Ooglap: Zeezee!
Zeezee: Wie roept mij?
Ooglap: Wij zijn het.
Haakman en Ooglap.
Haakman: Wij zijn bij de palmboom.
Maar we zitten vast met een touw.
Ooglap: Kom nou snel!
Zeezee: Hier ben ik al.
Haakman: Krijg jij dat touw los, Zeezee?
Ooglap: Houtpoot bond ons hier vast.
Zeezee: Waarom?
Haakman: Om onze zak met zilver af te pakken.
En hij wil ook onze boot pikken.
Zeezee: Maar dat mag niet!
Ik maak je los.
Haakman: Tja, Houtpoot is nu eenmaal erg gemeen.
Ooglap: Maar nu slaapt hij.
Haakman: Daar op het strand.
Ooglap: Ja, we zijn los.
Snel, naar de boot.
Zeezee: Nee, nog niet!
Ooglap: Zeezee, waarom loop je naar Houtpoot?
Zeezee, wat raap je daar op?
Haakman: Als Houtpoot maar niet wakker wordt ...
Zeezee: Hier ben ik weer.
Haakman: Met onze zak vol zilver.
En met ... de poot van Houtpoot!
Zeezee: Die lag los naast hem.
Ik leg die poot in die struik.
Ooglap: Ha, ha, nu is Houtpoot zijn poot kwijt.
Hij zoekt vast heel de kust af.
Haakman: Dan heeft hij geen tijd meer.
Geen tijd om onze boot af te pakken.
Jij bent echt goud waard, Zeezee!
Zeezee: Weet ik.
Kom, we gaan!
Houtpoot (thema 8)
Lijn 3 | Theaterlezen bij thema 8 – De schat | © Malmberg, 's-Hertogenbosch
Zeezee Ooglap Haakman