• No results found

Z ELFBEELD VAN DE HOOFDREDACTEUR

In document D E KRANT , DAT IS EEN MIJNHEER (pagina 58-62)

Hoe Schröder en andere hoofdredacteuren hun beroep ervaarden in deze periode is lastig te beschrijven. Er zijn nauwelijks autobiografieën of memoires verschenen. Gebundeld zijn wel de dagelijkse artikelen die veel hoofdredacteuren schreven, zoals “Van Dag tot Dag” van Charles Boissevain, de driestarren van Abraham Kuyper en de spottende stukjes of columns van Barbarossa, pseudoniem van Telegraaf-hoofdredacteur J.C. Schröder. Deze bespraken soms de journalistiek in het algemeen en in een enkel geval het leven op de krant, maar gingen voornamelijk over alledaagse gebeurtenissen of zaken die het nieuws beheersten. Uit het ontbreken van memoires en de overvloed aan journalistiek werk blijkt dat het schrijftalent en de opiniemakende functie van hoofdredacteuren erg werd gewaardeerd. Niet voor niks schreven ze dagelijks en zijn er van hoofdredacteuren als Boissevain, Kuyper en Schröder duizenden artikelen gepubliceerd. Ze vormden met name een middel om het standpunt van de krant, en daarmee de partij, kerk of beweging, over te brengen.

181

Omgerekend naar huidige koopkracht zou Schröder bij De Dag €6.738 per week gaan verdienen. “De waarde van de gulden/euro”; Scheffer, Henry Tindal, 340-344; Wolf, Het geheim van De Telegraaf, 175. 182

Wanneer er over een hoofdredacteur werd gesproken, dan stond en staat zijn uitstekende schrijfstijl centraal. Zijn journalistieke kwaliteiten waren waarschijnlijk belangrijker dan welke leidinggevende talenten op de redactie ook. Tempel schrijft in zijn boek over Barbarossa lovend over zijn stijl, sarcasme en werk als sportjournalist en toneelrecensent, maar maakt slechts enkele opmerkingen over Schröder als hoofdredacteur en zijn persoonlijkheid. Zo was zijn motto gebaseerd op de lijfspreuk van Pittacus “Let op den tijd”.183

In een enkel bijzonder geval liet een hoofdredacteur zich publiekelijk uit over zijn functioneren. Toen Tak ontslag nam als hoofdredacteur van Het Volk, verklaarde hij op een partijcongres waarom. “Journalistiek werk, en vooral de leiding van een krant, zit onmiddellijk vast aan de persoonlijkheid van de werker, wiens feilen en betere eigenschappen er dagelijks in aan den dag komen. In dit werk een andere toon aan te slaan dan uit het eigen wezen van den werker klinkt, zou een ijdel pogen zijn, en slechts valsche klanken te hooren geven.” De redactie was onder zijn leiding onvoldoende ‘propagandistisch’ en ‘agitatorisch’ ten nadele van de krant, gaf Tak toe. Uit het citaat van Tak blijkt dat het karakter en de politieke opvattingen van de krant overeen dienen te komen met de richting van de krant. In zijn toespraak concludeerde Tak dan ook dat “ik slechts mij zelven kon geven zooals ik was – en, ik mag er nu bijvoegen – zooals ik ben.”184 De reactie van Tak getuigde niet alleen van grote zelfkennis, hij analyseerde tegelijkertijd het Nederlandse hoofdredacteurschap.

Enerzijds moest de hoofdredacteur een sterke, individuele persoonlijkheid hebben die hij uitte via het hoofdartikel. Hij moest actief het standpunt van de verzuilde krant en daarmee van de kerk, of in het geval van Tak, van de partij uitdragen. Daarmee informeerde hij niet alleen zijn lezers, maar stimuleerde de hoofdredacteur ook zijn redacteuren. Anderzijds vormde de zuil juist een belemmering voor de hoofdredacteur. Hij kon niet alles schrijven wat hij wilde, maar was beperkt in zijn creatieve vrijheid door de zuil. Dezelfde analyse kan gemaakt worden voor kranten met een commerciële insteek. De hoofdredacteur die zijn creatieve geest de loop liet en daarmee de leukste en best geschreven stukken op papier zette, bracht geld op. Zodra deze artikelen de directie niet welgevallig waren, zorgde dat voor een conflict met de directie.

183

Tempel, Roodbaard de spotter, 27-28. 184

2.7CONCLUSIE

Hoewel Easton terecht opmerkt in zijn beschouwing over de Nederlandse journalistiek dat geen twee kranten dezelfde taakverdeling en manier van werken hebben, kwamen de rol, positie en daarbij behorende taken van de meeste hoofdredacteuren overeen.185 De hoofdredacteur ten tijde van de eerste fase van professionalisering van de journalistiek is een deftige, wijze heer. Zowel op de krantenredactie als daarbuiten genoot hij een hoog aanzien. Als hoofdredacteur van het ‘Franse’ type was hij van origine journalist en waren zijn schrijfkunsten door de redacteuren niet te evenaren. Hij hield zich met name bezig met het uitdragen van het karakter van de krant aan de redacteuren en aan de samenleving. Dagelijks schreef hij het hoofdartikel en becommentarieerde hij de samenleving in opiniestukken. In een kamer afgezonderd van de overige redacteuren gaf hij met zijn pen op bezielende wijze leiding aan de redactie en hield hij toezicht opdat redacteuren hun werk deden. Af en toe liet hij hen zijn waardering blijken. Hoewel de hoofdredacteur lezersbrieven ontving, las hij die niet altijd zelf. Vaak had hij iemand anders in dienst, die deze taak overnam.

Afhankelijk van het soort dagblad stond de hoofdredacteur redelijk sterk in de relatie met de directie. Werkte de hoofdredacteur voor een partijblad, dan was de onderlinge verhouding meestal goed en kreeg de hoofdredacteur onbeperkte ruimte om te schrijven wat hij wilde. Mits hij zich aan de standpunten van de zuil hield natuurlijk. In de meeste gevallen deed hij dat, aangezien hij binnen de gemeenschap ook andere belangrijke functies vervulde. De directeur was echter de belangrijkste persoon in een commerciële organisatie; de hoofdredacteur had zich te voegen naar zijn wensen. Het belang van een onafhankelijke redactie werd al vroeg erkend, maar in de praktijk hadden weinig hoofdredacteuren een plaats aan de directietafel.

De drie geportretteerde hoofdredacteuren, Charles Boissevain, Abraham Kuyper en Johan Christiaan Schröder, waren allen groot schrijver en voldeden elk op hun eigen wijze aan de kenmerken van de ‘Franse’ hoofdredacteur. Boissevain, hoofdredacteur van Algemeen Handelsblad, had een ongeëvenaarde schrijfstijl en was daarmee het prototype van de ‘Franse’ hoofdredacteur. Kuyper verkondigde via zijn stijlvolle hoofdartikelen de antirevolutionaire leer. Schröder daarentegen had vooral in creatieve zin een scherpe pen. Voor elke hoofdredacteur gold dat hun persoonlijkheid en manier van schrijven van commercieel belang waren voor de krant.

185

Daarentegen bezat geen van deze hoofdredacteuren de juiste eigenschappen om het dagbladbedrijf in goede banen te leiden, eveneens een kenmerk van de ‘Franse’ hoofdredacteur. Schröder kreeg van directeur Holdert geen kans om zich met iets anders dan schrijven bezig te houden. Kuyper had hier de tijd noch de interesse voor en ook al was Boissevain naast hoofdredacteur ook directeur, van bedrijfsvoering wist hij weinig af. De heren hoofdredacteuren konden het zich vanwege hun statuur dan ook veroorloven om zich puur met schrijven bezig te houden.

De Eerste Wereldoorlog veranderde echter het journalistieke leven. Doordat oorlogsverslaggeving voor het belangrijkste nieuws zorgde en buitenlandse kranten en persbureaus werden gecensureerd, werd snellere, eigen berichtgeving noodzakelijk. Dit stimuleerde het ontstaan van nieuwe genres die overwaaiden vanuit de Verenigde Staten, zoals de reportage en het interview.186 Ook al deed dit proces niet bij elke krant met dezelfde snelheid zijn intrede, een stijlbreuk met de periode voor de oorlog was ingezet. Hoe het beroep van hoofdredacteur in het interbellum hierdoor veranderde is met name goed zichtbaar bij de drie hoofdredacteuren die in het volgende hoofdstuk worden geportretteerd.

186

Gerard Mulder, “De redigerende hand: Stijl en ordening in de schrijvende journalistiek,” in Journalistieke cultuur in Nederland, ed. Jo Bardoel en anderen (Amsterdam: University Press, 2005), 147.

3D

E HOOFDREDACTEUR

,1918-1940

“De voornaamste taak van den modernen leider van een dagblad is niet, meeningen te suggereeren, maar uit de menigvuldigheid van stroomingen, richtingen en verlangens een eenheidsbeeld te bouwen van onzen tijd. En er voor te waken, dat het bonte, onrustige leven van onze dagen niet ten onder gaat in vulgariteit.”

- P.H. Ritter jr.187

Nederland mocht dan zijn neutraliteit hebben behouden tijdens de Eerste Wereldoorlog, de Grote Oorlog, zoals die indertijd werd genoemd, had desondanks verstrekkende invloed op de samenleving. Ook de journalistiek onderging een metamorfose die tezamen met de effecten op de rol en taken van de hoofdredacteur en zijn relatie tot de directie en redactie in dit hoofdstuk zal worden besproken. Kenmerkende hoofdredacteuren in deze periode zijn J.F. Ankersmit (Het Volk), P.H. Ritter (Utrechtsch Dagblad) en P.J.M. Aalberse (Het Centrum). Zij zullen in dit hoofdstuk worden geportretteerd. De vercommercialisering en professionalisering beïnvloedden hun hoofdredacteurschap dusdanig dat zij dit anders ervaarden dan hun voorgangers Kuyper, Boissevain en Schröder. In de verzuilde maatschappij van het interbellum staan Ankersmit, Aalberse en Ritter elk op hun eigen manier symbool voor de hoofdredacteur.

In document D E KRANT , DAT IS EEN MIJNHEER (pagina 58-62)