme instrumenten, moeten wor- den verwerkelijkt. Maar pragmatisme bete- kent 'ook dat wanneer centrale sturing doel- matiger is, daarvoor moet worden gekozen.
Geen allesomvattende theorie dus, geen gesloten ideologie, geen grote verhalen, maar een pragmatische verwerkelijking van humanitaire en egalitaire doeleinden. Ziehier het postmoderne socialisme - voorwaar een contradictio in terminis. De socialisten geloven niet langer wat ze geloofden.
Deze algemene opmerkingen over de ontwikkelingen binnen het socialisme gel- den mijns inziens grosso modo ook voor de ontwikkelingen in de PvdA. Het behoeft, denk ik, daarom niet zoveel uitleg waarom het mogelijk was de paarse coalitie tot stand te brengen. Er is naar mijn smaak maar weinig afstand tussen het VVD-ver- kiezingsprogramma en de inhoud van het regeerakkoord.
weinig afstand tussen het vvd-verkiezingsprogramma
en het regeerakkoord
Er resteert nog een belangrijke reden achter de wens van de paarse partijen om het samen eens te worden. Die reden betreft de afstand tussen deze partijen enerzijds en het Christen Democratisch Appèl ander- zijds. Terwijl de christen-democraten con- form de ideologie van de zogenaamde "ver·
antwoordelijke samenleving" ruimte willen bieden aan corporatistische structuren ter ordening van de samenleving, streven soci·
aal-democraten, democraten en liberalen naar een meer open, niet langs corporatis- tische weg voorgestructureerde maatschap·
pij.
~t
:>ge- 31
e- eerd
op oor
de
~or
~te
joel- zen.
van 3hier
een
e
el -
,r de t, om
<
er- et
chter
3ft
jsen r- on-
"ver- llen
ter soci- 3n atis- chap-
Paars betekent het openbreken van wat wel het maatschappelijk kartel wordt ge- noemd. In een open samenleving bestaat er een duidelijke afbakening tussen het publie- ke domein en de particuliere sector. Chris- ten-democraten daarentegen willen de autonome kringen in ·de particuliere sector ordenende - dus publiekrechtelijke - be- voegdheden toedelen, waardoor er op een aantal terreinen niet langer sprake is van het "primaat van de politiek". Daar-
tegenover staan de liberale opvattingen dat publiekrechtelijke bevoegdheden slechts kunnen toevallen aan organen binnen de democratisch gecontroleerde publieke sec- tor. Ook onze coalitiepartners lijken hiermee in te stemmen.
Het is een misverstand te menen dat wat binnen de autonome kringen wordt bedisseld, zonder meer in overeenstemming met het algemene belang zou zijn. Onze ervaring is dat de corpora door regelgeving hun eigen positie trachten te beschermen waardoor de noodzakelijke vernieuwing in de samenleving slechts moeizaam tot stand kan komen. Met Schumpeter zeg ik dat vernieuwing een proces is van creative destruction. Protectionistische regelgeving leidt tot een verkalking van bestaande ver- houdingen. Het Paarse kabinet zou zich
mijns inziens verder moeten ontwikkelen als pleitbezorger voor een open samenle- ving. Een open samenleving waarin wij de vruchten plukken van gezonde wedijver in een open bestel. Verschillende terreinen zijn te noemen waar op grond van deze intentie veel moet veranderen. Het is de be- reidheid tot verandering die de coalitiepart- ners bindt. In die zin is het Paarse kabinet zo'n gewoon kabinet nog niet. Ook om die reden is er in Nederland veel enthousiasme voor de nieuwe ploeg te bespeuren.
Ik heb trachten aan te geven binnen welke samenhang de politieke ontwikkeling in ons land heeft plaatsgehad. Naar mijn opvatting kan een dergelijke ontwikkeling ook in België gebeuren. Een noodzakelijke, maar geen voldoende, voorwaarde is een her- oriëntatie bij de Vlaamse en Waalse socia- listen. Gezien de trends in het linkse kamp binnen West-Europa ligt die heroriëntatie in het verschiet. Ik wens u veel wijsheid op het moment dat het oranje België van kleur verschiet.
* mr.drs. F. Bolkestein is voorzitter van de
VVD-fractie in de Tweede Kamer.
k. groenveld**
-
- - - -- - -- - - ~ 1 I ' ' ' \ ~ \ I \ ...
Liberaal Reveil nummer 1 1995
Politieke partijen waarheen?
Aan het eind van deze eeuw spreekt men steeds meer en steeds zorgelijker over de crisis in de politiek. Een sterk slinkend aantalleden van politieke partijen wordt in verband gebracht met een groeiende kloof tussen burgers en politici. Wat te zeggen over de toekomst van politieke partijen? De redactieleden van Liberaal Reveil spraken op 19 december 1994, vlak v66r Kerstmis, met elkaar over dit belangrijke thema. Dit artikel geeft een indruk van de gedachten- wisseling*. De redactie hoopt dat de lezer hierin voldoende aanknopingspunten ziet om te reageren. Liberaal Reveil kan dan fungeren als een forum voor debat hier- over. Ten behoeve van een schets van de achtergrond van het gesprek eerst enkele inleidende opmerkingen.
Afkalvend draagvlak en functieverlies
Politieke partijen in Nederland zijn van mas - sapartijen geëvolueerd tot kaderpartijen.
Weinig mensen zijn nog maar lid van een politieke partij (3% van het electoraat), terwijl van de leden circa 10% actief is. Dit betekent dat het draagvlak voor de partijde- mocratie nog maar bestaat uit enkele dui- zenden participanten. Geconstateerd kan worden dat er bij alle politieke partijen sprake is van een voortdurend structureel ledenverlies.
De vraag rijst of het steeds smaller wor- dend draagvlak voldoende is en blijft voor het functioneren van politieke partijen ten behoeve van: de recrutering van vertegen - woordigers van voldoende niveau (scou- ting), de vorming en scholing van het kader (talentmanagement), de belaidsformulering en inhoudelijke discussie, en de commu- nicatie tussen "de politiek" enerzijds en de kiezers/leden/maatschappelijke organisaties anderzijds.
Niet alleen versmalt het draagvlak in die zin dat steeds minder (capabele) mensen
actief worden in de partijen, ook de finan- ciële basis wordt steeds smaller. Dit alles speelt zich af in een tijdvak waarin , zoals gezegd, steeds vaker wordt gesproken over de groeiende kloof tussen burgers en poli - tiek. Daar staat tegenover dat de belang- stelling voor organisaties (verenigingen) met een ideëel doel op een enkel terrein (milieu, mensenrechten etc.) sterk toe- neemt . Deze "single-issue"-organisaties kunnen echter niet in de plaats komen van politieke partijen, omdat er geen integrale afweging plaatsvindt van de verschillende belangen ten behoeve van het algemeen belang (aggregatie). Politieke partijen wor- den wel geacht een platform te bieden voor deze belangenafweging.
Krijgen we als gevolg van deze ontwik- kelingen te maken met een veramerikanise- ring van de politiek, waarbij de partijen nog louter functioneren als kiesverenigingen?
Zullen, met andere woorden, de partijen te maken krijgen met een toenemend functie- verlies als gevolg van een steeds verder versmallend draagvlak? En ten slotte, moet en kan een veramerikanisering worden voorkomen? Zie hier een paar vragen die dienden als basis voor de discussie.
Oorzaken van ledenverlies
In de eerste fase van het gesprek werd voornamelijk aandacht geschonken aan de oorzaken van het structurele ledenverlies.
Van belang is hier vanzelfsprekend de ont- zuiling . Door de individualisering verdween het automatisme van de koppeling tussen de confessie/maatschappelijke klasse en het lidmaatschap van een politieke partij.
Met name de confessionele partijen hebben
hierdoor enorm veel leden verloren. Deze
individualisering heeft wel als voordeel dat
het afwegingsproces bij de burger veel
bewuster is geworden. Opgemerkt werd
dat de links/rechts-poi!Jrisatie in de jaren
zeventig met name de VVD in die peri ode
m - es Is over Jli-
~-
van tie
de n
or- voor
Nik- liSe- nog t?
1
te :tie- 'loet
ie
de es . ont- reen
;en n tij.
bben ze
dat rd Jde
veel nieuwe leden heeft gegeven. Leden die men echter bij het gaandeweg verflauwen van de tegenstellingen weer heeft verloren.
Gebrek aan polarisatie en profilering (articulatie) was een zelfstandige oorzaak van ledenverlies. De verminderde profilering of articulatie wordt ook benoemd met de term ontideo/ogisering. Men was van me- ning dat de ideologie steeds minder kleu- ring gaf aan de politieke partijen. Dit niette- genstaande het feit dat de wetenschap- pelijke instituten gelieerd aan CDA en VVD met name in de afgelopen tien jaar veel gedaan hebben aan deze ideologische kleu- ring.
Het wetenschappelijk instituut voor het CDA gaf in vele publikaties inhoud aan het begrip "verantwoordelijke samenleving", terwijl op de Teldersstichting de contouren werden geschetst van de "waarborgstaat".
Wellicht door de vervlakking van de ver- schillen werden de instituten gedreven tot het verder uitdiepen van het gedachten- goed. Bij de PvdA heeft daarentegen de Wiardi Beekman Stichting juist veel bijge- dragen tot de ontkleuring van deze partij.
Hoe dit ook zij, de burger verloor zijn ideo- logische oriëntatie en bepaalde zijn keuze steeds meer calculerend. Calculerend, dat wil zeggen dat kosten en baten in mate- riële zin werden afgewogen. Hierdoor ver- schoof ook de aandacht voor politieke partijen naar belangenorganisaties en
nog steeds grote belangstelling van de burger voor politiek
"single-issue"-bewegingen. In dit soort organisaties kan men recht op het doel afgaan, terwijl er in een politieke partij een tijdrovend proces van integrale belangenaf- weging moet plaatsvinden. Deze nieuwe oriëntatie van de burger geeft aan dat er nog steeds een grote belangstelling is voor politieke onderwerpen.
De stelling dat de burger niet meer geïnteresseerd is in politiek werd dan ook niet onderschreven. De verkoopcijfers van het laatste dagboek van Ed . van Thijn il- lustreren een grote interesse in het Haagse
politieke spel. Ter discussie stond wel de vraag of de tanende belangstelling voor de politieke partijen iets te maken heeft met groeiende onvrede en ontgoocheling. On- vrede over kwesties als criminaliteit, migra- tie, misbruik van sociale zekerheid en ont- goocheling ten aanzien van het vermogen van de politiek om doeleinden te realiseren . De burger constateert dat de samenleving niet maakbaar is en keert zich af van de politiek. De redactie was hier niet eenstem- mig. Sommigen constateerden op basis van rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat het met die onvrede en ontgoocheling wel meevalt.
Van belang is het te constateren dat politieke partijen om de aandacht van de mensen moeten concurreren met vele an - dere organisaties en activiteiten. Die con- currentie is door het uitdijende scala van potentiële activiteiten moordend geworden . Terwijl een steeds kleiner aantal mensen lid wordt van een politieke partij, is de motiva- tie van de leden om actief te participeren in de partijactiviteiten gering. Dit heeft alles te maken met de saaie vergadercultuur in de partijen. Er zijn vele interessante alterna- tieven voor het bijwonen van de partijver- gaderingen op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Tot zover de bespiegelingen over de oorzaken van ledenverlies en in kwan- titatief en kwalitatief opzicht tanend kader.
Het tij kan keren
In het algemeen vond men de ontwikkeling zorgwekkend, omdat het goed functioneren van onze democratie een florerend partij- wezen behoeft. En partijen kunnen zonder actieve en capabele leden en financieel draagvlak niet functioneren. Wat te doen om het tij te keren?
De analyse van de oorzaken van het afkalvend draagvlak brengt ons ook naar de oplossingen. We moeten constateren dat de verzuilde samenleving (gelukkig) niet terugkomt en dat de "omgeving" van de politieke partijen sterk is veranderd . Burgers calculeren meer rationeel en laten zich minder door gewoonte en traditie leiden bij hun keu zegedrag.
Verder is het aantal mogelijkheden om
in de vrije tijd maatschappelijk actief te zijn
-
Liberaal Reveil nummer 1 1995
enorm toegenomen. Ten slotte moeten we ook signaleren dat het maatschappelijk debat zich in toenemende mate buiten de politieke partijen afspeelt. Traditionele op- lossingen voldoen niet meer. Eerherstel voor de traditionele massapartijen is niet mogelijk, een nieuwe oriëntatie is nodig.
open partijen nodig voor vitale partijpolitiek
Tijdens ons gesprek werden elementen voor die nieuwe oriëntatie aangedragen.
Centraal daarbij stond de gedachte dat . politieke partijen activiteiten moeten ont- plooien die interessant zijn voor mensen met voldoende ambitie en talent om de functies van de politieke partijen te dragen.
Recrutering van talent wordt vergemak- kelijkt door articulatie van creatieve ideeën.
Ideeën die betrekking hebben op concrete problemen waarmee de samenleving wor- stelt. Recrutering van capabele mensen kan slagen door hun iets anders te bieden dan saaie ledenvergaderingen. Meer inhoudelijke discussie is nodig, politieke partijen moeten een platform bieden voor discussie. Een platform niet alleen voor de "incrowd" van de partijbestuurders, maar voor deskundige en geïnteresseerde mensen, ook als die geen partijbinding hebben. Alleen door partijen open te breken kan de partijpolitiek gerevitaliseerd worden. Scouting en talent- management zijn van vitaal belang. Partij- besturen moeten hierbij de moed hebben om talent "van buiten" naar voren te schui- ven.
Te vaak wordt de doorstroming van capa- bele mensen belemmerd door het protec- tionisme dat inherent is aan een oligarchie met mensen die in een meer dynamische omgeving voor hun positie zouden moeten vrezen.
Maar bestrijding van de verstopping ten behoeve van revitalisering van het kader is niet voldoende. De functies van de politieke partijen behoeven een financieel draagvlak.
De meeste politieke partijen verkeren niet in rooskleurige financiële omstandigheden, een afnemend ledental plaatst de penning - meesters voor grote problemen.
In het algemeen waren de gespreksdeel - nemers het erover eens dat een adequaat functionerend partijwezen in een democra- tie moet worden gezien als een collectief (publiek) goed. Wanneer nu bepaalde pu- blieke functies die partijen hebben, door financiële nood in het gedrang komen, dan is overheidssubsidiëring gerechtvaardigd.
Het gaat hier om functies gedragen door veelal zelfstandige instituten als het weten- schappelijk instituut en het vormings - instituut. Het gaat ook om bepaalde speci - fieke activiteiten gericht op andere dan directe partijbelangen (bijv. steun aan bui- tenlandse politieke partijen bij de transitie naar democratie). Huiver bestond er ten aanzien van directe partijsubsidiëring . Ge- oormerkte subsidies aan bovengenoemde instituten en voor bepaalde activiteiten zijn zeker in het publieke belang.
* De weergave van deze indruk komt geheel voor rekening van de auteur.
* * dr. K. Groenveld is directeur van de Prof.Mr. B.M. Te/dersstichting.
parriek van J
)a- c- hie ie ten
ten r is tieke
lak.
et in ng-
u- r
1
dan
l d.
p r lten- eci-
lUi-
tie ln 3e- de zijn
~I
patriek van sc/tie*
Freedom out of the Jog?
De Liberal Dernocrats als derde kracht in de Britse politiek
~Jiilierai ~r~
Detnocrats
"lf one regards the existence of the Liber al Party as a route to power, I agree that one is probably wasting one's time"
1•Zo luidde het harde oordeel dat de econoom John Maynard Keynes, een van de denkkrachten achter het Britse liberalisme van de twintig- ste eeuw, in 1928 velde over zijn eigen partij. Ook vandaag de dag wordt zelden hoog opgegeven van het politieke gewicht van de Britse Liberalen. De Britse politiek wordt wel als een "two-and-a-half party- system" gekarakteriseerd, waarin de Liberal Dernocrats -naast de volwaardige Conser- vative Party en Labour Party- als "halve partij" functioneren. Een dubieuze status die de Liberalen te wijten hebben aan het feit dat zij een uiterst geringe kans maken op het dragen van regeringsverantwoorde-
!"ijkheid. De afgelopen 73 jaar maakten zij geen deel uit van een regering, met uitzon- dering van twee nationale kabinetten (ge- durende het begin van de economische crisis in de jaren dertig en gedurende de Tweede Wereldoorlog).
Dit staat in groot contrast met de vooraf- gaande 54 jaar (de periode 1868-1922), toen de Liberalen een van de twee machts- palen in de Britse politiek vormden, en ruim de helft van de tijd aan het bewind waren.
De Liberal Party was toen dè hoop van de vooruitstrevende Britten, de kracht die individuen bevrijdde uit de greep van ge- vestigde belangen en hen emancipeerde door op ruimere schaal onderwijs en kies- recht te verschaffen. Illustere namen als William Ewart Gladst9ne, Herbert Asquith, David Lloyd George en Winston Churchill
gaven het Liberalisme een herkenbaar ge- zicht. Wat is er overgebleven uit deze glo- riejaren van het Britse Liberalisme? In hoe- verre kunnen de Liberal Dernocrats van Paddy Ashdown worden beschouwd als de erfgenamen van Gladstone en Asquith, en in welke liberale traditie staan zij dan? Zijn de Liberal Dernocrats een zusje van de VVD, of hebben D66'ers gelijk als zij ver- wantschap met de Engelse Liberalen claimen? Bestaat er een reële mogelijkheid dat de Liberal Dernocrats ooit een echte derde kracht in de Britse politiek worden?
Op deze en andere vragen zal hieronder worden ingegaan, in het eerste artikel van een drieluik over liberale partijen in de ons omringende landen.
Historie
De Liberal Party werd in 1859 opgericht.
Haar aanhangers wilden de vrijheid vergro - ten en de vrijhandel bevorderen, maar daar- mee hield de eensgezindheid wel zo'n beet- je op; de partij herbergde "a variety of prin- ciples, causes and group interests all see- king supremacy"
2•Zowel de ideeën van de
"Manchester School" (ongebreidelde markt)
als die van de filosoof John Stuart Mill
(individuele ontplooiing) vonden gehoor in
de partij, zowel de adellijke grootgrondbe-
zitter als de "gezeten" arbeider vond er zijn
politieke thuis. Hoe bont de schare volgelin-
gen ook was, lange tijd verenigden allen
zich achter hun voorman Gladstone, die in
de periode 1868-1894 drie maal leiding gaf
aan Liberale kabinetten (gedurende in totaal
Liberaal Reveil nummer 1 1995
14 jaar). Na zijn vertrek uit de politiek raak- ten de Liberalen stuurloos, ernstig verdeeld over leiderschap en partijkoers. Overigens kreeg Gladstone zelf al met een ruzie in de eigen gelederen te maken die leidde tot de eerste breuk; toen hij als premier in 1886 aan Ierland (destijds nog een provincie van het Britse Rijk) enige mate van autonomie verleende, scheidde een aantal aanhangers die de eenheid van het rijk wilden bewaren zich van de Liberal Party af, om zich al spoedig bij de Conservatieven te voegen.
Zoals aangegeven, raakten de Liberalen na het vertrek van Gladstone in 1894 in verwarring, een toestand die ze in de oppo- sitie te boven moesten zien te komen. In 1905 kwamen ze opnieuw aan de macht.
Het nieuwe Liberale kabinet boekte bij de algemene verkiezingen van 1906 een "land- slide"-overwinning door 400 van de 670 parlementszetels in de wacht te slepen.
Het zou de laatste keer zijn dat de Liberalen op eigen kracht een meerderheid in het parlement wisten te behalen . Wèl konden zij in 1910 doorregeren, maar zij moesten sindsdien steun bij andere partijen zoeken.
Anders dan hun negentiende-eeuwse voor- gangers - die "laissez faire" en "self-help"
hoog in het vaandel hadden - waren de Liberalen er nu van overtuigd dat de over- heid individuen soms een steuntje in de rug behoorde te geven. De Liberale regering die vanaf 1905 optrad - eerst aangevoerd door Campbeii-Bannerman, daarna door
Asquith - nam tal van sociale maatregelen, analoog aan het laatste Nederlandse libe- rale meerderheidskabinet (Pierson) dat het
"ministerie van sociale rechtvaardigheid"
wordt genoemd. Het Britse kabinet ver- ruimde de toegang tot het onderwijs, riep pensioenvoorzieningen in het leven, en verschafte ziekte- en werkloosheidsuitkerin- gen. Dit waren maatregelen die goed lagen bij de middenklasse - traditioneel een be- langrijk bestanddeel van de achterban - en de arbeiders, een cruciale groep omdat een niet onaanzienlijk deel van hen het kies- recht nog niet bezat maar dat in luttele jaren wel zou verkrijgen.
Toch slaagden de Liberalen er niet in hun machtspositie te behouden. Vanaf de Eer- ste Wereldoorlog werden er problemen zichtbaar die zouden bijdragen tot het elec-
~-' t I I t t ~ • ' ' ~ ..
toraal verval van het Britse Liberalisme, een proces waarvan de uitkomst tot diep in de jaren twintig ongewis leek, maar dat in
1929 bezegeld werd met de definitieve uitschakeling van de Liberalen als geloof- waardige machtsfactor. Een aantal factoren heeft in deze neergang een rol gespeeld. Zo betekende de invoering van het algemeen kiesrecht in 1918 dat partijen de gunst van de zojuist tot de stembus toegelaten arbei- ders moesten zien te verwerven . Hoewel de Liberalen het traditioneel goed deden onder de arbeiders die het kiesrecht al hadden, was het winnen van de arbeiders- stem niet makkelijk omdat de vakbonden in 1900 een eigen politieke partij (Labour) hadden opgericht. In hun hoogtijdagen hadden de Liberalen, die de Labour-afge- vaardigden aanvankelijk zagen als bondge- noten tegen de Conservatieven, Labour- mensen ruimhartig aan parlementszetels geholpen, maar ze kregen hier na de Eerste Wereldoorlog geen enkele steun van Labour voor terug. De opkomst van de Labour Party werkte daarenboven sterk polarise- rend. Uit angst voor het socialisme vluchtte een deel van de Liberale kiezers uit de middenklasse naar de Conservatieven .
Daarnaast zag de Liberale regering zich tijdens de Eerste Wereldoorlog gedwongen een aantal maatregelen te nemen die op gespannen voet stonden met het liberale gedachtengoed, of waartegen in ieder geval in eigen Liberale kring veel verzet bestond.
Het opleggen van invoerheffingen en rege- ringsplanning in bepaalde produktiesectoren behoren tot maatregelen van het eerste type, de invoering van de militaire dienst- plicht tot die van het tweede type.
Misschien waren dergelijke problemen
nog wel te overwinnen geweest, als de
persoonlijke verhoudingen niet waren ver-
slechterd. In december 1916 werd Asquith
door zijn partijgenoot Lloyd George gewipt
als premier van de regeringscoalitie met de
Conservatieven (een coalitie die anderhalf
jaar eerder was aangegaan). Deze actie
zette veel kwaad bloed bij Asquith en zijn
getrouwen. Tussen Asquith en Lloyd
George kwam het nooit meer goed. Hun
vete scheurde de partij doormidden. Bij
verkiezingen traden de twee vleugels jaren
achtereen gescheiden op. De ruzie maakte
, een
1
de
)f- :oren d. Zo
~en
: van
·bei- rel n
ers- : m in
e- jge- r- is erste 3bour
;e-
chtte
ich 1gen
p 1le
geval ond.
ega- toren
e
I St-
e
"er- quith wipt
~t
de 1alf
e
zijn
Jn
ij aren akte
een slechte indruk op de kiezers, en kwam juist op het moment dat de Liberalen hun aandeel op de (deels nieuwe) kiezersmarkt moesten bevechten. De electorale klappen kwamen des te harder aan door de werking van het districtenstelsel. Hierdoor werd de parlementaire vertegenwoordiging gedeci- meerd. De op zich niet eens zo beroerde uitslag van de verkiezingen in 1929 - de Liberalen kregen bijna 24% van de stem- men - leverde slechts 59 zetels op, nog geen 10% van het totale aantal par- lementszetels.
De Liberalen waren deze verkiezingen voor het eerst sinds 1910 vereend inge- gaan. Maar in een mum van tijd raakten zij opnieuw verdeeld, toen zij begin jaren der- tig voor de vraag kwamen te staan of de in verband met de economische crisis aange- gane nationale coalitie, die werd gedomi- neerd door de Conservatieven en een pro- tectionistisch beleid voerde, moest worden voortgezet of niet. De voorstanders van het nationale kabinet bleven als Liberal Natio- nals in de regering. Bij verkiezingen zouden zij enkele decennia lang onder een aparte vlag optreden, maar zij waren geheel afhan- kelijk van de steun van de Conservatieven, waarvan zij op den duur nog slechts in naam verschilden. De Liberale tegenstan- ders van het nationale kabinet verlieten de regering, maar waren onderling ook weer verdeeld. Een geschiedschrijver van de Britse Liberalen oordeelt dan ook: " ... by the late autumn of 1933 the Liberals were a pathetic remnant"
3•De Conservatieven beheersten het politieke toneel, met een antagonistenrol voor de Labour Party. "For the two major parties the electoral battle of the 1930s was about who was to harvest what was left of the Liberal vote", zo con- stateert een andere historicus
4•Voor de Liberalen bleef niet meer dan een handjevol parlementariërs over. Pogingen om bij ver- kiezingen tot een "revival" te komen wer- den mede gehinderd door de hoge finan- ciële nood waarin de partij verkeerde . Het dieptepunt werd bereikt in de eerste helft van de jaren vijftig, toen in Groot-Brittannië definitief een twee-partijensysteem leek te zijn ontstaan. Bij de verkiezingen van 1951 en 1955 haalden de Liberalen slechts zo'n 2%% van de stemmen, wat 6 zetels ople-
ver de ( 1 % van het totaal).
De Liberal Party leek op sterven na dood.
Tlif TWEHTY-THIIlD MAH