• No results found

R ELATIE TOT DIRECTIE

In document D E KRANT , DAT IS EEN MIJNHEER (pagina 51-58)

In de journalistiek bestond er al vroeg een scheiding tussen de ideële inhoud van de krant en de commercie die het drukken en de verspreiding ervan mogelijk maakte, een waarborg voor een onafhankelijk journalistiek product. Waar de hoofdredacteur ervoor zorgde dat de krant met artikelen werd gevuld en de juiste ideologische toon hield, regelde de directeur de advertenties die voor voldoende financiële middelen zorgden.

150

Ankersmit, Een halve eeuw journalistiek, 122; Borrie, Pieter Lodewijk Tak, 166; Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland, 79.

151

Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland, 79. 152

Omgerekend naar huidige maatstaven komen deze bedragen respectievelijk neer op €51.624 en €34.416. “De waarde van de gulden/euro,” Instituut voor Sociale Geschiedenis http://www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php (geraadpleegd 23 oktober 2011).

153

Cramer, 75 jaar in het nieuws, 25. 154

Scheffer, Het Volksdagblad, 116. 155

Net als tegenwoordig behoorde de directie zich bezig te houden met financiële zaken, zoals advertentie-inkomsten, zodat de redactie onafhankelijke journalistiek kon bedrijven. Niet alleen uit ideëel, maar ook uit zakelijk oogpunt was een goede relatie en samenwerking tussen directeur en hoofdredacteur daarom noodzakelijk. De redactionele afhankelijkheid van de directie was echter groot, niet alleen voor de papiervoorziening, maar ook voor wat betreft onderwerpen waar de directie er meer of minder van in de krant wilde zien.156

Het verschil in belangen leverde een andere denkwijze op, die tot uiting kwam zodra de krant in de drukmachine zakte. Waar de hoofdredacteur dacht aan de inhoud van de krant, hield de directeur juist de financiën altijd goed in zijn achterhoofd. Ritter beschrijft dit in zijn studie naar de courant. “De directeur, die de opperste leiding heeft van de commercieele en technische zaken kijkt op zijn horloge, en bedenkt, dat als de courant vijf minuten te laat komt, de abonné’s sputteren. Maar de redactie denkt: ‘daar komt een bericht op het allerlaatste nippertje, een belangrijk bericht, en als het niet meer in de courant komt, onthouden we onze lezers, wat ze weten willen.’”157 Toch was dit verschil in belangen niet de doorslaggevende factor in de relatie tussen directie en hoofdredacteur.

Evenmin speelden de karaktereigenschappen van beide heren een rol. Ook al waren deze enigszins van invloed op de inhoud van het blad, zoals Plemp van Duiveland beargumenteert. In zijn studie naar de journalistiek schrijft hij: “Natuurlijk hangt ook in dezen regel veel af van de persoonlijkheden van hoofdredacteur en directeur; is de eerste de krachtige man, dan zal zijn advies den doorslag geven, is de laatste het, dan zal hij het in den regel winnen.”158 De aard van beide heren speelde ongetwijfeld een rol, maar zoals zal blijken waren de karakters in eerste instantie ondergeschikt aan het soort krant waar de hoofdredacteur voor schreef.

Bepalend voor de relatie tussen hoofdredacteur en directie waren juist de eigendomsverhoudingen van het dagbladbedrijf. Was de krant onderdeel van de praktijk, kerk of beweging, dan bestond er over het algemeen een goede en familiaire band tussen de hoofdredacteur en de directie. De politieke hoofdredacteur was de belangrijkste persoon binnen het bedrijf.159 Zelfs de directeur, met wie hij meestal een vriendschappelijke band onderhield, was bij een partijkrant ondergeschikt aan de hoofdredacteur. Het moest

156

Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland, 77-78; Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 35. 157

Ritter, De courant, 23. 158

Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland, 78. 159

voorkomen worden dat de hoofdredacteur in zijn werkzaamheden gehinderd werd, terwijl hij op bezielende wijze leiding aan de redactie gaf.

De hoofdredacteur werd daarom vanuit de top van de zuil benoemd. Indien de constructie van de partij dat voorkwam, dan nog hadden de leidinggevenden van de zuil invloed op de benoeming, al dan niet op informele wijze. Bovendien waren dubbelfuncties in de journalistiek aan de orde van de dag. Veel hoofdredacteuren waren ook fractievoorzitter van hun partij in de Tweede Kamer. De top van de partij, kerk of beweging hechtte veel belang aan de benoeming van de juiste hoofdredacteur. Zo beschrijft Ankersmit hoe het hiervoor speciaal georganiseerde socialistische partijcongres de hoofdredacteur van Het Volk aanstelde.160

Katholieke hoofdredacteuren werden eerst goedgekeurd door het episcopaat voordat ze benoemd werden bij de krant. Zeker in de negentiende eeuw maakten kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders een grote kans benoemd te worden.161 Mgr. B. Klönne (1872-1882), Mgr. L.C.L. Eijgenraam (1881-1902) en Mgr. P. Geurts (1903-1911) volgden elkaar bijvoorbeeld op als hoofdredacteur bij het katholieke dagblad De Tijd. Oprichter en eerste hoofdredacteur Judocus Smits had vastgelegd dat bij aanstelling van zijn opvolger de directie tenminste de goedkeuring van de helft van de Nederlandse bisschoppen kreeg.162 Dit zou een waarborg zijn tegen losbandige directeuren. Slechts de bisschop van Haarlem diende zijn goedkeuring te uiten over de aanstelling van een rooms-katholieke priester tot hoofdredacteur bij De Maasbode. De statuten van 1908 verplichtten de aanstelling van een rooms-katholieke priester als hoofdredacteur, benoemd door de aandeelhouders en dus goedgekeurd door het bisdom Haarlem.163 De bisschop stelde eveneens de censor aan, een bisschoppelijk adviseur, die controleerde wat in de bladen stond en soms verregaande redactionele bevoegdheden had. Door priesters als hoofdredacteur te benoemen, verzekerde de kerk zich van een correcte katholieke inhoud van de krant en een opvoedende les aan de lezers. In de krant zouden zij zich beperken tot de boodschap die ze vanuit het episcopaat doorkregen.

De verhouding tussen hoofdredactie en directie lag anders bij bedrijven die vanuit een commercieel oogpunt opereerden. In de meeste gevallen behoorden deze dagbladen tot de

160

Ankersmit, Een halve eeuw journalistiek, 122. 161

Scheffer, De dagbladonderneming, 49. 162

Schrama, Dagblad De Tijd, 111. 163

Vermeulen, De Maasbode, 116-118.

De tekst van het artikel zoals vastgesteld in 1907 door de aandeelhouders luidt: “De Hoofdredacteur moet Roomsch-Katholiek Priester zijn en zal zijn functie niet kunnen aanvaarden dan na daartoe te zijn gemachtigd door Zijnen Doorluchtige Hoogwaardigheid den Bisschop van Haarlem.” Vermeulen, De Maasbode, 130.

liberale of neutrale tak van de samenleving. De directeur had het laatste woord.164 Daardoor speelde het karakter van de directeur een grotere rol in de mate van onafhankelijkheid van de redactie. Directeur van De Telegraaf, H.M.C. Holdert, was bijvoorbeeld vergaand betrokken bij de inhoud van het dagblad. Zijn bemoeienis en gezag leidden regelmatig tot het ontslag van redacteuren. Ook bij het Algemeen Handelsblad liet de directie zich vaak in met de krant. Zelfs in de periodes dat er geen directeur-hoofdredacteur aangesteld was, schreef de directeur alsnog commentaren en werd er in vergaderingen uitgebreid over de redactionele inhoud gesproken.165 Een statuut om de redactie hiertegen te beschermen, bestond nog niet.

Ondanks de katholieke inslag en de controle vanuit het episcopaat, had ook directeur Vermeulen bij De Tijd de feitelijke leiding over de redactie. Niet voor niks wisselden drie hoofdredacteuren elkaar in korte tijd af. Hun persoonlijkheid was niet sterk genoeg om tegen Vermeulen in te gaan.166 Tijdens het hoofdredacteurschap van Zwijsen bepaalde Vermeulen zelfs wanneer en hoe hoofdartikelen werden geplaatst en verbood hij dat de hoofdredacteur drukproeven inzag.167 De opvolger van Vermeulen en mede-oprichter van de Nederlandsche Dagbladpers, F.J.A.M. Wierdels, had een machtige positie in het bedrijf gekregen. Om te voorkomen dat hij zich ook met hoofdredactionele taken ging bezighouden stelden de commissarissen in 1914 nieuwe statuten op die de bewegingsvrijheid van de directeur beperkten tot de commerciële kant van het bedrijf.168

Langzaam drong het dus tot aandeelhouders en commissarissen door dat een te grote bemoeienis van de directie de krant niet ten goede kwam. Bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant was dit besef er al eerder. In de oprichtingsakte van de naamloze vennootschap werd in artikel 10 de onafhankelijkheid van de hoofdredactie gegarandeerd. Daarmee was de krant in 1907 het eerste Nederlandse dagblad met een redactiestatuut. “Het bestuur der vennootschap betreft alleen het technisch en geldelijk beheer der zaak. De zelfstandige leiding van de redactie van het blad in haren geheelen omvang is toevertrouwd aan den hoofdredacteur, die alleen de beslissing heeft over de inhoud van het blad.”169 Met andere woorden, deze zekerheid, maar ook andere artikelen uit de akte, maakten de hoofdredacteur de leidinggevende van de krant, gaven hem de autoriteit om nieuwe redacteuren aan te stellen en de mogelijkheid vergaderingen van de raad van commissarissen bij te wonen.De

164

Van der Meulen, De courant, 99. 165

Scheffer, De dagbladonderneming, 52. 166

Schrama, Dagblad, De Tijd, 159-160. 167

Ibid., 193. 168

Ibid., 164. 169

directeur legde verantwoording af aan dezelfde raad, over de hoofdredacteur stond hierover niets vermeld. Hoofdredacteur Van der Hoeven (1910-1936) nam deze regeling overigens erg serieus. Tegenover de directie en de raad van commissarissen hield hij zich stil over alles wat met het redactionele beleid te maken had uit angst voor directionele bemoeienis. Hij gaf zijn redacteur Johan Huijts destijds ook de les mee: “En als meneer Nijgh bij u komt, met dit of dat, u bent de baas, u maakt uit, wat er in de krant komt.”170

De achterliggende reden van de NRC om een onafhankelijke hoofdredactie statutair te garanderen, doet historici gissen. Pershistoricus Hendrik Jan Scheffer legt het verband tussen de afschaffing van het zegel en het vastleggen van de redactionele onafhankelijkheid, als hij stelt dat ze allebei voortkwamen uit het liberale gedachtegoed dat de NRC kenmerkte. Anderzijds gelooft Scheffer dat er financieringsproblemen waren die de directie onder leiding van Nijgh haast dwongen akkoord te gaan.171 Van Vree veronderstelt juist dat de wens van Nijgh om nieuwe persen aan te schaffen tot de komst van het statuut leidde. Om die te kunnen financieren gaf de directeur aandelen uit aan meer dan negentig personen. Hij wilde met het statuut voorkomen dat de aandeelhouders teveel invloed op de krant zouden opeisen. Welke financiële omstandigheid de oorzaak ook was, dat de onafhankelijkheid van de redactie op dergelijke wijze was georganiseerd, was uniek in de Nederlandse dagbladwereld.

Bij niet-confessionele dagbladen stelde de raad van commissarissen de hoofdredacteur aan. De directeur had hier grote invloed op. In alle benoemingsprocedures, vanuit de raad van commissarissen, door het partijcongres en door het episcopaat, kon vriendjespolitiek niet worden voorkomen. In veel gevallen werd een bevriende journalist aangewezen als hoofdredacteur, zoals J.C. Schröder van De Telegraaf, die een jeugdvriend was van eigenaar Hak Holdert.172

- Portret -

Johan Christiaan Schröder, De Telegraaf

Boven alles stond Schröder bij het grote publiek bekend onder het pseudoniem Barbarossa. In zijn dagelijkse rubriek “Dagboek van een Amsterdammer”, later gebundeld in boekvorm,

170

Geciteerd in Van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland, 118. 171

Pien van der Hoeven, Twee kranten, twee paleizen: Over de oorsprong van NRC Handelsblad (Rotterdam: NRC Boeken, 2010), 37; Scheffer, De dagbladonderneming, 49-51.

172

publiceerde hij spottende en grappige stukjes in de krant over een verscheidenheid aan onderwerpen, van de oorlog tot het vrouwenkiesrecht en van leuke nieuwsfeitjes tot het montessorionderwijs van zijn neefjes en nichtjes. Veertig jaar, dag in dag uit, waren de columns te lezen in De Telegraaf, rechtsboven op pagina drie. Net als Kuyper en Boissevain werd Schröder bewonderd om zijn schrijfstijl. Niemand heeft ooit met dezelfde “schwung” geschreven, lauwert Tempel Schröder in zijn biografie. Zijn stijl was helder, grappig en duidelijk, maar nooit ouderwets of te eenvoudig. “Barbarossa heeft het geheim van de lach beter dan iemand gekend, en hij had steeds de lachers op zijn hand, de gezonde gulle en spontane lach die hij opriep. Geen gemakkelijke opgave!”173

Schröder was niet alleen een groot schrijftalent, hij was ook een markant figuur in de stad. Zoals zijn naam al doet vermoeden was hij een opvallende verschijning met zijn rode baard. Met grote passen liep hij door de straten. Voordat hij de journalistiek in ging, was hij voetballer, waar hij nog een sportief lichaam en goede conditie aan over heeft gehouden. Zijn sportieve oorsprong deed hem een tweede bijnaam krijgen, ‘Kik’.174

In zijn relatie tot redacteuren was Barbarossa een vriendelijke man. Aan zijn bureau werkte hij tussen schilderijen, boeken en stapels met kranten. Wijdbeens speurde hij de krant na op fouten.175 Peereboom herinnert zich Barbarossa als de hoofdredacteur die op ideale wijze leidinggaf aan de redacteuren: “Allen, die als jonge journalisten onder zijn hoofdredactie gewerkt hebben en naar goeden raad wilden luisteren, konden van zijn scherp inzicht, zijn merkwaardig zuivere critiek op hun werk profiteeren. Het was niet zachtzinnig, maar het was raak. Ik heb tot hen behoord en ben hem dankbaar gebleven. Ook omdat hij ons voorging in eerbied voor de Nederlandsche taal, voor dat prachtige instrument, dat hij als een meester hanteerde.”176

Schröder stimuleerde zijn redacteuren vol enthousiasme alleen op het gebied van schrijven, een leidinggevende voor de redactie was hij niet. In de praktijk was Jaap Goedemans de leider van de redactie. Als secretaris van de hoofdredactie ontbrak het hem aan schrijftalent, maar de redacteuren aan het werk houden kon Goedemans des te beter. Met zijn motto ‘Wordt hier nog wat uitgevoerd?’ bestookte hij de redactie.177 Maar net als Schröder was ook Goedemans een knecht van de directeur.

173

Tempel, Roodbaard de spotter, 10-11,17. 174

Over de juiste spelling variëren de meningen. Terwijl hij meestal Kick wordt genoemd, schrijft Alexander Cohen in zijn memoires Van anarchist tot monarchist over Kik.

175

Tempel, Roodbaard de spotter, 111. 176

Geciteerd in Tempel, Roodbaard de spotter, 48. 177

Zijn hele carrière als hoofdredacteur ging Schröder gebukt onder de directionele leiding van directeur en uitgever H.M.C. Holdert. Zoals bij meer commerciële bladen maakte de directeur de dienst uit op de redactie. Schröder en Holdert waren jeugdvrienden, maar van gelijkheid was geen sprake. De uitgever van De Telegraaf had zich een sterke positie toebedeeld in de oprichtingsakte van zijn naamloze vennootschap. In artikel 8 stond dat hij als directeur redacteuren en medewerkers mocht ontslaan en aanstellen. Veel ontslagen van redacteuren bij De Telegraaf waren dan ook gebaseerd op de persoonlijke voorkeur van Holdert. Zelfs toen hij in 1914 verhuisde naar Parijs en zijn broer Eddy zijn taken in Amsterdam waarnam, bleef H.M.C. Holdert over redactionele aangelegenheden beslissen.178 Dit waarschijnlijk tot groot ongenoegen van Schröder, die niets mocht inbrengen en zijn tijd schrijvend doorbracht.179 Desalniettemin gehoorzaamde Schröder Holdert bijna altijd. Hij was “tot alle lavendiensten bereid,” schrijft Alexander Cohen in zijn memoires. Hem restte niks anders, want zoals andere ‘Franse’ hoofdredacteuren wist Schröder zelf weinig van bedrijfsvoering. Bovendien kon niemand het tegen een despoot als Holdert opnemen.

Op zijn beurt liet Holdert zich meevoeren door commercie. Bij aanvang van de Eerste Wereldoorlog in 1914 verzocht de regering-Cort van der Linden hoofdredacteuren behoedzaam te zijn, om te voorkomen dat de Nederlandse neutraliteit gevaar zou lopen. Als voorzitter van de Nederlandsche Journalistenkring stemde Plemp van Duiveland hiermee namens de Nederlandse pers in en stelde richtlijnen op. Holdert, al woonachtig in Parijs, trok zich hier weinig van aan en verkondigde in zijn krant het anti-Duitse en pro-Franse standpunt, zijn persoonlijke voorkeur. Als hoofdredacteur probeerde Schröder dit tevergeefs te beperken en partijdige spotprenten in de krant te verbieden, maar Holdert had de overhand. Aangezien de overheid bang was dat de Duitsers aanstoot zouden nemen aan het standpunt van De Telegraaf, trachtte ze via afluisterpraktijken en strafzaken het geallieerde standpunt te verbieden. Toen Schröder de centrale mogendheden uiteindelijk ‘gewetenlooze schurken’ noemde, werd er een aanklacht tegen hem gevormd. Uiteindelijk werd hij voor zijn huis gearresteerd, op 4 december 1915, met zijn armen vol Sinterklaaspakjes om zeventien dagen later weer vrijgelaten te worden.180

Het enige moment dat Schröder tegen Holdert protesteerde, was toen hij in 1923 besloot de functie van hoofdredacteur bij de nieuw te verschijnen krant De Dag aan te

178

Scheffer, De dagbladonderneming, 25; Scheffer, Henry Tindal, 320, 326; Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 101.

179

Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland, 33; Scheffer, Henry Tindal, 344. 180

nemen. Oplichter Willem Broekhuijs had Schröder een fors salaris geboden. Schröder zou ƒ1.000 per week gaan verdienen en alleen bij De Telegraaf blijven als hem daar hetzelfde salaris zou worden geboden.181 De geldwolf die in Schröder school, twijfelde geen moment. Helaas werd de krant nooit uitgegeven.

Ongetwijfeld wist Schröder echter van de praktijken van Broekhuijs, die eerder in de gevangenis had gezeten vanwege het oprichten van een piramidespel. Toch was zijn overstap naar De Dag zijn enige uitweg om zonder Holdert als journalist te werken. Een formele scheiding van redactie en directie bestond niet bij De Telegraaf. Directeur Holdert bepaalde uiteindelijk wat er in de krant kwam te staan, Schröder was slechts een creatieve goudmijn waar De Telegraaf abonnees mee trok. Na zijn mislukte avontuur bij De Dag mocht Schröder daarom ook weer terugkeren naar de krant, zijn spottende columns waren immers een commercieel succes. Hoofdredacteur zou hij er echter niet meer worden. In plaats daarvan kreeg hij een dagelijks artikel op pagina vijf van De Telegraaf en werd hij later correspondent in Parijs.182

In document D E KRANT , DAT IS EEN MIJNHEER (pagina 51-58)