IAK-FORMULIER WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE WEB INZAKE HET VERSTREKKEN VAN AANVULLENDE MIDDELEN I.V.M. BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN (W7214.K-1)
Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)
Het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving bevat normen waaraan goed beleid of goede regelgeving dient te voldoen. Uitgebreide informatie vind je op www.naarhetiak.nl (klik dan op de tekst “Naar het IAK” in de linker kolom).
1. Wat is de aanleiding?
De afgelopen jaren zijn een aantal keren aan individuele mbo-instellingen aanvullende middelen verstrekt voor bijzondere, onvoorzienbare omstandigheden. Hiervoor moest telkens incidenteel dekking worden gevonden op de OCW-begroting en gebruik worden gemaakt van een andere wettelijke grondslag dan de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).
2. Wie zijn betrokken?
De door OCW bekostigde mbo-instellingen en de MBO Raad als hun vertegenwoordiger.
3. Wat is het probleem?
Zoals eerder aangegeven zijn de afgelopen jaren een aantal keren aan individuele mbo-
instellingen aanvullende middelen verstrekt voor bijzondere, onvoorzienbare omstandigheden. Nu is de mogelijkheid om aanvullende middelen te verstrekken aan een individuele mbo-instelling alleen in de WEB verankerd voor het geval van een onevenredig grote toename van het aantal deelnemers ten opzichte van het voorafgaande jaar.
4. Wat is het doel?
In de WEB verankeren dat individuele instellingen in geval van bijzondere, onvoorzienbare omstandigheden aanspraak kunnen maken op aanvullende middelen. Tevens moeten de
verstrekte aanvullende middelen geheel of gedeeltelijk in mindering gebracht kunnen worden op de rijksbijdrage in latere jaren.
Voorkomen dat er incidenteel naar dekking gezocht moet worden op artikel 4 van de OCW- begroting of een incidentele uitname uit het macrobudget voor de mbo-instellingen met worden gedaan. Dit kan door hiervoor jaarlijks vooraf een reservering te maken. Niet bestede
aanvullende middelen uit de reservering en teruggevorderde middelen worden aan het einde van het jaar toegevoegd aan het macrobudget voor de mbo-instellingen, zodat deze middelen wel ten goede komen aan de mbo-instellingen (dit zal worden geregeld bij amvb op grond van artikel 2.2.4, vierde lid, WEB).
5. Wat rechtvaardigt overheidsinterventie?
De mbo-instellingen worden door het ministerie van OCW bekostigd. De minister van OCW is ten allen tijde verantwoordelijk voor de continuïteit van kwalitatief goed mbo-onderwijs. Om deze verantwoordelijkheid waar te maken kan het nodig zijn om in geval van bijzondere,
onvoorzienbare omstandigheden middelen te verstrekken aan individuele mbo-instellingen.
6. Wat is het beste instrument?
Mbo-instellingen worden bekostigd op basis van de WEB. Het is daarom wenselijk om ook aanvullende middelen te kunnen verstrekken en eventueel terug te vorderen op basis van de WEB. Dit is conform de werkwijze in andere onderwijssectoren.
7. Wat zijn de gevolgen voor burgers, bedrijven, overheid en milieu?
Dit wetsvoorstel heeft alleen gevolgen voor de door OCW bekostigde mbo-instellingen. Deze instellingen kunnen nu aanvullende middelen krijgen indien sprake is van een onevenredige grote
toename van het aantal studenten (artikel 2.2.3, eerste lid, van de WEB). In bijgevoegd wetsvoorstel wordt voorgesteld om deze mogelijkheid te verruimen. Aanvullende middelen kunnen dan ook aan individuele instellingen worden verstrekt bij andere bijzondere
omstandigheden die naar redelijkheid en billijkheid niet uit de rijksbijdrage kunnen worden bekostigd. Het moet dan altijd gaan om heel bijzondere omstandigheden. Dit betekent in elk geval dat zij bij een normale bedrijfsvoering niet voorzienbaar zijn. Tevens wordt geregeld dat de verstrekte aanvullende middelen geheel of gedeeltelijk in mindering gebracht kunnen worden op de rijksbijdrage van de instelling in latere jaren.