IAK-FORMULIER ONTWERPBESLUIT INZAKE NIET BESTEDE EN TERUGGEVORDERDE AANVULLENDE MIDDELEN IN VERBAND MET BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN
Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)
Het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving bevat normen waaraan goed beleid of goede regelgeving dient te voldoen. Uitgebreide informatie vind je op www.naarhetiak.nl (klik dan op de tekst “Naar het IAK” in de linker kolom).
1. Wat is de aanleiding?
De afgelopen jaren zijn een aantal keren aan individuele mbo-instellingen aanvullende middelen verstrekt voor bijzondere, onvoorzienbare omstandigheden. Hiervoor moest telkens incidenteel dekking worden gevonden op de OCW-begroting en gebruik worden gemaakt van een andere wettelijke grondslag dan de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).
In de WEB zal worden geregeld dat aan individuele instellingen aanvullende middelen kunnen worden verstrekt bij bijzondere omstandigheden die naar redelijkheid en billijkheid niet uit de rijksbijdrage kunnen worden bekostigd. Hiervoor zal een bedrag worden gereserveerd uit artikel 4 van de OCW-begroting.
2. Wie zijn betrokken?
De door OCW bekostigde mbo-instellingen en de MBO Raad als hun vertegenwoordiger.
3. Wat is het probleem?
De reservering voor de aanvullende middelen bij bijzondere omstandigheden gaat ten koste van het macrobudget van de mbo-instellingen. Daarom moeten niet bestede en teruggevorderde aanvullende middelen ten goede komen aan de mbo-instellingen.
4. Wat is het doel?
Niet bestede aanvullende middelen uit de reservering en teruggevorderde middelen moeten aan het einde van het jaar toegevoegd worden aan het macrobudget voor de mbo-instellingen, zodat deze middelen wel ten goede komen aan de mbo-instellingen.
5. Wat rechtvaardigt overheidsinterventie?
De mbo-instellingen worden door het ministerie van OCW bekostigd. De minister van OCW is ten allen tijde verantwoordelijk voor de continuïteit van kwalitatief goed mbo-onderwijs. Om deze verantwoordelijkheid waar te maken kan het nodig zijn om in geval van bijzondere,
onvoorzienbare omstandigheden middelen te verstrekken aan individuele mbo-instellingen.
Daarbij is het belangrijk dat het macrobudget voor de mbo-instellingen goed voorspelbaar is en incidentele uitnames zoveel mogelijk te voorkomen. Dit kan door vooraf een reservering te doen.
Deze reservering gaat ten koste van het macrobudget van de mbo-instellingen. Het niet bestede deel van de reservering en teruggevorderde middelen dienen terug te vloeien in dit
macrobudget..
6. Wat is het beste instrument?
Een regeling op grond van artikel 2.2.4, vierde lid, WEB (mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur nadere bekostigingsvoorschriften te geven) waarin precies wordt aangegeven hoe de niet bestede middelen en teruggevorderde middelen terugvloeien in het macrobudget van de mbo-instellingen. Deze regeling wordt opgenomen in het Uitvoeringsbesluit WEB.
7. Wat zijn de gevolgen voor burgers, bedrijven, overheid en milieu?
Dit besluit heeft alleen gevolgen voor door OCW bekostigde mbo-instellingen. Het betekent dat het macrobudget voor de mbo-instellingen jaarlijks vooraf met een bedrag van circa € 10 miljoen verlaagd zal worden. Incidentele uitnames voor dit doel worden hiermee voorkomen. Niet bestede of teruggevorderde middelen worden weer toegevoegd aan het macrobudget, zodat ook deze middelen geheel ten goede komen aan de mbo-instellingen.
