• No results found

D E KRANT , DAT IS EEN MIJNHEER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "D E KRANT , DAT IS EEN MIJNHEER"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Naam student: Tessa Cuperus Studentnummer: 1530860

Hoofdbegeleider: Prof. dr. H.B.M. Wijfjes Tweede lezer: drs. R. van der Hoeven

Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen Studiepad: dagbladjournalistiek

Datum: 15 november 2011

D

E KRANT

,

DAT IS EEN MIJNHEER

(2)

Een van ’s hemels grootste wonderen is de hoofdredacteur.

- H.S.M. van Wickefoort Crommelin1

Op de voorpagina zijn afgebeeld, van boven naar beneden, van links naar rechts: Abraham Kuyper, De Standaard; Charles Boissevain, Algemeen Handelsblad; Hendrik Goeman Borgesius, Het Vaderland; Pieter Jelles Troelstra, Het Volk; Herman Schaepman, De Tijd; Pieter Lodewijk Tak, Het Volk; Lambertus Joannes Plemp van Duiveland, De Nieuwe Courant; Govert van der Hoeven, Nieuwe Rotterdamsche Courant; Johan Christiaan Schröder, De Telegraaf; Durk van Blom, Het Vaderland; Pierre Henri Ritter jr. Utrechtsch Dagblad; Piet Aalberse, Het Centrum; Albertus Zijlstra, De Standaard; Gerrit Jan van Heuven Goedhart, De Telegraaf, Utrechtsch Nieuwsblad; Daniel Johannes von Balluseck, Algemeen Handelsblad; Alexander Heldring, Algemeen Handelsblad; Pieter Arie Diepenhorst, De Rotterdammer; Johan Frederik Ankersmit, Het Volk; Doe Hans, De Avondpost; Petrus Steenhoff, Het Centrum; Hendrikus Colijn, De Standaard; Maarten Rooij, Nieuwe Rotterdamsche Courant.

1

(3)

V

OORWOORD

In het onderzoekscollege tijdens de masteropleiding journalistiek heb ik samen met studiegenoten de hedendaagse hoofdredacteur onderzocht. De interviews die we hielden met hoofdredacteuren hebben daaraan bijgedragen. Vanwege het gebrek aan informatie over het onderwerp, bleek een theoretische schets van de hoofdredacteur echter lastig te maken. Daar was het idee voor mijn scriptie geboren.

Op dat moment had ik nog geen idee van de belangrijkste journalistieke literatuur uit het verleden. Het was dan ook een aangename verrassing om de werken van auteurs als L.J. Plemp van Duiveland, Doe Hans en R.R. van der Meulen te lezen en herlezen. Van hun prachtige beschouwingen van de journalistiek had ik het liefst zoveel mogelijk citaten overgenomen.

Door een tweede studie en baan heb ik helaas minder tijd gehad om aan mijn scriptie te werken. Sinds mijn verhuizing naar Amsterdam raakte ik echter geïnspireerd door de Nieuwezijds Voorburgwal. Na bezoeken aan een van de universiteitsbibliotheken of na simpelweg een middag winkelen, fietste ik hier tussen de panden waar veel van de anekdotes uit mijn scriptie zich hebben afgespeeld. Ik visualiseerde dat ik hier nog journalisten aan het werk zag en statige hoofdredacteuren naar binnen en buiten liepen. Helaas zijn deze tijden voorbij en bieden de panden niet langer plaats aan redacties.

Mijn dank gaat uit naar prof. dr. Huub Wijfjes voor al de tijd die hij heeft vrijgemaakt om mij te begeleiden. Zijn kopieën van boeken die ik niet gemakkelijk kon vinden en zijn grote enthousiasme over dit onderwerp zijn van grote toegevoegde waarde geweest.

(4)

I

NHOUDSOPGAVE

VOORWOORD... 3

INLEIDING... 5

1‘MANAGING THE UNMANAGEABLE’-LEIDINGGEVEN AAN JOURNALISTEN... 13

1.1ROL EN POSITIE VAN DE NEDERLANDSE HOOFDREDACTEUR...13

1.2DE TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE HOOFDREDACTEUR...16

1.2.1 De hoofdredacteur op de redactie ... 16

1.2.2 De hoofdredacteur en de directie ... 19

1.2.3 De hoofdredacteur en de lezer... 21

1.3HET REDACTIESTATUUT...21

1.4ZELFBEELD:HOOFDREDACTEUREN OVER HUN ROL EN POSITIE...25

1.5PERIODISERING...27

1.5.1 De verzuiling ... 27

1.5.2 Professionalisering van de journalistiek ... 30

1.6CONCLUSIE...32

2DE HOOFDREDACTEUR,1869-1918... 34

2.1AFSCHAFFING VAN HET DAGBLADZEGEL...34

2.2ROL EN POSITIE VAN DE HOOFDREDACTEUR...36

- Portret - Charles Boissevain, Algemeen Handelsblad ...39

2.3TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE HOOFDREDACTEUR...41

- Portret - Abraham Kuyper, De Standaard...45

2.4RELATIE TOT REDACTIE...47

2.5RELATIE TOT DIRECTIE...51

- Portret -Johan Christiaan Schröder, De Telegraaf...55

2.6ZELFBEELD VAN DE HOOFDREDACTEUR...58

2.7CONCLUSIE...60

3DE HOOFDREDACTEUR,1918-1940... 62

3.1HET INTERBELLUM...62

3.2ROL EN POSITIE VAN DE HOOFDREDACTEUR...65

3.3TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE HOOFDREDACTEUR...67

- Portret - Johan Frederik (Nap) Ankersmit, Het Volk ...70

3.4RELATIE TOT REDACTIE...73

- Portret - Piet Aalberse, Het Centrum ...76

3.5RELATIE TOT DIRECTIE...79

- Portret -Pierre Henri Ritter jr., Utrechtsch Dagblad...83

3.5ZELFBEELD HOOFDREDACTEUR...86

3.7CONCLUSIE...87

CONCLUSIE... 90

(5)

I

NLEIDING

De hoofdredacteur is een van de belangrijkste personen in de journalistiek.2 Wanneer er door journalisten over of met een hoofdredacteur wordt gesproken, gebeurt dat vaak op een romantische manier. Met enige weemoed wordt dan naar vroeger gekeken, met name door hoofdredacteuren zelf, toen de hoofdredactionele leiding nog onbetwist was. Leon de Wolff beschrijft dit beeld van de hoofdredacteur dat al sinds de jaren dertig bestaat in zijn boek De krant was koning. “De man (…) die de discussie op de redactie over ‘waar wij staan als krant’ de juiste richting op weet te sturen en die de redacteur altijd zal helpen als hij in zijn poging tot het binnenslepen van een prachtige primeur wat overijverig is geweest en zich in de nesten heeft gewerkt.” Met zijn open boord en das los om zijn nek hangend is deze hoofdredacteur ’s ochtends altijd aanwezig bij de vergadering, maar hij geeft liever geen leiding: hij laat zijn journalisten graag vrij in hun doen en laten, aldus De Wolff.3

Uit uitspraken van hoofdredacteuren en uit journalistieke literatuur blijkt dat vanwege verschillende ontwikkelingen in de journalistiek en daarbuiten, zoals schaalvergroting, afnemende lezersaantallen en het toenemende belang van adverteerders in de financiering, de inhoud van het beroep van hoofdredacteur is veranderd. Volgens De Wolff bijvoorbeeld is de tijd van de betrokken en alom aanwezige hoofdredacteur lang voorbij. Hij gebruikt zijn karakterschets juist als voorbeeld om dit aan te tonen. In een tweegesprek in april 2009 tussen André Spoor, hoofdredacteur van de eerste NRC Handelsblad van 1970 tot 1983 en Birgit Donker, op dat moment directeur-hoofdredacteur van de krant, komen deze verschillen eveneens duidelijk naar voren. “In mijn tijd”, vertelt Spoor in het gesprek, “heb ik de directie altijd buiten de deur gehouden. Ik begrijp dat jij een derde van je tijd besteedt aan het contact met de uitgever. Ik kan niet eens bedenken hoe laag dat percentage in mijn tijd was.” Volgens Donker kon Spoor in zijn tijd zich veroorloven alleen met de krant bezig te zijn, terwijl zij als hoofdredacteur ook moest nadenken over de lange termijn. Donker vindt het bovendien juist belangrijk om ook regelmatig overleg te hebben met de directie. “Ik houd de geldmannen niet buiten de deur, ik praat zeker met ze. Ik zie het belang ervan in dat ze goed op de hoogte zijn.”4 Met andere woorden, uit het vraaggesprek blijkt dat de

2

Gerard Schuijt, Werkers van het woord: Media en arbeidsverhoudingen in de journalistiek (Deventer: Kluwer, 1987), 257.

3

Leon de Wolff, De krant was koning: Publieksgerichte journalistiek en de toekomst van de media (Amsterdam: Bert Bakker, 2005), 53-54.

4

(6)

hoofdredacteur meer een nieuwsmanager zou zijn geworden en zich steeds minder met de journalistiek zou bezighouden. De vraag is of dit beeld op feitelijke waarheid berust of dat er sprake is van een vorm van nostalgie.

Een studie naar de verandering van de functie van hoofdredacteur ontbreekt echter. Ook over de hoofdredacteur in het algemeen is geen noemenswaardig wetenschappelijk onderzoek verricht.5 Zo behandelen de biografieën van antirevolutionairen – en

hoofdredacteuren – Abraham Kuyper en Hendrikus Colijn voornamelijk hun politieke leven, met slechts een enkele verwijzing naar de journalistieke loopbaan van de politici.6 Het onderwerp krijgt desondanks steeds meer aandacht. In 2010 verscheen bijvoorbeeld het Handboek hoofdredacteur: Hoe je het wordt, bent en blijft uit de pen van de hoofdredacteur van Elsevier, Arendo Joustra, bij zijn afscheid als voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren. De gebundelde essays zijn Joustra’s bijdrage aan de tot dusver gebrekkige hoeveelheid informatie die er bestaat over de hoofdredacteur.7 Een schets van de hoofdredacteur voor de Tweede Wereldoorlog ontbreekt evenwel in zijn boek, maar is des te noodzakelijker om te kunnen concluderen of zijn functie daadwerkelijk is veranderd en hoe dit in de praktijk gestalte heeft gekregen. Deze omissie tracht ik met mijn scriptie op te vullen. Dat leidt tot de volgende tweeledige hoofdvraag:

Welke positie in de journalistiek kende de Nederlandse dagbladhoofdredacteur tussen 1869 en 1940 en in hoeverre is die in de loop der decennia veranderd door invloed van ontwikkelingen binnen en buiten de journalistiek?

Om mijn hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen van belang: 1) Hoe worden de rollen en positie van de hoofdredacteur beschreven in de

journalistieke literatuur over redacties, regelgeving en de journalistieke praktijk? 2) Wat waren belangrijke taken van de hoofdredacteur?

3) Welke positie kende de hoofdredacteur ten opzichte van de redactie? 4) Welke positie kende de hoofdredacteur tegenover de directie?

5

Arendo Joustra, “‘Als je in de Nederlandse journalistiek niet plat praat, word je uiteindelijk hoofdredacteur’”, in Storm in de media, ed. Tony van der Meulen (Amsterdam: Balans, 2009), 153.

6

Zie bijvoorbeeld Jan Bank en Chris Vos, Hendrikus Colijn: Antirevolutionair (Houten: Uniebroek, 1987); Jeroen Koch, Abraham Kuyper: Een biografie (Amsterdam: Boom, 2006); en Herman Langeveld, Dit leven van krachtig handelen: Hendrikus Colijn 1869-1944 Deel een 1869-1933 (Amsterdam: Balans, 2004). Langeveld gaat in zijn biografie het meest uitgebreid in op het hoofdredacteurschap van Colijn en besteedt een paragraaf van een hoofdstuk hieraan. Toch vallen deze tien pagina’s in het niets bij de rest van het boek, terwijl Colijns hoofdredacteurschap een groot deel van zijn werkzame leven besloeg.

7

(7)

5) Hoe formuleerden hoofdredacteuren zelf hun rol, taak en positie sinds 1869?

De verandering van het beroep van de hoofdredacteur van Nederlandse dagbladen vormt het uitgangspunt van het onderzoek. De eerste deelvraag behandelt de rol en de positie van de hoofdredacteur. Om de vraag te beantwoorden wordt gekeken naar wat journalisten en historici hierover schrijven in hun memoires, biografieën, monografieën of handboeken. Impliciet wordt hierin veel over de rol van de hoofdredacteur vermeld. Bestudering van dezelfde literatuur leidt ook tot het antwoord op de tweede deelvraag. Door de taken van de hoofdredacteur vast te stellen, kan ik een overzicht geven van de dagelijkse verantwoordelijkheden van de hoofdredacteur, op de redactie of daarbuiten. Deze deelvraag is een specifieker onderdeel van de eerste vraag en kent een drieledige uitwerking. Kort gezegd zijn de werkzaamheden van de hoofdredacteur onder te verdelen in redactionele, directionele en vertegenwoordigende taken. Door de werkzaamheden op een rij te zetten, valt ook een vergelijking tussen verschillende periodes te maken. Alleen na het bestuderen van de taken en de rollen die aan de hoofdredacteur worden toebedeeld door journalisten, biografen en historici, is het mogelijk om de hoofdvraag te beantwoorden. Samen vormen deze deelonderwerpen een theoretische beschrijving van het beroep hoofdredacteur.

Hoe de rollen en taken zich in de praktijk ontwikkelden, wordt pas duidelijk bij de bespreking van de derde en vierde deelvraag. Beide vragen zijn hetzelfde van opzet en kijken naar de wijze waarop de hoofdredacteur omging met de redactie en de directie. De verhoudingen tonen hoe in de praktijk de banden en relaties lagen. Tot slot laat ik, voor zover dat mogelijk is, in de laatste paragraaf van elk hoofdstuk hoofdredacteuren zelf aan het woord. Hoe zij zich hun beroep herinnerden en opschreven, kan een ander beeld geven dan de werkelijkheid. Volgens Joustra vervallen hoofdredacteuren dan namelijk al snel in het schetsen van een romantisch beeld van hun beroep.8 Of dit daadwerkelijk zo is, komt bij de bespreking van deze deelvraag aan de orde.

Hoofdstukindeling en periodisering

De deelvragen worden in bovenstaande volgorde behandeld in de drie hoofdstukken die deze scriptie telt. Elk hoofdstuk bespreekt de vragen opnieuw, waarbij hoofdstuk een ingaat op de theorie en hoofdstukken twee en drie deze vragen in twee verschillende periodes plaatsen. Aan de hand van schetsen van markante hoofdredacteuren zal ik mijn antwoorden op de deelvragen illustreren. Pas dan is ook een portret te maken van de typerende

8

(8)

eigenschappen van de hoofdredacteur in de vroege Nederlandse journalistiek. Immers, de interactie met zijn ‘onderdanen’ zegt veel over de journalistieke leidinggevende.

In het eerste hoofdstuk van deze scriptie behandel ik de theoretische literatuur over de hoofdredacteur. Zijn taken, rollen en zijn positie ten opzichte van directie en redactie zoals er in de journalistieke literatuur over wordt geschreven komen hierin aan de orde. Hierbij valt echter meteen de kanttekening te maken dat een theorie over het beroep van de hoofdredacteur niet bestaat en nog nooit bestaan heeft. Journalistieke analyses, zoals monografieën over specifieke dagbladen, gaan in op stijl en op het redactionele proces. Er worden zelfs boeken geschreven vanuit het bedrijfsmatige oogpunt van de uitgeverij. H.J. Scheffer zet bijvoorbeeld in De dagbladonderneming de eigendomsverhoudingen van de krant op een rij. De hoofdredacteur is onderdeel van het bedrijf, maar heeft een ondergeschikte rol aan de directie.9 Hoewel deze studies de hoofdredacteur vaak nauwelijks noemen, valt hieruit indirect veel op te maken over het functioneren van de hoofdredacteur. In hoofdstuk twee en drie bespreek ik het hoofdredacteurschap tijdens de eerste zeventig jaar van de moderne Nederlandse journalistiek, een periode die loopt van 1869 tot 1940. Gedurende deze tijd professionaliseerde de dagbladwereld en kreeg het langzaam de vorm, stijl en opvattingen van de huidige journalistiek.10 Sommige kranten die in deze periode werden opgericht of een belangrijke rol speelden in de maatschappij bestaan nog steeds, al dan niet gefuseerd met een ander dagblad. De afschaffing van het dagbladzegel in 1869 is de belangrijkste reden om voor deze ondergrens te kiezen. De belastingvermindering maakte kranten goedkoper en populairder, waardoor ook het aantal journalisten toenam. Daarnaast verschenen in deze tijd de eerste handboeken en beschouwingen over de journalistiek. Het boek van de Rotterdamse bibliothecaris Rimmer Reinders van der Meulen uit 1885 is de eerste uitgebreide studie die zich richtte op de Nederlandse journalistiek en ook aandacht besteedde aan de hoofdredacteur.11

Om een gedetailleerder antwoord te kunnen geven op mijn hoofdvraag heb ik de Nederlandse journalistieke geschiedenis onderverdeeld in twee tijdvakken. Het eerste tijdsbestek omvat de periode tussen 1869 en 1918, het tweede loopt vanaf 1918 tot 1940. De beide periodes worden chronologisch besproken in hoofdstukken twee en drie. De afgebakende jaren liggen echter niet vast; ontwikkelingen in een bepaalde tijdspanne

9

Zie bijvoorbeeld H.J. Scheffer, De dagbladonderneming: Historische verkenningen (Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, 1986).

10

L.J. Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland (Den Haag: H.P. Leopold, 1924), 7; Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland: Beroep, cultuur en organisatie 1850-2000 (Amsterdam: Boom, 2004), 18-20. 11

(9)

vloeien vaak over in de volgende. Toch verschillen de geselecteerde tijdvakken dermate van eerdere of latere periodes dat het de moeite waard is juist in 1918 de scheiding te leggen. De professionalisering van de journalistiek is de belangrijkste reden voor deze grens. Vanaf de jaren twintig zijn schaalvergroting en verzakelijking aan de orde van de dag. Deze ontwikkelingen hadden vergaande invloed op de hoofdredacteur. Van de belangrijkste man van de krant werd hij een strategisch figuur die zich tussen redactie en directie bewoog. Daarnaast verschillen ook de kenmerken en mate van verzuiling tussen de twee periodes. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw vond er een bewustwordingsproces plaats over de zuil en zijn plek in de samenleving. De verzuilde gemeenschappen werden vanaf 1880 steeds hechter en waren elk uit op een machtigere positie in de maatschappij. Dit offensief sloeg in het interbellum om. In de jaren 1918-1940 werd iedere zuil meer een protectionistische organisatie die de leer moest beschermen van de andere invloeden in de samenleving.12 Een vergelijkbare periodisering is veelvoorkomend in secondaire literatuur over de journalistiek.13 Hoofdstuk 1.6 zal uitvoerig de verzuiling en de professionalisering van de journalistiek in relatie tot de hoofdredacteur bespreken.

De periode tussen 1869 en 1918 komt in hoofdstuk twee aan bod. De afbakening tot 1918 is niet alleen gekozen vanwege de invoering van het algemeen kiesrecht en het einde van de Eerste Wereldoorlog, die ondanks de neutraliteit van Nederland toch verregaande invloed had op de maatschappij in het algemeen en de journalistiek in het bijzonder. Het jaartal markeert eveneens het einde van een era van markante hoofdredacteuren. Deze hoofdredacteuren droegen als persoon de krant. Met hun persoonlijkheid en stijl vulden zij het dagblad. Alexander F. de Savornin Lohman, bijvoorbeeld, stopte in 1921 met het hoofdredacteurschap van het christelijk-historische dagblad De Nederlander. Belangrijker nog, Abraham Kuyper, voorbeeld voor vele generatiegenoten en hun opvolgers, legde zijn hoofdredacteurschap van De Standaard wegens gezondheidsredenen neer in 1919 en overleed een jaar later. Meer dan in de periode erna vielen deze hoofdredacteuren in het oog. Zonder hen bestond hun dagblad niet; zij waren de krant.

De tweede periode omvat het interbellum, de periode tussen de twee wereldoorlogen die werd gekenmerkt door een versterkte verzuiling. Ook al deed deze

12

Paul Pennings, Verzuiling en ontzuiling: De lokale verschillen. Opbouw, instandhouding en neergang van plaatselijke zuilen in verschillende delen van Nederland na 1880 (Kampen: J.H. Kok, 1991), 3.

13

(10)

samenlevingsstructuur al in de negentiende eeuw zijn intrede, vanaf de jaren twintig zetten politieke partijen, kerken en maatschappelijke organisaties de media steeds vaker in als communicatiemiddel.14 Zo droeg de Volkskrant vanaf het moment van oprichting ‘katholiek’ in de ondertitel. De in deze periode pas ontstane radio-omroepen gaven de afzonderlijke media een nog nadrukkelijker eigen geluid. In eerste instantie maakten dagbladen dankbaar gebruik van de snelheid waarop radiogolven het nieuws brachten, maar tegelijkertijd waren redacties verontrust dat de populariteit van de radio ten koste zou gaan van de gedrukte pers.15 In dit tijdsgewricht speelden zowel de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog als de dreiging van een nieuwe oorlog een grote rol. De hoofdredacteuren staan in deze periode onder druk van commerciële en ideologische belangen. De professionalisering van de journalistiek had namelijk na de Eerste Wereldoorlog in snelle mate zijn intrede gedaan. Kennis van het bedrijf werd noodzakelijk. Graag hadden hoofdredacteuren hun pen nog gehanteerd op de luisterrijke wijze zoals Abraham Kuyper dat had gedaan. Door hun meer omvattende taak was dit voor hen niet langer mogelijk.

De grens van het onderzoek ligt in 1940. De Tweede Wereldoorlog (1940-1945) laat ik dan ook buiten beschouwing. Deze donkere en uitzonderlijke periode in de geschiedenis staat de continuïteit betreffende de ontwikkeling van de positie en rol van de hoofdredacteur voor het onderzoek in de weg.

Methodologie en terminologie

Om de deelvragen te beantwoorden heb ik diverse bronnen geraadpleegd. Voor een beeld over de rol, positie en taken van de hoofdredacteur heb ik journalistieke handboeken bestudeerd. Primaire bronnen, zoals memoires en dagboeken, zijn van groot belang om te begrijpen hoe zij zelf hun positie zagen en hoe hun verhouding tot de directie en de redactie was. Om de sfeer van de periode te behouden, zijn citaten overgenomen in hun originele spelling en niet aangepast aan het moderne Nederlands. Biografieën over hoofdredacteuren en boeken over kranten behandelen zijn rol, taak en positie eveneens.

Zijn rol, taak en positie; het hoofdredacteurschap was en is nog steeds voornamelijk een mannenberoep. Ook al betoogde journaliste en feministe Emmy Belinfante in 1928 al dat “[d]e vrouw die gestudeerd heeft, met leiderstalent, veelzijdige ontwikkeling, journalistieke aanleg, algemene belangstelling, tact en verantwoordelijkheidsgevoel in de toekomst evengoed hoofdredacteur [zal] kunnen worden als haar mannelijke collega,” pas

14

Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 146-149. 15

(11)

in 2006 werden de eerste hoofdredactrices bij dagbladen aangesteld: Annemieke Besseling bij het Brabants Dagblad en Birgit Donker als ‘grande dame’ bij NRC Handelsblad.16 Barbara van Beukering is sinds 2007 hoofdredacteur van Het Parool. Gezien de recente aard van deze ontwikkeling, verwijs ik in deze scriptie naar hoofdredacteuren als mannelijke leidinggevenden.

Alleen hoofdredacteuren van de grootste Nederlandse dagbladen worden behandeld in deze scriptie. Radio en weekbladen laat ik achterwege. Deze keuze heb ik niet alleen gemaakt om me te beperken in het onderwerp, maar ook omdat het hoofdredacteurschap bij dagbladen verschilde van dat bij omroepen en tijdschriften. Bovendien bestond de radio nog niet in de negentiende eeuw. Een treffende vergelijking maken van en conclusies trekken over taken, functie, rollen en positie is dan lastiger, zo niet onmogelijk.

In het krantenbedrijf stond tegenover de hoofdredacteur vaak de uitgever of directeur. In deze scriptie zal ik deze woorden door elkaar gebruiken, en in beide instanties refereer ik naar de persoon of de vennootschap die het zakelijke beleid van de krant voerde en aan wie de hoofdredacteur verantwoording moest afleggen. Zeker in de vroege journalistiek waren directie en uitgever vaak dezelfde persoon. Later spelen ook de raad van commissarissen en de aandeelhouders een rol, zoals bleek bij invoering van een redactiestatuut bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) in 1907, als eerste dagblad in Nederland.

In het onderzoek zal ik mij puur richten op de Nederlandse journalistiek en vooral gebruik maken van Nederlandse literatuur. Met name in de Engelstalige wereld zijn uitgebreidere studies gedaan naar leidinggevenden in de mediawereld. Deze studies zijn echter voor het onderzoek naar de hoofdredacteur irrelevant, aangezien de Nederlandse journalistiek meer gemeen heeft met de Duitse dan met die in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, zowel wat betreft de taakverdeling als de houding ten opzichte van de rol van de journalist en de journalistiek in de samenleving.17 Bovendien bespreken deze studies vaak andere media dan dagbladen. Slechts bij uitzondering haal ik één buitenlandse tekst aan. Oud-hoofdredacteur Hedley Donovan geeft in zijn memoires een nuttige functieomschrijving waarvan in de Nederlandse literatuur het equivalent ontbreekt.

De positie, rol en taak van de hoofdredacteur, zo blijkt uit de literatuur, zijn alle afhankelijk van de sterke persoonlijkheid en het waardige karakter van mijnheer de

16

Emmy Belinfante, De vrouw als journaliste: Wat beteekent de journalistiek voor de vrouw, wat kan de vrouw voor de journalistiek beteekenen? (Dordrecht: C. Morks Czn., 1928), 7-8. Van Westerloo, “André Spoor & Birgit Donker”, 13.

17

(12)

hoofdredacteur. In de late negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw, komen deze eigenschappen terug in het Franse gezegde: Un journal, c’est un monsieur, de krant is een mijnheer.18 Dat gold zeker voor de Nederlandse hoofdredacteur.

18

(13)

1

‘M

ANAGING THE UNMANAGEABLE

-

L

EIDINGGEVEN AAN JOURNALISTEN

“Hoofd is hier niet een letterlijk hoofd. Maar het is ook niet het erevoegsel dat alleen een hoger salaris geeft. Net als het achtervoegsel in staatshoofd en indianenhoofd voert het een unieke functie als hoogste gezag met zich mee. De hoofdredacteur is wel degelijk de baas van de andere redacteuren.”

- Hugo Brandt Corstius.19

De hoofdredacteur mag dan wel de baas zijn van andere redacteuren, journalisten houden niet van het idee dat iemand leiding aan hen geeft. Ze voelen over het algemeen “weerzin (…) bij het idee dat ze een leidinggevende hebben”, volgens Hedley Donovan in zijn memoires. In een vrij en creatief beroep als de journalistiek kunnen er geen personen zijn die werk opdragen, is de algemene, nogal romantische opmerking van de meeste journalisten.20 Wellicht dat deze afwijzing van journalisten resulteert in minder interesse en informatieschaarste over de hoofdredactie vanuit de journalistiek en theoretische literatuur over journalistiek leiderschap en management verklaart.21 Ondanks het gebrek aan aandacht in de journalistieke en wetenschappelijke literatuur, zal ik in dit hoofdstuk de theorie over de hoofdredacteur bespreken. Ik begin met een algemeen beeld over de rollen en taken van hoofdredacteuren en zal in latere paragrafen aandacht besteden aan de verhouding met de directie en de redactie. Tot slot zal ik een koppeling maken met het verleden door zowel maatschappelijke als journalistieke omstandigheden te schetsen waarin het probleem van de hoofdredacteur dient te worden geplaatst. Dit overzicht vormt de achtergrond waarin hoofdstuk twee en drie gelezen dienen te worden.

1.1ROL EN POSITIE VAN DE NEDERLANDSE HOOFDREDACTEUR

Wanneer wetenschappers de rol en positie van de hoofdredacteur omschrijven, vervallen ze al snel in een karakterschets door middel van beeldspraak. Leon de Wolff is een van de weinige journalistieke onderzoekers die een poging heeft gedaan tot het theoretiseren van

19

Hugo Brandt Corstius, De hoofdredacteur (Amsterdam: de Volkskrant, 1995), 8. 20

Hedley Donovan, Right places, right times (New York: Simon & Schuster Inc., 1989), 3. Vertaling van “he needs to give leadership to people who would generally be repelled by any notion that they had a leader,” in Joustra, Handboek hoofdredacteur, 37.

21

(14)

de hoofdredacteur, zijn positie en zijn karakter. In zijn boek De krant was koning wijdt De Wolff een hoofdstuk aan het leidinggeven aan journalisten. Hij geeft een brede definitie van een leidinggevende: een journalistieke gezaghebber kan chef zijn maar ook hoofdredacteur, programmamaker, eindredacteur; eigenlijk iedereen die eindverantwoordelijk is voor een journalistiek product. Het doel dat mediaonderzoeker De Wolff hiermee poogt te bereiken is de leidinggevende te beschrijven in de nieuwe, ‘publieksgerichte’ houding die er volgens hem zou moeten komen om de journalistiek van zijn ondergang te redden.

Welke rol de hoofdredacteur ook aanneemt, volgens De Wolff is zijn houding altijd terug te voeren tot het vraagstuk of hij zichzelf in eerste instantie ziet als collega of als baas van de redactie. In elk geval kent iedere hoofdredacteur het ‘dilemma tussen sturen en laten’. Afhankelijk van de persoon wordt de ene journalist gestimuleerd door de vrijheid en het vertrouwen dat de hoofdredacteur hem geeft, terwijl een ander juist behoefte heeft aan meer begeleiding, zo stelt De Wolff. Bovendien wordt er geen krant gemaakt als alle journalisten vrij gelaten worden. Enige sturing is dus noodzakelijk, zolang het met de juiste mate gebeurt. ‘Dé hoofdredacteur bestaat niet’, is dan ook de conclusie die De Wolff trekt uit zijn jarenlange ervaring in en met de journalistiek. Ter argumentatie hiervan geeft hij een overzicht van de rollen die een hoofdredacteur volgens hem kan aannemen en ook hij laat daarbij de beeldspraak niet ongemoeid. Cultuur, intuïtie en opvattingen beïnvloeden de rol en stijl van het leidinggeven en elke rol legt de accenten van het beroep op een ander onderwerp.

De Wolff bespreekt vier rollen van hoofdredacteuren uitgebreid. De eerste variant noemt hij ‘de monarch’. Deze hoofdredacteur toont graag zijn gezicht buiten de journalistiek en heeft veel contacten met de elite en politici. Hij kent volgens De Wolff zijn redacteuren niet allemaal, maar is ’s ochtends wel vaak aanwezig bij redactievergaderingen en mengt zich dan af en toe in het debat. Door zich weinig met de redactionele gang van zaken te bemoeien, gaat hij conflicten uit de weg. De monarch wil vooral een kwalitatief goede krant maken en probeert daardoor strategisch de juiste mensen op de juiste positie te zetten.

(15)

‘De jonge hond’ is het derde type hoofdredacteur in het overzicht van De Wolff. Deze man heeft een open en spontaan karakter. Hij is fanatiek en gemotiveerd: hij laat de journalisten hun gang gaan, zodat ze de ruimte hebben om hun creativiteit te ontplooien. Hij zal zich altijd positief over hen uitlaten. Zijn jonge en enthousiaste imago is slechts een façade. De jonge hond neemt geen risico’s, maar is trouw aan het beleid dat hem wordt opgedragen.

Tot slot omschrijft De Wolff sommige hoofdredacteuren als ‘de natural’. Dit natuurtalent in leidinggeven vertegenwoordigt de belangen van de redactie bij de directie. Het managen is hem komen aanwaaien. Hij vindt inhoud belangrijk, helpt de journalisten het artikel te maken dat de hoofdredacteur zoekt, stelt ze de juiste vragen en lost ondertussen andere problemen die zich aandoen op. In tegenstelling tot de straatvechter heeft de natural wel een langetermijnstrategie waar hij op daadkrachtige wijze continu naartoe werkt. Daarbij verliest hij nooit het gevoel voor mensen uit het oog.

De hierboven genoemde rollen die een hoofdredacteur kan aannemen zijn een paar voorbeelden. De Wolff karakteriseert kort ook andere types leidinggevende journalisten om zijn standpunt te ondersteunen. Zo zal de ‘klassenvertegenwoordiger’ het altijd opnemen voor zijn journalisten bij de directie, terwijl een dictatoriale hoofdredacteur vastbesloten is over de juiste koers en hoe die bereikt moet worden. Andere leidersstijlen, ‘fietser’, ‘generaal’, ‘diplomaat’ en ‘calvinist’, noemt De Wolff alleen, maar beargumenteert hij niet. Ze tonen volgens hem vooral de variëteit aan leiderstypes.22 De beste hoofdredacteur, zo denkt men volgens De Wolff in de journalistiek, is een manager die journalisten het liefst zo veel mogelijk hun gang laat gaan om het beste journalistieke product te bereiken.

De opsomming van De Wolff is echter niet compleet. De ‘Franse’ hoofdredacteur gaf al schrijvende leiding aan de redactie. Pershistoricus Huub Wijfjes benadrukt bijvoorbeeld deze ‘Franse’ stijl van leidinggeven. Deze hoofdredacteur had zijn naam te danken aan de Nederlandse bewondering voor Frankrijk en de Franse cultuur in met name de negentiende en begin twintigste eeuw. In de praktijk bemoeide deze hoofdredacteur zich nauwelijks met de gang van zaken, maar was hij geconcentreerd op zijn luisterrijke schrijfwerk.23 De ‘Franse’ hoofdredacteur bezat daarnaast een enorme algemene en politieke kennis waar journalisten en publiek ontzag voor hadden. Verschillende hoofdredacteuren werden in het begin van de twintigste eeuw getypeerd door hun ‘Franse’ stijl, zoals Charles Boissevain

22

Ibid., 57-62. 23

(16)

door Van Wickefoort Crommelin.24 Zowel lezers als journalisten herkenden zijn markante schrijfstijl. Naast deze ‘Franse’ stijl typeert Wijfjes de hoofdredacteur als ‘paternalistische huisvader’, die de redactie beschermt tegen de invloeden van de directie.25 In zekere zin is dit de ‘klassenvertegenwoordiger’ die De Wolff beschrijft.

Blijkbaar kiest de hoofdredacteur volgens de auteurs dus zelf welke rol hij aanneemt op de redactie. Zijn keuze is breed en afhankelijk van zijn manier van leidinggeven. De meeste leidinggevenden denken echter niet zo nadrukkelijk na over hun taak, aldus De Wolff in zijn betoog. Meestal stuurt een hoofdredacteur een redactie op gevoel aan of heeft hij het leidinggeven afgekeken van anderen; reflectie of studie vindt nauwelijks plaats. Dit resulteert in een manier van leidinggeven die bij elke hoofdredacteur anders is, iedereen gaat anders om met het dilemma van sturen en laten.26

1.2DE TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE HOOFDREDACTEUR

Ondanks de hoeveelheid aan rollen die de hoofdredacteur kan aannemen, vallen zijn belangrijkste taken en verantwoordelijkheden wel samen te vatten. Zijn werkzaamheden zijn onder te verdelen in redactionele en directionele taken binnen het dagbladbedrijf en een vertegenwoordigende functie buiten de krant.

1.2.1 De hoofdredacteur op de redactie

Het woord hoofdredacteur verraadt dat hij een redacteur is met een hogere functie. Hij is de baas van de redacteuren, zoals het citaat van Hugo Brandt Corstius aan het begin van het hoofdstuk al aangaf. Zijn contact met de redacteuren is dan ook een van de belangrijkste taken van de hoofdredacteur. De hoofdredacteur geeft in meer of mindere mate leiding aan de redactie. Op de redactievloer onderhoudt de hoofdredacteur het contact met de redacteuren. Hij dient de redacteuren individueel te stimuleren en de juiste taak bij de juiste persoon te vinden, zodat diegene met plezier zijn werk doet, en de redacteuren de kans te geven zich te ontplooien, aldus Hedley Donovan. Donovan was zelf hoofdredacteur van Fortune voordat hij leidinggevende werd van alle hoofdredacteuren van Time Inc., waar bladen als Time, Sports Illustrated en Fortune onder vallen.27 Zijn opmerking is precies wat

24

Van Wickefoort Crommelin, Mannen en vrouwen van beteekenis, 10. 25

Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 401. 26

De Wolff, De krant was koning, 15. 27

(17)

Leon de Wolff ‘het dilemma tussen sturen en laten’ noemt. Elke leidinggevende in de journalistiek vraagt zich af in hoeverre hij een journalist zijn eigen gang laat gaan of dat er toch meer richting moet worden gegeven, aldus De Wolff.28 Om redacteuren op de juiste manier aan te sturen is een zekere mate van mensenkennis en een gevoel van rechtvaardigheid van belang.29

Ook Tony van der Meulen benadrukt de redacteursfunctie van de hoofdredacteur. De oud-hoofdredacteur van het Brabants Dagblad tussen 1990 en 2006 geeft twee eisen waar een hoofdredacteur volgens hem boven alles aan moet voldoen. Hij hoort op de redactie rond te lopen en moet zelf nog schrijven voor de eigen krant. Met andere woorden: “De hoofdredacteur als de hoofdjournalist, de leidinggevende journalist.”30

De beste hoofdredacteur is volgens de journalistieke literatuur bij voorkeur van origine journalist. Als vanouds schrijft hij het commentaar in de krant, waarmee hij met zijn pen geestelijk leiding geeft. Het geven van commentaar is volgens Maarten Rooij, oud-hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant voor en na de Tweede Wereldoorlog, een van de drie functies van een dagblad, naast de nieuwsvoorziening en voorlichting.31 Waar de hoofdredacteur vroeger meestal zelf het hoofdartikel schreef, staat er tegenwoordig een team van schrijvers klaar. De hoofdredacteur heeft het te druk met andere dingen. Beter gezegd, hij denkt het daar te druk voor te hebben, aldus Van der Meulen. Hij betreurt deze “slechte ontwikkeling.”32 Schrijven is de belangrijkste taak van de hoofdredacteur en hij hoort daar, volgens Van der Meulen, tijd voor vrij te maken.

De hoofdredacteur dient verder het proces van kranten maken soepel te laten verlopen. Idealiter is hij aanwezig bij redactievergaderingen om de inhoud van de krant van morgen te bespreken. Als discussieleider houdt hij daarmee de redactie alert. Van der Meulen merkt op dat lezers verwachten dat de hoofdredacteur zich bezig houdt met alles wat met de krant te maken heeft, van bezorging tot krantenkoppen. In werkelijkheid, zegt de oud-hoofdredacteur, is de hoofdredacteur verantwoordelijk voor de gehele inhoud van de krant, maar bemoeit hij zich alleen met berichten ‘waar iets mee is’. Het uiteindelijke

28

De Wolff, De krant was koning, 57. 29

Cornelis Easton en Marie Joseph Brusse, De journalist (Dordrecht: C. Morks Cz, 1913), 38; Van Wickefoort Crommelin, Mannen en vrouwen van beteekenis, 4.

30

Tony van der Meulen, Dichtbij: Regionale kranten in Nederland (Den Haag: Sdu Uitgevers, 1997), 199, 203.

31

Maarten Rooij, Het dagbladbedrijf in Nederland: Een economisch-sociaal beleid (Leiden: H.E. Stenfert Kroese N.V., 1956), 13.

32

(18)

doel wat hij hiermee poogt te behalen is ervoor te “zorgen dat de redactie en daarmee de krant steeds beter, alerter, inventiever wordt.”33

De hoofdredacteur is daarmee de ware vertegenwoordiger van de redactie. Dat blijkt ook uit het proefschrift van Maarten Rooij. Daarin geeft hij een taakomschrijving van de hoofdredacteur die als meest wetenschappelijk mag worden bestempeld. De sociaaleconomische benadering van Rooij geeft een bedrijfskundig beeld van de hoofdredactie. De redactionele taken van de hoofdredacteur komen volgens Rooij neer op “het bepalen en bewaken van zijn deel van het bedrijfsdoel (…); het opbouwen en in goede staat houden van een adequate redactionele organisatie; [en] het leiding geven aan zijn journalistieke medewerkers.”34 De hoofdredacteur legt dan ook het directionele en commerciële beleid uit aan de redactie.

Het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren heeft ter ere van het 35-jarig bestaan in 1994 opdracht gegeven tot een imago-onderzoek onder redacteuren. Driekwart van de ondervraagden zag de hoofdredacteur als ‘motivator van de redactie’ en een meerderheid kwalificeerde de hoofdredacteur als ‘de loyale beschermer van de dagbladjournalistiek’. Slechts een kwart van de ondervraagde redacteuren zag de hoofdredacteur als ‘kop van Jut’ of ‘vertegenwoordiger van de belangen van de lezer’. Hieruit valt te concluderen dat redacteuren de hoofdredacteur als onderdeel van de redactionele journalistiek zien. Desalniettemin zijn er redacteuren die aangeven op een niet-gemotiveerde redactie te werken en daarom hun hoofdredacteur karakteriseren als bijvoorbeeld ‘een krantenbobo met weinig inspiratie’, ‘een onbenul’ of ‘een man ver weg’.35 Zij associëren de hoofdredacteur meer met de directie.

Slechts bij weinig kranten voert de hoofdredacteur zijn taak alleen uit. Tegenwoordig staan een of meerdere adjuncten hem bij. In het verleden droeg de directeur vaak de titel technisch hoofdredacteur. Grotere en voornamelijk politiek georiënteerde dagbladen hadden juist baat bij meerdere hoofdredacteuren, een politiek en een bestuurlijke leider bijvoorbeeld, aldus Cornelis Easton, sterrenkundige en hoofdredacteur van Nieuws van den

Dag (1906-1923).36 Zeker tijdens de verzuiling deelden veel hoofdredacteuren hun functie.

Niet alleen bestonden er veel tweekoppige hoofdredacties, vanaf de jaren twintig werd de hoofdredacteur bijgestaan door een redactiechef. Eerder was dit de redactiesecretaris die

33

Ibid., 202. 34

Rooij, Het dagbladbedrijf in Nederland, 231. 35

ISK: Instituut voor Strategische Kommunikatie. Op gepaste afstand: De Nederlandse dagbladjournalist, zijn vak, zijn krant, zijn lezer (Onderzoek in opdracht van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren ter gelegenheid van het zevende lustrum, 15 december 1994), 22-23.

36

(19)

taken overnam, later werd vaak de chef binnenland als zodanig benoemd of werd een aparte redactiechef aangesteld. De hoofdredacteur kon zich dan concentreren op de bedrijfsvoering en het contact met de directie.

1.2.2 De hoofdredacteur en de directie

Waar de hoofdredacteur de vanzelfsprekende leider van de redactie is, ligt de relatie met de directie ingewikkelder en gevoeliger. Tussen hoofdredacteur en directeur bevindt zich een natuurlijk spanningsveld. Beide heren hebben volgens hun officiële functieomschrijving en het redactiestatuut een ander belang bij de krant. Rooij duidt dit fraai aan als de ‘symbiose van redactionele tekst en reclame’.37 De uitgever en directeur zijn uit op winst, terwijl de hoofdredacteur kwalitatief goede journalistiek wil brengen. Desalniettemin zijn deze belangen afhankelijk van elkaar: kwaliteitsjournalistiek is deels gebonden aan het geld dat erin wordt geïnvesteerd en andersom levert goede journalistiek nieuw vermogen op.

Een goede relatie met de directie is dus van positieve invloed op de krant. De dagelijkse leiding van het bedrijf ligt in handen van een of meer directeuren, terwijl de raad van commissarissen vooral bij grote dagbladen in de twintigste eeuw een naamloos vennootschap beheerde. In overleg met de directeur van het uitgeversbedrijf stelt de hoofdredacteur het beleid vast, wat hij vervolgens uitlegt aan zijn redacteuren. Omgekeerd is het de taak van de hoofdredacteur om voor zijn redacteuren op te komen wanneer er een conflict ontstaat met de directie. Bovendien dient hij de inhoud van de krant te beschermen tegen commerciële invloeden die vanuit de directie worden gepromoot.

Ondanks de scherpe scheiding tussen redactie en commercie, heeft de hoofdredacteur veel directionele taken. “Hij is manager, houdt zich bezig met begrotingen, met personeelsbeleid, met reclamecampagnes voor de eigen krant, met nieuwe journalistieke plannen, met klachten over de falende airco op de sportredactie, met salarisverhogingen van redacteuren, met een burgemeester die van slag is,” somt Tony van der Meulen de werkzaamheden van de hoofdredacteur op.38

Een goed contact met de directeur onderhouden, is echter een van de voornaamste opdrachten van de hoofdredacteur en van groot belang voor de krant. Met regelmaat dient de hoofdredacteur te overleggen met de directie. Door commercie in het achterhoofd te houden en een langetermijnvisie en strategie te bepalen in samenwerking met redactie en de directie, heeft de hoofdredacteur een positieve invloed op de krant. Rooij schetst de

37

Rooij, Het dagbladbedrijf in Nederland, 19. 38

(20)

betrekkingen tussen de directie en hoofdredactie daarom als een huwelijk. Hoe subtiel en liefdevol de relatie tussen hoofdredactie en directie ook was, net als bij een echtvereniging waren er juridische voorwaarden noodzakelijk voor een goede relatie, of een succesvol dagbladbedrijf. Regelmatig overleg was essentieel, volgens Rooij, en alleen mogelijk als de hoofdredacteur volledig inzage kreeg in de bedrijfsgegevens. De verhoging van de abonnementsprijs, de werving van de abonnees, het advertentiebeleid en andere financiële aangelegenheden waar normaliter alleen de directie zich mee bezighield, moesten eveneens met de hoofdredactie worden overlegd. Puttend uit eigen ervaring doet Rooij nog aanbevelingen over het vaststellen van de omvang van de krant en het gezag op de redactie. Alleen op die manier zou de relatie met de directie goed verlopen.39

Onderdeel van de discussie tussen de scheiding van het onafhankelijke journalistieke product en de bedrijfsvoering is het mogelijke lidmaatschap van de hoofdredacteur in de directie. De hoofdredacteur zal zich dan meer verbonden voelen met de directie en rekening houden met de administratieve kant van het krantenbedrijf, zo menen de voorstanders van een hoofdredacteur met directionele medezeggenschap. Toch wordt de wenselijkheid daarvan betwist. Gerard Schuijt, emiritus hoogleraar mediarecht, heeft de vroege discussie over de hoofdredacteur als lid van de directie op een rij gezet.40 Een dubbelfunctie heeft als voordeel dat de hoofdredacteur meer macht krijgt om het beleid van zijn krant te bepalen. Bovendien worden commerciële besluiten doorgaans beïnvloed door de redactie, net als journalistieke besluiten door de commerciële aanwezigheid. Schuijt is ervan overtuigd dat de functies gescheiden horen te zijn om de redactionele onafhankelijkheid te garanderen. De hoofdredacteur moet commerciële overwegingen in de wind kunnen slaan en dat is onmogelijk met een dubbele titel.

Ook Van der Meulen gaat in op de al dan niet gewenste dubbelfunctie van de hoofdredacteur. Hij komt tot dezelfde conclusie als Schuijt. Een hoofdredacteur als directeur zou als voordeel hebben dat de hoofdredacteur mag beslissen over de begroting. Van der Meulen vindt dit echter geen garantie voor hogere budgetten, terwijl een dubbelfunctie wel ten koste gaat van een onafhankelijke redactie.41 “Op de directieverdieping zijn wij op visite om zeer gewichtige zaken te regelen, de redactievloer is van ons,” aldus Van der Meulen.42

39

Rooij, Het dagbladbedrijf in Nederland, 242, 244, 247-248. 40

Schuijt, Werkers van het woord, 258. 41

Van der Meulen, Dichtbij, 209. 42

(21)

Een eeuw eerder dacht men daar heel anders over. De dubbelfunctie was tot spijt van Rimmer van der Meulen veel gebruikelijker in het buitenland dan in Nederland en zou veel meer gestimuleerd moeten worden, zo meldt hij in zijn in 1885 verschenen De courant, de eerste beschouwing op de Nederlandse journalistiek, waarin ook het dagbladbedrijf uitvoerig wordt beschreven. De buitenlandse bladen waarmee Van der Meulen de Nederlandse journalistiek vergeleek, waren succesvol, doordat de directeur het geld bezat waarmee de krant werd betaald.43 Een welvarende krant van een goede inhoudelijke kwaliteit was met andere woorden van belang voor de portefeuille van de directeur. Ook Easton, hoofdredacteur van Het Nieuws van den Dag, vond de dubbelfunctie ideaal, maar betreurde dat een dergelijke manier van leidinggeven alleen mogelijk was bij kleine kranten.44

1.2.3 De hoofdredacteur en de lezer

Tenslotte vertegenwoordigt de hoofdredacteur de krant naar buiten toe. Hij is het gezicht van de krant en onderhoudt in die hoedanigheid het contact met de lezers. Regelmatig is de hoofdredacteur aanwezig bij bijvoorbeeld openingen. Hij zou daarnaast dagelijks buiten de deur kunnen lunchen of een congres kunnen bijwonen, zoveel uitnodigingen kreeg Tony van der Meulen tenminste als hoofdredacteur.45

Ook in het eventuele geval van conflicten is de hoofdredacteur de vertegenwoordiger van de krant. In juridische zin is dit van belang, omdat de hoofdredacteur verantwoordelijk is voor de journalistieke inhoud van de krant en daarvoor strafrechtelijk en civielrechtelijk kan worden aangeklaagd als er onjuiste of strafbare informatie in de krant staat. Deze verantwoordelijkheid wordt mede bepaald door het redactiestatuut.

1.3HET REDACTIESTATUUT

De journalistieke onafhankelijkheid wordt tegenwoordig gewaarborgd door de unieke positie van de Nederlandse hoofdredacteur, tussen de redactie en de directie. Dit is in de jaren zeventig vastgelegd in het redactiestatuut, waardoor de autonomie van de redactie ten opzichte van de directie vaststaat en redacteuren formele medezeggenschap bezitten via de redactievergadering en -raad in het bedrijf. Het redactiestatuut beschermt daarmee de

43

R.R. van der Meulen, De courant (Leiden: A.W. Sijthoff, 1885), 22, 99. 44

Easton en Brusse, De journalist, 39. 45

(22)

identiteit van de krant en voorkomt commerciële invloed op de inhoud. De hoofdredacteur is volgens het redactiestatuut de onmiskenbare leider van de redactie.

Het modelredactiestatuut, waar de meeste krantenredacties hun redactiestatuut op hebben gebaseerd, kwam na jarenlange discussie tussen journalisten, de vakbond en uitgevers tot stand.46 Al in de jaren twintig adviseerde de door de Nederlandsche Journalistenkring (NJK) ingestelde commissie-Van Blom dat het geestelijk eigendom van de krant bij de redactie lag en dat de hoofdredacteur hier als persoon verantwoordelijk voor diende te zijn.47 Durk van Blom, hoofdredacteur van Het Vaderland tussen 1901 en 1906, en zijn onderzoekscommissie zagen de hoofdredacteur met een sterke persoonlijkheid als het juiste type om de redactie te beschermen tegen de directie. Desalniettemin hadden veel hoofdredacteuren zich in het verleden regelmatig laten verleiden om wensen van directies of maatschappelijke partijen in te willigen, waardoor redacties hun hoofdredacteur nogal eens wantrouwden.48 In verscheidene arbeidsonderhandelingen werden daarna stappen genomen om uiteindelijk de positie van de hoofdredacteur in de collectieve arbeidsovereenkomst voor dagbladjournalisten van 1948 te kunnen opnemen.

De discussie over het redactiestatuut laaide pas goed op tijdens de fusiegolf van dagbladen in de jaren zestig. Studies moesten de mogelijkheid voor een statuut voor de hoofdredactie uitwijzen, waarin de hoofdredacteur persoonlijk verantwoordelijk werd voor de inhoud van de krant. Onder leiding van Max L. Snijders, hoofdredacteur van het

Utrechts Nieuwsblad van 1965 tot 1992, kwam er in 1970 een hoofdredactiestatuut tot

stand. Kritiek van journalisten volgde snel. Volgens de Verenigingsraad van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) zou een hoofdredacteur zich met een eigen statuut te speciaal wanen en sneller geneigd zijn de kant van de directie te kiezen, terwijl de hoofdredacteur juist met de redactie verenigd zou moeten zijn. Bovendien, zo vond de Verenigingsraad, werd er in het hoofdredactiestatuut onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de redactie.49 In 1972 aanvaardde de NVJ het hoofdredactiestatuut desondanks, op voorwaarde dat het statuut binnen afzienbare tijd zou worden vervangen door een statuut voor redactie en hoofdredactie. Na vele amendementen en overlegreeksen met de Nederlandse Dagbladpers (NDP) en het uiteenvallen en weer samenkomen van het bestuur, werd in 1974 het modelredactiestatuut overeengekomen dat pas in 1976 werd

46

L.F. Asscher en anderen, Het redactiestatuut bij dagbladen (Apeldoorn: Het Spinhuis, 2006), 1. 47

De manier waarop de Nederlandsche Journalistenkring wordt geschreven varieert. Ik houd de spelling aan die de (oud-)bestuursleden van de NJK, Plemp van Duiveland en P.H. Ritter, hanteren.

48

Schuijt, Werkers van het woord, 243; Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 401. 49

(23)

opgenomen in het dagblad-cao. Sindsdien heeft elke krantenredactie een statuut dat gebaseerd is op het modelredactiestatuut.

Het statuut bevat verschillende verwijzingen naar de positie en rol van de hoofdredacteur. In het modelstatuut uit 1976 staat in artikel 3.2: “De hoofdredactie heeft de leiding van de redactie van het dagblad en is verantwoordelijk voor de redactionele inhoud ervan.” Artikel 3.3 bespreekt de rol van de directie: “De directie zorgt in het kader van de algemene bedrijfsvoering voor optimale voorwaarden om de informatieve functie van het dagblad tot haar recht te doen komen, onverlet de verantwoordelijkheid van de hoofdredactie.” Goede en ‘nauwe’ samenwerking tussen directie, hoofdredactie en redactie zal de krant ten goede komen, staat in artikel 3.6. Overleg met de directie is noodzakelijk om invloed uit te oefenen, in het belang van de krant, op beslissingen die de directie uiteindelijk neemt, zoals het ingrijpend wijzigen van de lay-out of bij het weigeren van een advertentie. Bij reorganisatie-, fusie- of liquidatieplannen dient de hoofdredactie vanaf het begin betrokken te worden door de directie (artikel 9.1), die de hoofdredactie daarover vertrouwelijk inlicht (artikel 9.3). De hoofdredacteur stelt vervolgens de redactie op de hoogte.

Het proces van de benoeming van de hoofdredacteur staat in artikel 4.1 van het redactiestatuut, al mag elk dagbladbedrijf zelf besluiten hoe dit geregeld wordt, zolang de directie de redactieraad om advies vraagt. Artikel 5.1 somt de bevoegdheden van de hoofdredacteur op. Daaruit blijkt dat de hoofdredacteur verantwoordelijk is voor de taakverdeling, personeelsbeleid en voor het handhaven van het redactionele beleid, alsmede voor het uitvoeren van de taken die de directie oplegt.50

Het redactiestatuut maakt de hoofdredacteur leidinggevende van de krant. Dat houdt in dat de hoofdredacteur niet alleen leiding geeft aan de werknemers, maar ook de journalistieke content van het dagblad coördineert. In de praktijk gunt het redactiestatuut de hoofdredacteur een grote mate van vrijheid in zijn dagelijkse werkzaamheden. De hoofdredacteur kan onafhankelijk beslissingen nemen over de wijze van aansturing van de redactie of de inhoud van de krant. Desalniettemin blijft de hoofdredacteur ondergeschikt aan de directie en het redactionele beleid en dient hij verantwoording af te leggen aan de directie en de redactie. De hoofdredacteur hoeft de beginselen van de krant niet te onderschrijven, maar hij dient ze wel te aanvaarden. In theorie kan een liberaal dus hoofdredacteur worden van een christelijk dagblad, zolang hij de doelstellingen van de

50

(24)

krant respecteert. In de praktijk zal een man met dergelijke opvattingen niet door de redactie worden geaccepteerd.

Het redactiestatuut omvat voornamelijk de verantwoordelijkheden van de hoofdredacteur binnen het bedrijf, maar daarbuiten is de hoofdredacteur aansprakelijk voor de inhoud van de krant, zelfs al heeft hij zich er niet actief mee bemoeid. Schuijt somt de strafrechtelijke en civielrechtelijke procedures op. Over het algemeen kent de Nederlandse journalistiek weinig beperkingen door de persvrijheid, maar mocht een journalist over de schreef zijn gegaan, dan wordt ook de hoofdredacteur ter verantwoording geroepen. Hij hoort aan zijn werknemers duidelijk te hebben gemaakt welke ethische richtlijnen worden gehandhaafd en is uiteindelijk verantwoordelijk voor de inhoud van het blad.51 Vervolging van de hoofdredacteur hangt verder af van de eventuele anonimiteit van de auteur en de positie die aan de uitgever is toebedeeld in het redactiestatuut. Bij een schrijver van wie de naam bekend is (dit geldt ook voor freelancers en columnisten), kan de hoofdredacteur als mededader worden vervolgd. Maar ook bij een anonieme redacteur die zonder bemoeienis van de hoofdredacteur een artikel heeft geschreven, zal de hoofdredacteur voor de rechter ter verantwoording worden geroepen als de vertegenwoordiger van de rechtspersoon, de uitgeverij. Bij de meeste kranten is de uitgever eindverantwoordelijk voor de inhoud van het blad, stelt Schuijt, en dus in elk geval indirect betrokken bij de publicatie. Toch verwacht de jurist dat deze vrijuit zal gaan, omdat de uitgever geen directe leiding of opdracht heeft gegeven tot de bestrafte daad. In dat geval blijft de hoofdredacteur strafrechtelijk verantwoordelijk voor de inhoud van de krant. Om veroordeling te eisen, moet kunnen worden aangetoond dat opzet in het spel is.

Civielrechtelijk kan de hoofdredacteur aansprakelijk worden gesteld voor een publicatie. In dat geval zullen ook de auteur en uitgever gedagvaard moeten worden. “De auteur is aansprakelijk vanwege datgene wat hij geschreven heeft, de hoofdredacteur is aansprakelijk, omdat hij met zijn verantwoordelijkheid dat heeft gedekt en de uitgever, omdat hij het blad heeft uitgegeven en er ook overigens een eigen verantwoordelijkheid voor heeft.”52 Met andere woorden, Schuijt stelt de hoofdredactie en directie beiden aansprakelijk voor de inhoud van het blad. De uitgever heeft besloten het blad uit te geven en zijn werknemer, de hoofdredacteur, werkt in opdracht van de uitgeverij. Dat het redactiestatuut de hoofdredactie verantwoordelijk stelt voor de inhoud van de krant, is in dit opzicht onbelangrijk, gezien het feit dat dit gaat om interne regelgeving, aldus Schuijt.

51

Schuijt, Werkers van het woord, 270. 52

(25)

De hedendaagse juridische praktijk met betrekking tot de journalistiek is een voortzetting van tradities uit het verleden. Ook toen was de hoofdredacteur aansprakelijk voor wat er in de krant stond. Als leidinggevende van het dagblad zou hij gedagvaard worden als een onbekende auteur een stuk had geschreven. Dit gebeurde slechts bij uitzondering. Hoofdredacteuren kwamen vrijwel niet in aanraking met de strafrechter.53 De hoofdredacteur bleef dus trouw aan zijn werknemers door bij conflicten niet hun namen te onthullen.

1.4ZELFBEELD:HOOFDREDACTEUREN OVER HUN ROL EN POSITIE

Een aantal hoofdredacteuren heeft zelf getracht zijn rol en positie te schetsen. Als ervaringsdeskundigen geven ze een gedetailleerder beeld van het beroep dan anderen die de hoofdredacteur slechts observeren. Natuurlijk kunnen hun opvattingen subjectief genoemd worden, maar hoofdredacteuren illustreren hun argumenten wel met voorbeelden uit de praktijk. Tony van der Meulen wijdt in zijn boek over regionale journalistiek een hoofdstuk aan de hoofdredacteur, waarin hij met name zijn eigen ervaringen verwerkt. Hij ziet de hoofdredacteur in traditionele zin, als leidinggevende journalist die de redactie alert houdt, journalistieke discussies leidt en zelf regelmatig schrijft. Desondanks blijkt in de praktijk dat de hoofdredacteur volgens Van der Meulen meestal manager is van de redactie. Hij houdt zich bezig met uiteenlopende zaken, van begrotingen tot personeelsbeleid en van reclamecampagnes tot kapotte apparatuur en hij vertegenwoordigt de krant ook buiten de redactie.54

Hedley Donovan voelde zich als hoofdredacteur boven alles een leidinggevende aan intellectuelen. Het lastige van deze groep personen is volgens hem dat ze niet het idee willen hebben dat iemand leidinggeeft aan hen. ‘Managing the unmanageable’, noemt hij dat. Als voormalig manager van ‘mensen die niet gemanaged willen worden’, geeft hij in het eerste hoofdstuk van zijn memoires negentien praktische uitgangspunten waar leidinggevenden van intellectuelen rekening mee zouden moeten houden. Deze beginselen vormen samen zijn beeld van het hoofdredacteurschap. Volgens Donovan is de hoofdredacteur in elk geval afkomstig uit de journalistiek. Hij is loyaal aan zijn werknemers, betaalt ze goed en luistert ook naar hen. De meeste voldoening haalt de hoofdredacteur uit zijn bijdrage aan de ontwikkeling van ‘intellectueel talent’. Ook op de

53

Peereboom, Het dagblad (Haarlem: De Erven Bohm, 1955), 231-232. 54

(26)

juiste manier delegeren, managen en controleren moet een bevredigend gevoel geven voor de hoofdredacteur. Een hoofdredacteur mag verder genereus en openlijk complimenteren, maar kritiek alleen uiten achter gesloten deuren.55

Arendo Joustra, sinds 2000 hoofdredacteur van Elsevier en tot 2010 voorzitter van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, vindt de beschrijving van Donovan te ingewikkeld. Hij omschrijft de hoofdredacteur liever als een ‘oliemannetje’ dat ervoor moet zorgen dat het proces van kranten maken soepel verloopt en dat de krant voldoende concurreert met de tegenstanders. Joustra merkt echter ook het probleem op dat ontstaat als hoofdredacteuren zelf over hun functie uitweiden: ze vertellen gedetailleerd wat er allemaal op een dag gebeurt of houden vast aan de bestaande, wellicht geromantiseerde, beelden die bestaan over de hoofdredacteur. In dat opzicht is de hoofdredacteur een intellectueel die zich mengt met andere denkers, schrijvers en politici, een manager die zich bezighoudt met cijfers en de langetermijnstrategie, of een combinatie van beide. Bovenal, zo concludeert Joustra, kiest iedere hoofdredacteur “zijn eigen oplossing en geeft zo vorm aan de pluriformiteit van de journalistiek.”56 Joustra’s beschrijving van het oliemannetje is echter net zo’n ouderwetse visie op de journalistiek als de definitie van Rimmer van der Meulen die de hoofdredacteur in 1885 omschreef als een fabrikant die de krantenfabriek draaiende hield.57

In elk geval benadrukken alle hoofdredacteuren dat hun functie een roeping is. Het feit dat zij niet direct met een tasbaar product te maken hebben, is volgens hen een belangrijk verschil met welke andere leidinggevende functie dan ook. Zeker Rooij benadrukt dit aspect, ondanks het sterke sociaaleconomische karakter van zijn onderzoek. De productie van een krant verloopt anders dan bij een willekeurig bedrijf, volgens Rooij. De ‘grondstoffen’ van het dagbladbedrijf zijn de nieuwe ‘feiten’ die zich elke dag aanbieden. Bovendien is de ‘geestelijke’ inhoud van het product belangrijker dan de substantie waarop het gedrukt wordt.58

Het beeld dat de hoofdredacteuren van hun eigen beroep schetsen, is het meest realistisch, zij weten immers het beste hoe de dagelijkse praktijk eruit ziet. Het is echter de vraag of ze niet in de romantische val trappen waar Joustra voor waarschuwt.59 Slechts kort bespreken Van der Meulen, Donovan en Joustra de zakelijke kant, ondanks het feit dat Van

55

Donovan, Right places, 4-7. 56

Joustra, “Als je in de Nederlandse journalistiek niet plat praat,” 156, 159. 57

Zie voor deze karakterisering van de hoofdredacteur paragraaf 2.3 Taken van de hoofdredacteur. 58

Rooij, Het dagbladbedrijf in Nederland, 232. 59

(27)

der Meulen concludeert dat de managementtaken van de hoofdredacteur de journalistieke invulling van zijn vak verdrijven.

1.5PERIODISERING

De bovenstaande theoretische schets van de rol en taken van de hoofdredacteur is gebaseerd op de huidige positie van de hoofdredacteur. Al valt ook hier een kanttekening bij te plaatsen: zelfs deze hedendaagse typering van de hoofdredacteur is ouderwets, omdat geen van de bronnen de rol van internet bespreekt, wat van verregaande invloed is op de journalistiek. Inhoud en commercie zijn op internet soms lastig te onderscheiden. De beschrijving is evenmin volledig van toepassing op het verleden. Veranderingen in de samenleving en in de journalistiek hebben hiervoor gezorgd. Ten eerste is de verzuiling van grote invloed geweest op de hoofdredacteur en ten tweede hebben schaalvergroting en bijkomende professionalisering de journalistiek enorm veranderd. Uiteindelijk zorgde dit voor de totstandkoming van het redactiestatuut, dat de banden in de huidige journalistiek bepaalt. Beide ontwikkelingen maken de periode 1869-1940 dusdanig anders dan het heden, dat ze uitgebreidere aandacht verdienen.

1.5.1 De verzuiling

De verzuiling is de kenmerkende samenlevingsvorm in de gehele periode die de scriptie omvat. Over het algemeen wordt onder de verzuiling de verticale indeling van de maatschappij verstaan die was gebaseerd op ideologie en levensbeschouwing. Onafhankelijk van de positie in de samenleving, van de politieke of kerkelijke leiding tot arbeiders, behoorden bijna alle Nederlanders tot een bepaalde zuil. De sterk hiërarchische samenleving was zodanig ingericht op de verzuiling dat men leefde met de contacten van de zuil waartoe men behoorde, van hoog tot laag in de sociale klasse. Een zuil was niet alleen ideologisch, persoonlijk, politiek of religieus verbonden, maar ook financieel, zo concludeert Frank van Vree in zijn studie naar de Nederlandse pers in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Kerken en verenigingen bezaten bijvoorbeeld aandelen in de kranten.60 De pers was, net als de politiek, het onderwijs, vakbonden en andere maatschappelijke verenigingen, onderdeel van een zuil en vertolkte de opvattingen die daarin gangbaar waren.

60

(28)

Welke zuilen er bestonden, wat de woorden verzuiling, zuil en ontzuiling precies inhouden en wanneer er precies sprake was van een verzuilde samenleving, daar bestaat onenigheid over. Het is in dit verband niet noodzakelijk of mogelijk om deze termen uitvoerig te bespreken; de opmerking dat over het algemeen wordt verwezen naar de protestantse, katholieke en sociaaldemocratische zuil volstaat in dezen. Deze drie samenlevingsvormen waren ingericht op deze karakteristieke manier.

Een vierde ideologische gemeenschap die vaak in dezelfde context wordt genoemd en als zuil wordt bestempeld zijn de liberalen, of algemenen of neutralen. Zij beschouwden zichzelf echter niet als zuil, waren niet maatschappelijk gebonden en werden ook niet vanuit de politiek of een organisatie geleid. De andere zuilen kenmerkten hen echter als zuil. Verwantschap met de gelijkgezinde liberale partij bestond wel, maar formele en institutionele banden tussen politiek en pers ontbraken. Alhoewel G. G. (Govert George) van der Hoeven, hoofdredacteur van Nieuwe Rotterdamsche Courant, zich sterk verbonden voelde met de Liberale Staatspartij (LSP) en ook stemadviezen uitbracht, was hij hiertoe, in tegenstelling tot hoofdredacteuren van andere zuilen, niet verplicht. Bovendien stonden hoofdredacteuren van liberale kranten opvallend vaak welwillend tegenover de antirevolutionaire premier Hendrikus Colijn.61

Behalve de dagbladen die deel uitmaakten van deze vier ‘zuilen’ bestond er ook een neutrale pers. De regionale kranten en populaire dagbladen die hiertoe behoorden waren politiek neutraal, waardoor ze een groot lezerspubliek aanspraken. Voorbeelden van deze kranten zijn De Telegraaf en Het Nieuws van den Dag. Ook de nationaalsocialistische beweging, geen officiële zuil, maar wel een sterke ideologie, had eigen bladen. Volk en Vaderland verscheen vanaf 1933 wekelijks en Het Nationale Dagblad werd vanaf 1936 de dagelijkse krant. M.M. Rost van Tonningen was ‘hoofdopsteller’ en propageerde de opvattingen van de beweging in zijn krant.62

In werkelijkheid is een dergelijke indeling van drie of vier zuilen dus niet gemakkelijk te maken. Geen van de verschillende zuilen had bovendien dezelfde structuur. Door de pers als uitgangspunt te nemen, wordt dit al snel duidelijk. De socialistische zuil kwam voort uit de gelijknamige beweging die ook in de politiek actief was. Als één geheel probeerden de sociaaldemocratische politieke partijen, vakbonden en media de emancipatie van hun achterban, de arbeiders, te verwezenlijken.63 Dat maakte hen in het interbellum de

61

Herman Langeveld, “De verzuiling doorbroken: Hendrikus Colijn en de liberale en ongebonden pers,” in Journalistieke cultuur in Nederland, ed. Jo Bardoel en anderen (Amsterdam: University Press, 2005), 38-44. 62

Van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland, 119, 179; Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 212. 63

(29)

sterkst georganiseerde zuil. De hoogste politici van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP), zoals Pieter Jelles Troelstra, hadden ook zitting in de hoofdredactie van de krant, in dit geval Het Volk.64 Socialistische kranten stonden daardoor in rechtstreeks verband met de partij en kregen van bovenaf adviezen opgelegd. Dat verklaart ook waarom de hoofdredacteur via het partijcongres van de SDAP werd verkozen.

Anders dan de sociaaldemocraten waren de katholieken met elkaar verbonden via de kerk en niet via de Roomsch Katholieke Staatpartij. De bindende factor bij de protestanten was, net als bij de katholieken, het geloof. Beide religieus georiënteerde zuilen gebruikten de pers om hun geloofsovertuiging te verkondigen. De protestantse bladen hadden wel banden met de politiek, aangezien vele kerkelijke leiders en politici ook actief waren in de dagbladwereld of aandelen daarin bezaten, maar er bestond geen officiële verbintenis. De enige overeenkomst tussen de drie zuilen was dat kranten het communicatiemiddel van de top van de partij, beweging of kerk naar het volk waren.65

Binnen de zuil was van eenheid evenmin sprake; er bestonden vaak grote verschillen. Bij de protestanten hadden de antirevolutionairen zich bijvoorbeeld politiek verenigd in de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en journalistiek in De Standaard en de conservatieve vrij-antirevolutionairen in de Christelijk-Historische Unie (CHU) en De Nederlander. De progressieve en meer conservatieve katholieken waren verdeeld en hadden hun eigen kranten, respectievelijk Het Centrum, De Tijd en De Maasbode.

De inhoud van de kranten werd door de verzuiling sterk beïnvloed. Dagbladen en later radio vormden een manier om te communiceren met de achterban. Het hoofdartikel was het belangrijkste middel om de mening van de krant, en dus de partij, over te brengen. Dit zorgde voor veel discussies over politiek en ideologische onderwerpen. Eveneens werd er in het hoofdartikel vaak hard afgerekend met andere zuilen door hun standpunten te bestrijden. Zo stelden de confessionelen en liberalen zich hard op tegen de socialisten, maar richtten zij zich gezamenlijk op de communisten. Natuurlijk gebeurde dit ook andersom.66 Opvattingen van andere dagbladen werden in twijfel getrokken en met regelmaat op de hak genomen. Daarnaast deden kranten aan selectieve berichtgeving. Nieuws over partij, kerk of vereniging werd vaker gepubliceerd dan onderwerpen die niets met de zuil te maken hadden. Vaak werden deze verwaarloosd.67 De verzuiling was van verregaande invloed op de journalistiek door het bepalende effect op de inhoud.

64

Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 147-148. 65

Vermeulen, De Maasbode, 48; Van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland, 215-221. 66

Vermeulen, De Maasbode, 54-58; Van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland, 185. 67

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Komt daar nog bij dat vleermuizen direct gerelateerd zijn met andere elementen die belangrijk zijn binnen de nieuwe beheervisie : behoud van oude en dode bomen, behoud van holle

‘Vertrouwen is goed, controle is beter’ centraal. Zowel dit debat als de artikelen in dit themanummer laten zien dat een ideale vorm van vertrouwen ligt tussen controle en

Reiber, “Anatomical modeling with fuzzy implicit surfaces: appli- cation to automated localization of the heart and lung surfaces in thoracic MR images,” proc.. Information

Volgens dit rapport zijn er in de wereld 499 mensen die een vermogen van meer dan 1 miljard dollar hebben.. De rijkste 1% van de wereldbevolking heeft 40% van het vermogen in

• Je kunt deze uitspraken niet zonder meer als een ‘koude oorlog‘ stemming voor beide blokken beschouwen, want hoewel de mening van Stalin wel voor het Sovjetblok geldt, is

T: Korte berichten. Dat is ook vastgelegd. Berichten op de website mogen maar 150 woorden zijn. “Digital first” moet ook onze strategie worden. De hoofdredactie heeft

Het is nu duidelijk dat hoe een literair journalist wordt aanschouwd – voornamelijk als journalist of vooral als literator - en of zijn verhalen als literatuur of als

Na het avondeten zaten we nog een tijdje in het duister voor we licht durfden maken en als de lamp uitging (want aanvankelijk hadden we geen cilinder en dan kon dat makkelijk