Vraag nr. 4
van 1 september 1999
van de heer JOS DE MEYER
Tijdelijk onderwijzend personeel – Uitgestelde be-zoldiging
De Raad van State vernietigde onlangs artikel 3, § 2 van het besluit van de Vlaamse regering (BVR) van 15 juli 1992 tot wijziging van het koninklijk sluit (KB) van 27 juni 1974. Daarmee werd de be-paling vernietigd die tot gevolg had dat de tijdelij-ke personeelsleden een kleinere uitgestelde bezol-diging ontvingen dan waarop ze, op basis van KB nr. 63, in feite recht hadden.
Dit betekent dat tal van personeelsleden jaren ge-leden een uitgestelde bezoldiging hebben gekregen die te klein was.
1. Hoeveel personeelsleden zijn hierbij betrokken en wat zijn de financiële én andere gevolgen van deze vernietiging ?
Hebben de betrokken personeelsleden al een regularisatie gekregen ? Zo neen, voor wanneer is deze gepland ?
2. De formule die de Raad van State vernietigde, komt voor in tal van andere besluiten van de Vlaamse regering.
Wat zijn de gevolgen van deze vernietiging voor deze andere besluiten ?
3. Waarom gunt de Vlaamse regering de tijdelijke personeelsleden de uitgestelde bezoldiging waarop zij krachtens KB nr. 63 recht hebben nog steeds niet ?
Antwoord
1. Hoewel het juiste aantal tijdelijke personeelsle-den dat bij de maatregel betrokken is niet be-kend is, mag worden aangenomen dat de finan-ciële gevolgen van de vernietiging voor de be-groting van de Vlaamse Gemeenschap, i n z o n-derheid het departement Onderwijs, b e l a n g r i j k zullen zijn, rekening gehouden met de orde van grootte van de uitgekeerde wedden en wedde-toelagen. Andere gevolgen zijn niet bekend. Gezien de personeelsleden die bij de maatregel betrokken zijn, behoudens de indiener van het verzoek bij de Raad van State, niet bekend zijn, zijn nog geen regularisaties gebeurd.
2. In de andere besluiten is de formule niet vernie -tigd. Ze blijft dus van kracht.
3. De financiële weerslag is totnogtoe steeds de reden geweest waarom de maatregel werd ge-handhaafd.