• No results found

L WEEK Orgaan der Vereeniging

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "L WEEK Orgaan der Vereeniging"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

\ ° . 43.

C

Donderdag 3 4 October 1 9 0 7 . 7de Jaargang.

„ ,, ,, p—--M —— — — J

L WEEK

Orgaan der Vereeniging

Opgericht door Kolonel G. E. V. L. van Zuylen

21 Maart 1900.

A b o n n c i n e n t s p r i j Vrij aan huis of franco per post binnenland, Voor Oost-Indië en het Buitenland . . . Afzonderlijke nummers

»Het Koloniaal belang is een Algemeen Nederlandsch belang.

P r i j s d e r A d v e r t e n t i ë n . Per regel

;ij plaatsing van 300 regels

« 1000

ƒ0.15 . 0.10

II.

„„Meelijn of b p * U t . moe,» « t a e e,„™e,„ .*» da Bed.c.ioCo»™, eo . « t a « * ^ S ^ ^ S S r * " "" ""*

Voor A U * * » en ^ f ^ ^ ^ S G O ^ I L U TAN > « " t S L « 2 4 b l T ^ T ^

Voor Advertentiën tot de Drukkerij //LLG10R & LMERGO", AMAL1A *AJN s u i j . u a 3 i f t a . a ^

H e t b o o i d d o e l d e r V e r e e n i g i n g i s

H e t r e r s p r e i d e n T a n p o p u l a i r e k e n n i s o m t r e n t o n z e I n d i e n o n d e r g a n s c b l i e t v o l k e n k e t b e v o r d e r e n d e r w e l v a a r t i n d i e g e w e s - t e n , o m z o o d o e n d e e n o o k d o o r b e t v e r l e e * n e n v a n o n d e r l i n g e k n i p , w a r e b e l a n g s t e l l i n g e n l i e f d e t e k w e e k e n t n s s e k e n W e d e r l a n d b i e r e n g i n d s .

H e t l i d m a a t s c h a p b e d r a a g t f 1 . 5 0 t o t f 5 . — 'g j a a r s , ( v o o r I n d i e e n b e t b u i t e n l a n d m i n - s t e n s f 3 . 5 0 ) .

Zij d i e f 5 o f m e e r c o n t r i b u e e r e n o f e e n g i f t i n é é n s s c b e n b e n v a n f Ï O O , z i j n d o n a - t e u r ( t r i c e ) .

A a n a l l e d o n a t e u r s e n l e d e n w o r d t k o s t e äoos e n f r a n c o b e t Koloniaal Weekblad t o e g e z o n d e n

I n h o u d v a n d i t n u m m e r .

Mededeelingen. — Koloniale Praatjes. — Perskroniek.

— Oos-Indische Berichten. — West-Indische Berichten. — Van Vreerade Kolonien. — Inhoud van Tijdschriften. — Feuilleton.

M e d e d e e l i n g e n .

V a n d e R e d a c t i e - C o m m i s s i e :

Het Persbureau van liet Algemeen-Nederlandsen Ver- bond vraagt ons nog eens opname van het volgende:

S t u d i e a a n N e d e r l a n d s c h e H o o g e s c h o l e n . Aan degenen, die inlichtingen wenschen betreffende de studie aan Nederlandsche Hoogescholen, worden deze kosteloos verstrekt door de volgende Commissie voor inlich- tingen, samengesteld door de studenten afdeelingen van het Algemeen Nederlandsch Verbond:

Voor de Rijks-Universiteit te Leiden en voor algemeene inlichtingen: _ , ' . ,

A Welcker. Morschweg 24, Leiden.

Voor de'Gemeentelijke universiteit te Amsterdam:

C M. Kleipool, Prinsengracht 646, Amsterdam.

Voor de Vrije Universiteit te Amsterdam :

H. R. Woltjer, Keizersgracht 495, Amsterdam.

Voor de Rijks-Universiteit te Utrecht:

A. Lugt, Jansvjsld 49, Utrecht, Voor de Technische Hoogeschool te Delft:

D. W. van Dam, Oude Delft 70, Delft.

V a n b e t D a g e l i j k s c h B e s t u u r d e r V e r e e n i g i n g : I.

NATIONALE BOND VOOR VREEMDEL1NGEN- VERKEER IN NEDERLAND.

Zooals den lezers van het Koloniaal Weekblad bekend zal zijn, heeft «Oost en West" zich bij dezen bond aan- gesloten, in de meening dat onder Nederland natuurlijk ook Nederlandsch Oost- en West-Indië begrepen zijn.

Onlangs ontving onze Vereeniging een uitnoodiging tot bijwoning eener den 30sten dezer te honden vergadering, met het doel om de reclame voor Nederland in het buiten- land krachtiger en algemeener te doen zijn en tevens voor vreemdelingen beter gelegenheid te openen voor het bekomen van allerlei inlichtingen.

Op dit gebied meenen wij, dat mede m onze Uost- zoowel als voor de West-Indiën nog heel veel, bijna alles te doen valt en rekenen wij het onzen plicht hierop in het bijzonder de aandacht te vestigen.

W I T T E KRUIS KOLONIE.

Uit het W i 11 e K r u i s b 1 a d, orgaan van den heer A. van Emmerik, nemen wij het ondervolgende over, tevens om ook voor zijne koloniën'ten bate van behoeftige Javanen, evenals voor die van Mej. M. Jansz., de welwillende medewerking en hulp van belangstellenden in te roepen.

De wedono van Salatiga, omtrent wiens dienstijver en flinkheid ik herhaaldelijk gunstig hoorde getuigen, zendt nu en dan vage'tondeerende mannen, vrouwen of kinderen naar de kolonie Zoo kwam er onlangs weer een met een //begeleidend" sihrijven van dien ambtenaar. Ditmaal was het een vrouw. Zij' groette mij heel beleefd en betitelde mij met: </Mas!" Ik bemerkte spoedig dat zij niet wel bij' het hojfd was en schreef als antwoord op het briefje van den Wedono:

» S i n e m (zoo heette de vrouw), s l a m e t d a t e n g d i S a l i b P o e t i h . H a r e p d i a b i s a k e r a s s a n . T a p i d i a p o e n j a p i k i r a n p è n d è k s e k a l i . "

Wij stelden haar dadelijk onder de hoede van Koentjoeng, een javaansche vrouw van adellijke afkomst, die ruim 4 jaren op de kolonie is en wier bovenverdieping ook niet normaal is. Wij zeiden haar dat wij verwachtten dat zij goed voor Sinem zou zorgen en dat zij voor haar verant- woordelijk werd gesteld. Koentjoeng scheen zeer ingenomen met het in haar gestelde vertrouwen. Zij bracht Sinem dadelijk naar de pantjorran, gaf haar een frisch bad en zorgde dat zij dadelijk wat lichten arbeid had om zich mede bezig te houden.

Wij hebben op de kolonie ook een man die niet erg wijs is Hij is voor vele dingen bruikbaar, zoodat van hem volstrekt niet gezegd kan worden dat hij genade-brood eet Hij wil echter van niemand orders ontvangen dan van mijn vrouw en van mij. De orders van den mandoer gaat hij met stoicijnsche onverschilligheid voorbij. Viermaal per dag maakt hij ons zijn //opwachting" (sowan).'s Morgens om half zeven voor dat hij naar zijn werk gaat, om half twaalf om te zeggen dat hij er mee uitscheidt om één uur voor hij weer begint en om half vijf als zijn dagtaak

gedaan is. • Als hij ons toespreekt begint hij gewoonlijk met te

zeggen : //Mijn lichaam verschijnt voor u, wat wilt gij dat mijn lichaam doen zal". Het benieuwt mij om te weten of'hij zijn lichaam als een »Ding an sich" beschouwt.

Over 'ploegen gesproken : Het is kolossaal zooveel als er in de laatste maanden op de kolonie geploegd is. Eiken dag waren er twintig, dertig tot vijftig ploegen aan het werk. Het laat zich aanzien dat wij over vijf maanden een overvloedigen oogst binnen zullen halen.

Ruim een maand geleden had ik weder een persoonlijk onderhoud met Z. E. den Gouverneur-Generaal, die in een

zeer aanmoedigenden geest met mij sprak. _ Toen Zijne Excellentie vroeg of ik van de Javanen Chris-

tenen wilde maken, antwoordde ik dat ik er mij toe bepaalde hun het Evangelie te verkondigen, het aan lien overlatende of zij het willen aannemen, voegde er uit, drukkelijk bij dat ik zelf door het geloof in het verzoenend Bloed van Christus volle vrede voor mijn ziel ontvangen heb en dat ik moet veronderstellen dat hetgeen voor mij goed is ook goed moet zijn voor andere menschen. Verder zeide ik tot Z. E. dat ik ten opzichte van het Christen- dom van de Javanen mij het benefice van inventaris voor- behoud. Ik heb, in het algemeen gesproken, nog bedroe- vend weinig vruchten van het Javaansche Christendom bezien. Het' is nog geen krachige, gezonde plant die uit- eigen produceerende kracht vele goede vruchten voort- brengt. Het is te weinig spontaan. Alle initiatief op Chris- telijk gebied gaat nog slechts uit van Europeanen.

ik woonde op 2 Augustus het eerste zendingsfeest te Depok bij. Ik schat dat dit feest bijgewoond werd door

i

ongeveer duizend personen. Het kan over het algemeen zeer wel geslaagd heeten. En ik hoorde door iemand die het weten kan zeggen, dat het feest zich gunstig onder- scheidde van dergelijke feesten in Nederland.

* * *

Daarna volgt de opsomming van eenige ingekomen giften met de bede om meerderen, zoo noodigen geldelijken steun.

KOLONIALE PRAATJES.

Eene vraag die alsnog behoort te worden gesteld en nog wat.

In het Voorloopig Verslag van de Tweede Ka- mer op de indische begrooting leest men omtrent de meening van sommige leden, dat zij den indruk hadden, dat niet zelden in Indië te spoedig tot geweld' wordt overgegaan, waaraan werd toege- voegd :

«Pijnlijk had het dezen leden getroffen, dat in een officieel rapport van den gouverneur van Gelebes de ondergang van eenige patrouilles in Oost-Celebes werd toegeschreven aan het «ruw en onhebbelijk'optreden der soldaten»

Het zou zeker niet de eerste maal in Indië wezen, dat voor een tegenvaller op politiek gebied zondebokken werden gezocht en het dunkt ons hier een plicht, dat volkomen klaarheid worde geschonken over dat «ruw en onhebbelijk optre- den der soldaten» in Tomori, dat ons begrijpelijk moet maken, dat veertig menschen op de wreedste wijze door de inlandsche bevolking werden afge- maakt.

Uit een, in de bladen opgenomen schrijven, het laatste wellicht van een der gevallen officieren, spreekt integendeel een toon van zorg voor die bevolking.

We zouden dus meenen, dat hier de catego- rische vraag dient gesteld, van welken âard het ruw en onhebbelijk optreden der soldaten in Tomori zou zijn geweest, eu op welke gronden de gouverneur'van Celebes het oordeel van eigen schuld over de gevallenen heeft geveld, afgescheiden van de ongetwijfeld gebleken nalatigheid in het nakomen der voor eigen veiligheid noodige en voorgeschreven maatregelen.

Wij achten het antwoord op deze vraag van belang, omdat ook dit geval weder dienst moet doen om de «militaire bandeloosheid» in Indië in het licht te stellen.

In eene tusschen den indischen kroniekschrij- ver van het Vaderland en de Nieuwe Courant gevoerde polemiek, vinden we vorengenoemden term op bet indisch leger toegepast, naar aan- leiding o. a. van de talrijke offers, die door den met name in Atjeh gevoerdrn guerilla-krijg van de zijde der zich verzettende bevolking worden gevonden.

Opmerkelijk achten wij de aan het slot van een artikel van Indus over «Het optreden onzer troepen in Tndiè — », waarin deze bij zijne geves- tigde meening blijft, dat dit optreden van alge- meene verwildering zou getuigen, voorkomende, hier volgende zinsnede:

«Wij zijn overtuigd daarmede ten slotte dat

(2)

leger zelf den besten dienst te bewijzen, zoodat alleen zoodoende voorkomen wordt, dat men in het buitenland den fransehen schrijver Bernard bijvalt, die na een bezoek aan Atjeh verklaarde, dat het uitroeien van de Atjehers, zooals hij dat door ons leger zag toepassen, de geheele be- schaafde wereld verfoeielijk moet schijnen.

Afgescheiden van de vraag of het ons hier niet beter zou passen den franschen kapitein Bernard er op te wijzen, dat wanneer b. v. in 1906 in Pidië op een bevolking van 128.000 zielen ruim 400 personen vielen, hier, boe betreurenswaardig zulke gevolgen van het nog voortdurend verzet mogen wezen, van geen uitroeiing der bevolking sprake kan zijn, en dat de zeventigjarige oorlog, dien de Franschen voor hun duurzame vestiging in Algiers nu reeds voerden en nog voortdurend hebben te voeren, relatief heel wat meer offers heeft doen vallen, dan onze Atjeh-krijg, meenen we met Inclus van meening te moeten verschillen, dat op de door hem voorgestane wijze het leger het best zou zijn gediend.

Wij meenen, dat het indische leger niet beter zou verlangen dan vruchten van zijn arbeid te zien.

Volgens het romeinsche gezegde behoort de ploeg naast den soldaat te staan, doch men liet in Indië, als een gevolg van de financieele ver- houding tusschen de kolonie en het moederland, den soldaat maar vechten, vechten zonder eenig resultaat van zijn werk te kunnen zien.

Hierin verandering te brengen, daarin moet onzes inziens het zwaartepunt worden gezocht, wil men het indisch leger werkelijk dienen.

Waar men hier een fonds voor de snellere afwerking van de stelling Amsterdam zag voor- stellen (sedert verworpen), zou onzes inziens een fonds voor de snellere pacificatie van Atjeh en elders voor lndië alleszins, reden van bestaan hebben, opdat daar naast den soldaat de ploeg kunne worden gesteld, d. i. der bevolking dui-

delijk te maken, dat met de versterking van het gezag het streven is deze ten bate van die bevol- king te doen komen, als equivalent, wat Atjeh

betreft, voor de invloeden, welke van buiten op haar werken.

Men onderschatte die invloeden van Penang b. v. uit niet. De Franschen ondervonden dien invloed van buiten en ondervinden dien nog bij de pacificatie van -Zuid-A lgiers; de Duitschers onder- vinden dien invloed van buiten inSüd-West-Afrika door de aanwezigheid van handelaars in wapenen en munitie op hunne oostelijke grenzen bij hun twintigjarigen strijd, nu eens latent, dan weer oplaaiend, tegen Herrero's en Hottentotten ; de Engelschen ondervinden dien invloed in hun strijd van nu reeds vijftig jaren aan de noordwestelijke grenzen van hun indisch rijk.

Men keere dien invloed door een zorgvol be- stuur, en het indisch leger zal onzes inziens dit bestuur dank weten, indien het eindelijk de vruchten zal zien van zijn werken en zijn — opofferingen.

Dat is de beste dienst, dien men het leger zou bewijzen, niet door het op individueele tekort- komingen te wijzen, die men onder gelijke om- standigheden overal elders in alle koloniale legers

aantreft, noch door het de taak, waarvoor het is gesteld onmogelijk te maken, door van dat leger te eischen. dat het tegenover een vijand als die in Atjeh en b.v. Tomori, die van elke gelegen- heid, dat men zich bloot geeft, gebruik weet te maken, en zich dan op de• laaghartigste wijze wreekt, een e taktiek van sparen zou volgen, waaruit voor zijn zelfbehoud de schromelijkste gevolgen zouden voortvloeien.

Het klinkt wreed wanneer b.v. 'indus uit een rede van den heer de Stuers aanhaalt, «de ver- overing van kampong Rema, waar de geheele bevolking is uitgemoord (sic), door haar van boven van de wallen af te maken (sic) als konijnen, die men opjaagt van het eene hol naar het andere.»

Zou Indus een ander middel weten om een kampong, die genomen worden moet en wier bevolking zich niet onderwerpen wil en volstrekt niet weerloos was als «konijnen», ten onder te brengen, dan te trachten haar door het vuur tot red« te brengen? Van moord en afmaking kan daarbij geen sprake wezen.

Men stelt het indische leger dikwerf voor een wreede taak, maar dat geeft niemand het recht dat leger van wreedheid te beschuldigen. Dit vergeet men onzes inziens maar al te zeer.

Pers-kroniek.

INHOUD : Hoe beschaafd Nederland in de twintigste eeuw vrede eu orde seliept op Atjeh: een serie ar- tikelen in de Avondpost door n Wekker», oud-maré- chaussee van het Nederlandsch-hdische leger. - Dr. Kuyper over het Aziatisch gevaar: een hoofd- stuk uit «Over de oude Wereldzee./' — Blauda in de Controleur over een kijkje in de indische huis- houding. — De quaestie Sc//e//e»ia-Handelsblad:

een opheldering van het Handelsblad in deze zaak, tevens verdediging.

In de A v o n d p o s t beschrijft een oud-maréchaus- sée-officier van Ned.-Indië, onder den schuilnaam

„ W e k k e r " den toestand in Atjeh gelijk hij deze uit eigen aanschouwing en ervaring kent en geziem heeft. D e artikelen van welke er nu reeds y versche- nen zijn d r a g e n het eenigszins sensatie-wekkende op- schrift: „ H o e beschaafd N e d e r l a n d in, de twintigste eeuw vrede en o r d e op Atjeh schept". Wij kunnen er natuurlijk niet aan denken hier melding te m a k e n van alles wat de schrijver i n de A v o n d p o s t me- dedeelt. H e t zou te veel plaats innemen en bovendien zijn de feiten in het algemeen door h e m vermeld ook reeds door anderen vóór hem, gereleveerd. Dit ne^mt echter niet weg dat wij g a a r n e enkele saillante pun- ten in zijn betoog onder de a a n d a c h t onzer lezers brengen. W a t hij zegt, is g o e d g e d o c u m e n t e e r d en heeft allen schijn voor zich de waarheid t e zijn. Ook voor niet-ingewijden is zijn „exposé" gemakkelijk te volgen, dat vlot en gemakkelijk geschreven, zich aan- g e n a a m laat lezen. H e t zal zeker wel indruk m a k e n en tot n a d e n k e n stemmen, al moet m e n zich wach- ten voor de fout tot generaliseeren. Wjj wijzen hierop, niet om de kracht van „ W p k k e r ' s " betoog t e willen verzwakken ; integendeel, hij heeft met zijn d a a d een flink werd verricht. H o e meer licht er over Atjeh ontstoken wordt, des te beter is het o m de groote!

massa onkundigen, lauwen en onverschilligen in Ne- d e r l a n d warmj en wakker t e maken. M a a r a a n den a n d e r e n kant, k a n mien van de toestanden, door h e m beschreven, niet altijd de m a c h t h e b b e r s alhier een verwijt maken. Zij moeten ook met d e officieele le- zingen ^rekening houden. Bovendien wordt door de critici à la W e k k e r wel eens vergeten, dat omj h u n critiek bij het g r o o t e publiek i n g a n g te doen, vinden het noodig is dat niet alleen de manier hoe het niet, m a a r ook hoe het dan wèl g e b e u r e n moet den men- schen helder voor den geest dient t e staan. H e t zijn toch niet alleen de misbruiken, de verkeerde uitvloei- sels van het tegenwoordig systeem! die bekend moe- ten g e m a a k t worden, m a a r onafscheidelijk is hieraan verbonden de v r a a g : welk systeem wilt gij d a a r d a n voor in de plaatjs stellen? W a a r haalt gij dei meerdere troepen vandaan die er toch noodig zijn om de bevolking te beschermen, om wel ge- vangenen te maken ? Nogmaals wij wijzen hier niet op ter verzwakking der critiek m a a r o m d a t het ons van evenveel belang, misschien ,van nog meer belang toeschijnt, dat er gewerkt w o r d t op het ver- krijgen van een algemeene opinie hoe de zaken op Atjeh dan w(èl bestuurd moeten worden. Misschien mogen wjj in de volgende stukken van „ W e k k e r " in de A v o n d p o s t een vingerwijzing in, die richting

vinden.

Onder de belangrijke onderwerpen door den schrij- ver a a n g e r o e r d noemen wjj in de eerste plaats h e t g e b r u i k d e r d u m-d u m k o g e l s d o o r d e t r o e- p e n j n A t j e h waarover indertijd jn' de T w e e d e K a m e r v.eel gesproken is. Hierover zegt hij o.m.

„ H e t klein-kaliber mantelprojectiel M. 95 is on- machtig den vijand buiten, gevecht pe stellen, e r g o ' . . . wordt er naar een ander middel g e z o c h t . . . de dum- d u m s ; zij slaan groote gaten in 't menschelijk l i c h a a m ; Wierken dus afdoend . . . m a a r wreed.

D e kleine troepenmacht is onmachtig den vijand ten onder te brengen, ' e r g o . . . wordt er n a a r een, a n d e r middel g e z o c h t . . . de afschrikwekkende geweld- maatregelen ; zij slaan groote gaten in 's vijands be- volking, werken dus afdoend . . . m a a r wreed.

Over „ d u m - d u m s " gesproken. Wij lezen in d e Me- morie van Antwoord op de Indische begrooting 1907 het volgende betoog van minister F o c k :

„ E e n in Indië met groote zorg ingesteld onderzoek heeft geleerd, dat inderdaad onder de; in de oorlogs- magazijnen ingeleverde munitie nu en dan, sporadisch, door vijlstreek in den kogel vervormde munitie wprdt aangetroffen; onder een partij van ongeveer één mil- lioen scherpe patronen, die in Atjeh door op excursie geweest zijnde troepen waren ingeleverd, één enkele, n a welke bevinding a a n den civielen en militairen gouverneur van dat gewest werd opgedragen er ten strengste tegen te waken, dat de munitie op eeniger- lei wijze worde misvormd."

N a a s t deze „officieele" waarheid, de „reëele" ! , Bij de periodieke; verwisseling der munitie bleek eenjg root deel, te veel o m ongemerkt vernietigd t0

worden, te bestaan uit zelf g e m a a k t e dum-dums, n a a r aanleiding waarvan de c o m m a n d a n t van het leger in de circulaire no. 4159/154 van 1905 zich officieel bij den gouverneur van Atjeh en Onderh. beklaagde, d a t van één millioen uit Atjeh t e Batavia, ingeleverde scherpe patronen er een groot aantal waren, die door inkerving en afvijling veranderd waren in dum-dums.

Ik was toen op Atjeh. W a t deden de bi.vaks h u n best om de geschonden kogels te begraven of a a n d e rivieren kwijt te r a k e n ; enkele bivaks echter zaten

zóó dik in de dum-dums, dat deze wel ingeleverd moesten worden.

D e laatste zinsnede1, behelzende de aanbeveling a a n den gouverneur van A. en, O. o m tegen het m a k e n van dum-dums te waken, werd door dezen laatste niet ernstig opgevat; ik en vele bivakcommandanten m e t mij kregen althans nooit een dergelijk verbod o n d e r c o g e n ; met bet gevolg, dat het gebruik van d u m - d u m s even ongestoord voortging als voorheen.

In het bivak, waar ik tweede-officier was, w a s . d o o r den c o m m a n d a n t voorgeschreven, dat de m a n s c h a p - pen allen voorzien moesten zijn van, 15 dum-dums o m mee uit te rukken en, dei ongeschonden munitie moest worden gebruikt voor 'inspectie en officieele, gelegen- heden, en zoo was het in bijna alle bivaks in 't Meu- labohsche, Lho Semawesche en Poeloe Rajasche.

In Pedië was het gebruik van dum-dums extra ver- b o d e n ; dit n a m niet weg dat de maréchaussées elk van minstens één houder dum-dums voorzien waren,, welke zij bij het uitrukken i n hunne broek- of jas- zakken dan wel onder den helmhoed verborgen hiel- den, o m ze te goeder tijd in het magazijn Van hun karabijn te stoppen.

Deze marechaussees n a m e n bij het uitrukken steeds vijltjes mee, teneinde den voorraad dum-dums op sterkte te kunnen houden.

Dit constateerde ik bij mjjn verblijf aldaar.

Sporadisch komt dus het gebruik van dum-dums heusch niet voor. E l k officier weet dit en de minister is dus weer verkeerd ingelicht, waar Z.Ex. verderop zegt :

„ M a a r de ondergeteekende stelt er prijs op h i e r n o g aan toe te voegen, dat h e m door persoonlijke me de deelingen van te velde geweest zijnde; officie- ren gebleken is, dat hunnerzijds steeds met inspan- ning van alle krachten gewaakt werd tegen kogel- misvormingen, die de soldaat inderdaad nu en dan tracht aan te brengen, in de meening, dat hij daar- door de weerkraeht van zijn wapen verhoogt, het- geen in werkelijkheid het geval niet is."

H e t technisch vraagstuk, in hoeverre'de1 weerkracht van het wapen verhoogd wordt door het al clan n i e t bezigen van dum-dums, ligt buiten het kader van dit betoog. Mijne opinie en, ondervinding is, dat de weer- kracht er wèl door wordt verhoogd.

( Alweer een verschil tusschen „officieele" en „of- ficieuse" waarheid; ook de reden, waarom, onze on- macht op Atjeh zoolang voor de Regeering verbor- gen is gebleven."

O v e r d e o n mj a, c h t o m g e v a, n g c n e n t e m a - k e n schrijft „ W e k k e r " o.m.:

„ N e e m t nu ten derden male de kaart van Atjeh en Onderhoorigheden voor u en laat uwe gedachte g a a n over de sterkte der bezette plaatsen, de afstand d i e r bivaks onderling, het patrouillegebied van elke bezet- ting, het totale bevolkingscijfer in die gebieden, het woeste hooggebergte in het binnenland, de slechte wegen, uitgestrekte kustmoerasseri, waarin tal van schuilplaatsen, het geaccidenteerde terrein in de On- derhoorigheden, de dichtbegroeide kampohgs en daar- in een guerilla-voerend volk; combineer deze factoren en ge voelt medelijden met — of verontwaardiging voor een Regeering, die n a vier-en-dertig jaar leertijd en zooveel millioen gulden leergeld n o g het mid- del niet gevonden, heeft te paeificeeren.

Teekenend was bet antwoord van den bivakcom- m a n d a n t van Takengön, (GajoelandenJ op een avond,, dat ik in zijn bivak overnachtte, op mijn vraag, hoe het met de veiligheid, in zijn' gebied stond. Tot ant- woord stond hij op, liep naar den wand der kamer, waar een groote kaart van zijn gebied hing, l e g d e vijfmaal zijn uitgestrekte handen naast elkaar o p ' h e t kaartvlak, en a n t w o o r d d e : „kan jij dat schoonvouden met tachtig m a n ? "

Ik lachte en zweeg! 's Nachts werd het bivak ge- durende twee volle uren onafgebroken beschoten.

Toen heeft de vijand gelachen, óók omj onze onmacht ! Zulke toestanden zijn, niet plaatselijk op Atjeh, zij komen geregeld voor. Overal en altijd is er g e b r e k aan troepen en door de groote onderlinge afstanden der bivaks g e b r e k aan samenwerking. Gaat een pa- trouille het binnenland in ter opsporing van la- dangs 2) enz., dan k a p zij dagen!, ja, weken loopen zonder etappe-plaats; en rnjoet dus ook voor d a g e n of weken eten meegenomen, worden.

N e e m t de kaart en, cijfert en gij zult dra onze on- macht erkennen.

Verfoeilijke onmacht is het ook, die onze patrouil- les dwingt den vijand, kwartier te weigeren en het maken van gevangenen te vermijden of dezen te doo- den, als zij ze ondanks zich zelf toch maken.

E e n patrouille gaat met acht dagen vivres op ex- cursie, overvalt onderweg een, vijandelijke bende en maakt vijf gevangenen, waaronder i grijsaard, die nauwelijks loopen kan, 2 zwaar gewonden en 1 v r o u w met een zuigeling. De patrouille is vier dagen van het n a a s t e bivak, verwijderd en is 2 groepen sterk.

W a t moet nu de patrouillecommandant met zijne ge- vangenen doen ?

T e r u g g a a n en de gevangenen naar 't bivak b r e n g e n m a g met, omdat aan de opdracht n o g niet is voldaan.

D e gevangenen meevoeren kan niet, omdat zij niet loopen kunnen, de voorraad meegevoerde levensmid- delen te beperkt is en tandoedragers ontbreken, ge- steld althans, dat het ageeren met tandoes 3) in d e wildernis al mogelijk ware.

Achterlaten m a g en k a n niet, o m d a t verraad en het mislukken der excursie hiervan, het gevolg kun- nen zijn.

'2

(3)

Rest één mogelijkheid, ni. een gedeelte van de patrouille met de gevapgenen. terugsturen en met de:

rest doorgaan.

Dit is echter onmogelijk door de geringe sterkte!

d e r patrouille en den grooten afstand van het naaßt- bijgelegen bivak.

E r g o . . . . doodt de gevangenen, óf m a a k t allen af g e d u r e n d e den overval e n . . . . opgelost is de moei-

lijkheid. !

Zouden de luitenants Sloos en Schneider in 1905 hunne g e v a n g e n e n gedood hebben, indien zij over een pterkere patrouille hadden kunnen beschikken, of één onzer bivaks dichterbij gelegen ware? Zou zich d a n die oorlogsnoodzaak hebben voorgedaan ? Zou- den dan de zeven rechters hunne vrijspraak op grond van oorlogsnoodzaak geëischt hebben ?

Over d e o n m a c h t o m d e b e v o l k i n g t e b e - s c h e r m e n — óók een zaak waarop door de dag- bladcarrespondenten rte Atjeh reeds herhaaldelijk ge- wezen is en die voojr het verkrijgen van d u u r z a m e e n g o e d e r e s u l t a t e n van een eindelijke paci- ficatie van het grootste gewicht is — zegt „Wjekker"

O', m. :

Behalve, (dat dit g e b r e k a a n troepen leidt tot die;

wreedheid, pijn wij bovendien onmachtig de bevol- k i n g bescherming te geven.

De kwaadwillige onderscheidt zich op Atjeh van d e n goedgezinde door de registratiepas of „soerat b a d a n " . Dit althans is het officieele onderscheidings- teeken. Officieus, komit het veel voor, dat ook „dja- h a t s " passen hebben;, die: zij dan stelen of koopen van d e gampongbevolking.

Deze geregistreerden wonen in de gampongs of seneubo's 4), terwijl de djahats overal rondzwerven of op ladangs, diep in heit gebergte, wonen.

W a a i n u van del geregistreerden geëischt wordt, d a t tfij hunne gampongs, erven 'en huizen schoonhou- d e n ; koeliediensten, v a a k zonder betaling, verrich- t e n ; ons op de hoogte houden van verblijf- en schuil- p l a a t s e n van djahats, van verrichtingen enz. enz. om- trent dien vijand, is het tofch: ook logisch en, billijk, dat wij van onze zijde die geregistreerden beschermen tegen wraak, rriplestatiën: en rooverijen der kwaad- willigen.

W a a r voorgeschreven staat, dat gamponghoofden, onmiddellijk d e „Compeuni" bezieht moeten geven van in h u n n e gampongs aanwezige djahats of familie- leden dier kwaadwilligen en hun ten strengste verbo'- den wo;rdt voorraden af te; staan aan die heiden, is h e t toch ook logisch en billijk, dat wij van onze! zijde d i e hoofden steunen en beschermen.

W a a r zelfs de hoeloebalangs 5J verantwoordelijk ge- steld worden voor het verblijf van, enkele kwaadwilli- g e n in hun landschap1, is het toch ook logisch en bil- lijk, dat wij hun de middelen verschaffen, die kwaad- willigen uit hun streek te houden.

Niets van dit a l ! Wh' eisdben alles en geven niets;

.kunnen niets geven ; zijn onmachtig iets t e geven ! ! Ja, toch! wij geven wel wat.

Zware boete, lijfstraf, vrijheidsstraf, ja zelfs de dood- straf krijgt hij die heult met den vijand. Boete krijgt de gampong, die een djahat h e r b e r g t of voorziet van fourages. Boete of vrijheidsstraf krijgt het gampong- hoofd, indien zich in zijn. g a m p o n g een djahat bivindt.

V e r b a n n i n g is de straf voor den hoeloebalang, indien zijn streek onrustig is. — Dit stelsel, doorgevoerd tot in alle consequentiën, voert tot de schromielijkste mis- s t a p p e n en dwaasbeden. E n dit geschiedt op Atjeh!

H o e toch is de toestand? Een, b e n d e djahats heeft g e b r e k a a n levensmiddelen. H e t hoofd stuurt n a a r velschillende g a m p o n g s leden zijner bende uit om te fourageeren. V a n de bevolking hooreïi deze lieden, dat zich in de g a m p o n g geen „Compeuni" bevindt. N u kloppen zij aan elk huis aan om! wat rijst en ieder, be- halve d e vriendjes, brengt zijn offer; want wagen zij het izich te verzetten, dan! verschijnt den een of an- doren d a g het hoofd mpt de gebeele bende! ep huis en h a a r d van den weigerachtige wordt geplunderd e n verbrand. Bericht sturen e n hulp vragen, aan, de belzetting van het op 4, 6, ja 12 uur ver afgelegen b i v a k is nutteloos, daar dan het werk dier roovers toch .reeds gedaan is en de g a m p o n g in h a a r geheel n o g ,maar kans loopt beboet te worden, omdat zij niet .tijdig genoeg waarschuwde. E n hierbij komt nog d e vrees voor de wraak der bende.

Is h e t wonder, dat de bevolking het bericht sturen als nutteloos en gevaarlijk voor zichzelf n a l a a t ?

D e gevolgen wreken zich echter dan weer op die bevolking. Valt nu eene patrouille onverwachts in e e n e g a m p o n g en ontdekt zij zulk pen, fourageerenden djahat, d a n wordt onmiddellijk het gamponghoofd o n t b o d e n pa. hem' aangezegd, dat d e gebeele gam- p o n g anet / 1 per m a p en hij Zielf m l e t / I 0 b e ! D o e t

is voor het toloreeren vani kwaadwilligen jn zijne g a m p o n g . 5)

In Meulaboh, Pedië, Lho Semawe zag ik vaak d a t hoofden van gampongs, ja, hoeloebalangs, z, a.

T e u n g k o e Brahimi N jong, teungkoe-Päng Sawang e.a.

hierom bij het bestuur hun ontslag aanvroegen, wat ben met strenge berispingen van, te weinig ambitie, fe.d., ja, zelfs boeten geweigerd werd. 6)

D e gewone klacht w a s : „ m a a r , mijnheer, h o e kan ik nu weten, dat er een djahat in mijn g a m p o n g i s ; zij komen even: binnen sluipen. Mijn g a m p o n g telt een p a a r h o n d e r d gezinnen,, die mij uit vrees voor w r a a k van de djahats miij geen bericht durven sturen.

D e „ C o m p e u n i " kon m e niet helpen. M a g ik d a p zelf patrouille loopen ? Geief mië dan pen paar geweren,

dan k a n ik ten mlinste ook optreden tegen, de gel- wapende djahats."

Bescherming k u n n e n wij der bevolking nipt geven, zich zelf verdedigen kunnen zij niet, daar zij ontwapend zijn en per ge;zin twee b l a n k e wapenen voor het ver- drijven van wilde varkens uit d e sawahs mjogen beL

zitten. iGeen hunner waagt het echter m|eit één dier blanke wapenen zich buiten, de deur van zijn huis te vertoonen, om! niet d e kans te! loopen door pen onverwachte patrouille voor djahat aangezien e n n e e r - geschoten t e worden of wel boete t e krijgen voor het zonder vergunning loopen mpt wapenen (minimum / 25 of 50 dagen werken: voor den, kost zonder loon).

Zeker, de bevolking heeft nog; wapens, miaar . . . . , miag ze niet a a n r a k e n ; deze moeiten in de huizen blijven en toch moeten deze geregistreerden dp m,ejt ge- weren gewapende b e n d e n uit h u n n e gampongs ver- jagen p f . . . . bericht sturen naar het wanhopig ver afgelegen bivak.

Natuurlijk -zullen de. djahats niet bij voorkeur zich .vertoonen ,in de vlak om bet bivak gelegen gam-

pongs.

H e t hoofd vap Poeloe; Tengah' bracht den bivak- commandant bericht, dat zich een djahat in zijne1

g a m p o n g bevond. E e n patrouille, r u k t e uit, arresteerde d e n djahat, m|aar drie, dagen later was het hoofd vermoord. — H e t hoofd van g a m p o n g Poeloe Missi- git in 't Pedirsche1, g a m p p p g Lbo Kajoeno, Mané, Meurandé, in 't Lhoi Seurriawesche, g a m p o n g Toen- djand, enz., te veel oinj alle o p t e noemen, t r a c h t t e n eveneens loyaal te zijn tegenover de C o m p e u n i . . . . werden allen vermloord, zonder dat wij in staat waren hen te besebjermien.

Men ziet de berichtgevers op Atjeh dan ook allen vlak om, in of bij de bivaks wonen. H o e wordt thans nog de woning van den gids' W a k i W a h a b op de hoofdplaats Segli niet vaak zwaar beschoten. E n tegenover dit bestraffend optreden, der djahats staat onze machteloosheid om t e beschermen.

E n wij voelen deze! o n m a c h t ; waarom anders het tegenstrijdige dat op sommige keudé's 7) en kotta's 8)

©enige geregistreerde geweren mjef munitie mogen worden a a n g e h o u d e n ; terwijl een geweer in h a n d e n van den Atjeher anders voor bijzonder strafschuldig gevaarlijk wordt gehouden ?"

Vooral hetgeen da schrijver hieir zegt over het „door- zoeken" van een k a m p o n g is sterk. Zelfs al komt het m'aar ééns op d e honderd keer Voor dan n o g zijn zulke voorvallen niet genoeg t e laken en af t e keuren.

H e t is eenvoudig mieer d a p ergerlijk. Later hopen, wij het een en' arider uit „Wjekkers" vervolgstukken mede te deel en.

1) Niet alle biraks beschikken over een telefoon. (W.) 2) Uitgekapte, bewoonde en bebouwde gedeelten in het oerbosch Gewoonlijk verblijfplaatsen van uitgewekenen en als zoodanig op Atjeh verboden. (W.)

(3) Peperhuizen. (W.) (6) Landsehapshoofden. (W.)

(6) Het doorzoeken vau zulk een gampong geschiedt als volgt De patrouille komt bij het eerste huis, formeert carré om het huis;

met ontbloote klewang en alle karabijnen gericht op het huis wor- den door kloppen alle inwoners naar buiten geroepen. Deze moeten hurken onder het huis en nu wordt een der mannelijke inwoners naar boven gestuurd, teneinde alle biliken omwaudingen los te maken en met alle huisraad naar beneden te werpen (de huizen staan alle op palen); vervolgens worden twee soldaten naar boven in het huis gestuurd, die dan grondig huiszoeking houden. Als alles „in orde" bevonden is, trekt de patrouille naar het volgend huis en zoo vervolgens de geheele gampong door, het eerste huis en alle andere in dien desolaten toestand achterlatende. Dit ge- schiedt omgeacht dag of nacht, vaak Wee maal daags. — Onnoodig te zeggen, welk een verbittering zulke maatregelen wekken. (W.)

(7) 't Is jammer, dat die hoofden geen „conduiten" hebben. (W.) (8) Atjehsche versterkte marktplaatsen. (W.)

(9) Verblijfplaatsen van de hoeloebalangs en leden der vorste- lijke familie. (W.)

* *

*

D r . Kuyper's groot werk „Om| d e o u d P wereldzee"

bevat ook een hoofdstuk „ H e t Aziatisch' g e v a a r " , Hiermlede vangt de schrijver zelfs zijn, studie, aan.

Over dit belangwekkend en ajqtueel onderwerp zegt Dr. Kuypelr oi. mi. :

„ H e t zwak gewapende1, slecht georganiseerde Azië was tegen Europa, noch tegen Amerika bestand. Sinds Japan evenwel met schitterend welslagen een worste- ling pp leven en dood gewaagd heeft nipt den Rus- sische kolossus, is de stemming, die Azië uit onmacht in zijn minderheid deed berusten, bijna, in overmoed overgeslagen. H e t politieke wereldprobleem: is voor een goed deel van d e n Atlantischen Oceaan naar de Stille Zuidzee verplaatst en het te graven P a n a m a - kanaal zal deze verplaatsing npig sterker doen uit- komen. E u r o p a zelf heeft voor Japan voor deze: ver- rassende ontwikkeling de kennis, het profijt van zijne ervaring en ten deele zelfs d e middelen verstrekt. In tactiek werden de Japanneezen nu reeds de miefesters van E u r o p a . E n daarbij' bezitten zij het drievoudige voordeel van uiterst soberen zin, van hoog patriotisch entnousiasmie en nerveuze ongevoeligheid. De reli- gieuse idee der voorouders-vereering geeft aan dq vaderlandsliefde pen nog sterkere bezieling, drijft tot doodsverachting en een aan waanzinnige vervoering grenzenden heldenmoed.

„ E r is — aldus letterlijk dr. Knyper — in den Ja- pansch-Russischen oorlog een tot dusver onbekende factor aan het licht gekomjen. Dusver beeldde men zich onder ons, Europeanen, n o g steeds in, dat ceteris paribus, de Aziaat verreweg onze mindere w a s ; thans weet men dat hij ten minste onze gelijke is, zoo niet in tal van opzichten onze mleerdere. Deze ontdekking

TOKO BAHROE,

v. KINSBERGEÜSTRAAT 126.

Telefoon 4 7 9 6 . DEN HAAG.

OUFTVA-lïGEar p e r l a a t s t e s t o o m e r : V e r s e h e k r u i d e n I?ïïe, 50 Ct. per | Kg.

l i e t j a p , prima kwaliteit f 1 per halve flesch, G o e l a D j a w a , 50 cent per i Kg, B o e m - b o e ' s , d i i n j a k M l a p p a , per heele en per halve flesch, A s s e m , T r a s s ï e , per rol 10 ct., E i r o e p o e k s , I n d i s « l i e Z a r e n , P e t e h - ü r i i i s ; , S e r e l i in knop, K e t a n wit en zwart.

T h e e s o o r t e n als volgt; I l a n g o e n g ' , A f t e r d i n n e r , T j â n k i e n l i u ï s l i o u d - t t i e e .

G e n e e s m i d d e l e n als: O b a t C e r i a w a n , m i n j a k t i n k a w a n , P o k o b - , k a j o e p o s t i l i - e n M a k a s s a r - o l i e .

T a b a c c o d j a w a , L o e m p a n B a t o e . Versehe S a m b a l l a n s , W o d o l e n W a t - j i e c k , T a o t j o , 5 ct. per decagram.

Aanbevelend,

W. BARNAS en DIEIVSERS

C/J

<s

CD O

PMM

S C H O O L

; AIiWEEW i

CD

CA

No o r d einde 58 a ^

Sewaarsohwd wordt tegsn

W. POPFIHK,

OS S—

SC

-as sa

IDIBlsr H ^ ^ a - - T E L . 4 4 8 5 .

S P E C I A L I T E I T ia het vervaardigen van

Hat-, Mail- en Reis-KOFFERS.

J

BILLIJKE REPARATIE-INRICHTING s o o r t e n van R E I S A R T I K E L E N .

voor a l l o

Heineken's

(Oudste)

Glazenwasscherfl

Stoom Jaloezieën- eu Roliuikenfabriek.

S4ETT1WG S T R A A T « v.h. Drie Hoekjes 3,

l > e n H a a g . Telefoonnummer 3 4 7 8 .

A M S T E R D A M , wan d e r H e l s t g t r a a t 1

U T R E C H T , P o t t e r s t r a a t S O .

D A M E S V E R L A N G T

ge een heldere Wasch, stuurt hem dan naar de Stoom-Wasch- en Strij kinrichting

99

99

Volkomen onschadelijke behandeling door machines van 't nieuwste systeem.

BEDIENING VLUG EN ACCURAAT. CONDITIEN BILLIJK.

Aanbevelend,

G. A. VERSTEEG,

Bleekerij „Mleeklust",

H A A S T R E C H T b i j G o u d a

(4)

nu heeft ons verschrikt, m a a r ruischte al heel spoedig door heel Azië als een stem van toekomstige bevrij- ding. De blanke m a n heeft in 't oog van den Aziaat zijn aureool van meerderheid verloren. H e t besef, dat de Aziaten ons aankunnen, heeft allerwege post gevat in China, in het hart van Azië en zelfs in Voor- Indië. Men voelt daar n o g wel zijn tijdelijke onmacht, c m d a t men nog niet gereed is, m a a r men doorziet de mogelijkheid om zich uit die minderheid op te heffen.

W a t Japan kan, voelt men ook te kunnen en zoo tast men reeds naar den weg, om J a p a n n a te volgen..

Onverwacht is voor den Aziaat de morgenster van een heerlijk ideaal opgegaan. Men weet nog niet, hoe dit ideaal naderbij te komen. M a a r Japan ging voor, allerwege zal men volgen, en Japan, het machtige Japan, wordt als leermeester en leider ingewacht.

E n die taak heeft J a p a n op zich genomen. Men;

heeft niet gewacht, totdat het geroepen werd, m a a r is uit eigen initiatief de sluimerende verwachting voor- gekomen. China wordt nu reeds met zijn a g e n t e n van allerlei aard overstroomd en. China werd reeds wakker. D e Chinees m a a k t zich gereed om zijn zijden t a b b e r d af te leggen en zich het harnas aan te gespen.

H e t is veel, veel groot er d a n J a p a n en zal daaromi lcomer in zijn bewegingen zijn, maa,r een beweging is er, en als het doorgloeien ga,at, voorspelt alles, dat de Chinees, niet alleen in het cijfer, m a a r ook in m a n n e n k r a c h t en hoogere ontwikkeling den Japan- nees nog overtreffen zal.

China, eens wakker geworden, kan een reuzenmacht ontwikkelen, die ook zonder Japan, aan eiken tegen- stand het hoofd biedt. Oeconomisch schuilen in dit reuzenrijk nog alle schatten en geen ander minder dan Gordon heeft in den krijg tegen de Boksers ver- klaard, dat hij geen beter soldaat kent dan d e n Chinees."

Vooral voor de koloniale mogendheden, die h e t eerst in het geding k u n n e n komen, zal het opkomen van het Aziatisch gevaar slechts een quaestie van tijd zijn. Men moet, meent dr. Kuyper, er op bedacht zijn o m deze uit het Aziatisch bloed o p k o m e n d e beweging niet te tarten, m a a r tot op zekere hoogte in het gevlei te komen. Chineezen en Japannee'zen, tot uitzwer- ven geneigd, o-p onredelijke wijze bemoeilijken bij hun vestiging in andere landen of in de koloniën, zou prik- kelend werken en den stroom, der volksverhuizing niet tegenhouden. Men zal zich bovendien van lieverlede moeten gewennen aan het denkbeeld, dat ook de!

Aziatische volkeren, voor zoover ze tot genoegzame zelfstandige rijpheid van ontwikkeling zijn gekomen, hun vrijheid hernemen. H o e hard dit ook voor de koloniale m o g e n d h e d e n zijn zal, uit hooger oogpunt zal het een oorzaak tot v e r h e u g e n wezen, indien dezel millioenen opstaan uit wat hun doodslaap scheen en een hoogere kracht hen gaat ontwikkelen.

Maar zal de Aziatische beweging, bij dit punt vroeg of laat aangeland, tot rust k o m e n ? Dr. Kuyper be- twijfelt bet ten zeerste.

„ D a t van lieverlede, zegt hij, ook een soort Aziati- sche Monroe-leer in zwang zal komen, valt niet te be- twijfelen, althans voor Oost- en Zuid-Azië, m a a r in- middels dient ook gerekend met den strijd der oeco- ncmische belangen, die vermoedelijk zelf het eerst a a n de orde zal komen.

Reeds nu is op enkele m a r k t e n in China een tijd lang een boycot op Amerikaansche waren toegepast en cijfers wijzen uit, welke pogingen J a p a n nu reeds aanwendt, om den Europeeschen invoer in China zeer ernstige concurrentie aan te doen."

D e hoogere .politiek heeft zich in de laatste dertig jaar steeds meer, n o g niet uitsluitend, m a a r toch hoofdzakelijk, om het vraagstuk van de débouchés

F E U I L L E T O N . Amok in de Dessa. ')

Oud vrouwtje zit op de passar hare slachtkippen aan den man te brengen.

H a a r gerimpeld, oud gezicht, de grijzende haren, de beenige, verschrompelde werkhanden — alles toont aan, dat Neneh al heel wat jaren achter den rug heeft.

De kinderen uit de dessa zijn b a n g voor h a a r ; ze zeggen dat Neneh, als h a a r oude, tandelooze mond onverstaanbare: woorden, miurmelt, mjet detn duivel spreekt.

Jonge, coquette kokki, kenanga in 't haar, licht- bloemige kabaai nauwsluitend om d e slanke leden, helkleurige slendang half over den schouder, komt, gekscherend met jongen vischboer, n a a r oud vrouw- tje toe.

Kleine, met ringen beladen, roodnagelige vingers betasten één voor één de luid kakelende kippen.

, , 0 , Allah, Neih", zegt wreede, sirihkauwende, dik- lippige mond, „wa,t zijn je kippen mager, net zoo m a g e r ais jij bent."

'n Gegichel en gesmoord jubellachen van sarpret achter Neneh, 'n oogengetelegrafeer van vischboer n a a r coquette keukenprinses en, zeer tevreden ovejr zichzelf, gaat de schoone verder.

„Koerang-acljar", mompelt verontwaardigd oudje en liefkoost met beenige knokkels de versmade waar.

'n Man, oogen roodbeloopen van nachtwaken, haren

•j ('Overgenomen uit liet „Damesweekblad voor Iudië").

voor de Europeeschei e n Amerikaansche nijverheid samengetrokken. D e internationale worsteling heeft een eenzijdig materialistisch k a r a k t e r gekregen — denk aan de verdeeling van Afrika, a a n den telkens uitbrekenden tariefoorlog en aan de Europeesche gis- ting, die pen oorlog o m Marokko dreigde te worden.

De toekomst ziet er werkelijk niet rooskleurig uit.

„ H a a l t — aldus dr. Kuyper — de J a p a n s c h e en;

Chineesche industrie, wat ze zeer stellig kan en zal, onze industrie binnen kort in, wast het kapitaal in1

deze landen a a n en nenreln de behoeften er t oe — d a n geeft het lagere arbeidsloon aan deze landen een voorsprong, die voor ons de concurrentie op h a r d e proef zal stellen. Reeds nu bestaat er niet alleen eien neiging om ons uit J a p a n en China te verdrijven, m a a r ook om ons op de Europeesche! markt concur- rentie aan te doen. D a t dit tot een conflict zal kun- nen leiden, is te voorzien. Niest licht toch zullen;

E u r o p a en Amerika zich goedschiks laten verdringen, en ook de vraag, of Amterika tegen d e vreedzame overstroomiing van zijn Staten door Chineezen en Japaneezeh, zonder conflict, duurzaam een legisla- tieven d a m zal kunnen opwerpen, "houdt nu reeds de Amerikaansche staatslieden bezig. D e boycot van de Japansche schoolkinderen in Californie gaf reeds een voorspel."

N e e m aan dat hier nog een minnelijke schikking;

getroffen wordt, het groote probleem] blijft in zijn huiveringwekkenden ernst b e s t a a n : zal het ontwaakt Azië, wanneer bet over een rrryriade van troepen en, een geduchte wereldvloot beschikt, een rustige b u u r te land voor E u r o p a , te water voor Amlerika blijven ?

In de eeuwen van zijn vroegere miaeht — de ge- schiedenis getuigt het — verried Azië steeds een sterke neiging om! zijn s t a n d a a r d ver over zijn grelnzen uit te dragen. K a n bovendien, wat E u r o p a eeuwen- lang aan Azië misdeed, g e e n g e d a c h t e aan wraak doen opkomen ?

Vooral N e d e r l a n d heeft zich, met opzicht tot zijne koloniën, rekenschap te geven van de eischen, die d e geheel veranderde toestand in het Oosten met zich brengt. D e Nederlandsche Archipel blijft de groote zeestraat, waardoor bij een toekomistigen oor- log een Europeesche vloot zich naar het Oosten, of een Aziatische vloot zich n a a r bet Wjesten zal moeten bewegen. H a n d h a v i n g van onze neutraliteit en dè gevaren, welke uit onze moeilijke positie voortvloeien, m a k e n een betrekkelijk sterke vloot noodzakelijk."

\ ii M L! I! !'.. r M || k u . ^ u [. i , ,, ,;!;<, B l a n d a constateert in de C o n t r o l e u r dat zijn artikel „onvrijwillige inkrimping" instemming ver- wierf. O. a. van het „ N i e u w s v. d. D a g v. N.-I.", welks hoofdredacteur, de heer K. Wij brands, gelijk wij vroeger reeds in een a n d e r e rubriek mededeel- den, scherpe ciritiek op ons koloniaal imperialisme!

uitoefende. Voorts geeft de schrijver in d e C o n t r o - l e u r ons een kijkje in de tegenwoordige indische huishouding.

„Bij gelegenheid, zegt hij, van het uitspreken van zijn „ t r o o n r e d e " op 31 Aug. j.1. t e Batavia, heeft d e G.-G. van Heutsz ten aanzien van zijn politiek tegen- over de Buitenbezittingen, deze apologie uitgedacht :

„Berusting in het onvermijdelijke is geoorloofd waar de militaire macht moest ingrijpen en menschenlevens door het zwaard .verloren gingen. Laatstbedoelde of- fers, hoezeer ook betreurd, waren noodzakelijk om een eind te kunnen miaken, aan mensichonteerende) d a d e n van willekeur en wreedheid, van menschenroof, slavernij, slavenhandel, pandelingschap, koppensnel-^

len en dergelijke; waren mjede niet te vermijden om in enkek|ä treken den g r o n d s l a g te kunnen leggen;

tot verzachting van r u w e zeden en gebruiken, tot

woest en ongekamd, nadert beverig oudje.

„ H é , Neh, kun-je mie 'n halven gulden leenen,?"

Oudje, met 'loerende oogjes, gluurt verloopen kerel a a n ; dan, met lichte 'beving van angst in, haast on- verstaanbare mummelstem, zegt ze vriendelijk: „Oe- wah, Deh, 'n halve gulden is wel wat veel. Wil je 'n dubbeltje?"

„Toe, geeft 'm maar wat-ie vraagt", fluistert waar- schuwende stem. van sarongkoopman naast haar, „dan ben-je 'm meteen kwijt; want ik geloof, dat-ie niets goeds in den zin beeft."

Onwillig oudje treuzelt nog. Ze vindt 't wat jam- mer van haar zuurverdiend geld, m a a r dan, na lange aarzeling, haalt ze 'n gore, naar vieze centen rie- kende beurs 'te voorschijn.

In roodbeloopen bandietenoogen flikkert begeeri°-e glans. Als 'n klauw is d e rechterhand gereed om de beurs te k a p e n ; d a n . . . .

Met 'n rauwen kreet van pijn stuift de roover voor- uit, bonst tegen verschrikt oudje aan, rolt over d e kippen, die stuiptrekkend liggen t e zieltogen.

Lccglooper no. 2, goor baadje gescheurd, kleedje waaraan geen kleur meer t e bekennen valt om ma- gere lendenen, houdt no. 1 bij den nek vast.

„Boef, schurk", schreeuwt-ie, „ik heb nog 'n appel- tje met je te schillen. Ajeh, geef op den gulden, dien je me hebt afgetroggeld."

„'n Gulden, 'n gulden", brult woedend no. 1. zich eindelijk losrukkend uit ijzeren greep van no. 2.

en uit z w a r t l e d e r e n gordel 'n blinkende Madureesché kris met van houtsnijwerk voorzien heft halend.

Dol van Woede vliegen ze elkaar aan en in minder dan geen tijd vormen zich roode bloedplasjes op süjkerigen grond, die het vocht gretig opslurpt.

het brengen van rechtszekerheid en van een vreed- zaam en rustig bestaan en tot verzekering in de toe- komst va,n verhoogde ^velvaart en ontwikkeling' a a n verschillende volksstammen in dezen archipel, die, door den wereldloop pnder ons gezag gebracht, alle rechtmatige aanspraak op onze krachtdadige hulp en bescherming ook op bet waarmaken door ons van de beginselen en voorschriften in h u n belang door den Nederlandschen wetgever neergelegd in het Re- geeringsreglement, in bet bijzonder in de artikelen 55, 115, 116 pa 118."

W a n n e e r de Indische jregeering, aldus B 1 a n d a, zich nog niet in de- k a a r t h a d laten zien nopens del ware bedoeling met hare tegenwoordige actie op de Buitenbezittingen, d a n zou ze reeds met deze enkele clausule genoegzaam vat op' zich gegeven hebben.

D e heer Boissevain schreef eens in 't H a n d e l s - b l a d : „Officieel© waarheid is zelden de geheele!

waarheid."

Ja, en halve of verdraaide waarheid is leugen ! H e t schenken van al het moois, dat hier omschreven staat, aan de Buitenbezittingen, het vestigen d a a r van ons rechtstreeksch gezag en vreedzaam; bestuur, bet scheppen van prde en regelmaat in die achterlijke streken, sluit, logisch, .natuurlijk ook in zich d e ont- ginning van het land en, d e mioreele! en materieelej verheffing van het volk, wat vanzelf weer g e p a a r d gaat met zware offers voor de schatkist en een h o o g e mate van inspanning e n energie onzerzijds. E n dit wijst reeds uit, dat de heer v. Heutsz op 31 A u g u s t u s het publiek met een schijnvoorstelling n a a r huis heeft willen sturen. Hij "zou door de voorschriften, vervat in de opgenoemde artikelen van het R.-R., gedwon- gen zijn geworden tot de expedities n a a r Celebes, Bali, Timor, Flores en waar al niet. Hij zou zich niet langer hebben kunnen o n t t r e k k e n aan het imperatieve dier voorschriften !

D a t is nu geheel e n al bezijden de waarheid. De- Landvoogd is indertijd niet erg gelukkig geweest in het zoeken naar een stok omj den hond te slaan; hij is het nu evenmin in d e mötiveering van het slaan.

W a n n e e r de bedoelde artikelen inderdaad een last- geving inhielden, dan n o g zou Java er het naast aan toe zijn geweest, h a a r te zien volbrengen, o m eindelijk bevrijd te worden yan de „menschonteerende d a d e n van willekeur en wreedheid", en van de ijzingwek- kende veiligheid van Jeven en: bezit, waaronder ook de bevolking van dit eiland getyranniseerd en geter- roriseerd wordt o m „den. grondslag te kunnen zien leggen tot bet brengen van rechtszekerheid en van eeti vreedzaam en rustig bestaan", die ook daar nog ge- mist wordt en ,om ook d a a r te komen — zoo conclu- deert de schrijver in de C o n t r o l e u r — tot „ver- zekering in de toekomst van verhoogde welvaart en ontwikkeling", waarop ook de Javanen „rechtmatige aansp'raak" hebben, maar die voor hen al evenmin bestaat."

H o e jammer toch dat B l ' a n d a , die het dikwijls bij het rechte eind heeft, altijd met zulke schrille kleu- ren op het palet werkt. Ook al is het gezicht niet lieflijk, behoeft er toch niet altijd het zwartste zwart gebruikt te worden. .

In de quaestie vScbeltema-H a n d e l s b l a d waar- over wij in onze vorige kroniek schreven, geeft het Amsterdamsche blad nog een opheldering zonder evenwel een woord van verontschuldiging uit te spre- ken, dat het deze verdienstelijke indische publicist zonder g r o n d aan al zijn medeburgers en ook in het buitenland heeft .afgeschilderd als Vaderlander tweede klasse, zoo niet derde klasse. Als staaltje van de wijze waarop bet blad deze terugtocht tracht te

„Amok, a m o k ! " gilt oud vrouwtje met tandeloozen mond.

„ A m o k ! " schreeuwen sarongkoopman en jonge vischboer.

„ A m o k ! " gilt handenwringend en aanstellerig doen- de coquette kokki.

„ A m o k ! " roept de geheele passarbevolking.

D e tong-tong vóór 't huis van den assistent-wedono laat met dreunende slagen 't amok-signaal hooren, spoedig gevolgd door andere, en weldra davert 't kleine plaatsje van angstwekkende, sinistere kentong- slagen.

„Mingoe", zegt angstig mevrouw1 S., 't kleine con- troleursvrouwtje, tot haar ouden huisjongen. „Mingoe, 't is nu haast elf uur. Loop wat je loopen kunt n a a r school en haal sinjo Wim| af. Gauw, haast-je w a t ! "

Zich h a a s t e n ? D a t woord staat niet in Mingoe's woordenboek. Hij is ook niet meer vlug, want hij is de vijf kruisjes gepasseerd, moest eigenlijk reeds ge- pensiónneerd worden, zie-je, m a a r zijn kinderen

— en zijn 'kleinkinderen niet te vergeten — kassian, die stumperds !

_ „Mingoe, loop toch wat vlugger, hoor je 't dan niet? E r is a m o k in; de dessa en sinjo W i m komt direct t h u i s ! " E n klein: vrouwtjei m a a k t zich noode- loos ongerust, want kijk eens, daar rent Wimpie zoo Waar reeds allien, de straat ovqr en werpt zich in Maatjes armen.

„Amok, hé, Maatje", juicht de zesjarige bengel,

„leuk toch, die k e n t o n g a n . . . . t o n g - t o n g . . . tong- tong . . . . tong-tong

„Schat, schat", zegt teeder jong Moedertje, terwijl zij haar ventje in; d e armen sluit en met hem naar binnen gaat.

(5)

dekken laten wij woordelijk volgen wat het H b i d .

schrijft : [ Wij vinden nu, zegt het blad, in de W j e s t m j n , -

s t e r G a z e t t e van ,14 October, een schrijven van den heer Scheltema,, en daarna van hem zelf een brief uit Edinburgh, met allerlei hatelijkheden aan ons adres die wij met stilzwijgen voorbijgaan. Ten onrechte verwijt hij in de W). G. den heer Kleerkooper, dat zijne terechtwijzing zoo la,at kwam:, of dat wij zijn voortreffelijk stuk in het A m e r i c a n J o u r n a l o f S o c i o l o g y niet gelezen hebben : wij weerlegden niet hem, m a a r de W|. G. !

Wij vernemen dan verder, dat hij niet g e w a a g d heeft van de handelingen op Lombok, m a a r in Atjeh.

Vreemd, dat de W). G. dan schreef, zooals wij d a n 3den September letterlijk aanhaalden :

„It is significant that when the D u t c h took over L c m b o k in 1895 the first building opened for the use of the public was not a church or a school, but an cpium den."

D e heer Scheltema herhaalt dan nog eens zijne be- zwaren, vroeger door ons weerlegd, tegen sommige deelen der Indische opium-politiek. Hij schijnt uit te g a a n van de meening, dat eene iregeering alle|s kan verbieden wat zij schadelijk acht, en dan ook kan zorgen dat haar verbod wordt gehandhaafd. Let- tende op de geschiedenis van den opium-smokkel- handel in Indië, weet men wel beter en zouden wij het veeleer in ee|nei regeering prijzen als zij, wars van schijnvertoon, ook bij hare voorschriften binnen de grenzen van de mogelijkheid der hand- having blijft.

Die heer Scheltema heeft het dan verder over het Indisch drukpersreglement, dat '— d e ervaring der laatste m a a n d e n leerde 'het opnieuw'! — wel eens tot dwaze vervolgingen aanleiding geeft; m a a r hij verzwijgt dat hij, ook zonder drukpersreglement, wel vervolgd 'zou zijn ter zake van de beleedigingen welke hij jegens de dragers van het gezag uitte. D a n komt hij weer op de opium-quaestie terug. H e t is toch erg, zegt hij, dat de schatkist zooveel winst uit het heulsap t r e k t . . . . Wel, antwoorden wij, de moeder- landsche schatkist trekt nog grooter deel van al hare inkomsten uit den accijns op sterke d r a n k e n ; en het is wel zoo gemakkelijk daartegen t e schette- ren, dan een equivalent aan te wijzen!

H e t is ook niet waar — gelijk hij beweert — diat

„de bevolking, ondanks alle fraaie woorden, steeds meer wordt gedemoraliseerd door opium, opdat de staat steeds meier inkomsten trekke, die noodig zijn voor allerlei broddelwerk" . . . .

In 1885 trok de schatkist uit het opium op Java en Madoera een netto winst van 15, in 1905 van 12 millioen, terwijl intusschen de bevolking met 40 pet.

toenam 'en de economische toestand in 1905 gunstiger was dan in 1895.

Als „koloniaal broddelwerk" haalt 'de heer Schel- tema natuurlijk den Atjehoorlog aan, niet vermelden- de, dat daar vele jaren niet gevochten is en dat gaandeweg lde naadzakelijkheid bleek ons gezag over een steeds uitgebreider gebied te vestigen. H e t vele d a t onbetwist goed wordt gedaan, zoo op Java als pp verschillende Buitenbezittingen, laat hij ge- heel buiten bespreking. Hij eindigt met het b e k e n d e vuurwerk, dat de rekening van den Atjeh-oorlog door de inlanders wordt b e t a a l d . . . . maar vergeet, dat Java kost wat het opbrengt, en dat alle oorlogsuit- gaven k u n n e n bestreden worden uit de opbrengsten der domeinen op B a n k a en Billiton.

N a a r pnze overtuiging mogen onze Britsche col- lega's ;'wel wat voorzichtiger zijn met een eenzijdig, partijdig .voorlichter als de heer Scheltema."

D a n grendelt ze de deuren dicht — je kunt nooit weten, Mannie is op tournee en zij is geen heldin, klein controleurs vrouwtje.

N o g steeds davert de dessa van de tong-tong- slagen.

D e passar is zwart van menschen.

Op wrakken bamboezen baar ligt schavuit no. 2 te zieltogen, zich om en om wentelend in zijn bloed.

Bandiet no. 1, door de in haast toegeschoten politie geboeid, wordt, gevolgd door joelende menigte, weg- gebracht.

Oud vrouwtje buigt zich stil weenend over h a a r veertien m a g e r e slachtkippen, waarvan vier dood zijn en de rest onherkenbaar door d e bloedspatten.

Als de avond daalt, waart doodstilte op d e passar.

Alleen n paar steiloorige, loensch kijkende kami- ponghonden schuivel-snuffelen de warongs langs, hier 'n vettig pisangblad aflikkend, daar 'n stuk soep- been wegkapend, dan tegen elkaar g r o m m e n d voor

'n afgekloven vischgraat door beide begeerd, en eindelijk met wij dg e open de neusgaten stilhoudend voor de plasjes geronnen menschenbloed, 't eenige, wat er van de amokpartij is overgebleven.

Neneh zit nog buiten, grijze lokken los over d e n schouder, sarong hoog opgetrokken, zoodat m a g e r e spillebeenen zichtbaar worden.

Nu rust ze uit, doft haast in slaap, mppper-klagend over 't verlies van h a r e kippetjes.

Uit haar hut werpt 't lampje een flauwen gelen schijn over donkeren straatweg.

D e wind suizel-zingt door trillend bamboeloover, in zachte wiegeling overbrengend melancholieke to- nen van koperen gamelan.

Over heel de dessa; heerscht nachtstilte.

Alles ademt thans v r e d e . . .

PIKKHK AETIMON.

Deze laatste opmerking getuigt van zooveel inge- nomenheid met eigen kennis en kunde, dat men er verstomd ,van staat. Ook de redacteur der W j e s t m . G a z e 11 e vertrouwde indertijd die eigen lof, hier brillant geëtaleerd, niet erg. Maar daarom werd het blad smalend „een voornaam o r g a a n " genoemd. H e t was ook m a a r een „bekrompen Engelschman". W a t weet die ook van /' art de grouper les chiffres als hoogste wijsheid op koloniaal gebied, gelijk het blad nu weder doet m|et 'die gesepareerde „tininkomstèn".

Ook wat opgemerkt wordt over de „malle drukpers- vervolgingen" is heel mooi. H e t is nu m a a r t e hopen dat het orgaan uit 'het gebeurde deles trekt om in den vervolge voorzichtiger te zijn.

Oost-Indische Berichten.

Decentralisatie-reis. Uit Buitenzorg schreef men 20 Sept. j.1. aan het N i e u w s v. d. D a g v. N.-L, dat de heer H . Colijn, Adjunct-Secretaris voor de decen- tralisatie, vergezeld van den heer L. van Restenen, controleur à la suite:, zich op 26 dezer naar Riouw zal begeven in het belang van de decentralisatie.

Van Riouw gaat de organisator den 3osten d.a.v.

naar Sumatra's Oostkust, van daar dein 4en October n a a r Bengkoelen, om vervolgens door t e g a a n naar P a l e m b a n g .

D e toestand in de W e s t e r a M e e l i n g van B o r n e o was, zoo schrijft het S o e r. H b l d . , blijkens door ons uit Pontianak ontvangen berichten tot voor kort alles behalve geruststellend. De vrij talrijke Chineezen in het genoemde gewest begonnen zich' l a p g r a m e r h a n d te beschouwen als de machthebbenden ; van het res- pect voor d e , E u r o p e a n e n bleef weinig over. Bij de geheime kongsie, door de hemellingen gevormd, slo- ten zich tal van Maleiers en zelfs D a jakkers aan, zoodat het beeld van den vulkaan waarop de blanken in de Westerafdeeling rustten niet ten onrechte werd gebezigd. T h a n s is het gevaar voor zoo'n vulkanische uitbarsting zeer verminderd.

H e t lid in den R a a d van Indië, Liefrinck, heeft zich veel moeite gegeven ont de toestanden plaatse- lijk te leeren kennen. Van Pontianak begaf hij zich naar Sintang en voer vandaar de Boven-Kapoeas o p ; daarop bezocht hij de Mela wi-ri vier tot Nangapino ont zich vervolgens naar Sambas te begeven. Zoo ernstig als de resident de Neive, zag d e heer Liefrinck den politieken toestand niet in ein bij des eersten voor- stel om tot verbanning op groote schaal over te gaan, sloot de regeeringscomimissaris zich niet aan. Hij vond het voldoende dat een enkele belhamel werd weggezonden. Intusschen zijn verschillende lawaai- makers achter slot en grendel gezet, wat er zeer toe heeft bijgedragen om! de gemoederen, te kalmeeren.

W a a k z a a m h e i d blijft geboden. D e nawerking van d e groote gebeurtenissen in Oost-Azië, waardoor het gele ras de gelijke is geworden van bet blanke, is vooral op de Buitenbezittingen waar te nemen'; er kunnen n o g heel wa,t o n a a n g e n a a m h e d e n uit voort- vloeien. Zondeir concessies op staatsrechtelijk gebied zal men de k r a c h t e n die in onzen archipel door Japans succes gewekt zijn, met name in eenzame deelen van de Buitenbezittingen, niet meester blijven. Intusschen is het zaak miet beleid te werk t e gaan, omdat toe- schietelijkheid pnzerzijds licht wordt uitgelegd als vrees.

Den Hollandschen neus voorbij. De D e l i C o u- r a n t weet te vertellen, dat een britsche maatschappij, de Celebes T r a d i n g Company, van het indische gou- vernement het recht beeft gepacht, parels en parel- moerschelpen t e mogen visschen in de territoriale wateren van d e Aroe-eilanden nabij Nieuw-Guinea.

D e maatschappij bezit een groote vloot van schoeners en loggers en heeft een groot aantal duikers in dienst.

H e t voornaamste doel is, het visschen naar en ver- koopen van parelmioerscbelpen. D e parels, die er soms in gevonden worden, worden als een buiten- kansje beschouwd. Hoewel zelden, zoo worden er soms toch mooie parels g e v o n d e n ; kortelings kwam de maatschappij in het bezit van een tweetal, ieder geschat op een waarde van zesduizend gulden.

Voordat de maatschappij de eilanden gepacht had, leverden zij weinig o p aan bet indische gouvernement en vormden slechts een voordeelig exploitatieveld vodr eenige avonturiers. N u heeft het gouvernement er in de laatste drie jareni reeds een ton a a n inkomj- sten van getrokken. Dit is echter ook het eenige voor- deel, dat bet gouvernement trekt uit de rijke oester- banken dier eilanden. De enorme voordeelen, door de pachters behaald, verdwijnen in de zakken van vreerndelingen, zegt de S t r a i t s T i m e s niet zonder ironie.

Te A m s t e r d a m is kortelings de Matoena Parelvis- scherij maatschappij opgericht, met het doel d e oester- banken der Natoena eilanden en, a n d e r e tot de resi- dentie Riouw behoorende eilanden, af tei visschen.

N o g een stap verder, s. v. p. ! Uit Buitenzorg werd 19 Sept. j.1. aan dq J a v a b ö i d e geschreven:

„ H e d e n n a c h t b r a k e n de terroristen in ten. huize van den heep Jhr. Mr. de Graeff, waarnemend eerste gouvernements-secretaris. H e t huis, waarin deze: dief- stal werd gepleegd, ligt op d e n hoek van de groote P l e d a n g en den Djalan Besaar. Tegenover het huis staat een gardoe, doch, zooals mieti weet, zijn de

gardoewakers, à l'instar d'Atjeh, uit den booze.

De terroristen staken zich keurig in de kleeren, 18 pakken wit goed maakten zij o.a. buit, plus heel wat andere b a r a n g .

Ook dir. K. vereerden zij miet een bezoek. Diens woning ligt vlak bij het hqrtenpark van den land- voogd. Hier annexeerden de terroristen o.a. eenige!

geneeskundige instrumenten."

H e t B a t . N i e u w s b l a d teekent hierbij a a n :

„Terroristen is èeni wel wat al t e weidsebe n a a m voor doodgewone dieven. Als wij hier eens werkelijk een terreur kregen, zou men wel anders spreken.

Maar overigens : zijn onze communisten niet op den goeden weg? N o g een stapje verder, mijne heler- r e n ! Van den gouverneinents-sefcretaris kwamen zij reeds tot het hertenkamp, en van d a a r n a a r bet paleis,

— il n'y a qu'un pas. D a a r is veel meer te halen ! E n dan koipjt allicht het oogenblik dat er een expeditie wordt uitgerust naar Buitenzorg om ook dààr „orde en rust" t e scheppen1 "

De g e e s t v a n ontevredenheid in hét leger. E e n uitvoerig en goed bedoeld, m a a r niet altijd goed ge- voeld en goed gesteld artikel, wijdt iemand, die zich V. teekent, in de S o e r. C r t . aan bovenstaand on- derwerp.

Hij is van oordeel, dat „de inblazingen der r o o d e n "

den soldaat op een dwaalweg voeren en dat wan- trouwen gezaaid wordt tegen de leiding van deri officier 'door de gemakkelijkheid waarmede de klagers rijp en groen geplaatst kunnen krijgen in sommige indische bladen, wier redacteurs er zich bovendien;

op spitsen, „door a a n w a k k e r e n d e noten" het vuur van ontevredenheid nog meer a a n te blazen.

M a a r V. noemt ook andere oorzaken van dicipline- verzwakking. „Door het vele maraudeeren, zoo zegt hij, het veel in het gevecht zijn, is de dicipline ver- slapt : men gaat kameraadschappelijk met zijn offi- cieren om, men heeft alles, wat men wil. Dikwijls ge- heel zelfstandig ontsnapt m;en aan alle controle en, kan naar hartelust genieten van, wat akker en bouw- land opleveren.

Kleeding, wapens, voedingsmiddelen, betaling, enz.

enz. geworden den militair op> ruimere en makkelijker wijze dan in het garnizoen. Laten we kort zijn en zeg- gen, dat na eenige jaren zoo rondgeloopen te hebben, de mindere militair en ook de officier de gewone samenleving in een garnizoen, is verleerd. E e n vrij- heidsgeest is ontstaan, door gevoel van eigenwaarde en d a a r m e d e verdwijnt dikwijls het vermogen om zijnen w'il te schikken n a a r dien van anderen. Men' denkt het dikwerf ruwe, bandelojoze: leventje in het garnizoen te kunnen voortzetten en m a a r raak te kun- nen handelen."

Ook is V. van oordeel, dat dei vaak van zeer wei- nigt act getuigende behandeling, die subalterne offi- cieren moeten ondervinden van hooger geplaatsten, medewerkt tot bet „verlagen van,1 den, officier in de:

oogen zijner minderen." Met het algemeen m a k e n van het voetbalspel iri het leger kan de schrijver zich zeer goed vereenigen, mjaar dat officieren met min- deren te zamen spelen, noemt hij „verderfelijk", o m d a t onder het miom van voetbal-ongelukjes vaak zeer ongepaste handelingen, uit wraakzucht voortgespro- ten, kunnen worden geconstateerd.

Doior verstandige leiding en goed voorgaan van de zijde der officieren eri door zeer strenge bestraf- fing van degenen, die indiciplinaire en onware mede- deelingen a a n de pers verschaften, meent V. het kwaad den kop te kunnen i n d r u k k e n en den goeden geest van vroeger weer te kunnen opwekken.

„Gelukkig is, aldus besluit V. zijn beschouwing, in vele opzichten de officier van, heden van a n d e r e constructie dan die van voorheen. H e t soosloopen miet de d a a r a a n verbonden speel-, drank- en braszucht en het nachtbraken van voorheen, is voorbij. Veel meer ingetogen wordt thans geleefd, men is met meer studiezin bezield, terwijl allerwege een streven merk- b a a r is om bet drankverbruik te beperken. Ook de soldaat odet aan dit streven m e d e ; hij uit het in zijne bondsvergaderingen, hij is er reeds van overtuigd.

Maar meer nog dan; tot baden ten d a g e moet dei mindere geleid worden; men gunne hem1 de gelegen- heid om eens wat geld te verdienten, hetzij als hand- werksman, hetzij als typist, enz., enz., desnoods opene men cursussen, waarin hem geleerd worden allerlei zaken, welke hem; later te! pas kunnen komen. E r is zeer zeker in het garnizoeln na, diensttijd gelegenheid te over om particulier werk te verrichten, wat op zijde te zetten, om naderhand, gepensionneerd zijnde, een kleine affaire in bet vaderland op touw te zetten.

D a n behoeft mien niet meer tot bet ignobele middel zijn toevlucht te nemen om kort vóór zijnen pen;- sioneeringstijd of paspoorttijd eene inlandsche vrouw te huwen, na een d a g uit het leger gaWeest te; zijn, wederom dienst te nemen, om! behalve; zijn gewoon soldij 'Ook nog zijn reeds verworven pensioen té be- houden, door dit zoogenaamd te zetten op zijne

„vrouw", die er in vele gevallen miet eene kleine fooi afkomt, terwijl zij bij overlijden van haar „echtge- noot", op straat staat.

Men moet niet alleen plukken van den soldaat, men moet hem steunen en bruikbaar maken om ook, n a afdanking, . « e h zelf te kunnen bedruipen en niet als een onnoodig wezen op het medelijden van goede liên te speculeoren.

Laten d e bestaande bonden in die richting den- ken en werken en ik twijfel niet of zij zullen in hunne

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jouw gedachten, emoties, situaties zijn niet wie jij bent..

Help Dora bij het compleet maken van het patroon. Een patroon verschijnt in beeld met één ontbrekende letter of cijfer. Elk paardje van de draaimolen draagt een letter of cijfer

Producten die geschikt zijn voor alle soorten lokalen, zonder de noodzaak van rookafvoerkanalen of vergunningen voor de montage van industriële keukens, wat de kosten

(...) Vrouwen moet, veel meer dan mannen, het recht worden gegeven thuis te blijven; wan- neer zij [tegelijkertijd] worden gevrijwaard van het verdienen van hun onderhoud, dan

( Er vanuit gaande dat elke zoeker een profiel heeft op basis van 3 criteria zijn deze cijfers door 3 gedeeld voor een concreter beeld). De transactieprijzen zijn dit kwartaal

Schrijf hieronder uit wat je voelt in je hart en je buik.. Vergeet niet: alles mag

5) de voormelde dekking blijft geldig zolang de verzekerde zich bevindt onder controle van de personen of hun handlangers die de kaping uitvoeren of uitgevoerd hebben en

Met de slogan: “leuker kunnen we het niet maken, wel gemakkelijker” zetten zoals voorgaande jaren de Ouderenbonden in Lansingerland zich ook dit jaar weer in bij het verlenen van