• No results found

Korea-oorlog

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Korea-oorlog"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Korea-oorlog

Duur missie 16 juli 1950 - 24 januari 1955 Aantal militairen 4.748

Dodelijke slachtoffers 121 + 4 vermisten

Dapperheidsonderscheidingen 68 (Militaire Willems-Orde 3, Bronzen Leeuw 5, Bronzen Kruis 21, Kruis van Verdienste 4, Silver Star 14 en Bronze Star V 21)

Achtergronden

In augustus 1945 kwam (ook in Azië) de Tweede Wereldoorlog ten einde. In Korea resulteerde dit in het vertrek van de Japanse bezettingsmacht en de komst van Amerikaanse en Sovjettroepen. De Amerikanen stelden – met succes – al in 1945 voor om Korea in twee zones te verdelen. Het gebied ten noorden van de 38e breedtegraad zou tijdelijk worden bezet door de Sovjet-Unie; het gebied ten zuiden door de Verenigde Staten (VS). Aanvankelijk was het de bedoeling dat deze mandaatperiode vijf jaar zou duren. In de tussentijd zou Korea zich voorbereiden op zelfbestuur.

Door interne onenigheden en het begin van de Koude Oorlog kwam hier evenwel niets van terecht en groeide de als tijdelijk beoogde scheidslijn tussen de beide zones al snel uit tot een

daadwerkelijke grens én tot een confrontatielijn. Tegen het einde van de jaren ’40 liepen de spanningen tussen Noord- en Zuid-Korea hoog op, met steeds meer provocaties en

geweldsincidenten als gevolg.

In de zomer van 1950 mondden de spanningen uit tot openlijke gevechten tussen grenstroepen.

Die bleken de voorbode te zijn van een ernstige escalatie: op 25 juni vielen Noord-Koreaanse troepen het zuidelijke deel van het schiereiland binnen. De Noord-Koreaanse leider Kim Il-Sung had zowel Jozef Stalin als Mao Zedong – die in september 1949 de communistische Volksrepubliek China had uitgeroepen – ervan overtuigd dat de verovering van Zuid-Korea hoogstens een paar weken zou kosten. De aanval op 25 juni kwam voor velen als verrassing. Dit en de materiële steun die de Noord-Koreanen kregen van de Sovjet-Unie was genoeg om de licht bewapende en slecht getrainde Zuid-Koreaanse troepen te overrompelen. Binnen zes weken slaagde Noord-Korea erin om vrijwel het hele schiereiland te bezetten. Grote uitputtingsslagen haalden echter de snelheid uit de Noord-Koreaanse opmars en brachten haar begin september tot stilstand. Op dat moment was alleen de uiterste zuidoostelijke punt van het schiereiland nog in handen van de Zuid-Koreaanse troepen en enkele Amerikaanse eenheden.

De VN keurde de inval van Noord-Korea sterk af. Al snel boden zestien lidstaten militaire steun aan Zuid-Korea. Medio september 1950 sloeg de Amerikaanse bevelhebber, generaal Douglas

MacArthur, bij Inchon terug met een amfibische landing in de communistische flank. Deze tegenaanval verliep zo voorspoedig dat de Amerikaanse president Harry Truman eind september toestemming gaf heel het schiereiland te veroveren, en dus niet te stoppen bij de 38e

breedtegraad. MacArthur slaagde erin de Noord-Koreanen terug te dringen tot aan de rivier de Yalu aan de grens met China. Deze snelle opmars richting de grens provoceerde echter de

Volksrepubliek China van Mao Zedong. De honderdduizenden ‘vrijwilligers’ die China vervolgens inzette, slaagden erin het Zuid-Koreaanse leger en de VN-strijdmacht weer terug te dringen tot de 38e breedtegraad, die daarmee weer de frontlinie werd. In de eerste helft van 1951

concentreerden de gevechten zich vooral hier. Om beurten gingen beide partijen in het offensief om het gebied rond de 38e breedtegraad te veroveren. Geen van beide partijen kreeg echter de overhand: successen werden afgewisseld met tegenslagen.

Op 10 juli 1951 startten vredesonderhandelingen tussen de strijdende partijen, maar tot een doorbraak kwam het vooralsnog niet. Ondertussen ging de strijd onverminderd door. Tot halverwege 1953 werd er vrijwel continu gevochten, maar werd er weinig grondgebied meer verloren of veroverd. Pas op 27 juli 1953 kon een wapenstilstandsovereenkomst worden gesloten en trad een staakt-het-vuren inwerking.

(2)

2

De oorlog in Korea kan worden onderverdeeld in drie fases. De eerste fase begon op 25 juni 1950 met de Noord-Koreaanse aanval en duurde tot 31 december 1950. De strijd golfde in deze periode op en neer over het hele land: van de meest zuidoostelijke punt tot aan de grens met China vonden er confrontaties plaats. Eind december 1950 stabiliseerde de strijd langs een frontlijn ten zuiden van de 38e breedtegraad. Dit was het begin van de tweede fase, waarin nog steeds sprake was van relatief grote frontbewegingen, met in enkele gevallen een diepte van zo’n tachtig tot honderd kilometer. Tijdens de derde en laatste fase – van 10 juli 1951 tot aan het bestand in juli 1953 – liep het front in grote lijnen van de monding van de rivier de Imjin via Chorwon, Kumhwa en Mundungni naar de oostkust. Er zat nog wel enige beweging in de frontlijn, maar die verschoof nooit meer dan vijftien tot twintig kilometer.

Mandaat en organisatie

Op de dag van de Noord-Koreaanse invasie nam de VN-Veiligheidsraad resolutie 82 aan waarin zij de handelswijze van Noord-Korea sterk veroordeelde. Zij riep Noord-Korea op de vijandelijkheden te staken en haar troepen terug te trekken tot de 38e breedtegraad. Een reactie bleef uit en op 27 juni nam de Veiligheidsraad resolutie 83 aan waarin haar lidstaten werden aangespoord om (militaire) ondersteuning te leveren aan Zuid-Korea. Uiteindelijk gingen zestien landen akkoord met het bieden van militaire bijstand. Een aantal andere landen gaf op andere wijze ondersteuning, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van medische apparatuur. De VN-troepenmacht bestond grotendeels uit Amerikaanse troepen. Verder leverden deze landen een militaire bijdrage:

Australië, België, Canada, Colombia, Filipijnen, Ethiopië, Frankrijk, Griekenland, Luxemburg, Nieuw-Zeeland, Thailand, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika én Nederland. De Nederlandse bijdrage bestond uit inzet van enkele schepen van de Koninklijke Marine en het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN).

Op 7 juli 1950 werd resolutie 84 aangenomen waarbij de aan de VN aangeboden troepen onder het United Nations Command werden geplaatst. De troepenmacht kwam onder bevel te staan van de Amerikaanse generaal Douglas MacArthur. De drie resoluties konden overigens worden

aangenomen omdat de Sovjet-Unie de Veiligheidsraad tijdelijk boycotte vanwege een

meningsverschil over het wel of niet toelaten van communistisch China tot de raad. Door deze boycot kon de Sovjet-Unie haar vetorecht niet inzetten. De VN-missie in Korea werd op deze manier een feit.

De Algemene Vergadering van de VN bepaalde op 7 oktober in resolutie 85 dat het politieke doel van de VN-operatie in Korea het tot stand brengen van een onafhankelijke, soevereine

eenheidsstaat onder een democratisch bewind was. De Algemene Vergadering achtte de aanwezigheid van VN-troepen gewenst zolang dit doel niet was bereikt.

De Koninklijke Marine in Koreaanse wateren

De Nederlandse regering nam ten opzichte van resolutie 85 initieel een afwachtende houding in.

Toch behoorde Nederland wel tot een van de eerste landen die gehoor gaf aan de oproep troepen te leveren. De Nederlandse regering stelde op 3 juli 1950 de in Indonesië gestationeerde

torpedobootjager Hr.Ms. Evertsen ter beschikking van de VN-operatie in Korea. Grondtroepen werden in eerste instantie niet aangeboden.

Hr.Ms. Evertsen was de eerste van in totaal zes Nederlandse marinevaartuigen die in de jaren 1950 tot 1955 een bijdrage zouden leverden aan de VN-missie. Ook Hr.Ms. Van Galen, Hr.Ms. Piet Hein, Hr.Ms. Johan Maurits van Nassau, Hr.Ms. Dubois, en Hr.Ms. Van Zijll werd in de Koreaanse kustwateren ingezet. D Nederlandse marineschepen behoorden tot het Britse Gemenebest-

smaldeel, waarvan de relatief kleine marinehaven in het Japanse Sasebo, op het eiland Kyushu, de uitvalsbasis vormde. De inzet vond plaats in het kader van de United Nations Naval Forces die onder Amerikaans bevel stonden. De Nederlandse schepen opereerden voornamelijk in Task Group 95.1 – onderdeel van Task Force 95 – waarbij de aansturing in handen lag van een Britse

commandant.

(3)

3

Het Gemenebest-smaldeel, en dus ook de Nederlandse marinevaartuigen, opereerden voornamelijk aan de Koreaanse westkust. Het in stand houden van een zeeblokkade tegen Noord-Korea was hierbij in eerste instantie de hoofdtaak. Dat was evenwel geen eenvoudige klus gezien het geringe aantal marineschepen dat werd ingezet. Spoedig gingen de marineschepen ook andere taken uitvoeren, zoals het uitvoeren van patrouilles, het escorteren van Amerikaanse of Britse (vliegdek)schepen, het beschermen van aanvoerlijnen, en het beschieten van vijandelijke troepenconcentraties, versterkingen en infrastructuur. De enkele keer dat een Nederlands schip werd opgedragen op te stomen naar de oostkust van Korea, ging het om bombardementen op de daargelegen militair-industriële complexen (zoals Wonsan, Chongjin en Hungnam) en op de kustspoorlijn. Tijdens dit soort bombardementen registreerden waarnemers vanuit helikopters met de niet toevallig gekozen roepnaam Windmill de inslagen van de granaten en gaven zij zonodig correcties door. De Dubois en de Van Zijll namen niet deel aan dit soort beschietingen, aangezien hun inzet tijdens de wapenstilstand plaatsvond.

Voor de Nederlandse schepen waren ook enkele speciale taken weggelegd. Zo kon een schip als bird dog een positie innemen tussen het vliegkampschip en de kust, om neergestorte vliegers zo snel mogelijk uit het water te halen. Daarnaast namen de escorterende jagers om beurten een positie in als plane guard station achter een vliegdekschip, om vliegers die bij start of landing in zee crashten te kunnen redden. De groep schepen die deze taak had, moest er vaak zo veel voor manoeuvreren dat dit verband al snel bekend stond als Corpen Crazy Club (Corpen staat voor de C van ‘koers’ in het Engelstalige internationale seinboek).

Hr.Ms. Evertsen en Hr.Ms. Van Galen

Het eerste in Korea actieve marineschip, Hr.Ms. Evertsen, stond onder commando van luitenant- ter-zee der 1e klasse D.J. van Doorninck en telde 238 opvarenden. Het schip werd tussen 3 en 7 juli 1950 in Soerabaja op Oost-Java gereedgemaakt voor deelname aan de operatie in Korea.

Vervolgens meerde de Evertsen op 16 juli aan in het Japanse Sasebo. Hier werd de

torpedobootjager ingedeeld bij Task Group 96.8, die weldra een naamswijziging zou ondergaan waarbij de Task Group het nummer 95.1 kreeg. Op 20 juli vertrok het schip voor haar eerste patrouille in de Gele Zee. De Evertsen controleerde onder andere verdachte scheepvaart,

escorteerde een aantal schepen, en beschoot Noord-Koreaanse kustartillerie. Deze inzet was echter van korte duur. Op 9 augustus raakte het schip ernstig beschadigd toen het op een rif liep.

Reparatie in de Naval Dockyard in Hongkong bleek noodzakelijk (Nederlandse schepen konden normaal gesproken ook de Japanse havenplaats Kure voor onderhoud aandoen). Pas op 2 december 1950 was de Evertsen weer inzetbaar in de Koreaanse wateren.

Vanwege de inmiddels moeizaam verlopende grondoperaties kon Hr.Ms. Evertsen na terugkeer uit Hong Kong direct aan de slag met onder andere het dekken van evacuaties van VN-troepen, het uitvoeren van patrouilles en het verkennen van de frontlijn. In de eerste weken van 1951 werd er vooral gepatrouilleerd aan de westkust. Tussen februari en april 1951 lag het operatiegebied van de Evertsen ook aan de oostkust van Korea, nabij Wonsan en Songjin, waar het schip vooral artilleriesteun aan grondeenheden leverde.

Op 18 april 1951 volgde de aflossing door Hr.Ms. Van Galen, eveneens een torpedobootjager, die onder commando van kapitein-luitenant-ter-zee A.M. Valkenburg stond. De aflossing van

Nederlandse schepen vond overigens – met het oog op de veiligheid van schip en bemanning – gedurende het grootste deel van de operatie plaats in Hongkong.

De Van Galen, met 246 opvarenden, maakte vanaf 1 mei 1951 deel uit van de Task Group 95.1. In het voorjaar werd de Van Galen korte tijd ingezet voor het bestrijden van een hernieuwd Chinees offensief door het beschieten van kustdoelen, waarna het haar routinetaken weer oppakte. Ten tijde van het begin van de vredesbesprekingen, in de zomer van 1951, opereerde Van Galen aan de westkust ten noorden van 38e breedtegraad, waar VN-troepen enkele eilanden in de Gele Zee hadden bezet.

(4)

4

Op 12 oktober, terwijl het schip in de uitvalsbasis in Sasebo voor anker lag, werd de bemanning van de Van Galen opgeschrikt door de tyfoon Ruth. De tyfoon dwong het schip Sasebo te verlaten en op open zee beter weer af te wachten. Na herstel van de stormschade aan het schip, kon op 17 oktober weer koers worden gezet naar de westkust. Later dat jaar nam de Van Galen nog aan de oostkust deel aan de beschietingen van infrastructurele doelen en de grootschalige

bombardementen bij Wonson, Kojo, en Hungnam.

Hr.Ms. Piet Hein en Hr.Ms. Johan Maurits van Nassau

De aflossing van de Van Galen door de torpedobootjager Hr.Ms. Piet Hein liet op zich wachten tot 2 maart 1952 doordat juist na het verlaten van de thuishaven Den Helder kwartiermeester F. van der Horst tijdens een zware storm overboord sloeg en verdronk. De Piet Hein telde een vaste

bemanning van 229 man en een detachement van 14 mariniers. Het schip stond onder commando van kapitein-luitenant-ter-zee A.H. von Freijtag Drabbe. Doordat hij een longontsteking opliep, nam in augustus 1952 luitenant-ter-zee der 1e klasse H. De Jonge van Ellemeet het bevel over.

Von Freijtag Drabbe werd opgenomen aan boord van het Britse hospitaalschip Maine. Na de aflossing in Hong Kong arriveerde de Piet Hein op 23 maart in Sasebo. Net als zijn voorgangers ging de Nederlandse torpedobootjager onderdeel uitmaken van Task Group 95.1 waarbinnen het dezelfde taken als haar voorgangers. De Piet Hein zou het enige Nederlandse schip zijn dat deel uitmaakte van de prestigieuze Train Busters Club van Task Force 95. Deze bestond uit achttien schepen die erin waren geslaagd tijdens beschietingen van de kust één of meerdere treinen uit te schakelen. Tijdens een van de zogenaamde package sweeps langs de Koreaanse kust - dit waren beschietingen van spoorwegtrajecten, de zogenoemde packages - slaagde de Piet Hein er namelijk in om in de nacht van 14 op 15 november 1952 een Noord-Koreaanse trein met gericht vuur uit te schakelen. Dit gebeurde in de baai van Songjin.

De Piet Hein werd op 18 januari 1953 afgelost door het fregat Hr.Ms. Johan Maurits van Nassau, dat onder commando stond van kapitein-luitenant-ter-zee N.W. Sluijter. Een fregat als de Maurits had minder opvarenden (183) dan de grotere jagers. Het schip voegde zich op 26 januari bij Task Group 95.1 in Sasebo. Omdat de vredesonderhandelingen vanaf het voorjaar van 1953 eindelijk in een beslissend stadium waren gekomen, leek de inzet de scheepsartillerie tegen landdoelen beperkt te blijven. Dit pakte in de praktijk echter anders uit. De activiteiten bleven grotendeels hetzelfde, inclusief de verdediging van de door de VN bezette eilanden in de Gele Zee,

personentransport en evacuatie, en periodes van beschietingen. Een voorbeeld van deze inzet is de reactie van Task Group 95.1 op vijandelijke beschietingen op twee van deze eilandjes in mei 1953.

De Chinese en Noord-Koreaanse artillerie werd vervolgens gebombardeerd door schepen van de Task Group, waaronder de Maurits. Tijdens de inzet van de Maurits in de Gele Zee overleed de telegrafist C. van Vliet als gevolg van een tragisch voorval. Op 26 februari 1953, bij de evacuatie van een ernstig zieke Zuid-Koreaanse militair, kwam hij door eigen vuur van Zuid-Koreaanse troepen om het leven. Hij werd begraven op de erebegraafplaats van de Verenigde Naties te Tanggok, Zuid-Korea, waar ook veel andere Nederlandse militairen een laatste rustplaats kregen.

Vanaf eind juni 1953 raakte de Maurits, samen met onder andere het Britse vliegkampschip HMS Ocean, betrokken bij gevechten bij de ter hoogte van de 38e breedtegraad gelegen eilanden Sunwi Do en Yuk To. Bij pogingen om de eilanden te heroveren, beschoot het schip vijandelijke stellingen en hielp het vliegtuigen van het Britse vliegkampschip naar doelen op de eilanden te navigeren. In juli leverde de Maurits langs de Koreaanse westkust vuursteun aan grondoperaties. Op de Ocean bevonden zich tussen april en oktober 1953 trouwens ook drie vliegers van de Marine

Luchtvaartdienst (MLD). Zij voerden met hun Hawker Sea Fury jachtvliegtuigen verkenningen en interdictieoperaties uit. In deze periode stortte de Nederlandse MLD-officier J.J. Mulder met zijn Sea Fury in zee na een mislukte take-off. Hij bleef hierbij ongedeerd.

Op 27 juli 1953 kwam het tot een wapenstilstandsovereenkomst tussen de strijdende partijen. Als gevolg daarvan beëindigden de VN-schepen de patrouillegang ten noorden van de 38e

breedtegraad en de zeeblokkade tegen Noord-Korea. De taken van de Maurits beperkten zich vanaf dat moment nog tot het toezien en controleren van de naleving van het bestand. Daartoe werd

(5)

5

onder meer een oogje in het zeil gehouden bij evacuaties en transporten, zoals de ontruiming van het eiland Sokto (Operatie Pandora), waar een grote hoeveelheid Zuid-Koreaanse wapens, munitie, voorraden en voertuigen lag opgeslagen.

Hr.Ms. Dubois en Hr.Ms. Van Zijll

Op 5 november 1953 werd de Hr.Ms. Johan Maurits van Nassau afgelost door het fregat Hr.Ms.

Dubois. De commando-overdracht vond plaats in Yokosuka, Japan, aangezien het niet langer nodig was om deze ter wille van de veiligheid in Hong Kong te laten plaatsvinden. De Dubois stond onder commando van luitenant-ter-zee der 1e klasse T. Jellema en maakte in totaal negen patrouilles langs de westkust van Korea. Op haar beurt werd de Dubois op 9 september 1954 afgelost door het fregat Hr.Ms. Van Zijll, dat tot 24 januari actief was en drie patrouilles in de Koreaanse wateren uitvoerde. Beide schepen maakten net als hun voorgangers deel uit van de Task Group 95.1. De inzet van de Dubois en de Van Zijll beperkte zich nu grotendeels tot het toezien op het bestand tussen Noord-Korea en Zuid-Korea. In vergelijking met hun voorgangers ging hun inzet met aanzienlijk minder spanningen gepaard.

Wegens buitengewoon verdienstelijk optreden ontvingen vier Nederlandse schepen – als eenheid – de Koreaanse Distinguished Unit Citation. Dit betrof Hr.Ms. Evertsen, Hr.Ms. Van Galen, Hr.Ms. Piet Hein en Hr.Ms. Johan Maurits van Nassau. Op 24 januari vertrok de Van Zijll uit Japan, waar het verbleef voor onderhoud. Op 15 mei arriveerde het schip in Nederland. Hiermee kwam de

Nederlandse maritieme bijdrage aan de oorlog in Korea tot een einde. De inzet van de Koninklijke Marine in Koreaanse wateren kostte het leven aan twee man.

Het Nederlands Detachement Verenigde Naties

De Nederlandse bijdrage aan de VN-grondoperaties bestond uit een infanteriebataljon, dat het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN) werd gedoopt. Het detachement werd op 15 oktober 1950 opgericht. De operationele taken van het NDVN hingen over het algemeen nauw samen met de fase waarin de Korea-oorlog zich bevond. Frontperiodes werden afgewisseld door periodes van relatieve rust in regiments-, divisie- of legerkorpsreserve. Op 30 september 1954 werd het bataljon van haar taken ontheven.

1e fase: 25 juni 1950 – 31 december 1950

Na het begin van het initiële offensief op 25 juni 1950 rukten de Noord-Koreanen, zoals gezegd, met grote snelheid op. Bij de VN ontstond hierdoor een grote behoefte aan versterkingen in de vorm van grondtroepen. Ondanks de al aangeboden torpedobootjager Hr.Ms. Evertsen, deed secretaris-generaal van de VN, Trygve Lie, daarom op 15 juli 1950 opnieuw een beroep op de Nederlandse regering. In deze periode, amper vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog en net na het einde van de dekolonisatiestrijd in voormalig Nederlands-Indië, was de Koninklijke Landmacht niet in staat direct een infanterie-eenheid te formeren voor inzet in Korea. Daarnaast waren er politieke bezwaren tegen het leveren van grondtroepen. Een belangrijke factor bij dit besluit was de weinig enthousiaste houding van de Nederlandse bevolking over het uitzenden van landmachteenheden.

Hier stelde Nederland zich eerst terughoudend op. Na druk van de Verenigde Staten toonde het kabinet zich echter toch bereid om een infanterie-eenheid beschikbaar te stellen aan het United Nations Command: het hiervoor genoemde Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN).

Besloten werd dat het NDVN vrijwel uitsluitend zou bestaan uit vrijwilligers. De werving startte op 11 augustus 1950. Met circa 1670 toegestroomde kandidaten waren er boven verwachting veel potentiële Koreagangers. Na een keuringsproces en antecedentenonderzoek bleven er echter te weinig geschikte kandidaten over. Verlenging van de inschrijvingstermijn, de aanmelding van 75 mariniers en een aantal extra Indië-veteranen, bracht de sterkte van het eerste detachement van het NDVN uiteindelijk op 636. Het antecedentenonderzoek verliep overigens niet al te stringent, zo bleek uit de aanwezigheid in het NDVN van een aantal personen die tijdens de Tweede

Wereldoorlog met de Duitse bezetter hadden gecollaboreerd.

(6)

6

De sterkte van het detachement was niet toereikend voor de formatie van een infanteriebataljon.

Het NDVN kreeg daarom slechts twee (in plaats van de organieke drie) tirailleurcompagnieën, een ondersteuningscompagnie, en een stafcompagnie. De stafcompagnie kreeg aanvullend personeel, waaronder een geneeskundig detachement. Ook maakten een aalmoezenier, een legerpredikant, een tolk en een oorlogscorrespondent deel uit van de eenheid. Op verzoek van de Amerikaanse legerleiding reisden op 27 september twee liaisonofficieren af naar Korea om de komst van het bataljon voor te bereiden. Het detachement zou logistieke ondersteuning krijgen van de Amerikanen.

Doordat als één van de toelatingseisen gold dat vrijwilligers over minimaal twaalf maanden militaire ervaring moesten beschikken, konden de Nederlandse militairen binnen relatief korte tijd worden uitgezonden. Velen van hen hadden namelijk in de periode 1946-1949 gevechtservaring opgedaan in Nederlands-Indië. Binnen elf weken was het bataljon geformeerd, getraind en klaar voor vertrek. Het merendeel van de militairen van het detachement werd administratief

ondergebracht bij het Regiment van Heutsz. Uitgezonderd was het personeel van de

garderegimenten en de geneeskundige troepen. De chef van de Generale Staf, generaal H.J. Kruls, wees 15 oktober 1950 aan als officiële oprichtingsdatum. Als commandant werd luitenant-kolonel M.P.A. den Ouden aangesteld. Op 23 oktober werd de VN-vlag aan het detachement uitgereikt. De volgende dag volgde het officiële afscheid op het Binnenhof in Den Haag, gevolgd door een défilé op het Plein. Drie dagen later scheepte het detachement in op het troepentransportschip de Zuiderkruis voor vertrek naar Korea.

Ondanks dat de eerste lichting van het NDVN uit geoefende militairen bestond, stak de leiding van het detachement veel tijd en energie aan oefening en opleiding, zowel voor als tijdens de reis naar Korea. Voor vertrek was het detachement in de Nieuwe Alexanderkazerne in Den Haag

ondergebracht, waar de nadruk lag op het opfrissen van de kennis van de militairen. Ook ging veel aandacht uit naar het smeden van een eenheid omdat de vrijwilligers soms zeer verschillende achtergronden hadden. Omdat het detachement onder Amerikaans bevel zou komen, viel het besluit het bataljon volgens de Amerikaanse standaard te organiseren en te bewapenen. Dit besluit werd minder dan twee weken voor inscheping genomen. Om het bataljon toch zo goed mogelijk voor te bereiden op wat komen ging, stelde het Korps Mariniers, dat al Amerikaans was uitgerust, wapens beschikbaar om de opleiding aan boord voort te zetten. Aangezien de tocht naar Korea ongeveer een maand in beslag nam, was er genoeg tijd voor uitgebreide (schiet)oefeningen en lessen in onder andere EHBO en Engels.

Op het moment van vertrek leek de Korea-oorlog al beslist. De VN-troepen boekten in oktober 1950 veel terreinwinst op de Noord-Koreanen. Er werd dan ook rekening gehouden met ‘slechts’

een taak als bezettingsmacht. Tegen de tijd dat het bataljon op 23 november in Pusan arriveerde, was de situatie echter aan het veranderen. Eind november stagneerde de opmars van het

Amerikaanse 8ste Leger en sloeg de situatie om. Binnen de kortste keren waren de eenheden van dit leger de onderliggende partij in de strijd met de Chinese ‘vrijwilligerskorpsen’. Er restte de Amerikaanse militairen daardoor niets anders dan zich haastig terug te trekken.

Op 24 november reisde het NDVN door naar het trainingskamp in Taegu voor een aanvullende opleiding bij het United Nations Reception Centre. Deze opleiding zou eigenlijk ruim een maand moeten duren, maar de verontrustend snelle Noord-Koreaanse opmars en de grote verliezen aan de zijde van de VN, leidden tot een inkorting van het oefenprogramma. Dit was ook mogelijk door de reeds hoge graad van geoefendheid van het NDVN. De Amerikaanse instructeurs van het Reception Centre waren er positief door verrast. De ervaring die de Nederlandse militairen in voormalig Nederlands-Indië hadden opgedaan in de contraguerrilla werd door de Amerikanen ook op grote waarde geschat. Het trainingsprogramma werd al op 4 december afgebroken, waarna het detachement naar de stad Suwon, 30 km ten zuiden van Seoul, vertrok. Het NDVN ging hier deel uitmaken van het 38th ‘Rock of the Marne’ Regiment van de 2nd ‘Indianhead’ Division, onderdeel van het 8ste Leger. Normaliter bestond een Amerikaans regiment uit drie bataljons, het NDVN werd echter als vierde bataljon aan 38th Regiment toegevoegd.

(7)

7

Eind december 1950 voerde het detachement haar de eerste opdrachten uit. Tijdens een patrouille vond op 27 december het eerste vuurcontact plaats met een kleine groep Noord-Koreaanse guerrillastrijders. Direct werd ook het grote verschil in optreden tussen de Nederlanders en de Amerikanen duidelijk. Waar laatstgenoemden met voertuigen over de weg patrouilleerden, kozen de Nederlanders – met hun ervaring in contraguerrilla – juist voor de zijterreinen om een beter overzicht te krijgen van de omgeving.

2e fase: 1 januari 1951 – 10 juli 1951

Op nieuwjaarsdag 1951 barstte het Chinese nieuwjaarsoffensief los. Het was het begin van een meer dan vijf maanden durende periode van zware confrontaties. Vooral de eerste maanden van 1951 kenmerkten zich door chaos waarbij het front regelmatig verschoof en sprake was van veel troepenverplaatsingen. Al snel werd daarom gesproken over een ‘jo-jo’-oorlog.. In deze periode was het NDVN veelvuldig bij gevechten betrokken waarbij ook verliezen moesten worden geïncasseerd. Op 3 januari sneuvelden twee Nederlandse militairen bij een aanval op het door Chinese troepen bezette dorpje Chohyonni. Ook de Indië-veteranen werden daarbij flink op de proef gesteld. De situatie in Korea bleek namelijk in veel aspecten sterk te verschillen met wat zij in Indonesië hadden meegemaakt. Behalve dat het klimaat en terrein weinig overeenkomsten vertoonden, waren ook de Chinese tegenstanders veel beter georganiseerd en bewapend.

Nadat januari vooral in het teken had gestaan van het weerstaan van het Chinese offensief, probeerden de VN-troepen in februari weer het initiatief naar zich toe te trekken. Op 5 februari 1951 ging operatie Roundup van start, met als doel de Noord-Koreanen en Chinezen terug te drijven naar het noorden. Het NDVN nam een positie in bij Hoengsong, in eerste instantie om de wegen naar het zuiden af te sluiten. Op 11 februari begon echter een nieuw Chinees offensief, dat de VN-troepen opnieuw in het defensief drong. De terugtrekkende Amerikaanse troepen gaven de onheilspellende bijnaam Massacre Valley aan de weg tussen Hongchon en Hoengsong. Het Nederlandse bataljon dekte de terugtocht van deze troepen, waarbij enkele militairen sneuvelden door vijandelijke mortiergranaten. Een veel grotere klap kreeg het detachement in de nacht van 12 op 13 februari te verduren. Chinese troepen, die zich waarschijnlijk voordeden als Zuid-Koreaanse militairen, wisten ongezien de commandopost van het NDVN te naderen. Volkomen verrast probeerden de Nederlandse militairen in een chaotisch nachtgevecht van zich af te bijten. De gevolgen waren desastreus. Er sneuvelden vijftien militairen. Veel anderen raakten gewond. Onder de dodelijke slachtoffers bevond zich ook de bataljonscommandant van het NDVN, luitenant- kolonel Den Ouden. Hij werd dodelijk getroffen door een granaatscherf. Hij zou postuum tot ridder in Militaire Willems-Orde worden geslagen. Het bevel over het NDVN kwam hierna in handen van de plaatsvervangend bataljonscommandant, majoor W.D.H. Eekhout. Hij kwam niet bepaald in een gespreid bedje terecht. De staf had bij het gevecht zware verliezen geleden en het moreel van de troepen had een flinke klap te gekregen. Door de snelle terugtrekking die volgde op de overval was een belangrijk deel van de uitrusting en materieel achtergebleven.

Ondanks de verliezen kreeg het bataljon nauwelijks tijd om op adem te komen. De Chinese opmars bleef voortduren, waardoor alle beschikbare VN-eenheden moesten worden ingezet om vitale posities te beschermen. Met slechts ongeveer vijfhonderd inzetbare militairen kreeg het

detachement op 13 februari opdracht om op Heuvel 325 stellingen in te richten. Deze hoogte bood goed zicht op Wonju en was daardoor belangrijk voor de verdediging van de stad. De Nederlandse militairen probeerden de heuvel te bereiken, maar de Chinezen waren hen voor. De

daaropvolgende pogingen van het detachement om de heuvel te veroveren verliepen rampzalig. Er voltrok zich een drama toen het NDVN op 14 februari luchtsteun aanvroeg voor de nieuwe

aanvalspoging. In plaats van de vijandelijke stelling te bestoken, richtten de jachtbommenwerpers zich op de Nederlanders. Ondanks de verliezen die hierbij werden geleden en de morele klap die de militairen te verwerken kregen, zou er in de nacht van 14 op 15 februari nog een poging worden gedaan de heuvel in te nemen. De voortdurende tegenslagen hadden het bataljon ondertussen geestelijk en lichamelijk zodanig verzwakt, dat de commandant zich zelfs genoodzaakt zag een nieuwe aanvalsgroep te vormen uit onder meer schrijvers en koks van de

(8)

8

ondersteuningscompagnie. Na opnieuw een zwaar gevecht slaagden de Nederlanders er op 15 februari eindelijk in de heuvel in te nemen. Voor hun doorslaggevende rol in de verovering van Heuvel 325 ontvingen kapitein J. Anemaet en soldaat J.F. Ketting Olivier (postuum) de Militaire Willems-Orde. President Harry Truman wees vanwege deze acties aan het NDVN als geheel de Distinguished Unit Citation toe. Dit is de hoogste Amerikaanse dapperheidsonderscheiding voor een militaire eenheid.1 Het innemen van Heuvel 325 was echter ten koste gegaan van (opnieuw) zware verliezen.2 In totaal kostten de gevechten bij Hoengsong en Heuvel 325 het leven aan 26

Nederlandse militairen. Een veelvoud hiervan raakte gewond. Van de oorspronkelijke 636 militairen van het NDVN waren er nog slechts 439 inzetbaar. Daarnaast was veel materieel verloren gegaan.

Terwijl het detachement ernaar snakte op adem te komen, kwam daar vooralsnog niet veel van terecht. Doordat er nog steeds groot gevaar dreigde, moest het NDVN opnieuw verdedigende posities innemen om vijandelijke aanvalspogingen een halt toe te roepen. Zware gevechten bleven echter uit en op 23 februari kon het aangeslagen detachement eindelijk uit de frontlijn worden gehaald. Tot 8 april 1951 bleef het bij de legerkorpsreserve ingedeeld. Dit gaf de Nederlanders de gelegenheid om weer bij zinnen te komen. In de zes weken ‘rust’ was er weliswaar tijd voor ontspanning en vermaak, maar ook in deze periode waren er taken voor het detachement

weggelegd. Dit waren voornamelijk bewakings- en patrouilleopdrachten achter het front, maar ook training kreeg veel aandacht.3

In deze periode kreeg het NDVN nieuw materieel en arriveerde ook het eerste

aanvullingsdetachement. In Nederland had de werving van nieuw personeel de nodige voeten in aarde. Daardoor kwam er eind maart eerst een handjevol militairen naar Korea, terwijl het gros van de aanvullingen (228 man) pas op 31 maart uit Nederland kon vertrekken. Ook hierna bleef het opvullen van de opengevallen plaatsen een moeizame opgave, niet in de laatste plaats omdat de ontberingen die de militairen van het eerste uur hadden moeten ondergaan, weinig aanleiding gaven om bij te tekenen. Nog geen vijf procent besloot na het eerste jaar in Korea er nog een tweede periode aan vast te plakken.4

Door de personeelstekorten slaagde het detachement er slechts af en toe in om de organieke derde tirailleurcompagnie paraat te stellen. Het grootste deel van de inzetperiode bleef het detachement dus onderbemand. Wel kon het NDVN het grootste deel van de tijd over honderd tot tweehonderd zogeheten Katusa’s beschikken. Dit waren Koreaanse militairen die in het Amerikaanse 8ste Leger waren geïncorporeerd als Korean Army Troops United States Army (KATUSA). Pas in 1953 waren de grootste problemen achter de rug. Paradoxaal genoeg kende het detachement daardoor haar grootste sterkte (1093 man) op het moment dat sprake was een (naderende) wapenstilstand.5

Op 9 april 1951 keerde het NDVN weer terug aan het front. Het Amerikaanse 8e Leger had eind februari haar opmars hervat, maar kreeg vanaf 22 april weer te maken met een hernieuwd Chinees offensief. Het Nederlandse detachement ging daarop naar het reservoir bij Hwachon, waar het aanwezige Franse bataljon versterking nodig had. Dit stuwmeer was belangrijk voor de

stroomvoorziening van Seoul en fungeerde tevens als een obstakel voor de Chinese troepen. Het 8e Leger beproefde hier een nieuwe tactiek. Hierbij vielen de VN-troepen bij een Chinese aanval vrij snel terug op posities in het achterland om de aanval zo te laten ‘uitrollen’. Op het juiste moment volgde dan een tegenaanval om de vijand weer terug te dringen. Een juiste timing en goede coördinatie tussen de eenheden was een belangrijke voorwaarde voor een geslaagde uitvoering. Dit ondervond het NDVN ‘aan den lijve’. Toen de Nederlandse militairen bij een van deze acties de terugtocht van andere VN-troepen dekte, raakten zij gescheiden van hun voertuigen

1 Schaafsma, Het NDVN in Korea, 114-115; Kester, Roozenbeek en Groot, Focus op Korea, 24.

2 Schaafsma, Het NDVN in Korea, 104-114; Kester, Roozenbeek en Groot, Focus op Korea, 23-24.

3 Kester, Roozenbeek en Groot, Focus op Korea, 24-25.

4 Schaafsma, Het NDVN in Korea, 131-133.

Ten Velde, ‘Nederlanders in de Korea-oorlog’, 30.

(9)

9

en verloren daardoor het contact met het regiment. Zij raakten daardoor geïsoleerd. Wat volgde was een twee dagen lange ‘hongertocht’ naar de eigen linies.

In de eerste weken van mei leek het Chinese offensief in kracht af te nemen. Op 16 mei 1951 barstte deze echter met hernieuwde energie los. De Chinezen openden de aanval op de VN- troepen, waarbij ook het NDVN direct bij de gevechten betrokken raakte. Twee dagen lang was sprake van chaotische taferelen, waarbij het bataljon in eerste instantie 125 man als vermist moest melden. Zij bleken het contact met de moedereenheid te hebben verloren en met een groep Amerikaanse militairen naar het oosten te zijn getrokken in een dal met de bijnaam Marathonvallei.

Nadat het bataljon weer grotendeels verenigd was, volgde er op 17 mei een tegenoffensief. De 2nd Division, waar het Nederlandse detachement onder viel, zou voor de rol die deze eenheid speelde in dit offensief een Distinguished Unit Citation ontvangen.

Het aanvullingsdetachement dat op 31 maart uit Nederland was vertrokken, sloot zich op 25 mei aan bij de rest van het NDVN. De nieuwe compagnie kon direct aan de slag. Bij een VN-offensief in de omgeving van Hyonni, Inje en Kansong kreeg het bataljon opdracht een sector te verdedigen tegen een opmars van Chinese en Noord-Koreaanse troepen. Deze gaven zich echter niet snel gewonnen. Op 30 en 31 mei volgden zware gevechten om de NDVN-stellingen. De Nederlanders moesten hierbij sommige posities prijsgeven, maar zetten succesvol de tegenaanval in waarbij ze een belangrijke heuvel heroverden. Op 1 en 2 juni volgden nieuwe Chinese aanvallen, waarbij de stellingen van het detachement wederom onder vuur kwamen te liggen. De prijs was hoog. De gevechten bij Inje kostten aan 20 Nederlandse militairen het leven. 32 anderen raakten gewond.

Na deze intensieve periode van gevechten, werd het detachement op 8 juni weer bij de

legerkorpsreserve ingedeeld voor een tweede, langere rustperiode. Ook deze vijf weken achter het front dienden vooral om op adem te komen en personeels- en materieeltekorten aan te vullen. Het tweede aanvullingsdetachement bereikte het NDVN op 1 juli.

3e fase: 10 juli 1951 - 27 juli 1953

Op 10 juli 1951 gingen onderhandelingen over een mogelijke wapenstilstand van start, wat een relatief rustiger periode in het conflict inluidde. De tijd van omvangrijke offensieven en grote verschuivingen in het front was voorbij. Steeds meer stabiliseerde het front zich even ten noorden van de 38e breedtegraad. In deze fase vormden zich ononderbroken stellingen langs het front, beschermd door draadhindernissen en mijnenvelden. De sectoren waarin de bataljons moesten opereren waren vaak erg breed. Voorposten bezetten hoogten om zicht te houden op het

‘niemandsland’, waarin intensief werd gepatrouilleerd om infiltraties te onderkennen. De hoogtes in het terrein zouden in deze fase regelmatig de inzet vormen van zware gevechten.

Ondertussen begonnen ook de voorbereidingen voor de aflossing van het eerste detachement. Op 16 juli kwam het eerste detachement voor de laatste maal in actie. Ressorterend onder de 2nd Division kregen de Nederlanders opdracht ten noorden van Inje de zogenoemde ‘Punchbowl’-vallei en het omliggende gebied in te nemen. Zo kort voor vertrek naar Nederland had deze opdracht geen positief effect op het moreel van de ‘oudgedienden’ binnen het detachement. Daarom werd een belangrijk deel van deze opdracht uitgevoerd door de nieuwe compagnie. De Nederlanders zetten hierbij een aanval in op Hill 1120, waar ze op zware tegenstand stuitten. Bij de uiteindelijk twee weken durende gevechten sneuvelden twaalf NDVN-militairen.

Een periode van relatieve rust volgde. Dit kwam het NDVN goed uit, aangezien het oorspronkelijke bataljon naar Nederland vertrok en het nieuwe detachement zich moest opwerken naar een operationele status vanaf begin oktober. Op 6 augustus verliet het bataljon hiervoor de frontlijn voor een rust- en aflossingsperiode. Van het eerste detachement keerden vijftig militairen op 10 augustus 1951 per vliegtuig terug naar Nederland. De rest bracht eerst nog een bezoek aan het ereveld in Tanggok (bij Pusan) en scheepte zich daarna in op de USS General J.H. McRae. Met dit schip was het derde aanvullingsdetachement in Korea gearriveerd. Door de hoge temperatuur aan boord en de matige voeding was de terugreis door de militairen verre van aangenaam. Een gevoel van opluchting overheerste dan ook op 1 oktober in Rotterdam het anker werd gevierd.

(10)

10

In Korea was het nieuwe detachement intussen in Taegu klaar om in actie te komen. Ook dit bataljon had niet de vereiste sterkte. Het ontbrak opnieuw aan voldoende mankracht om de derde tirailleurcompagnie te formeren, dus bleven er twee compagnieën over. Het NDVN had nu ook 29 militairen uit Suriname in de gelederen. Door een auto-ongeluk belandde de nieuwe

bataljonscommandant, luitenant-kolonel G.H. Christan, op 22 september 1951 in het ziekenhuis.

De oude detachementscommandant, de inmiddels tot luitenant-kolonel bevorderde Eekhout, bleef daarom nog aan. Ondanks deze moeilijkheden was het nieuwe detachement vanaf 3 oktober 1951 gereed voor inzet aan het front. Een dag later moest ook Eekhout zich om medische redenen terugtrekken en ging het bevel over op de plaatsvervangend commandant, majoor C.L. Trieling. Op 7 november was Christan voldoende hersteld om het commando over te nemen.

Begin oktober had het NDVN deel genomen aan operatie Touchdown. Die was gericht op de verovering van een bergketen even ten noorden van de 38e breedtegraad, die aan de felle gevechten tijdens deze operatie al snel de bijnaam Heartbreak Ridge zou ontlenen. Ook het Nederlandse bataljon had het zwaar te verduren gekregen. Bij een Chinese tegenaanval op 9 en 10 oktober sneuvelden tien militairen. Na afloop van deze operatie had het NDVN een deel van het veroverde gebied bezet gehouden. Overdag betekende dit het uitschakelen van vijandelijke tegenstand en ’s nachts het uitvoeren van hinderlaagpatrouilles tegen infiltranten. Na deze frontperiode werd het detachement tussen 25 oktober en 27 november ‘uit de lijn’ gehaald voor een rustperiode. Door de aankomst van een nieuw aanvullingsdetachement kon de derde tirailleurcompagnie weer worden opgericht, waardoor het NDVN wederom een organiek bataljon vormde. In oktober 1951 werd het NDVN nog uitgebreid met zes marechaussees. Dat gebeurde in eerste instantie slechts op papier. Zij arriveerden namelijk pas in maart 1952. De marechaussees werden onder andere ingezet voor de handhaving van de krijgstucht. Het aantal marechaussees zou in februari 1953 nog met vier en in januari 1954 verder met één man worden uitgebreid.

Van 20 december 1951 tot 7 april 1952 was het bataljon, opnieuw als onderdeel van het

Amerikaanse 38th Infantry Regiment, operationeel in de zogenaamde ‘IJzeren Driehoek’. Dit was het gebied tussen de plaatsen Chorwon, Kumhwa en Pyonggang, waar een aantal door de vijand bezette hoogtes moesten worden veroverd om de eigen frontposities te verbeteren.Het

Nederlandse detachement kreeg opdracht een breed front te verdedigen. De sector was zo groot dat deze met een bataljon nauwelijks viel te verdedigen. Daarom gooide de bataljonscommandant, luitenant-kolonel Christan, het over een andere boeg. Hij besloot zo agressief mogelijk op te treden om zo de vijand af te schrikken. Om dit te bereiken werden vrijwel doorlopend patrouilles gelopen, veelal met offensieve opdrachten. Behalve om de vijand af te schrikken waren zij ook nuttig voor het verzamelen van inlichtingen en voor het maken van krijgsgevangenen. De Nederlandse militairen ondernamen ook enkele succesvolle pogingen om hoogtes te veroveren of vijandelijke fortificaties te vernietigen. Het detachement oogstte hierbij veel lof, alsmede verschillende Amerikaanse onderscheidingen, onder meer voor operaties op de heuvels Leuringschans en Silverstar Hill op 22 december, en voor de aanval op Star Hill op 18 februari 1952. Tussendoor kon het NDVN twee keer op adem komen als regimentsreserve; de eerste keer van 9 tot en met 22 januari en vervolgens van 5 februari tot 11 maart 1952. In totaal kostte de inzet tussen midden december 1951 en begin april 1952 het leven aan acht Nederlandse militairen, terwijl 77 man gewond raakten.

Op 16 april 1952 kreeg het 38th Regiment opdracht zich naar Kojedo, een eiland aan de zuidkust van Korea te verplaatsen. Hier waren onder andere een aantal krijgsgevangenenkampen gevestigd.

Tussen 20 april en 12 juli hield het NDVN zich hier bezig met bewakingstaken. Dit was nodig vanwege de gespannen situatie in de kampen als gevolg van ophitsingen door rebelse

communistische krijgsgevangenen. Kort na aankomst van het Nederlandse detachement kwam het tot een geweldsuitbarsting. Daarbij gijzelden de gevangenen de kampcommandant. Tijdens operatie Breakup, waarbij het NDVN ondersteuning leverde, kon het verzet van de

krijgsgevangenen met geweld worden gebroken en de rust worden hersteld. Door een groot aantal ziektegevallen, uitzonderlijk slecht weer, en de algeheel grimmige sfeer en wijdverbreide corruptie

(11)

11

op het eiland keek het detachement naderhand met gemengde gevoelens terug op de tijd in Kojedo. Een gevoel van opluchting heerste dan ook toen het NDVN het eiland kon verlaten en deel ging uitmaken van de divisiereserve.

Vanaf 19 augustus tot het einde van 1952 opereerde het NDVN opnieuw in de IJzeren Driehoek. Op 20 augustus, de eerste dag van deze periode aan het front, vond de commando-overdracht aan luitenant-kolonel C.M. Schilperoord plaats. Hij kon gelijk aan de bak, want er was sprake van een verhoogde Chinese activiteit tegenover de Nederlandse stellingen. Het NDVN moest in de volgende weken meerdere malen vijandelijke aanvallen afslaan die waren gericht op het veroveren van de posities van het NDVN op belangrijke locaties zoals de T Bone-heuvelrug op de 38e breedtegraad.

Agressiever optreden door de vijand vroeg ook om aanpassing van de beproefde offensieve patrouillegang. Chinezen en Noord-Koreanen trokken er steeds vaker op uit om patrouilles op te vangten, de pas af te snijden en uit te schakelen. De bataljonscommandant besloot patrouilles voortaan daarom te verdelen in een aanvals- en ondersteuningsgroep. De ondersteuningsgroep verplaatste zich op een zekere afstand van de aanvalsgroep, wat haar in staat stelde eventuele vijandelijke aanvallen in de flank op te vangen en de uitschakeling van de eigen aanvalsgroep te voorkomen. Deze tactiek pakte goed uit en hielp de verliezen tijdens de allerminst rustige tweede helft van 1952 binnen de perken te houden. Daaraan droeg ook de invoering van kogelwerende vesten bij. Niettemin kostte de tweede inzet in de IJzeren Driehoek uiteindelijk aan vijftien NDVN militairen het leven.

Tot 13 januari 1953 maakte het NDVN weer deel uit van de divisiereserve in de buurt van de IJzeren Driehoek. Vervolgens verplaatste het bataljon zich samen met de rest van 2nd Division naar het westen, naar een gebied aan de rivier de Samichon aan de 38e breedtegraad. Daar zou het NDVN tot 7 april 1953 de stellingen betrekken. Tot maart bleef het relatief rustig. Het weer en de terreingesteldheid weerhield de Chinezen ervan om grote gevechtsoperaties te ontplooien. In maart veranderde dit en kreeg het bataljon te maken met een reeks aanvallen op de voorpost Nudae. Tussen 15 en 18 maart deden de Chinezen tot drie keer toe aanvalspogingen, die allen konden worden afgeslagen. Bataljonscommandant Schilperoord liet de voorpost extra beveiligen door ‘s nachts hindernissen aan te leggen. Desondanks deden de Chinezen nog een vierde - wederom vruchteloze - poging om post Nudea te veroveren. Bij deze aanvallen kwamen negen NDVN’ers om het leven gekomen.

Van 8 april tot en met 12 juli 1953 was het NDVN wederom ‘in rust’ achter het front en betrok het een tot Betuwekamp gedoopt kampement. De rust was echter relatief, aangezien het bataljon aan enkele zware oefeningen moest deelnemen. Op 13 juli, twee weken voordat het staakt-het-vuren zou worden afgekondigd, begon de laatste inzet van het NDVN in Korea. Door middel van twee zogeheten bestandslijnoffensieven probeerden de Chinezen op het laatste moment nog terreinwinst te behalen. Ook dit resulteerde weer in hevige gevechten, waarbij ook het NDVN haar aandeel leverde. Op 20 juli werd een Chinese aanval op Nederlandse stellingen op Heuvel 340 met moeite afgeslagen. Het kostte aan twee militairen het leven. Vervolgens liep op 25 juli een patrouille in een Chinese hinderlaag die aan vijf NDVN’ers het leven kostte en waarbij twee anderen in krijgsgevangenschap belandden. Het was gelijk het laatste gevecht waarbij het NDVN betrokken was. De bataljonscommandant, luitenant-kolonel Schilperoord, vertrok op 26 juli naar Seoul om een dag later aanwezig te zijn bij de ondertekening van de wapenstilstand.

Het tekenen van de wapenstilstand betekende nog niet het einde van de inzet van het NDVN in Korea. Beide partijen trokken zich na 27 juli twee kilometer achter de bestandslijn terug, zodat er een gedemilitariseerde zone werd gevormd van vier kilometer. Er werden nieuwe posities ingericht voor de voorpostbataljons, die direct tegen de gedemilitariseerde zone aan lagen. Daarachter namen de geallieerden hun zogenoemde Post Armistice Main Battle Positions (PAMBP) in. Het NDVN werd het grootste deel van de resterende tijd in Korea ingezet om een deel van de bestandslijn te bewaken in de buurt van Chorwon. Op 3 augustus 1953 droeg Schilperoord het commando over aan luitenant-kolonel C. Knulst, die in de resterende tijd vooral leiding zou geven aan troepen die nieuwe stellingen bouwden. Toen dit achter de rug was, brak er een periode aan

(12)

12

van afwachten. Omdat van oefening niet veel terecht kwam, besloot de commandant van 38th Regiment de bataljons afwisselend twee weken in de stellingen en twee weken in een oefenkamp te Haridong te laten doorbrengen. Voor de meeste Nederlanders verliep de periode tussen wapenstilstand en repatriëring tamelijk eentonig.

Op 10 juni 1954 streek het NDVN als legerkorpsreserve neer in Camp Kaiser te Haridong. Daar zou het bataljon tot zijn vertrek blijven. Op 27 juli 1954 vond de laatste commando- overdracht plaats.

Luitenant-kolonel Knulst droeg het bevel over aan luitenant-kolonel J. Raaijmakers. Nadat de Nederlandse regering op 23 augustus besloot het detachement te repatriëren, onthieven de Amerikanen het NDVN op 30 september van haar taken en was het officieel niet meer bij het 8ste Leger ingedeeld. De Nederlanders vertrokken naar Pusan, waarvandaan ze naar Japan reisden.

Vervolgens ging het verder naar Nederland. Een deel van het detachement reisde hierbij per schip;

de rest met het vliegtuig. Op 15 december 1954 arriveerden de laatste NDVN’ers in Nederland. De inzet van het NDVN werd met een Presidential Unit Citation en twee Distinguished Unit Citations beloond. Daarnaast vielen de Nederlanders onder meer veertien Amerikaanse Silver Stars en ruim honderd Bronze Stars ten deel.

Commandanten van het NDVN

lkol M.P.A. den Ouden (15 oktober 1950 - 12 februari 1951) lkol W.D.H. Eekhout (12 februari 1951 - 7 november 1951) lkol G.H. Christan (7 november 1951 - 20 augustus 1952) lkol C.M. Schilperoord (20 augustus 1952 - 3 augustus 1953) lkol C. Knulst (3 augustus 1953 - 8 juli 1954)

lkol J. Raaijmakers (8 juli 1954 - 15 december 1954)

Dapperheidsonderscheidingen sgt J.H. van Abbe (Bronzen Kruis) kap J. Anemaet (RMWO 4, Bronze Star V) sm A.A. van Balkom (Bronzen Kruis, Silver Star) sgt C.F.J. de Beer (Bronze Star V)

tlnt (R) J.P. Bergefurt (Bronzen Leeuw, Silver Star) kpl D. de Blaey (Bronzen Kruis)

sgt 1 A. Buddingh (Bronzen Kruis)

lkol G.H. Christan (Bronzen Leeuw, Silver Star) sld 1 H.W.J. Collignon (Kruis van Verdienste)

lkol W.D.H. Eekhout (Silver Star, Legion of Merit degree of Legionnaire) sld1 J.W.H. Faber (Bronzen Kruis)

wmr G.J. van Genderen (Bronzen Kruis) kpl H.H. Groen (Silver Star)

elnt J.G.H. Gunning (Bronzen Kruis) sgt W. ’t Hart (Bronze Star V) kpl G.A. van der Hee (Bronze Star V) kpl J.L. Hershberger (Bronzen Kruis, USA) elnt T.E.C.J. Holland (Bronze Star V) J.H. Hoorweg van Rij (Bronze Star V) elnt F.H. Houtkamp (Silver Star)

sld1 L.A. de Jager (Kruis van Verdienste) sgt1 D.A.C. Jansen (Silver Star)

tlnt R.A. Johnson (Bronzen Kruis, USA)

sgt C.J. de Jong (Bronzen Kruis, Bronze Star V) kpl D. de Jong (Bronzen Leeuw)

sld J. F. Ketting Olivier (RMWO 4) sgt W. Klein (Bronzen Leeuw) sgt H. Kok (Bronzen Leeuw)

(13)

13

sld A. Kruijning (Bronzen Kruis) sgt J.W. Kuiper (Bronzen Kruis) sld1 K. Lambregts (Silver Star) tlnt C.M.C. Leuring (Silver Star) sgt J.T. van der Linden (Bronze Star V) tlnt (r) H.S. Manusama (Bronzen Kruis) elnt J.W. Meijer (Bronze Star V)

sgt J. Migalski (Bronzen Kruis, Bronze Star V) elnt J.J. Mol (Bronzen Kruis)

elnt C. Monterie (Silver Star) kpl 1 F.F.P. Mourik (Bronze Star V)

lkol M.P.A. den Ouden (RMWO 4, Silver Star) sgt C. Plaatzer (Bronze Star V)

sld1 F. Polman (Bronze Star V)

sgt J.W. Postma (Kruis van Verdienste) kpl (KM) J.W. Pot (Silver Star)

sld1 P.J. Roelse (Bronze Star V) sgt J. van der Schalk (Bronze Star V) kpl P. Sentges (Bronzen Kruis) sld P.K. Smit (Bronzen Kruis) elnt jhr A.W Snoeck (Bronzen Kruis) sgt1 W.A Snoeys (Bronzen Kruis)

maj G.N. Tack (Bronzen Kruis, Silver Star) sgt M. Teuwens (Bronze Star V)

kap ds H.J. Timens (Kruis van Verdienste) sgt R.J.V. Triesscheijn (Bronze Star V) sld P. Vondermans (Bronze Star V) sgt G.J.H. Wijnen (Bronze Star V) kpl E.C. Woesthoff (Bronze Star V) sgt1 J. van Wunnik (Bronze Star V) kpl1 M. Zijp (Silver Star)

kpl J.J. Zwart (Bronzen Kruis)

Dodelijke slachtoffers en vermisten sm A.A. van Balkom (3 januari 1951) sld P.K. Smit (3 januari 1951) sld J.H. Sour (9 januari 1951) sld H.J. van Dijk (3 februari 1951) sld 1 J. Verhey (3 februari 1951) kpl T.L. Boukema (12 februari 1951) kpl W. van Dijk (12 februari 1951) sld T.J. den Haan (12 februari 1951) sld1 E. van der Horst (12 februari 1951) kpl P.G. Kruit (12 februari 1951) sgt W. Mol (12 februari 1951) sld J. Mulder (12 februari 1951)

lkol M.P.A. den Ouden (12 februari 1951) sgt H. Pakker (12 februari 1951)

sld A.A. Schilders (12 februari 1951) adj M. Schuringa (12 februari 1951) sgt W.B.F. Sonnemans (12 februari 1951) kpl A. Talens (12 februari 1951)

kap ds H.J. Timens (12 februari 1951) elnt J.A. Tober (12 februari 1951) sld H.H. Wagenaar (12 februari 1951)

(14)

14

sld1 C.M.J. Zoutzeling (13 februari 1951) sld1 A. Roskam (14 februari 1951) sld H.A.A.M. Toré (14 februari 1951) kpl N. Bot (15 februari 1951)

wmr L.M.J.M. Grasso (15 februari 1951) sld J.F. Ketting Olivier (15 februari 1951) sld1 G.O. van Maarseveen (15 februari 1951) sgt J. Voogt (15 februari 1951)

kpl J.J. Zwart (15 februari 1951)

sgt W.F.M. van der Sman (17 februari 1951) sld1 L.C. Kemper (17 mei 1951)

sld J.T. van den Berg (31 mei 1951) sgt1 S.A. Breeman (31 mei 1951) sld1 J. Daling (31 mei 1951) sld1 A. Dissel (31 mei 1951) sld J. Flak (31 mei 1951)

sgt1 D.A.C. Jansen (31 mei 1951) sld1 H.C.J.A. Kluft (31 mei 1951) sld W. van der Kuy (31 mei 1951) sld C.H. Kuyer (31 mei 1951) sld1 P.E. Phaff (31 mei 1951) sld1 P. van Rossum (31 mei 1951) sld1 L.C.M. Ruck (31 mei 1951) sld M.H. Rijshouwer (31 mei 1951) sgt A.A. Schoemaker (31 mei 1951) sld K. Groot (1 juni 1951)

sld T.J. Leenders (1 juni 1951) sld1 H.J.H. Suidman (1 juni 1951) sld1 A.J. Twisterling (1 juni 1951) sld B. van der Wal (1 juni 1951) kpl1 M. Zijp (1 juni 1951) sgt P.J. Boerrigter (17 juli 1951) kpl J. le Duc (17 juli 1951)

sgt A.W. Tessensohn (21 juli 1951)

sgt C.J.A. van der Snepscheut (21 juli 1951, vermist) sld1 F. Brouwer (26 juli 1951)

kpl E. Keller (26 juli 1951) sld C.P. Kempen (26 juli 1951)

sgt J.H.L. van Kollenburg (26 juli 1951) sld J.P. van Ostaden (26 juli 1951) sgt J.E. Schaapman (26 juli 1951) kpl P.B. Slager (26 juli 1951) sld A.G. Timmermans (26 juli 1951) sld1 C.H. Trebels (14 augustus 1951) sld L.J. van Vriesland (19 augustus 1951) sld1 J.W. Bandison (10 oktober 1951 sld A. Berghuis (10 oktober 1951) kpl D. de Blaey (10 oktober 1951) sld R.G. Jonker (10 oktober 1951) sld G. Nagel (10 oktober 1951) sld R.F. Parijs (10 oktober 1951) sld H.G. Seedorf (10 oktober 1951) sld R. Stook (10 oktober 1951) sld J. Duinmayer (11 oktober 1951) kpl A.C. Krijgsman (15 oktober 1951)

(15)

15

sld J.P. Breeuwer (19 oktober 1951) sld T. Deegmuller (22 december 1951) sgt G. Teunissen (22 december 1951) elnt J.G.H. Gunning (4 januari 1952)

kwmr F. van der Horst (18 januari 1952, vermist) sld C.F. Toerink (20 januari 1952)

sld J. van den Berg (18 februari 1952) kpl H. Cleffken (18 februari 1952) sld M.P.F. van Haren (18 februari 1952) sld J. Lenaerts (18 februari 1952) sld 1 N. Geesdorp (1 augustus 1952) sld T.J. Heugen (21 augustus 1952) sld H.R. Radstaat (27 augustus 1952) sgt A. van Vlaanderen (28 augustus 1952) sgt C.T. Lemson (4 september 1952) sld T. Bajema (20 september 1952) sld C. Bastiaans (27 september 1952) sld 1 H. Veenendaal (27 september 1952) sld J. Moonen (29 september 1952, vermist) kpl J. Rijs (10 oktober 1952)

sld1 F.W. Fama (23 oktober 1952) sld J.W. Gorel (23 oktober 1952) sld1 J.M. ter Ellen (24 december 1952) kpl1 B.A. Roo (14 februari 1953)

kpl1 C.K. van den Anker (23 februari 1953) tlg1 C. van Vliet (26 februari 1953)

sld S. van Breukelen (15 maart 1953) kpl J.L. Gorlee (15 maart 1953)

sld A.A.W. Groothedde (17 maart 1953) sld J.A. van Extel (18 maart 1953) kap B.J.T. Kamevaar (18 maart 1953) sld J. te Kamp (18 maart 1953) sld1 E. Mensink (18 maart 1953) sld J.M. Knaap (18 maart 1953, vermist) sld W. Mandike (29 maart 1953)

sld1 O.P. Maurer (1 mei 1953) sld J.W. Verbon (2 mei 1953) kpl J. van Steenis (16 mei 1953) sld F.M. Lamberti (1 juni 1953, vermist) sld A.H. van den Hoorn (14 juli 1953) sld C. Jongenelen (20 juli 1953) sld H. Roetert (20 juli 1953) sld1 R. Samuels (26 juli 1953) sld M.G. von Beyerinck (26 juli 1953) tlnt H. Douna (26 juli 1953)

sld1 M.J. Hampel (26 juli 1953) sgt J.H. Vreeswijk (26 juli 1953) sld J. Kerssies (19 april 1954)

sld1 J.J. Timmermans (26 december 1954)

(16)

16

Aanbevolen literatuur

Dussel, W.W. Tjot: Nederlanders in Korea. Amsterdam: Uitgeverij Van Brug, 1952.

Elands, M. ‘Dutch battalion in Korea, 1950-1954’. Duty First I-5 (1993): 9-17.

Gibby, R.B. The will to win: American military advisors in Korea, 1946-1953. Tuscaloosa:

University of Alabama Press, 2012.

Hagdorn, A.H.M. ‘Met HMS Ocean aan de westkust van Korea’. Marineblad IC-5 (1989): 216 227

Jongsoo, L. The Partition of Korea After World War II: A Global History. New York: Palgrave Macmillan, 2006.

Kamphuis, P.H. ‘Nederland en de oorlog in Korea’. Revue Belge d’Histoire Militaire XXIX-5, (1992): 369-378.

Kester, B. Roozenbeek, H. en Groot, O. Focus op Korea: De rol van de Nederlandse pers in de beeldvorming over de Korea-oorlog 1950-1953. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2000.

Klep, C. en Van Gils, R. De Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945.

Den Haag: Sdu Uitgevers, 1999.

Kretschmer de Wilde, C.J.M., Lichtflitsen onder de kim. Verrichtingen der Koninklijke Marine in de Koreaanse wateren, 1950-53. Utrecht: Uitgeversmaatschappij W. De Haan, 1955.

Mark, C. Boeggolf voor Korea: de Koninklijke Marine in de Koreaanse wateren 1950-1955.

Abcoude: Uitgeverij Uniepers, 1990.

Meerburg, P.P. Legerpredikant in Korea. Wageningen: Uitgeverij Gebr. Zomer en Keunings, 1952.

Schaafsma, M.D. Het Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954. Den Haag: Staatsdrukkerij, 1960.

Tack, J.P. ‘Het Nederlandse VN-optreden in Korea’. Militaire Spectator 153, nr. 1 (1984): 30 43 & 76-90.

Van der Peet, A.J. Out-of-area: De Koninklijke Marine en multinationale vlootoperaties 1945 2001. Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2016.

Velde, A.R.J. ten. ‘Nederlanders in de Korea-oorlog’. Utrechtse Historische Cahiers 4, nr. 1 (1984).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Versnellen tijdens je opleiding Amersfoort Nieuwegein.

troep heeft zijn eten ontvangen en naar ik meen, is er slechts één onderdeel geweest, waar het noodiantsoen gehakt is moeten worden gebruikt.. Om dit te bereiken, zijn echter hier

3 Tips voor opsporing van vermiste personen | Protocol ontwikkeld door regionaal expertisecentrum dementie Orion, Wilrijk, in samenwerking met PZ HEKLA.. Uitrol in

waarop mijn moeder antwoordde: ‘Niets bijzonders, alleen hadden jouw kinderen en mijn kinderen ruzie met onze kinderen.’ De kinderen uit de eerste huwelij- ken van mijn

Bovendien zijn er duidelijk tekens van een expansie van Ptolemaios II aan het begin van de regering van Antiochos I, hoewel hiermee geen oorlog verbonden was, wat het des

Aldus aangespoord begon Henkie zijn evoluties in het natte element, en schoon in den beginne de oefeningen zich in hoofdzaak bepaalden tot het grondig natmaken en onderdompelen

Achteraf kwam Korea in de schaduw van de veel bloediger strijd in Wereldoorlog II en van de oorlog in Vietnam, waartegen meer protest rees en die bekend werd door de

Een onderdeel daarvan staat in deze afl evering van Justitiële verken- ningen centraal: de berechting van oorlogsmisdrijven, genocide en misdrijven tegen de menselijkheid