• No results found

3n een tijd als de onze, dat de wereld ondanks

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "3n een tijd als de onze, dat de wereld ondanks"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Oud-Groninger kleederdrachten. — Het gouden Priesterfeest van Kardinaal Mercier. De reis van het Roemeensche Koningspaar.

DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN GRONINGEN.

Tot burgemeester van de gemeente Groningen is benoemd Jhr. Mr. L. H. N. Bosch ridder van Rosenthal, in April 1884 te Dordrecht geboren. Na te Leiden (1909) in de rechten, en te Utrecht (1911) in de staatswetenschappen te zijn gepromoveerd, vestigde hij zich als advocaat en procureur te Zutfen, om in 1917 een benoeming te aanvaarden tot burgemeester van Brummen. Jhr. Bosch is lid van de staatscommissie voor de Waterstaats wetgeving, en lid van bestuur van verschillende waterschappen.

(2)

HET INTERNATIONAAL POSTVERKEER

16 MEI 1874

3

n een tijd als de onze, dat de wereld — ondanks allen economischen en politieken chaos — interna-

> tionaal georganiseerd is, kan men zich nauwelijks denken, dat er een tijd is geweest, waarin een ge-

‘ regeld postverkeer niet bestond, en aan telegraaf en telefoon uiteraard niet werd gedacht. Feitelijk kan dan ook gezegd worden, dat de behoefte aan regel­

matige postverbindingen gevoeld is vanaf de vroegste tijden. Zelfs in Babylonië, Egypte, China, Griekenland kende men de boden te paard, die de berichten, allereerst de politieke en militaire, van het eene deel van het land naar het andere brachten. In Rusland werd reeds onder Iwan III een extra-post voor personenverkeer in het leven geroepen, hoewel eerst in het midden der zeventiende eeuw een regel­

matige brievenpost ontstond. De Spanjaarden vonden in Peru en Mexico bij hun aankomst geheel georganiseerde koeriersdiensten ; deze leidden van Cusco, de oude hoofd­

plaats der Inca’s, tot aan zee, en zij zijn het ook geweest, die Montezuma, den heerscher van Mexico, van de komst der ,,vreemde witte mannen” in kennis stelden. Roept men zich dan ook, zoodra van nationaal en internationaal postverkeer sprake is, den naam van het geslacht Thurn und Taxis te binnen, de door dit huis georganiseerde postdienst was waarlijk niet de eerste, die in de wereld ontstond.

In Rome vormden de koeriers eén afzonderlijke klasse, die men veredarii, of ook wel diplomarii noemde naar de

De cursus publicus der Romeinen.

vrijpassen, waarvan zij waren voorzien. Hun voornaamste taak was natuurlijk de berichten over krijgsverrichtingen over te brengen, maar met de uitbreiding, die het Romeinsche rijk onderging, werd de behoefte aan een algemeenen dienst geschapen. Augustus was de eerste, die door middel zoowel van boden te paard als wagens den cursus publicus inrichtte, voor welken particulieren op eerste vordering hun voertuigen moesten afstaan. Van den cursus publicus konden in het bijzonder militairen, staatsambtenaren, die in het bezit van keizerlijke vrijpassen waren, gebruik maken ; de aldus geschapen Staatspost stond onder toezicht van den prefectus praetari, die in de afzonderlijke provinciën door de prefecti vehiculorum werd vertegenwoordigd, onder wier toezicht de agenten en de boodschappers dienst deden, terwijl de postmeesters zoowel met het toezicht over den dienst als over dat der gebouwen waren belast.

De lasten evenwel, die op de bevolking der Romeinsche gebieden door den postdienst kwamen te rusten ; het mis­

bruik, dat daarvan door velen werd gemaakt, heeft de achtereenvolgende Keizers geleid tot ingrijpende veran­

deringen, die Arcadius in 401 ertoe bracht van het gebruik van den cursus allen, met uitzondering van den prefectus publicus, uit te sluiten. Latere wetten, die tot opheffing van den goederen- en pakketdienst leidden en die de post tot een uitsluitende paardenpost terugbrachten, hebben de ontbinding voorbereid van dit merkwaardige Romeinsche instituut, dat weldra in de Volkerenverhuizing geheel verloren ging. De Romeinsche Staatspost was voor den tijd, waarin zij dienst deed, een wonder van organisatie; niet alleen te land strekte zij zich uit over alle gebieden, die Rome beheerschte, maar ook ter zee was zij verbonden aan Afrika, Klein-Azië en Spanje. In het bijzonder de haven van Rome,

Een Egyptische bode uit het jaar 1500 v. Christus.

Ostia, was de hoofdplaats van de postschepen, waar ook een afzonderlijke haven- en zeepost meester gevestigd was.

Historisch staat ook vast, dat reeds in de zevende eeuw een regelmatige Arabische postdienst werd gevonden, ten behoeve waarvan groote postwegen werden aangelegd, de belang­

rijkste van Bagdad naar Mekka, teneinde de totaal 930 poststations onderling te verbinden. In China en Japan bestonden in overoude tijden gelijke diensten, en Karei de Groote riep een drietal regelmatige postverbindingen in het leven, waarvan de eene vanuit Auxerre over Zuid- Frankrijk naar Spanje ging ; de tweede over Lyon naar Italië, en de derde over Parijs en Aken naar Duitschland.

Lodewijk de Vrome heeft dezen arbeid voortgezet door poststations in het leven te roepen, die later door Lodewijk XI tot steunpunt zijner maitres courriers zijn gemaakt.

Deze deden over vier poststations dienst, geheel gelijk dit in

Lamoral von Taxis, van 1615 af Rijks-Generaai-Postmeester van Pruisen, j' 1624.

Spanje reeds geschiedde met de mandatero’s. In Italië zijn, op voorbeeld vooral van het machtige Venetië, regelmatige postverbindingen aan het einde der Middeleeuwen in zwang gekomen.

Het kan niet worden ontkend, dat de schepping van Thurn und Taxis in den loop der 15e eeuw van grooten invloed op de ontwikkeling van het postwezen is geweest. Ook op de ontwikkeling van het geslacht zelf, dat van eenvoudige burgerlieden reeds in korten tijd steeg tot een machtig, geldelijk zeer vermogend geslacht, hetwelk evenals de Fürstenbergen een zekere half-souvereiniteit en het daaraan verbonden aanzien genoot. Het monopolie van Thurn und Taxis heeft in Duitschland lang geduurd, tot in den aan vang der negentiende eeuw ; eerst in 1866 is Pruisen erin geslaagd belemmeringen, die Thurn und Taxis aan een eenvormigen Duitschen postdienst in den weg kon leggen, geheel op te heffen.

Maar, reeds in de zestiende en zeventiende eeuw bleek men met dezen dienst geenszins algemeen ingenomen. Zoo bekend zijn zelfs de klachten, die de handelslieden uit die dagen uitten, dat men er de verdiensten, die Thurn undTaxis ongetwijfeld

heeft, door uit het oog is gaan verliezen. In Antwerpen kwam in 1659 verzet tegen het monopolie, omdat daar en ook elders de bewering werd gehoord, dat de opbrengst der posterijen het eigendom behoort te zijn van de stad en ingevolge de vroeger gegeven privilegiën door den Keizer niet aan eenig particulier kan worden afgestaan. Zelfs ontstond er een oproer, dat met geweld moest worden onderdrukt, tengevolge waarvan Thurn und Taxis voorgoed in het genot der inkom­

sten bleef. Maar dit leidde ertoe, dat de ontevredenen uit­

weken en elders voorstellen deden tot het inrichten van een postdienst, met welks technische noodzakelijkheden zij meer dan anderen vertrouwd waren. Zoo ook Hendrik Jacobszoon van der Heijden, die in datzelfde jaar 1659 met burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam in overleg trad om een rechtstreekschen dienst naar Engeland in te richten. Hij is hier de eerste postmeester geweest; hij heeft blijkens de hem gegeven getuigschriften zijn ambt goed waargenomen, maar hij had zoovele gelden moeten opnemen, dat hij korten tijd na zijn indiensttreden werd insolvent verklaard en zijn ambt moest overgeven aan Jacob Quack, oud-schepen van Rotterdam, die het ambt uitoefende totdat hij op reis naar Engeland verdronk. Jacob Quack heeft ons een kaart nagelaten, de postkaart van Quack genoemd, die met de bijlagen, welte ertoe behooren, wel in staat is een denkbeeld té geven van de niet geringe moeilijkheden, waarmede in die dagen het briefverkeer gepaard ging !

Een personenpost door roovers overvallen.

Kwam een schip uit zee, dan moest het in den Maasmond bij Brielle geankerde postjacht er onmiddellijk heenzeilen om naam van schipper en schip te vernemen ; te hooren vanwaar hij kwam en of er meer schepen voor de kust waren ; eventueel ook vrachtbrieven van het schip over te nemen.

Had nu het postjacht wind en getij tegen, dan zou het slechts met groote vertraging aan het posthuis aan den oever van Maassluis zijn gekomen ; dan werd per jol een man uitgezet, dié zoo spoedig mogelijk de brieven naar Brielle bracht, vanwaar zij verder naar Rotterdam werden geëxpedieerd. Het kwam ook wel voor, dat de bode naar Rotterdam reeds was vertrokken, en dat opnieuw een schip in zicht kwam, hetwelk belangrijke tijdingen met zich bracht ; dan werd op het posthuis de vlag geheschen ten teeken, dat de bode moest omkeeren om nieuwe brieven te halen. In dat posthuis zat steeds een man met een verrekijker in de hand het postjacht in zee te observeeren ; kwamen geheel geen schepen in zicht, maar stond er een harde storm, dan ging de te paard gezeten postbode het strand langs om te zien of er schepen verongelukt waren of wel, of er goederen van vergane schepen kwamen aandrijven. Hetzelfde geschiedde door een anderen postbode, te Hoek van Holland gestationneerd, die het strand tot Scheveningen afreed. De postillon ging in den regel te water om het pakket brieven vanuit de jol over te nemen; was er mist, zoodat hij de jol niet kon zien aankomen, dan werd op de schepen op den trommel geslagen en beant­

woordde de postillon met zijn posthoorn het sein. Een verschillend tarief was ook toen reeds in zwang, wijl schepen in zee, die daarnaar vroegen, ervan verzekerd konden zijn, dat de postbode, opgehouden, totdat zij waren aangekomen, belangrijke tijdingen meevoerde.

Men zou eigenlijk willen zeggen, dat gedurende geheel de

Zwemmende postboden in Peru.

(3)

achttiende eeuw de ontwikkeling van het postverkeer aan banden schijnt te zijn gelegd ; men bracht hier en daar kleine veranderingen en verbeteringen aan, maar men ging op denzelfden voet door. Bijna van alle landen kan dan ook worden getuigd, dat in den aanvang van de negentiende eeuw het postverkeer gebrekkig was. Het ging langzaam, de kosten waren hoog, de moeilijkheden vele. Eerst in 1847 zijn Pruisen en Oostenrijk het in zooverre eens geworden, dat een ontwerp aan alle regeeringen kon worden toegezonden tot oprichting van een Duitsche Postvereeniging ; aan de verwezenlijking van dit plan stond de Thurn und Taxis’

Lehnspost, die in 16 Staten nog de geheele administratie in

Tieinrich Stephan,

stichter der Wereldpostvereeniging.

handen had, in den weg. Bij de oprichting van den Noord- duitschen Bond gingen de rechten van dit huis tegen een schadevergoeding van 9 tnillioen mark — voor dien tijd een kolossaal bedrag — aan den Noordduitschen bond over ; er werd een „Generalpostamt des Norddeutschen Bundes”

opgericht en Heinrich Stephan vervulde het eerst deze functie. Hij is de man geweest, die krachtig den stoot heeft gegeven tot de stichting van een Wereldpostvereeniging, gelijk in dienzelfden tijd Rowland Hill werkte voor de verla­

ging en uniformeering van het tarief, totdat hij het 1 penny- tarief er door kreeg, hetwelk aan het Engelsche budget een jaarlijksche vermindering van inkomsten ineens van £ 15 millioen bezorgdeI Frankrijk was een der landen, waar nationaal het postwezen goed was verzorgd ; in zijn betrek­

kingen met het buitenland ondervond het dezelfde moeilijkheden, die daarin waren gelegen, dat iedere Staat zijn eigen tarieven had, en veelal vooruitbetaling, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, van het porto vergde. Toen de beteekenis van Amerika voor het wereldverkeer toenam, werden postbooten in dienst gesteld ; de ,.Washington” van de Cunard-lijn was in 1840 de eerste, die de haven van Boston binnenliep. Later zijn het vooral de booten van de Norddeutsche Lloyd en van de Hamburg-Amerika-lijn geweest, die het Engelsche postverkeer, niet slechts met Amerika, maar ook met Oost-Azië en Oost-Afrika, hebben verdrongen en door hun krachtig aanvatten van deze zoo belangrijke internationale aangelegenheid, tot steeds ver­

beterde technische uitvoering van den dienst hebben gedwongen !

Heinrich Stephan maakte, na den Fransch-Duitschen

DE SCHULD HAARS VADERS BETAALD

n hier heeft ü dan de afrekening, juffrouw Mary,”

CgPp ze* notaris Dijken, den bril met de ronde glazen van rïjK zijn scherpen neus nemend en met zijn vingers vluchtig over zijn oogen strijkend. „Hier heeft u de n afrekening. Aan dezen kant vindt u genoteerd de opbrengst van het meubilair en het huis van uw vader, en aan den anderen kant de schulden die nog niet voldaan waren, doch die ik nu betaald heb.”

Mary vergeleek de cijfers. Toen zei ze : „Als ik het goed heb, blijft er dus nog ruim tienduizend gulden over ?”

„Ja, maar zooals u ziet heb ik nog niet de tienduizend gulden betaald die uw vader nog verschuldigd was aan mijn­

heer Derks.”

„En waarom niet ?”

„Wel, als ik die betaald had was er niets voor u overge­

bleven, en . . . .” De notaris hield even op, terwijl hij Mary aarzelend aankeek.

„Gaat u door, mijnheer,” verzocht deze.

„Ja, u weet toch dat er met die schuld iets bijzonders is ? Mijnheer Derks heeft van uw vader nooit een schuldbekente­

nis willen hebben, zoodat hij ook nooit bewijzen kan, dat hij dat geld van uw vader krijgt. Zoodat, als u het niet betaalt, mijnheer Derks er u nooit lastig om zal kunnen vallen .. .”

„Was mijn vader het werkelijk schuldig ?” — Een blik, dien men bijna verachtelijk zou kunnen noemen, trof den notaris.

Tiet Stendenhuis te Bern,

waarin de Wereldpostvereeniging gesticht werd.

oorlog, Bismarck .vertrouwd met zijn planpen om een Wereldpostvereeniging te stichten en vond bij dezen een goed onthaal. Zoodra dan ook na het sluiten van den vrede de postgemeenschap met Frankrijk hersteld was, werden de eerste stappen gedaan om op neutraal gebied, te Bern, op 16 Mei 1874 gemachtigden van alle Europeesche Staten, alsmede van Egypte en Noord-Amerika, bijeen te roepen om een algemeen postverdrag tot stand te brengen. Op 9 October

Tiet Wereldpostmonument te Bern.

1874 werd het door alle afgevaardigden, behalve die van Frankrijk (dat eerst in 1876 toetrad) geteekend ; de Zwitser- sche overste Borel, die de eerste directeur van de Wereld­

postvereeniging werd en die de vergaderingen had geleid, noemde het Bernsche congres een gewichtige bladzijde niet alleen in de jaarboeken van het postwezen, maar ook in die der menschheid. Hij heeft daarin ongetwijfeld gelijk gehad, want indien er éen middel is geweest, dat heeft bijgedragen tot de internationaliseering van de menschelijke samenleving,

Ben walrus van vijf maanden.

Bovenstaande walrus, die de eerste is, dien men sedert vijftien jaar uit Noorwegen heeft kunnen exporteeren, bevindt zich in den Dierentuin te Londen. Het dier gebruikt dagelijks verscheidene ponden walvischspek en slikt de slecht-riekemde klompen in alsof het oesters waren. Lang­

zamerhand kan men het dier slechts aan minder voedsel wennen. Onze foto werd genomen terwijl „Old BilT’ gevoederd werd.

dan is het het krachtig toegenomen brieven verkeer, spoedig door een internationaal geregeld telegrafisch en telefonisch verkeer gevolgd.

Toen in 1874 — dus juist een halve eeuw geleden — het eerste internationaal postverdrag werd gesloten, omvatte dit 22 Staten met een oppervlakte van 37 mill. K. M.2 en ongeveer 350 mill. inwoners. Reeds te Parijs, waar men in 1875 voor den tweeden keer bijeenkwam, was dit gebied tot 67 mill. K. M.2 met 750 mill. inwoners toegenomen. En in 1894 bedroeg het totaal [der postinrichtingen 212.000, terwijl een jaar tevoren ’t totaal der zendingen 16.821 millioen be­

droeg, waarvan niet minder dan 8.572 millioen brieven wa-

Overste Borel,

de eerste directeur van de Wereldpostvereeniging.

ren. En thans omvat de Wereldpostvereeniging, die geduren­

de den oorlog haar nuttigen arbeid voor een groot deel moest staken, geheel de beschaafde wereld; kan men, tot in de verst afgelegen deelen van het Australische woudgebied of naar de streken der Canadeesche meren zijn brieven verzenden, met de zekerheid dat deze, na korteren of langeren tijd, in handen van de daarvoor bestemden zullen komen. Nog voordat het halve-eeuwfeest van de internationale Postunie kon worden gevierd, is een nieuw element in het postverkeer gekomen, dat van de zich steeds uitbreidende luchtvaart. Gelijk het postverkeer de gevolgen heeft ondervonden van de uit­

breiding en de perfectionneering van het spoorwegwezen, zoo zal ongetwijfeld ook de verbetering van het lucht­

verkeer er van grooten invloed op zijn. Reeds nu is het aantal brieven en stukken, dat door middel van de luchtpost wordt afgeleverd, niet gering ; de toekomst stelt ons in dit opzicht voor mogelijkheden, die op dit oogenblik nog niet te overzien, laat staan voor onze menschelijke hersenen te bevatten zijn I

Het gedenkteeken, in het kleine rustige park te Bern, waar men zulk een mooi uitzicht over de majestueuze Alpen heeft, ter eere van de Wereldpostvereeniging opgericht, heeft voorzeker het recht de Atlas te toonen, omspannen door de figuren, die de internationale Postunie op symbolieke wijze in beeld brengen ! Te gedenken, dat dit zoo subtiele werk van internationaal verkeer nog slechts vijftig jaar geleden door energieke menschenhanden werd geschapen, is onge­

twijfeld een plicht der dankbaarheid I

„Ja, dat wel. Uw vader heeft het mij indertijd zelf gezegd.

Maar . . . .”

„Dan zal ik mijnheer Derks ook betalen,” antwoordde Mary. „Ik dank u, mijnheer,” vervolgde zij toen, opstaand en den wel wat verbluften notaris uitlatend.

Eenige dagen later liet Mary zich aandienen op het kantoor van mijnheer Derks.

„Ik kwam u de schuld van mijn vader betalen,” zei ze, toen ze gezeten was, tien biljetten van duizend gulden neer­

tellend op zijn bureau.

Mijnheer Derks was niet jong meer. Misschien was hij tegen de veertig. Maar men zou hem dat niet aanzeggen. Hij had een energiek, regelmatig gezicht, waaraan een paar grijze, heldere oogen en een scherpe kin een uitdrukking van veel wils­

kracht gaven. Terwijl het meisje het geld voor hem neerlegde, keek hij haar eenigszins verwonderd aan. Hij kende de om­

standigheden waaronder zij alleen was achtergebleven, en hij wist, dat indien het meisje hem niet betalen wilde, hij er niets aan zou kunnen doen. Gehoorgevend aan een plotse­

linge opwelling zei hij :

„Door mij dit bedrag te betalen, doet u geloof ik afstand van alles wat u bezit ?”

„Ja,” erkende zij onomwonden. „Maar het geld komt u eerlijk toe. En ik ben blij u te kunnen betalen,” voegde zij er trots aan toe. „Ik ben jong, en ik kan werken voor hetgeen ik noodig heb.”

„Dat is niet zoo gemakkelijk tegenwoordig 1 Er zijn zooveel meisjes, die graag willen werken, maar die niets kun­

nen vinden. En wat dan ....?”

„In dit geval zal ik er dus één uit velen zijn. Maar ik zal althans de schuld van mijn vader betaald hebben. — Mag ik als ’t u blieft een kwitantie van u hebben ?” Zij vroeg het

(4)

kort,, uiterlijk volkomen onbewogen, hoewel zij zich toch angstig afvroeg wat de toekomst haar brengen zou.

De man tegenover haar sloeg het meisje eenige oogenblik - ken aandachtig gade. Zij was mooi. Hèèl mooi. Heur haar was donkerblond en dik, en bruine, sprekende oogen stonden groot en glanzend in het frissche gelaat, dat van een zeldzame regelmatigheid was. Getroffen door haar schoonheid, waaraan zelfs haar eenvoudige kleeding geen afbreuk ver­

mocht te doen, kreeg hij ineens een inval, en hij zei:

„Kijkt u eens, ik kan u dit geld niet schenken.

Daarvoor ben ik te veel zakenman, en het komt mij eerlijk toe. Maar u kunt de schuld van uw vader op een andere wijze vereffenen. Door mij een dienst te bewijzen.”

Het meisje staarde hem een oogenblik niet-begrij- pend met haar groote bruine oogen aan. Daarna vroeg zij, niet zonder een zweem van wantrouwen in haar stem : „Hoe dan ?”

„Ik heb een dochter,” verklaarde de man tegen­

over haar, terwijl er een zorgelijke trek op zijn gelaat verscheen.a„Zij is zeventien jaar, en mijn eenig kind.

Alles wat mij na den dood van mijn vrouw gebleven is. Zij denkt dat zij houdt van een jongen man, een zekeren John Noordhoek. Maar die kerel is een mauvais sujet, een dóór en door slecht mensch, die het alleen maar om mijn geld te doen is. Hij heeft het zijne verbrast, en de wijze waarop hij thans zijn inkomsten vormt, is bijna misdadig. Ik heb dat Dai­

sy — zoo heet mijn dochter — al vaak gezegd, maar zij wil niet naar mij luisteren. Zij staat erop dat ik hem als schoonzoon erkennen zal. Als ik nog langer blijf weigeren, dan zie ik haar ervoor aan, dat zij met hem vlucht. Want die kerel heeft haar hoofd heele­

maal op hol gebracht. Maar u. moet maken, dat zij niét in handen van dien schurk valt.”

Mary sperde haar oogen wijd open van nieuws- gierigheiden verbazing, toen zij vroeg: „Hoe kan ik dat dan ?”

„Dat zal ik u zeggen ! U is mooi — ja, dat is heusch waar, ik wil u niet vleien, maar constateer alleen de waarheid —” onderbrak hij zichzelf, toen Mary ontkennend haar hoofd schudde — „u is mooi, en u komt bij mij logeeren. Ik heb namelijk nog een nichtje, dat Daisy nooit nog gezien heeft. Voor dat nichtje gaat u door, begrijpt u ? En terwijl u bij mij logeert, maakt u dien Noordhoek het hoofd op hol. Dat kunt u gemakkelijk, als u er zich wat moeite voor geeft .... of eigenlijk behoeft u er zich heelemaal geen moeite voor te geven,” voegde hij er veelbeteekenend aan toe. „En .... nu, de rest volgt dan vanzelf. Gelukt het u, mijn dochter te doen inzien, met wat voor ’n vent zij te doen heeft, dan zal zij zelf hem wel zijn congé geven, en schenk ik u het geld, dat uw vader mij schuldig was.”

Mary antwoordde niet direct. Met neergeslagen oogen zat zij een oogenblik stil voor zich uit te staren. De man tegen­

over haar hield geen oog van haar af. „Als zij wil, kan zij het doen,” bedacht hij, „want zij is mooi, heel mooi 1” Toen vroeg hij ineens, in spanning over haar antwoord : „Hoe denkt u over mijn voorstel ? Neemt u het aan ?”

„Ja,” antwoordde zij, „ik neem het aan.” — Zij was vrouw genoeg om dit avontuur te willen.

En dan.... zij wenschte te slagen

— om de schuld haars vaders te be­

talen, en om haar macht als vrouw te tponen.

„Dank u,” zei mijnheer Derks, haar zijn hand toestekend. „Nu maakt u mij tot uw schuldenaar . . voor heel mijn leven. — Wanneer komt u ?”

„Wanneer u wilt.”

„Morgen ?”

„Goed,” antwoordde zij, terwijl zij opstond.

„Afgesproken,” zei hij, „maar speel de rol van mijn nichtje goéd, denk daar aan. En ik zal u natuur­

lijk bij uw naam .... ja, hoe heet u eigenlijk ?”

„Mary,” antwoordde zij een­

voudig, hem openhartig aanziend.

„Dan zal ik u dus Mary moeten noemen,” zei hij, haar hand stevig drukkend, en haar hoffelijk uit­

latend. „Tot morgen dus, Mary 1”

Den volgenden dag arriveerde Mary als het nichtje van Wim

Derks in het groote heerenhuis. Daisy zelf — een kind nog, met dweperige, blauwe oogen — begroette haar het eerst.

Daarna stelde zij haar voor aan een jongen man, die naast haar stond. Deze keek Mary glimlachend aan, en de druk van de hand, die hij haar toestak, was vertrouwelijk en stevig.

Terwijl Mary hem vluchtig opnam, kreeg zij den indruk van iemand die heel knap was, en wèl in staat het hart van een meisje of vrouw te veroveren. Hij had groote, git­

zwarte oogen, een klein zwart kneveltje, veel donker, krullend haar en groote, blinkend-witte tanden. „Echt een held voor een liefdesdrama op het doek,” dacht Mary. Zij keek hem weer eens aan. De man glimlachte opnieuw. En toen gevoelde zij opeens, als bij intuïtie, dat haar taak niet moeilijk zou zijn. Dit zou geen strijd worden, alleen maar een overwinning I

Een paar weken later, toen Mary in den grooten tuin liep, wist zij reeds met zekerheid, dat zij goed gezien had. Zij merkte het aan het gedrag van John Noordhoek tegenover haar en

Daisy — hij was bijna meer bij haar, dan bij de eenige erf­

gename van mijnheer Derks —, en ook merkte zij het aan het meisje zelf. Die was namelijk opvallend kort tegen haar.

„Het beste bewijs,” dacht Mary, „dat ik mij niet vergis.

Want zij is natuurlijk jaloersch op de attenties die hij mij bewijst, en op den tijd dien hij in mijn gezelschap doorbrengt.

Misschien nog een week, twee weken, en dan is de schuld

Het gouden priesterfeest van Kardinaal Herder,

den Belgischen kerkvorst die tijdens de bezetting van zijn land door de Duitschers zooveel voor zijn iandgenooten gedaan heeft, is de vorige te Mechelen plechtig gevierd. Op onze foto ziet men koning Albert de hand reiken aan den grijzen prelaat. Tusschen beiden in

Koningin Elisabeth van België.

van mijn vader betaald. En zélf zal ik er niet eens meer veel voor behoeven te doen. John zal wel voor de rest zorgen.”

Plotseling werd zij gewaar, dat er iemand achter haar liep.

Omkijkend, keek zij in het gezicht van John. Hij leek zeer ernstig, en zijn stem beefde, toen hij zei: „Mary, overmorgen ga ik weg. Je weet, waarom ik wegga. Ik kan hier niet langer blijven. Maar .... ik kan niet vertrekken, zonder je gezegd te hebben, dat ik van je hou, Mary . . . .”

Mary barstte in schaterlachen uit. „Je bent een dwaas, John,” riep zij uit. „Je kunt je hart toch niet in tweeën snijden ?”

„Dat behoeft ook niet 1”

„En Daisy dan ?”

„Daisy! 1” Hij lachte verachtelijk. „Dat kind? Die kan toch niet in de schaduw staan van jou? Dat weet je zelf

Het Roemeensche Koningspaar te Genève.

Nadat een bezoek gebracht was aan den Bondsraad te Bern, heeft het Roemeensche koningspaar ook het instituut van den Volkenbond en het Internationale Arbeidsbureau bezocht. Onze foto geeft de hooge gasten op de trappen van het Paleis van den Volkenbond, (x) Sir Eric Drummond, de leider van het Centraalburean

van den Volkenbond,

ook wel. Sinds ik jou gezien heb, is Daisy niets meer voor mij I”

Weer lachte Mary. „O neen ? Daisy misschien niet, maar haar geld? Je bent heelemaal niet zakelijk meer, John !”

Ze zei het plagend.

Terwijl ze dit zei, had ze even omgekeken en gezien, dat Daisy hen van voor het raam van haar kamer, die op den tuin uitzag, gadesloeg. Nu was het oogenblik daar, bedacht Mary, om het meisje te laten zien, wat voor een sujet die man was. Zij keek John van terzijde aan, en bracht den meest verleidelijken en aanmoedigenden glimlach op haar gezicht, waarover zij beschikken kon. De oogen van den man schoten vonken. Hij greep haar handen, en terwijl hij ze met vurige kussen bedekte, riep hij : ,,Kleine duivelin, waarom drijf je mij tot het uiterste ? Je wéét heel goed, dat ik razend op je ben. Van het eerste oogenblik af, dat ik je zag, bestond er niemand anders meer voor mij op de wereld. En je zult er­

voor betalen, dat je mij gek gemaakt hebt. Je zult! Ik moet je hebben. Hóór je het ? !”

Hij knarste op zijn tanden, maar Mary rukte zich los en ontliep hem. Op het terras ontmoette zij Daisy, die er bleek en ontdaan uitzag, en alles van haar kamer af gezien had.

„O 1” riep zij uit, „nu heb ik het gezien, hij houd niet van me.

Ik haat hem nu. . . . O, hoe haat ik je,” vervolgde zij woedend tegen John, die Mary naar het terras gevolgd was.

„Je hebt mij bedrogen, en nu zie ik dat vader altijd wel gelijk gehad heeft. Je bent een gemeenerd. ... ga weg, ga weg ... 1” Het meisje brak in een huilbui uit.

De man haalde zijn schouders op, en wilde naar Mary gaan. Maar een blik uit haar oogen hield hem op een afstand. Hij zag, dat hij ’t spel verloren had, en ver­

dween. Sussend sloeg Mary haar arm om de schouders van Daisy en bracht ’t snikkende kind naarbinnen . .

Toen zij Daisy wat tot bedaren gebracht had, was Mary naar haar kamer gegaan. Zij zat nu voor het venster en overdacht dat haar taak thans ten einde was. Zij had de schuld haars vaders betaald. Maar tegen welken prijs 1 Zij, op haar beurt, had den man leeren liefhebben, wiens dochter zij voor een wreede ontgoocheling behoed had. Zij hield van Wim Derks, hoewel zij het zichzelf nauwelijks bekennen durfde. Zij drukte haar handen tegen haar wild kloppend hart, en vocht wanhopig tegen deze dwaze liefde. Het beste was maar, zoo spoedig mogelijk dit huis te verlaten, en te trachten hem te vergeten .... Zij wilde er niet aan denken, hoe hij den avond te voren haar hand had vastgehouden en tegen haar gelachen had, als om haar zwijgend te bedanken voor hetgeen zij voor hem gedaan had. Herhaaldelijk had zij zich afgevraagd, of die lach ook iets anders beteekenen kon. Soms meende zij van wèl, maar dan weer zette zij deze gedachte, die haar zelf bespottelijk voorkwam, met alle kracht van haar af. En dan dacht zij weer aan de wijze waarop hij haar naam noemde . . . was er geen innigheid in, zooals hij dien zei ? . Maar neen, neen, het was alles dwaasheid, wat zij zich in haar hoofd haalde . . Mor­

gen zou zij het huis verlaten, en dan zouden zij el­

kaar nooit meer terugzien. En hij zou misschien niet eens meer aan haar denken ....

Den volgenden morgen was Daisy niet aan het ont- Mary was alleen met Wim in de groote kamer, en zij bijt.

voelde dat het nu het geschiktste oogenblik was, om hem te vertellen dat zij haar taak als afgeloopen beschouwde, en dat zij dienzelfden dag nog zou vertrekken.

„Wil je niet nog een paar dagen blijven, Mary ?” vroeg Wim, toen zij hem haar besluit had medegedeeld. „Misschien dat je Daisy nog wat over haar verdriet kunt heen helpen.”

Hij keek haar vragend aan,en weer meende zij iets in z’n oogen te lezen, dat haar hart een oogenblik sneller kloppen deed.

Maar direct herwon zij haar zelfbeheersching. „Neen, neen,”

dacht zij. „Ik ben een dwaas. Wat voor zonderlinge gedach­

ten haal ik toch in mijn hoofd . . . .”

„Nu,” vroeg hij andermaal, „doe je het? Ik weet zeker dat Daisy het prettig zal vinden, en ik ... .”

Hij zweeg een oogenblik. Daarop, haar zijn hand over de tafel heen toestekend, zei hij: „Toe, blijf alsjeblieft nog maar’n poosje.

Ik . . . ik kan je eigenlijk óók niet goed missen . ...”

Terwijl haar hand in de zijne rustte, overtoog een diep rood haar gelaat. Zij sloeg haar oogen neer, bang nu door haar blik te verraden hetgeen er in haar omging. Maar de man bemerkte dit wel,en opstaand, liep hij op haar toe, en zei:

„Mary, mag ik het je zeggen ? Mag ik je zeggen dat ik van je heb leeren houden in den tijd dat je hier was? En dat ik je niet meer missen kan ? Je mag niet weggaan ....

toe, blijf maar, en .,. .”

Zij sloeg haar oogen niet op naar den man, die daar voor haar stond met een smeekende uitdrukking in zijn oogen. Ze kón niet antwoorden, zóó ontroerd was ze. Maar de man dacht, dat ze niet antwoorden wil­

de, omdat hetgeen ze zeggen moest, hem pijn zou doen . . . Met een zucht keerde hij zich om en liep terug naar zijn plaats, mompe­

lend : „Dwaas die ik ben, waar denk ik ook aan . . . .”

„Toe!” kwam fluisterend de stem van Mary, „wees niet boos, maar . . . .”

Met een ruk keerde hij zich om. „Neen,” zei hij, „ik ben niet boos, maar ik had kunnen begrijpen . . . .”

„Ja,” zei ze, blozend, „je hadt het kunnen begrijpen ....

dat ik ook niet dan met moeite afscheid van je kon nemen.”

„Mary 1” riep hij uit, „spreek, wat bedoel je . . . hou je ook van mij ? Toe, laat mij niet langer in onzekerheid ....”

Ze keek naar hem op. Toen lès hij in haar oogen het ant­

woord .... Hij sloeg zijn arm om haar heen, en terwijl zijn stem trilde van aandoening en geluk, fluisterde hij : „Hoe is het mogelijk, Mary .... Ik was zoo bang, dat je .... En ik hield zooveel van je, van de eerste dagen af.... en nu .... nu hou je ook van mij .... lieveling . . . .”

Zij verborg haar hoofd aan zijn breede borst .... Voor den tweeden keer had zij de schuld haars vaders betaald.

(5)

De duitsche vliegenier Schulz, in zijn glijvliegtuig waarmede hij den elfden dezer het wereld-duurrecord voor glijvliegtuigen, dat op naam van den Franschmar. Maneyrol

stond, verbeterde.

Het Amerikaansch-Dapansche conflict.

De japansche gezant te Washington Hanihara, die fel geprotesteerd heeft tegen Amerika’s be­

sluit geen Japanners meer als emigranten in de V. S. toe te laten.

De openlns der eerste Messe te Keulen.

welke Zondag 11 Mei plaats had. — Rijkskanselier Dr. Marx (1): Dr. Roesel, Direc­

teur van het Köllner Messeamt (2); President Ebert (3); burgemeester Dr. Adenauer (4) _en Dr. Str^sémann (5) bezichtigen de Messe.

E. Haenen. Prof. Dr. G. H. X W. Geesink,

Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit Dinsdag 20 Mei vierde de Hoogeerw.

Heer E. Haenen, pastoor-deken van Weert en Kanunnik van het Kathe­

draal Kapittel van het bisdom Roer­

mond.zijn gouden priesterfeest.

Een boot met drijvend achterdek.

Het achterdek van bovenstaande boot is zoodanig geconstrueerd, dat

’t bij eventueel zinken van het schip blijft drijven. Er kunnen zich ongeveer 100 personen op redden.

De verkiezingen in Frankrijk.

President Millerand verlaat met zijn beide zoons het stemlocaal.

te Amsterdam, hoopt 27 Mei a.s.

zijn 70sten verjaardag te vieren.

De Reis van het Roemeensche Koningspaar. De eerste reizende Natuurhistorische tentoonstelling.

Links. De Koning en Koningin van Roemenië brengen een bezoek aan het graf van den onbekenden soldaat te Brussel. Rechts: welke zich aan boord van een schip bevindt, en alle Nederlandsche steden bezoeken Het koninklijk echtpaar verlaat de Westminster Abbey te Londen na er een korten dienst te hebben bijgewoond. zal, is de vorige week door Dr. I. A. van Roijen (X) burgemeester van Zwolle, geopend.

Veertig jaar regent. Een delegatie van de Union des Syndicats de 1’Electriclté

Maandagmiddag 12 Mei werd in het Jan Pesynshofje te Leiden een fraaie zonnewijzer onthuld naar aanleiding bezoekt op het oogenblik ons land teneinde een indruk te krijgen van de electriciteitsvoorziening en de van het feit dat de heer N. F. Reyst (X), thans voorzitter van regenten van genoemd hofje, voor 40. jaar . industrie ten onzent. Onze foto werd den twaalfden Mei gemaakt ter gelegenheid van het bezoek der fransche

tot regent benoemd werd. ingenieurs op het Stadhuis te Maastricht.

(6)

Henkie s Zwemwedstrijd

en helderblauwe hemel, en een stralend zomer- zonnetje .... zóó begon Henkie’s dag ....

Iedere recht-geaarde jongen heeft minstens y aLz een paar maal per jaar, wat je zou kunnen noemen „zijn dag”, niet omdat hij dan jarig is, of wat dan ook, maar omdat hem dan het een of ander over komt, waardoor hij zich plotseling ver verheven ziet boven zijn kornuiten. De een heeft het, wijl hij mee mag spelen in een „hoog” elftal, een ander doordat hij een groot gat in z’n hoofd valt, of zijn arm breekt, Henkie, omdat hij zou deelnemen aan een heuschen zwemwedstrijd.

Toch had het heel wat voetjes in de aarde gehad, eer het zoover was, omdat er ook heel wat tegenwerking te over winnen was geweest.

„Verdrinken en kouvatten,” aldus definieerde moeder de schoone zwemkunst, toen Henkie desbetreffende aspiraties aan den dag begon te leggen. En als het van haar had afgehangen, zou Henkie’s kennis wat betreft het artikel water beperkt zijn gebleven tot het straaltje uit de kraan in de keuken, waar zij hem eiken morgen duchtig onder handen nam.

Maar vader, oud-zwemmer als hij was, huldigde op dit gebied andere principes, en aan hem was het voorna­

melijk te danken geweest, dat Henkie zwemmen leerde.

„Verdrinken ? 1 Wanneer verdrinkt iemand ? Als-ie niet zwemmen kan ! En wanneer kan iemand zwemmen ? Als-ie het geleerd heeft!” Vader hield van logica 1 —

„Hier pak aan, daar koop je een zwempak voor, en als je niet zorgt, dat je binnen drie maanden zwemt als een bruinvisch dan zal je ’t weten ! Begrepen?”

„Ja vader.”

Aldus aangespoord begon Henkie zijn evoluties in het natte element, en schoon in den beginne de oefeningen zich in hoofdzaak bepaalden tot het grondig natmaken en onderdompelen van de zwembroek, als-ie bij ongeluk droog-gebleven was, toen echter vader den badmeester, dien hij toevallig kende, eens een stillen wenk gegeven had, kwam Henkie niet alleen in het zwembad, maar ook in het water. En al liet moeder geen gelegenheid voorbij gaan om de zwemkunst in een zeer schadelijk en nadeelig licht te stellen, het hielp niets.

Zag Henkie wat bleek en betrokken, dan kwam dit door het zwemmen.

„Zie je wel,” placht zij te zeggen, „dat heb je er nu van.

Kou gevat! Wat ik je zeg, dat draait nog uit op longont­

steking, of tering, of . . ..”.

„Wat of, of. . . .” deed vader dan. „’t Jong zit te veel in huis. Heb je al gezwommen vandaag?”

„Nee vader”.

„Wat? Nog niet gezwommen? Wil je dan wel eensgauw maken, dat je ..,

Zoo leerde Henkie, moest hij wel; tot de jongens — en die konden het

weten — eenparig verklaarden, dat Hen­

kie zwemmen kon.

Toen kwam de groote zwemwed­

strijd in ’t zicht. En de badmeester, in een lollige bui, had ge­

zegd: „Henkie, mee­

doen hoor! Ik zie jou nog ’r is een eersten prijs weghalen.” Wat deze, begrijpelijker­

wijze zeer gevleid door zoo’n waardee- ring uit den mond van iemand, die ’t weten kon, met schit­

terende oogen thuis oververtelde. Moeder had wat gelachen, meewarig schouder­

ophalend,maarvader, denkend aan ziin eigen jeugd-aspira- ties, was enthousiast geworden.

„Henkie,” zei hij,

„jij zwemt mee. En jij wint den eersten prijs I Goed begre­

pen ?”

„Ja vader.”

En den volgenden dag al prijkte Hen­

kie’s naam temidden van die der overige deelnemers. Maar hiermede was het nog niet afgeloopen. Al steeg hij nu ook weer eenige meters in de achting van de ka­

meraden, en al kon hij nu zwemmen, hij

Oud-Groninger ‘Kleederdr achten.

Een zeer interessante foto, niet het minst ook door het interieur, eenz.g. Westerwoldsche kamer, waarin zij werd gemaakt. De oude Groninger kleederdrachten behooren nu tot het verleden. De groote industrieele ontwikkeling van deze noordelijke provincie heeft hiertoe zeker het hare bijgedragen. — Men lette vooral op de zijden spek die aan den zolder hangen en op den mand waarin de tortelduif zit. Een nadere beschouwing zijn bovendien de fraaie schouw, de tinkast en de bedstede (in den muur links), en

last but not least de fraaie costuums zelve, ten volie waard.

moest toch nog heelemaal klaargemaakt wordèn voor den wedstrijd.

En daarvoor zorgde vader. Tenminste voor het theo­

retische gedeelte. Met een gezicht van „luister-naar-je- vader” onthulde hij zijn zoon alle heimelijke handigheidjes en trucjes, nu eenmaal onmisbaar voor den wedstrijd- zwemmer, listigheidjes, zooals alleen „lui van het vak”

ze weten te debiteer en.

En Henkie zwom, en beoefende de practijk, deed aan ademhalingstechniek, wist met bekwamen spoed van start te gaan, in het „zog” van een voorganger te blijven om op het juiste oogenblik te passeer en. En den dag, voorafgaande aan dien van den grooten wedstrijd,

Oud-Groninger ‘ Kleederdrachten.

De beide personen op onze foto zijn geheel gekleed in de oude Groninger dracht, welke thans niet meer gezien wordt. De hoed, dien een der heeren op zijn knie heeft, en die het eigendom is der stad Groningen, die hem in bruikleen afstond aan het Museum te Groningen, dateert uit 1685 en werd gebruikt bij het verkiezen van Raadsheeren. De twintig witte en zeven zwarte boonen werden erin gedaan en door de gezworenen der gemeente eruit gehaald. Zij die de zwarte boonen trokken, mochten de raadsheeren helpen kiezen.

kreeg hij zijn laatste theorieles. Maar juist het toen behandelde bleek een onmisbare voorwaarde, om een wedstrijd te winnen, zonder strijd.

„Als het schot knalt, dan duik je. Je blijft zwemmen onder water, zoolang je kunt. Dan kom je boven, en je zal zien, dat je al de anderen vóór bent, omdat jij onder water zwom. Dat is een geheim van mij en daarom vertel ik het je nou pas, anders zwommen ze mórgen allemaal onder water. En als je nu bovenkomt, waag je ’t niet

om te kijken ! Je zwemt door, en je blijft voor ! En je wint den eersten prijs. Goed begrepen ?”

„Ja vader.” En het klonk nu wel wat benepen.

Lachend schoot de zon haar stralen over het kabbelende water van het groote zwembassin. Overal wapperden vroolijk de vlaggen, en op het plankier rondom begon het belangstellend publiek zich reeds te verdringen.

Heeren ordebewaarders en andere „officials” liepen zich al in het zweet, en hier en daar kon men al een van de deelnemers opmerken, die zich in badkostuum, door vader of moeder, of „meer toekomstige” familieleden lieten bewonderen.

Ook Henkie was er al. Klein, smal ventje in zijn zebra­

achtig zwempak, praatte-ie wat met vader, die getuige wou zijn van zoontje’s triomf, en ontving hij zijn laatste instructies.

„Dus je duikt direct onder, en je zwemt zoo hard als je kunt en dan hoe langer hoe harder, tot je niet meer kunt. Dan kom je boven. Dus wat doe je nou ?”

„Ik duik onder, vader, en zwem nog harder dan ik kan. En dan mag ik boven komen.”

„Goed zoo. En natuurlijk win je den eersten prijs 1 Begrepen ?”

„Ja vader.”

De bel luidde voor den start, en de deelnemers verza­

melden zich, vroolijk-kleurige groep, van krachtige, gebruinde, maar ook bleeke, magere „spes patriae”.

En door een scheepsroeper werd aangekondigd :

„Borstzwemmen voor juniores. Afstand 100 meter.”

En een ander jury-lid stelde de mededingers op in een rechte lijn. „De afstand is juist de lengte van het bad.

Eerstaankomende is hij, die het eerst den kant ginds an- tikt. En die wint het,” beloofde hij.

Midden-in lag Henkie, een beetje van d^wijs gebracht, omdat hij, toen hij in ’t water sprong, lachend iemand hoorde verzekeren : „Pas op, nou loopt het bad over I”

Hij keek naar het einddoel, waar hij als eerste moest aan­

komen, en dan zag hij het publiek rondom ; en zijn hart bonsde, als hij dacht, hoe het straks zou juichen.

Daar stond vader, zou die ook .meejuichen ? Vader kon goed schreeuwen, erg hard I

„Pang”, knalde het start-schot 1

„Plons,” deed Henkie, belofte-getrouw onderduikend.

Met alle kracht roeide hij, armen en beenen stevig uit- slaand, en hij voelde, hoe hij vooruit schoot, hoe het water suisde in zijn ooren. Maar ook kreeg hij het benauwd, geregeld kwam wat water in zijn neus. Toch maar vol­

houden, nog één slag en nog één 1 Het bloed hamerde in zijn.slapen, en hij kreeg het gevoel of hij stikken zou.

„Naar boven,” flitste het door z’n brein, ’t Was hoog tijd, want hij voelde een duizeligheid, en voor z’n oogen zag hij een floers als van bloed...

Rood van benauwdheid verscheen Henkie’s hoofd boven de oppervlakte. Maar onder het even ademschep­

pen, overtuigde-ie zich bliksemsnel, dat niet één van de mededingers hem vóór was ! En daar, een meter of zes vooruit zag hij den kant al! „Nu zwemmen, zooals je nog nooit gezwommen hebt 1 Hoor de menschen jui­

chen, en kijk hoe ze wijzen naar hem 1 Was dat z’n vaders stem niet? Ja hoor, wees maar gerust, ik win den eersten prijs.

Wat lachen die men­

schen toch ! Ha, ein­

delijk, daar is de kant I”

Met knikkende knieën beklom Henkie het trapje. „Gewon­

nen! Maar waarom wijzen de menschen naar hem, en waar­

om lachen ze zoo ? Lachen ze hem uit?

En waar blijven de anderen ?”

Arme Henkie! Ach­

ter hem zwommen wel-is-waar z’n mede­

dingers, maar . .. zij zwommen juist den anderen kant uit, als hij gekomen was.

En eerst later be­

greep hij waarom het publiek zoo gelachen had, toen hij bij het boven water komen totaal de richting kwijt geraakt was en zoo als ’t ware op z’n schreden terug­

keerde.

Zoo eindigde Hen­

kie’s eerste, maar ook tevens laatste zwemwedstrijd op een zeer zonderlinge manier... hij ein­

digde bij het begin ! Nel.

(7)

(Slot)

7)

EENIGE INDRUKKEN EN BE­

SCHOUWINGEN OVER HON ­ GARIJE EN ZIJNE BEVOLKING

DOOR HENRY J. VAN NOPPEN J.Hzn O.-I. AMBTENAAR M. V.

«

e zoutmijnen zijn vrijwel alle verloren gegaan, evenals de rijke ooft- en groentenkweekerijen ; dr de linnenfabrieken zijn van hare grondstoffen be roofd ; de kapokindustrie heeft zware schade ge- leden, waardoor duizenden vrouwen, en kinderen C werkloos zijn geworden.

De grondstoffen, die de Hongaarsche industrie noodig heeft, moet zij nu door import zich verschaffen ; de afzetge­

bieden in de steden van het vroegere Groot-Hongarije zijn grootendeels verloren gegaan, terwijl de handel met de aangrenzende streken door de hooge tollen en de moeilijk­

heden aan de grenzen vrijwel onmogelijk is gemaakt.

De gevolgen van deze oeconomische crisis openbaren zich op eene verschrikkelijke wijze.

De aanblik van uitgemergelde bedelaren in de straten maakt helaas eene wandeling door deze schoone stad dikwerf tot eene beproeving.

Als men ziet, hoe studenten en ontslagen beambten in onderaardsche kelders een zeer karig maal nuttigen, veelal niet dan door liefdadigheid hiertoe in staat gesteld, dan

Het Grandhofel met de beroemde medicinale baden van St. Êucas.

stemt dat wel treurig. Het werpt een schel licht op de verwoesting van het intellectueele leven.

De studenten-hulporganisaties strijden moedig tegen deze ellende, maar de ontelbare moeilijkheden, die aan dit pro­

bleem verbonden zijn, gaan boven hare kracht.

Het zou interessant zijn te vernemen, afgezien van moreele overwegingen, in hoeverre speciaal de onteigening van Hon- gaarsch grondbezit in Zevenburgen, voor de wereld in oeco- nomisch opzicht voordeelig zou zijn.

De inkrimping van de grens heeft verhoudingen geschapen, welke het uiterst moeilijk, ja zeer bezwaarlijk maken, de stedelijke bevolking geregeld van het noodige voedsel te voorzien.

Hongarije heeft den Volkenbond om eene financieele ondersteuning verzocht en naar het schijnt, bestaat hiervoor alleen in Engeland veel sympathie. !)

Verder hoopt men ook, dat de vraag omtrent het Hon- gaarsch bezit in Zevenburgen nogmaals aan een onderzoek onderworpen moge worden.

panorama, geaien van het koninklijk Paleis uit. Op den achtergrond het midden in den Oonau gelegen TAargaretheninsel.

Waarschijnlijk zullen deze beide pogingen niet het succes hebben, dat men zoo vurig wenscht.

Het geduld en de waardigheid, welke de Hongaren aan den dag leggen, terwijl hun lijden met den dag zwaarder wordt, doen onwillekeurig den wensch uitspreken, dat spoedig daadwerkelijke hulp geboden wordt onder zulke voorwaarden dat verdere ontmoediging uitgesloten zij.

De laatste persoon, met wien ik op deze bijeenkomst der regeeringspartij sprak, was het parlementslid,

Graaf Szechenyi.

Toen ik Z. Ed. de opmerking maakte, dat het volgens mijne bescheiden meening Hongarije ook mankeerde aan eene goede buitenlandsche pers, die meer licht zou kunnen werpen op dit schoone land, beaamde Z. Ed. dit ten volle.

Het is'hier, m.i., natuurlijk eene valuta-kwestie.

Voor zulk een onderscheiding, waartoe ik in staat gesteld werd door mijnen vriend en medicus,

Dr. Ödön Tuszkai. wil ik hierbij openlijk mijn dank betuigen.

Het schitterende bankgebouw van de Oostenrijksch- Honqaarsche öank

©e TFvenue ftdkócai.

Hongarije met zijne lage valuta kan niet concurreeren met de omringende staten die eene, in verhouding tot Hongarije, hooge valuta hebben en daardoor een buitenlandsche pers kunnen betalen.

Is het een wonder, als ik beweer, dat ik met bijzonder vee) genoegen een avond heb doorgebracht in het Casino van een groep menschen, die toch zeker bevoegd zijn tot het uit­

spreken van een oordeel en waar ik zeer veel interessants mocht vernemen over een land en volk, die mij in de hoogste mate belang inboezemen ?

Eén ding wil ik slechts nog vermelden, n.1. dat niet Graaf Bethlen alleen zijn warmen dank uitsprak voor hetgeen Holland gedaan heeft en nog doet voor Hongarije, maar dat integendeel elke Hongaar, met wien ik sprak, dadelijk op enthousiaste wijze hetzelfde deed, zoodra hij maar vermoeden kon te doen te hebben met een Hollander.

De dankbaarheid der Hongaren tegenover ons Hollanders grenst aan het ongelooflijke, terwijl wij toch betrekkelijk slechts weinig voor hen hebben gedaan.

Is te Budapest niet o.3. als een treffend staaltje van dank baarheid tegenover Holland eene schoone allee omgedoopt in:

Koningin Wilhelmina Allee?

Gaan er niet te Budapest stemmen op, om het contact met Holland niet te verliezen, om de kinderen, die uit Hol land terugkeeren, voortgezet onderricht te doen geven in de Hollandsche taal ? 2)

Als men zulke dingen ervaart, kan men dan nog twijfelen, of de dank wel oprecht gemeend zou zijn ?

Verdient zoo’n volk dan niet, dat het in alle opzichten., wordt geholpen en is het niet onze onafwijsbare plicht zulks te doen ?

Als de naam van Holland in Hongarije zoo hoog in eere wordt gehouden, hebben wij dit grootendeels ook te danken aan onzen Zaakgelastigde, den Heer

Jhr. MICHIELS van Verduynen

en onzen Consul-Generaal, den Heer

J. Clinge Fledderus,

met wien ik op allerhartelijkste wijze in kennis mocht komen.

Hij deelde mij vele intieme aangelegenheden uit het Hon­

gaarsche leven mede, waardoor mijne belangstelling voor Hongarije zoo mogelijk nog is aangewakkerd. Het is mij eene behoefte hiervoor mijn innigen dank uit te spreken.

Moge dit kleine opstel bijdragen tot meer kennis en meer belangstelling voor het schoone land :

Hongarije

en ... .

Zijne Bevolking.

’s-Gravenhage, December 1923.

1) Men dient er rekening mede te houden, dat het artikel ultimo Decem­

ber 1923 door den schrijver werd beëindigd.

2) Er is thans in Budapest door prof. Sebestijén een Hollandsche school gesticht om de kennis van de Nederl. taal bij de Hongaarsche kinderen, die in Nederland geweest zijn, levenaig te houden.

Een kieine honderd leerlingen volgt het onderwijs.

(8)

Een verhaal uit Zuid=Arabië ft door NIELS MEYN

Geautoriseerde vertaling uit het Deensch zjé4

5)

/***ƒ! <- een vreeselijkeii vloek sprong hij

** vooruit, met den dolk om zich heen schermend — zoodat de verschrikte -/ r/o o vleermuis ijlings de vlucht nam.

cr-°^ Met een fikschen houw sneed hij

’t gordijn stuk en viel in de armen van Elver en John Stringer, die hem fluks ontwapenden. Toen tuimelde hij op den grond en verloor zijn bewustzijn. Ditmaal duurde het veel langer eer hij weer bijkwam en toen dat eindelijk gebeurde, was het haast avond. Hij lag in zijn tent, met een koud verband om ’t voorhoofd.

Heavenson zat bij hem op een vouwstoeltje met aan­

dacht naar hem te kijken. Zoodra hij de oogen opsloeg, reikte de zendeling hem zijn veldflesch. „Neem een slok cognac,” riep hij, „zie zoo, dat gaat best. En pro­

beer nu of u wat kunt eten.” Er stond een goed voorzien blad naast hem en Holst viel er hongerig op aan. Hij at zonder een woord te spreken, en pas toen hij heelemaal klaar was, stak hij zijn beenen bui­

ten ’t veldbed en stond op. Hij schudde ’t hoofd.

De zendeling lachte. „Wees maar bedaard, ’t Heeft heusch allemaal niets te beduiden. Alleen moet u zich niet meer in de woestijnzon wagen zonder hoed en op uw nuchtere maag.”

„Ja maar, die stemmen,” fluisterde Holst.

Heavenson lachte weer. „Dat is een heel gewoon woestijn-verschijnsel — even bekend als de luchtspie­

gelingen. Wanneer men niet gewend is aan de sterke lucht en bovendien zoo onvoorzichtig is als u, dan lijdt zelfs de gezondste mensch aan zinsbedrog. Zelfs de woestijnbewoners, die aan sterke vermoeienissen blootstaan, hooren soms een roepende stem, soms zelfs meer stemmen, die tot hen spreken. In ’t Arabisch heet dit verschijnsel el Hatif. In Afrika komt precies

’t zelfde voor, daar heet de stem, die men zich ver­

beeldt te hooren, Radschl, een woord, dat is afgeleid van Radschul, wat wil zeggen : man, omdat ’t verschijnsel

’t best te vergelijken is met het menschelijk beeld dat het oog bedriegt. De algemeen aangenomen verkla­

ring is, dat men eenvoudig geen baas meer is over zijn zinnen.”

Holst bleef even voor zich kijken. Op dat oogenblik stak Elver zijn hoofd door de tentopening.

„Nu, hoe gaat ’t met de demonen ?” riep.hij met een breeden glimlach.

„Best,” antwoordde Holst, die nu weer heelemaal zichzelf was, „ik moet je hartelijk van hen groeten.”

„Maar je moet niet zoo vreeselijk vloeken,” zei de ingenieur, „toen we in de zaal kwamen hoorden we je verwenschingen, je vloekte gewoon alle duivels uit de hel bij elkaar.” Hij kwam binnen en ging zitten.

„We misten je van morgen en trokken er dadelijk op uit om je te zoeken. Professor Oakland werd fanatiek toen hij den muur met inscripties vond. Daar heeft hij den heelen dag in gesnuffeld. We hebben hem haast met geweld mee moeten sleepen om te gaan eten.

Als hij zijn zin krijgt, wat ik niet hoop, komen we hier vooreerst nog niet vandaan.” Elver streek een lucifer af en stak zijn pijp aan ; toen ging hij zonder zich te geneeren op ’t bed van Holst liggen en begon te dampen als een stoom-dorschmachine van twintig paarde- kracht.

Hoofdstuk IV.

BAHR AS — SAFFI.

Elver’s vermoedens bleken juist te zijn, want het kostte ontzettend veel moeite om den professor mee te krijgen, toen Clarcke eindelijk bevel gaf tot opbreken.

Het was immers gebleken, dat het gevonden paleis hoogst interessante gegevens bevatte uit een vervlogen tijdperk. Volgens de meening van den professor, was deze plaats e’en soort van afgelegen lustslot geweest, waar de Mineïsche koningen in overoude tijden — mis­

schien duizend jaar vóór Christus — een paar weken van rust haddèh genoten in de oase in ’t hart der woestijn, ver van alle drukte en gewoel.

’t Was niet gemakkelijk om den ijverigen geleerde er toe te bewegen, de begonnen onderzoekingen te staken en slechts de hoop om verderop nieuwe over­

blijfselen uit ’t verleden te vinden bewoog professor Oakland ten slotte om zijn boel op te pakken.

Daarna werd de reis voortgezet. In korte dagmar- schen drong men steeds dieper door in het onbekende binnenland van Zuidoost-Arabië. En iederen dag werden de eindelooze woestijnvlakten troosteloozer en woester. Naar alle hemelstreken zag men slechts den onafgebroken horizon. En onder de brandende zon lag het woestijnzand als een oneindige, wit-gele vlakte, die zoo mogelijk nog kaler en doodscher leek door den aanblik van de grillig gekartelde rotsen die hier en daar opstaken.

Stringer was juist teruggekomen van een lange lucht­

excursie. Hij had een noodlanding moeten doen en het was een wonder, dat er geen ongeluk was gebeurd.

Door de zengende zon was het benzinereservoir zoo sterk verhit geraakt, dat allen verbaasd waren, dat het niet ontploft was.

„’t Eind zal nog zijn, dat ’t kwik in den thermometer

De monarchlsten-parade te Malle.

Zondag 11 dezer had te Halie a/S. ter gelegenheid van de onthulling van het standbeeld voorvon Moltke, dat in het begin van het vorige jaar door een bom vernield werd, een parade van monarchisten plaats, die tot bloedige botsingen geleid heeft. Het was de eerste demonstratie van dien aard die in Noord-Duitschland gehouden werd. Dat men speciaal Halle koos om zijn machtsvertoon te ontplooien zal wel voor een groot gedeelte zijn reden vinden in het feit, dat deze plaats vroeger het bolwerk van socialisten en communisten was. Onze foto’s geven, hierboven: de parademarsch met de ongeveer 2000 vaandels. Beneden: Von Ludendorff (1), de vroegere minister van oorlog von Heeringen (2) en Prins Oskar slaan als vertegen­

woordigers van het oude (en wederom nieuwe?) Duitschland het défilé der demonstranten gade.

gaat koken,” barstte hij uit, toen hij zijn droge keel gelaafd had met het krap toegemeten slokje lauw water dat dokter Holst hem toereikte. „Foei, die dronk was bitter, maar gelukkig zal.’t niet lang meer duren of we krijgen verse hen voorraad.” Hij wees met de hand naar ’t Noordoosten.

„In die richting heb ik open water geobserveerd. — Een heel meer was ’t.”

In kapitein Billstone’s blauwe oogen kwam een tinteling van hoop. Hij leefde op, toen hij hoorde van een groot meer. Die slakketocht door ’t aller­

droogste land van de wereld beviel den ouden zee­

man in ’t geheel niet.

Heavenson ontnam Jhem echter al gauw alle hoop,

„’t Moet een vergissing zijn,” riep hij. „We bevinden ons op vele honderden kilometers afstand van de zee.

En in deze woestijn is geen open water, dat is absoluut, zeker.”

„Dan moet ’t al een buitengewoon natuurgetrouwe luchtspiegeling zijn geweest,” riep Stringer. „Ik zag heel duidelijk de vooruitspringende rotsen die steil afdaalden naar een reusachtige witte watervlakte.

Als dat toestel geen kuren had vertoond,” en hij wees met zijn duim over zijn schouder heen naar het vlieg­

tuig, „dan was ik ’t zelf nader gaan onderzoeken.”

„Gewoonlijk vertoonen luchtspiegelingen zich niet op die manier,” gaf de zendeling toe, „’t is natuurlijk mogelijk, dat u gelijk hebt. Maar dat moet de tijd lee- ren. ’t Zou heel interessant zijn, als we hier in de woestijn een binnenmeer ontdekten.”

„Meer dan ontdekkers-vreugde zullen we er niet van hebben,” meende Elver, „gesteld dan dat zoo’n meer bestaat, dan is ’t hoogst waarschijnlijk een zout- watermeer.”

„In ieder geval moet hier water zijn,” zei opeens kapitein Billstone, wiens scherpe blik een kleine kudde gazellen had waargenomen, die opdoken uit een rotskloof. De kleur van de slanke dieren smolt bijna met ’t woestijnzand samen en als de zeeman er niet de aandacht op had gevestigd, zou zeker niemand ze hebben gezien. Nu werden al de kijkers op de gekar­

telde rotsen gericht. De mooie dieren stonden doodstil en tuurden onderzoekend naar de expeditie, die zoo ongemotiveerd opdook in ’t anders zoo verlaten land.

Clarcke greep zijn karabijn, waarvan de kogel ver droeg en zijn verbeelding tooverde hem al een versch gebraden wildbout voor, toen de voorste gazelle eens­

klaps rechtsomkeert maakte. Bliksemsnel verdween de gansche kudde in de nauwe kloof om terstond weer te voorschijn te komen aan den anderen kant van de lage rotsen. Met groote sprongen stoven ze over ’t zand. Hiermede was alle hoop op een lekker boutje voor ditmaal verdwenen.

Stringer en zijn bestuurder schroefden het vlieg­

tuig uit elkaar en een paar uur later werd de tocht voortgezet, totdat men de rotspartij bereikte waar de dieren zich hadden vertoond. Hier werd ’t kamp opge­

slagen en begon het inspannend werk van de water­

voorziening.

Eerst werd het zand ter zijde geschoffeld en daarna werd er gegraven tot men op grondwater kwam, dat daarna met groote moeite in emmertjes werd opgehaald.

Het warme, kwalijk riekende vocht dat nog uit het vorige kamp in de zakken was overgebleven mochten de kameelen opslurpen. Toen werden de zakken opnieuw gevuld en werd aan ieder op zijn beurt een karig rantsoen uitgedeeld. Op water moest erg beknib­

beld en bezuinigd worden, want er was geen bron, waar ’t uit opwelde. Neen, de kostbare drank siepelde druppelsgewijs op den bodem van den diepen put, die leeg was telkens nadat er een paar emmers gevuld waren. En ’t was volstrekt niet zeker dat het water zou blijven vloeien. Naar alle waarschijnlijkheid zou de put morgen zijn uitgedroogd. Bij den eersten storm zou hij door ’t zand worden dichtgestoven en niets zou er later van spreken dat hier menschen hun brandenden dorst hadden gelescht.

Terwijl dit moeilijke werk aan den gang was, werd de veldkeuken opgeslagen en werden onder de ketels vuren van gedroogden kameelmest aangestoken.

Groote blikken geconserveerd vleesch en groente werden opgewarmd en de inhoud onder de leden der expeditie verdeeld.

„In zekeren zin is ’t maar goed, dat we geen wild­

braad bemachtigd hebben,” merkte Elver op, „we hadden toch geen brandstof gehad om ’t vleesch behoorlijk klaar te maken.”

„Ons gewone eten is ook heusch goed genoeg,”

vond kapitein Billstone. „Al de jaren dat ik gevaren heb, had ik ’t nooit zoo goed als nu. Maar helaas is

’t niet ’t eten waar ’t bij mij opaan komt,” ging hij door met een ontevreden gebrom.

„Daar hebt U gelijk in,” riep de zendeling, „ik voor mij zou gerust kunnen leven van een slok water en een hand vol dadels. Ik geef niets om eten.”

Op dat oogenblik werd er een groote schotel met dampend vleesch en groente opgediend en Heavenson vergat totaal, dat ’t voedsel maar zoo’n onderge­

schikte rol voor hem speelde. Hij nam een flinke portie en versmaadde ook niet het kopje koffie achterna en het glaasje whiskey met water.—De pijpen werden aangestoken en de siësta begon. De zon was op 't punt van neer te dalen achter den gloeienden woestijnrand en de avondkoelte werd merkbaar.

„Nu is ’t woord aan den professor,” zei Clarcke,

„vertelt u ons nu nog wat meer van die verdwenen cultuurvolken.”

Oakland was dadelijk bereid. Hij ging overeind zitten en begon :

„Ik meen, dat ik den laatsten keer verteld heb, dat het glanstijdperk van het Mineïsche rijk juist viel aan het begin van het laatste duizendtal jaren vóór Chris­

tus. Toen was Zuid-Arabië het groote centrum voor den wereldhandel der oudheid. In de vruchtbare streken van Jemen en Hadramaut, die besproeid werden door middel van reusachtige dijk- en kanaalstelsels, groeide de wierookboom en daarvan kwam de myrrhe.

Hier lag ook, zooals gezegd, het rijke goudland Ophir uit het Oude Testament, vanwaar koning Salomo, eeuwen later, goud liet halen.

(Wordt vervolgd.)

(9)

De Koepoort te Enkhulzen. Het jubileum van ,,Zandbergen”.

De Maatschappij tot opvoeding van weezen en andere minderjarigen in het huisgezin „Zandbergen" te Amersfoort herdacht 19 Mei haar 50-jarig bestaan. Onze foto geeft een groepje der bewoonsters in den

tuin. Op den achtergrond het gebouw.

De openlng der Nijverheidsschool voor meisjes te Arnhem.

Groep officieele personen, die bij de openingtegenwoordig waren. (1) De burgemeestervan Arnhem; (2) Min. de Visser; (3) Mevr. Monchy,echtge- noote van den burgemeester; (4) de voorzitter der school, de heer

C. N. v. d. Schooren.

De herdenking der eerste Vredesconferentie.

Links: de zoon van Baron d’Estournelles de Constant, die de rede, welke zijn eenige dagen geleden overleden vader voornemens was te houden, voorlas. Rechts: Mr. J.JLimburg, voorzitter der vereeniging Volkenbond en Vrede, die het heengaan van baron d’Estournelles de Constant herdacht

en hierna een rede over de Vredesbeweging hield.

die een ernstige belemmering voor het ver­

keer opleverde, blijft behouden. Aan beide zijden van de poort zal een drie meter breede weg worden aangelegd ten behoeve van voet­

gangers en fietsers.

De herdenking der eerste vredesconferentie.

De heer Chr. Lange, secretaris van de Interparle­ mentaire Unie, zijn voordracht houdend.

De herdenking der eerste vredesconferentie.

De heer H. Ch. G. J. van der Mandere (links), secretaris van de vereeniging Volkenbond enVrede,

in gesprek met Mr.J. v. Limburg.

De herdenking der eerste Vredesconferentie.

Links: oud-Minister Treub, poseert na het verlaten der bijeenkomst in de Ridderzaal, voor onzen fotograaf. Rechts:

De heer Albert Vogel, die tijdens de bijeenkomst een frag­

ment voorlas uit Sophocles’ Antigone.

De herdenking der eerste Vredesconferentie in de Ridderzaal te ’s-Gravenhage op Zaterdag 17 dezer.

De internationale tenniswedstrijden van D.V.V. te Amsterdam.

De heer Raymond (Zuid-Afrika) die een fraaie overwinning wist te behalen op onzen landgenoot

Van Lennep.

Sem Dresden.

Tot directeur van het Conservatorium der Mij. totbevordering der Toonkunst! e Amster­

dam, is benoemd de neer Sem Dresden.

Ds. F. W. N. Hugenholtz, die op 56-jarigen leeftijd te Utrecht

overleed.

De installatie van Prof. Treub (X) als Voorzitter van de Algemeene Vereeniging tot Be­

vordering van het Vreemdelingenverkeer in het gebouw der K. N. A. C. te ’s Gravenhage.

De Internationale tenniswedstrijden van D.V.V. te Amsterdam.

Rechts onze landgenoot v. Lennep die den Zuid-AfrikanerRichardson (links)versloeg.

____________________

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ICAV staat hier voor het Interuniversitair Centrum voor Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht.. Dit centrum werd ondertussen al zes jaar geleden in Antwerpen boven de

De verschillen tussen deze species zijn voor- namelijk te vinden in de dikte en de kleur van de naalden en de vorm van de kegels.. Andere belangrijke determineersleutels zijn

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

Sprenger van Eijk, Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk

(dus: Jan zei, dat zijn broer ziek is geweest). Aldus werd het kaartbeeld vertroebeld en misschien gedeeltelijk onjuist. Het is inderdaad waarschijnlijk dat de tijd van het hulpww.