Bijlagen
Bijlage I: Notitie marktonderzoek RSCG-Groningen Seaports ii
Bijlage II: Uitwerking Delphi-methode v
Bijlage III: Interviewschema xi Bijlage IV: Interviewvragen telers AVEBE xiii
Bijlage V: Interviewvragen accountmanager Logistiek en RSCG, Groningen Seaports xiv
Bijlage VI: Interviewvragen vervoerders AVEBE xv Bijlage VII: Interviewvragen Werkgroep Zetmeelaardappelen, LTO Noord xvii
Bijlage VIII: Interviewvragen medewerkers AVEBE xix Bijlage IX: Afnameplanning zetmeelaardappelen xxi Bijlage X: Uitlossingsgegevens per vrachtauto xxiii Bijlage XI: Opbouw uitbetaling zetmeelaardappelen xxiv
Bijlage XII: Teeltgebieden AVEBE xxv
Bijlage I: Notitie marktonderzoek RSCG-Groningen Seaports
Notitie: Marktonderzoek RSCG – Groningen Seaports
Input: Memo RSCG (februari 2005)1e concept mei ’05, 2e concept 30/06/05 Status: info t.b.v. studenten
Datum: 7 oktober 2005
1. Doel marktverkenning
Algemeen
• Onderzoek naar mogelijke logistieke concepten die invulling kunnen geven aan de ambitie van Groningen Seaports en het RSCG om een positie als logistieke draaischijf op de Noord- Corridor in te gaan nemen c.q. verder te ontwikkelen;
• Logistieke concepten richten zich op (combinaties van) grootschalige transporttechnieken:
spoor, binnenvaart, short-sea/binnenvaart, short-sea/spoor;
• Voor de ontwikkeling van nieuwe logistieke concepten is aanvullend inzicht nodig in het eigen achterland aanbod en ladingstromen met betrekking tot Noord-West Duitsland/Scandinavië;
• Voor mogelijke/gewenste vergroting van het RSCG-achterland is inzicht nodig in ladingstromen van ons directe “Hinterland”;
• Voor het “verleggen” van goederenstromen vanuit Duitsland richting RSCG/Groningen Seaports is inzicht nodig in de goederenstromen op de vervoersas Rotterdam (en meer i.h.a. de Schelde/Rijnmond delta) en Noord-West Duitsland/Scandinavië.
Kansrijke vervoersconcepten dienen 1. de marktpositie van het RSCG en Groningen Seaports te vergroten en 2. in samenhang met SNN/NOM (The Northeast-European Agenda for Noord- Nederland) het Noord-Nederlandse bedrijfsleven te faciliteren dan wel te betrekken bij:
1. de inbedding in internationale netwerken zoals Intereg, NOA (EU programma 2007-2013);
2. de ontwikkeling van kostenefficiënte transportvoorzieningen spoor/weg/short-seavervoer voor maritieme/continentale laadeenheden op de Noordoost corridor;
3. het toegankelijk maken van Duitse infranetwerken en spoordiensten door een rechtstreekse aansluiting op de Duitse spoor- en terminalnetwerken.
2. Het marktonderzoek
2.1 Algemeen
• Het onderzoek zal worden uitgevoerd door twee afstudeerders (op HBO/WO niveau), onder begeleiding en verantwoordelijkheid van de heer B. van Reemst;
• Stationering: 1. kantoor Groningen Seaports (Delfzijl) op een zogenaamde flexplek (met telefoon en PC) en 2. het kantoor van de NV Ontwikkelingsmaatschappij Rail Service Centrum Groningen (RSCG) te Veendam. De studenten zullen kunnen rouleren op deze werkplekken;
• Teneinde het onderzoek voor afstudeerders “hanteerbaar” te maken, wordt de keuze van (goederenstromen in) marktsegmenten (branches) als insteek gekozen.
Per marktsegment (branche) blijkt (na verdere uitwerking) welke regio’s en welke grote verladers/vervoerders van belang zijn; tevens kan dan de intensiteit van het segmentonderzoek worden bepaald (inzet, tijd e.d.).
2.2 Aandachtspunten
• Analyse recente onderzoeken/informatie (voor zover i.v.m. vertrouwelijk karakter beschikbaar gesteld kunnen worden):
- BCI, VRC (Logistiek Consulent, diverse marktonderzoeken, o.a. Agrologistiek, afvalsector);
- Groningen Seaports (North Sea Commission, IRIII, Short-Sea Shipping);
M. Bron, mei 2006 ii
- NEA (o.a. Spin project)/NDL/SNN (BAW);
- Overige kennisbronnen (internet research): o.a.brancheverenigingen, Sectorrapporten van bijvoorbeeld Marketresearch;
• In tweede instantie: aanvullende kwalitatieve gesprekken met het bedrijfsleven: bijvoorbeeld een tweetal Noord-Nederlandse bevrachters, expediteurs, Scania, wegvervoerders;
• Hou daarbij rekening met factoren die daarbij het succes van nieuwe concepten voor RSCG/Groningen Seaports mede bepalen (niet uitputtend):
1. De A31 (Emslandlinie): de Autobahn die Noord-Duitsland/Noord-Nederland verbindt met het Ruhrgebied;
2. (harmonisering) wet/regelgeving: rekening rijden (MAUT), ferrytoeslagen, tonnage beperkingen weg- en spoorvervoer: Duitsland, Finland (BS ?) 25 ton - 30 ton in Nl, Transalpine vervoer via Zwitserland 16,5 ton), weekendrijverboden, Listergüter (Dt);
3. Kan het RSCG een verdergaande functie vervullen voor deep-sea/short-sea reders om als ontkoppelpunt te fungeren waarmee block-stowage treindiensten met just-in-time aanlevering op hun dedicated terminals in Rotterdam Delta verzorgd kan worden?;
4. Er is reeds vervoer dat in het GVZ Emsland (DUK) op het spoor wordt gezet vanuit Delfzijl en ook Veendam: Dow (MDI, Bertschi) en Veendam (Lübeck,Finland vervoer) en BTT containers naar Bazel. Onverlet spoorinfrastructurele beperkingen bij de DUK spoorterminal;
5. Wellicht kunnen onbalansaspecten (lege/volle containers) worden meegenomen.(c.q. overleg reders o.a. MSL (Norfolkline) en short-sea reders bijvoorbeeld Van Dieren Maritime;
6. Zo mogelijk met Railion/Duitse tractie vanaf RSCG/Zuidbroek/Onnen;
7. Voor grootschalige transportdiensten: As (Europoort/IJmond) – Groningen – Øresund regio (Oslo/Stockholm) – Helsinki (St.Petersburg):
• Met het gereedkomen van de vaste oeververbinding over de Øresund zijn vanaf 2001 spoordiensten ontwikkeld vooral in het Noord-Zuid verkeer. Bieden voldoende capaciteit en maken kortere doorlooptijden mogelijk (van Rotterdam naar Stockholm een A-C verbinding i.p.v. een A-D verbinding). Betrouwbaarheid is proven;
• Het deeltraject Groningen–Malmö zal mogelijkerwijs binnen 24 uur (A-B) gereden moeten (kunnen) worden. Bepaal hoe concurrerend het railvervoer (maar ook wegvervoer) over deze assen is ten opzichte van het ferry vervoer en short-sea vervoer en de West-Oost as.
2.3 Opbouw
Marktsegment
Relevante verladers / vervoerders / expediteurs
Volumes / modaliteiten / verpakkingsvormen / tarieven Regio’s
Stromen
Onbalans aspecten Input
Logistiek concept
M. Bron, mei 2006 iii
3. Marktsegmenten (Branches; verder te detailleren)
1. Agrarische producten: Met name te richten op de grondstofbehoefte van AVEBE (tarwe, tapioca, aardappels). Achterliggend doel: versterking relatie AVEBE – RSCG. Agrarisch Logistiek vervoer:
Met onder andere veilingproducten (sier- en groenteteelt, AGF sector) maar ook poot-, consumptie- en fabrieksaardappelen en substraat/grondverbeteraars en veen/turf grondstoffen. Ga na wat de ontwikkeling is van Agrologistieke Centra en Vers Distibutie Centra van retailers.
2. Papier/Karton: Grondstoffen en gereed producten: Huhtamaki, Virol, maar ook SCA Packaging, Kappa, Smurfit, Stora Enso (Sappi, Berghuizer) en Forrest products: stromen, zagerijen/drogerijen.
3. Automotive goederenstromen (Intercompany, Scania ex Sodertalje, Emden VW/Audi – Spanje, Volvo), maar ook bijvoorbeeld Kutno (Polen) en Lower Saxony (Hannover-Braunschweig-Gottingen).
Bijvoorbeeld Cabines voor Scania lakfabriek te Meppel/Zwolle. Tweedehands automarkt (export).
Een student zal zich m.n. vanuit het RSCG richten op de deelsector Agrarische producten en (zo mogelijk) op een koppeling met de AVEBE organisatie. De andere student richt zich op de sectoren 2 en 3 en heeft als standplaats het kantoor van Groningen Seaports (Delfzijl).
4. Regio’s (rubriceren en detailleren in relatie tot marktsegmenten)
Noord Nederland
Scandinavië Øresund regio (Z-Zw/Oslo) Duitsland Hinterland RSCG/NW-Duitsland
Ruhrgebied (Duisburg)
ZW-Duitsland (Mannheim/Stuttgart)
Finland Helsinki
Baltic Talinn, St.Petersburg
5. Grote verladers per regio (rubriceren en detailleren in relatie tot marktsegmenten;
zorgvuldige benadering verladers)
6. Grote vervoerders/expediteurs (rubriceren en detailleren in relatie tot marktsegmenten)
7. Planning
- Afstudeerders: start omstreeks september 2005;
- Duur van het onderzoek: 6 maanden;
- Afronding: begin 2006.
M. Bron, mei 2006 iv
Bijlage II: Uitwerking Delphi-methode
Dunham, R.B. (1996): The Delphi Technique, University of British Columbia, Vancouver.
1e ronde
Het doel van dit interview is om uw ideeën omtrent de volgende vraag te noteren:
Welke markten op de Noordelijke Ontwikkelingsas bieden volgens u voldoende kansen voor Groningen Seaports en/of het Rail Service Centrum Groningen om logistieke diensten te kunnen ontwikkelen?
Graag zouden we van u zoveel mogelijk ideeën over bovenstaande vraag ontvangen. Daarbij hoeft u slechts een korte beschrijving van die ideeën te geven, het liefst in 1 zin of korte paragraaf. De ideeën die u heeft, zullen nog niet worden geëvalueerd, maar slechts anoniem worden opgenomen in een volgende vragenlijst. Zou u zo vriendelijk willen zijn om de korte beschrijvingen van elk idee naar ons terug te mailen? Bij voorbaat dank.
Idee 1:
Idee 2:
Idee 3:
Idee 4:
Idee 5:
Idee 6:
Idee 7:
Idee 8:
M. Bron, mei 2006 v
2e ronde
In deze vragenronde zullen alle ideeën uit de vorige ronde worden gerapporteerd. Tevens dienen eventueel nieuwe ideeën over onderstaande vraag te worden verhelderd:
Welke markten op de Noordelijke Ontwikkelingsas bieden volgens u voldoende kansen voor Groningen Seaports en/of het Rail Service Centrum Groningen om logistieke diensten te kunnen ontwikkelen?
Zou u zo vriendelijk willen zijn uw ideeën hierover, die u de vorige keer heeft opgesteld, toe te lichten en van elk idee de sterke en zwakke kanten aan te geven? Eventueel nieuwe ideeën kunt u onderaan de lijst zetten, ook met sterke en zwakke kanten. Uw ideeën zullen anoniem in de volgende vragenlijst worden opgenomen. Alvast bedankt.
Idee 1:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 2:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 3:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 4:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 5:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
M. Bron, mei 2006 vi
Idee 6:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 7:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 8:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Mogelijk nieuwe ideeën:
Idee 1:
Sterke kanten:
Zwakke kanten:
Idee 2:
Sterke kanten:
Zwakke kanten:
Idee 3:
Sterke kanten:
Zwakke kanten:
M. Bron, mei 2006 vii
3e ronde
Bijgevoegd is een lijst met alle sterke en zwakke punten en uitleg van ideeën die teruggestuurd zijn naar aanleiding van de onderstaande vraag:
Welke markten op de Noordelijke Ontwikkelingsas bieden volgens u voldoende kansen voor Groningen Seaports en/of het Rail Service Centrum Groningen om logistieke diensten te kunnen ontwikkelen?
Zou u zo vriendelijk willen zijn om deze ideeën, waar nodig, verder te verhelderen en nieuwe sterkten en zwakten aan deze ideeën toe te kennen? Eventueel nieuwe ideeën kunt u onderaan de lijst zetten.
Zou u ook ten aanzien van de sterkte en zwakte kanten commentaar willen leveren? Bij voorbaar dank.
Idee 1:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 2:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 3:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 4:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 5:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 6:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
M. Bron, mei 2006 viii
Idee 7:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Idee 8:
- Uw toelichting (mocht u die hebben):
- Sterke kanten:
- Zwakke kanten:
Mogelijk nieuwe ideeën:
Idee 1:
Sterke kanten:
Zwakke kanten:
Idee 2:
Sterke kanten:
Zwakke kanten:
Idee 3:
Sterke kanten:
Zwakke kanten:
M. Bron, mei 2006 ix
Beoordelingsformulier
Het doel hiervan is om een rapportage te maken van sterkten, zwakten van en toelichtingen op alle ideeën die in de 3e ronde naar voren zijn gekomen over de volgende vraag:
Welke markten op de Noordelijke Ontwikkelingsas bieden volgens u voldoende kansen voor Groningen Seaports en/of het Rail Service Centrum Groningen om logistieke diensten te kunnen ontwikkelen?
Zou u zo vriendelijk willen zijn om op een schaal van 1 (helemaal geen potentie) tot 5 (zeer hoge potentie) waarden toe te kennen aan deze ideeën? Nadat alle beoordelingsformulieren terug zijn gestuurd, zullen alle ideeën op volgorde van hoogste potentie worden gezet, gebaseerd op de evaluaties. U krijgt daarna de resultaten toegestuurd. Uw ideeën zullen anoniem worden gebruikt.
Hartelijk dank voor uw medewerking!
Helemaal Zeer
geen potentie hoge potentie
Idee 1:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
Idee 2:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
Idee 3:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
Idee 4:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
Idee 5:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
Idee 6:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
Idee 7:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
Idee 8:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
Idee 9:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
Idee 10:
Dit idee heeft een potentie van: 1 2 3 4 5
M. Bron, mei 2006 x
Bijlage III: Interviewschema
Emans, B.J.M. (2002): Interviewen: Theorie, techniek en training, 4e druk, Wolters-Noordhoff, Groningen, hoofdstuk 8 (p.117-153).
Stap 1: vaststellen van de informatiebehoefte/theoretische variabelen Onderzoeksvragen (paragraaf 2.3.3, p.27):
Variabelen uit het conceptuele model:
Omgevingsonzekerheid: Logistieke prestatie: Business case AVEBE:
- Dynamiek;
- Complexiteit;
- Rivaliteit.
- Prijs;
- Bereikbaarheid;
- Inzetbaarheid.
- Logistieke behoefte
Stap 2 en 3: Indiceren (van variabelen naar indicatoren)
Variabele: Verzameling: Informatiebehoefte (indicatoren):
Logistieke behoefte Telers, vervoerders, medewerkers AVEBE, probleemhebbers RSCG en GSP
Aanvoer en opslag van grondstoffen;
Logistiek traject gereed product en retourstromen
Dynamiek Logistieke experts, probleemhebbers RSCG en GSP, medewerkers AVEBE
Marktontwikkelingen van invloed op de logistieke behoefte van AVEBE;
Marktontwikkelingen van invloed op logistiek faciliteitgebruik;
Marktontwikkelingen van invloed op de logistieke prestatie
Complexiteit Logistieke experts, probleemhebbers RSCG en GSP, medewerkers AVEBE
Marktontwikkelingen van invloed op de logistieke behoefte van AVEBE;
Marktontwikkelingen van invloed op logistiek faciliteitgebruik;
Marktontwikkelingen van invloed op de logistieke prestatie
Rivaliteit Probleemhebbers RSCG en GSP, medewerkers AVEBE
Relevante concurrenten RSCG
Prijs Telers, vervoerders,
medewerkers AVEBE, probleemhebbers RSCG en GSP
Perceptie AVEBE omtrent logistieke prestaties RSCG en concurrenten;
Verwachting AVEBE omtrent logistieke prestatie Hoofdvraag
Hoe kan het RSCG het gebruik van haar logistieke faciliteiten vanuit de agrobusiness markt laten toenemen?
Deelvragen
1. Hoe beïnvloedt de omgevingsonzekerheid het gebruik van logistieke faciliteiten?
2. Hoe beïnvloedt de omgevingsonzekerheid de logistieke prestatie?
3. Hoe beïnvloedt de logistieke prestatie van het RSCG het gebruik van haar logistieke faciliteiten?
4. Hoe beïnvloedt de logistieke prestatie van concurrenten van het RSCG het gebruik van haar logistieke faciliteiten?
M. Bron, mei 2006 xi
Variabele: Verzameling: Informatiebehoefte (indicatoren):
Bereikbaarheid Telers, vervoerders, medewerkers AVEBE, probleemhebbers RSCG en GSP
Perceptie AVEBE omtrent logistieke prestaties RSCG en concurrenten;
Verwachting AVEBE omtrent logistieke prestatie Inzetbaarheid Telers, vervoerders,
medewerkers AVEBE, probleemhebbers RSCG en GSP
Perceptie AVEBE omtrent logistieke prestaties RSCG en concurrenten;
Verwachting AVEBE omtrent logistieke prestatie
Stap 4: Technische variabelen
- Naam geïnterviewde functionaris + contactgegevens;
- Naam interviewer;
- Eventueel overige aanwezigen;
- Datum;
- Aanvang en einde van het interview;
- Aandachtspunten.
Stap 5: Antwoord- en noteersystemen
- Grondvorm: open vragen zonder fieldcoding;
- Soort antwoordverzameling: geen afgegrensde lijst;
- Noteerinstructie: steekwoorden opschrijven, later uitwerken in gespreksnotitie (voluit schrijven).
Stap 6: Instructies voor het stellen van vragen
- Uitleggen van het doel van de vragen in verband met ongestructureerd interviewschema door aan te geven van welke theoretische variabelen elke vraag afstamt;
- Doorvragen: indien het achterliggende doel van de vraag door beantwoording van deze vraag door de respondent niet wordt bereikt.
Stap 7: Vragen op volgorde
- Volgorde van vraagonderwerpen: vragen ter bevordering van contact vooraan, contact vereisende vragen achteraan;
- Volgorde van vragen per onderwerp: trechterpatroon (consistentie en saillantie), bijvoorbeeld van marktontwikkelingen naar specifieke logistieke behoeften.
Stap 8: Lay-out
Gestandaardiseerde, uniforme vragenlijsten, duidelijke afscheidingen tussen vragen.
Stap 9: Conceptschema testen
Vragenlijst voorleggen aan begeleiders vanuit RSCG, GSP en Transcept (bevraging experts).
M. Bron, mei 2006 xii
Bijlage IV: Interviewvragen telers AVEBE
Naam geïnterviewde functionaris + contactgegevens:
Naam interviewer:
Eventueel overige aanwezigen:
Datum:
Aanvang en einde van het interview:
Aandachtspunten: aanvoer en opslag van grondstoffen, verwachting en perceptie logistieke prestatie:
prijs, bereikbaarheid, inzetbaarheid
Productie, aanvoer en opslag van zetmeelaardappelen
1. Hoeveel hectare land heeft u tot uw beschikking voor de teelt van zetmeelaardappelen?
2. Heeft dit areaal elk jaar dezelfde oppervlakte of wisselt dat in verband met gewasrotaties?
3. Heeft u in de loop der jaren een groter of kleiner areaal beschikbaar voor de teelt van zetmeelaardappelen gekregen of is dat gelijk gebleven?
4. Hoe verloopt de ontwikkeling van het totale areaal van AVEBE en de opbrengsten van deze arealen?
5. Hoe ontwikkelt de opbrengst in tonnen zetmeel en zetmeelaardappelen per hectare zich binnen uw bedrijf?
6. Neemt u deel aan het teeltoptimalisatieprogramma Optimeel en zo ja, wat zijn daarvan voor u de gevolgen (zo nee, waarom niet)?
7. Hoeveel ton zetmeelaardappelen produceert u jaarlijks?
8. Hoe slaat u de zetmeelaardappelen op (welke hoeveelheden met behulp van welk type opslag, onder welke omstandigheden)?
9. Hoe worden de vergoedingen hiervoor vastgesteld?
10. Welke gevolgen voorziet u in de wijzigingen ten aanzien van het EU-landbouwbeleid voor uzelf en voor AVEBE in haar totaliteit?
11. Hoe wordt jaarlijks de productie per teler vastgesteld de afname- en productieplicht in ogenschouw nemend?
12. Hoeveel leveringen zetmeelaardappelen heeft u jaarlijks?
13. Welke vervoerders doen dit voor u?
14. Hoe wordt de vergoeding voor deze vervoerders bepaald?
15. Op welke wijze wordt de planning voor het transport van de zetmeelaardappelen naar de productielocaties uitgevoerd?
16. Aan welke productielocatie(s) levert u de zetmeelaardappelen?
17. Zou een centrale opslagplaats voor zetmeelaardappelen om bijvoorbeeld de logistieke keten beter te beheersen en de productie beter te spreiden haalbaar zijn in verband met de beperkte houdbaarheid van zetmeelaardappelen (bewaarverlies) en investeringen in schoningsapparatuur en zou het RSCG hiervoor geschikt kunnen zijn vanwege de gunstige ligging ten opzichte van Ter Apelkanaal en grootschalige mogelijkheden?
Logistieke prestatie
18. Ten aanzien van de logistieke prestatie: welk belang hecht AVEBE volgens u aan de onderstaande aspecten van het RSCG of andere terminals:
- Prijs (opslag, handling);
- Inzetbaarheid (beschikbare grond, groeimogelijkheden, laad-/losfaciliteiten, aanwezigheid logistieke dienstverleners);
- Bereikbaarheid (toegankelijkheid, ligging)?
19. Welke verwachtingen heeft AVEBE omtrent deze 3 eigenschappen van logistieke prestatie van het RSCG en andere terminals denkt u?
20. Hoe beoordeelt AVEBE de huidige logistieke prestatie van het RSCG en andere terminals, onderverdeeld in bovengenoemde 3 aspecten denkt u?
M. Bron, mei 2006 xiii
Bijlage V: Interviewvragen accountmanager Logistiek en RSCG, Groningen Seaports
Naam geïnterviewde functionaris + contactgegevens:
Naam interviewer:
Eventueel overige aanwezigen:
Datum:
Aanvang en einde van het interview:
Aandachtspunten: logistieke behoefte AVEBE (grondstoffen, gereed product), marktontwikkelingen van invloed op logistieke behoefte AVEBE, op logistiek faciliteitgebruik en op logistieke prestatie, verwachting en perceptie logistieke prestatie: prijs, bereikbaarheid, inzetbaarheid
Organisatie
1. Op welke wijze bent u vanuit uw vorige functie op het RSCG betrokken geweest bij AVEBE?
2. Hoe zou u de marktpositie van het RSCG willen beschrijven en op basis van welke criteria?
3. Hoe is de samenwerking tussen AVEBE en het RSCG ontstaan?
4. Welke oorzaken liggen volgens u ten grondslag aan de verslechterde relatie tussen AVEBE en het RSCG?
5. Hoe zou het RSCG deze relatie volgens u weer kunnen herstellen?
Logistieke behoefte AVEBE
6. Wat vindt u van de huidige logistieke organisatie van AVEBE?
7. Op basis van welke stromen verwacht u dat het RSCG een voorname(re) rol zou kunnen vervullen en waarom juist deze stromen?
8. Van welke terminals maakt AVEBE momenteel gebruik (RSCG en concurrenten) en op welke wijze (op- en/of overslag)?
9. Hoe heeft deze gebruikname door AVEBE zich in de loop der jaren ontwikkeld en waarom?
Marktontwikkelingen
10. Welke ontwikkelingen voorziet u bij AVEBE die mogelijk zouden kunnen leiden tot een aanpassing in haar logistieke behoefte?
11. Welke rol zouden grootschalige transporttechnieken kunnen vervullen in de logistieke behoefte van AVEBE?
12. Zou het Rail Service Centrum Groningen hiervoor geschikt kunnen zijn (bijvoorbeeld door de gunstige ligging ten opzichte van de productielocaties van AVEBE en grootschalige mogelijkheden)?
13. Hoe ziet u concreet de rolvervulling van het RSCG voor AVEBE in het kader van de collectie, aanvoer en opslag van zetmeelaardappelen of andere mogelijke logistieke functies?
Logistieke prestatie
14. Op basis van welke criteria, denkt u, bepaalt AVEBE de kosten van logistiek (wordt dit bijvoorbeeld integraal gedaan)?
15. Ten aanzien van de logistieke prestatie: welk belang hecht AVEBE volgens u aan de onderstaande aspecten van het RSCG of andere terminals:
- Prijs (opslag, handling);
- Inzetbaarheid (beschikbare grond, groeimogelijkheden, laad-/losfaciliteiten, aanwezigheid logistieke dienstverleners);
- Bereikbaarheid (toegankelijkheid, ligging)?
16. Welke verwachtingen heeft AVEBE omtrent deze 3 aspecten van logistieke prestatie van het RSCG en andere terminals denkt u?
17. Hoe beoordeelt u de huidige logistieke prestatie van het RSCG en andere terminals in relatie tot AVEBE, onderverdeeld in bovengenoemde 3 aspecten en hoe beoordeelt AVEBE dit denkt u?
M. Bron, mei 2006 xiv
Bijlage VI: Interviewvragen vervoerders AVEBE
Naam geïnterviewde functionaris + contactgegevens:
Naam interviewer:
Eventueel overige aanwezigen:
Datum:
Aanvang en einde van het interview:
Aandachtspunten: logistieke behoefte AVEBE (grondstoffen, gereed product), marktontwikkelingen van invloed op logistieke behoefte AVEBE, op logistiek faciliteitgebruik en op logistieke prestatie, verwachting en perceptie logistieke prestatie: prijs, bereikbaarheid, inzetbaarheid
Organisatie
1. Hoe groot is uw wagenpark en hoeveel medewerkers telt uw organisatie?
2. Welke soorten vervoer verricht u?
Logistieke behoefte
3. Hoeveel vrachtwagens zet u in voor AVEBE en fluctueert dit ook sterk?
4. Om welke hoeveelheden (tonnen zetmeelaardappelen) gaat het dan en naar welke productielocaties rijdt u?
5. Voor hoeveel telers van AVEBE verzorgt u het transport?
6. Rijdt u ook naar telers in Duitsland en zo ja, zet u dan ook lichtere vrachtwagens in om de minder toegestane tonnages in Duitsland te compenseren?
7. Hoe worden de kosten voor het transport vastgesteld en verdeeld?
8. Hoe wordt de planning voor het transport tijdens de campagne gemaakt?
9. Zijn er verschillen in transport (efficiency, mogelijkheden) in geval van kuilbewaring en opschuren?
10. Hoe zou volgens u het ideale logistieke proces (aanvoer en opslag van zetmeelaardappelen) voor AVEBE eruit zien en wordt deze logistieke keten, denkt u, momenteel efficiënt ingevuld?
11. Welke rol zou u hier (op een andere manier) in kunnen vervullen?
Logistieke prestatie
12. Vindt er regelmatig overleg plaats met AVEBE over de inzet van vervoerders (bijvoorbeeld over klachtenafhandeling en verbeterpunten)?
13. Wat vindt u van de huidige prijs, inzetbaarheid en bereikbaarheid van de vervoerders voor AVEBE?
14. Hoe, denkt u, vervult u deze rol ten opzichte van andere vervoerders?
15. Zijn er, voor zover u weet, onderling grote verschillen in te constateren en hoe komt dat denkt u?
16. Hoe beoordelen de telers de verlading en het transport van hun zetmeelaardappelen over het algemeen in termen van prijs, inzetbaarheid en bereikbaarheid op basis van uw eigen ervaring?
17. Zijn hierin tussen deze telers onderling grote verschillen te constateren en zo ja, hoe komt dat denkt u?
18. Op basis van welke criteria bepaalt AVEBE de kosten van logistiek (wordt dit bijvoorbeeld integraal gedaan)?
19. Welk belang hecht AVEBE volgens u aan de onderstaande aspecten van het RSCG of andere terminals:
- Prijs (opslag, handling);
- Inzetbaarheid (beschikbare grond, groeimogelijkheden, laad- /losfaciliteiten, aanwezigheid logistieke dienstverleners);
- Bereikbaarheid (toegankelijkheid, ligging)?
20. Welke verwachtingen heeft AVEBE omtrent deze 3 aspecten van logistieke prestatie van het RSCG en andere terminals denkt u?
21. Hoe beoordeelt AVEBE de huidige logistieke prestatie van het RSCG en andere terminals, onderverdeeld in bovengenoemde 3 aspecten denkt u?
M. Bron, mei 2006 xv
Marktontwikkelingen
22. Zou, denkt u, een centrale opslagplaats voor zetmeelaardappelen om bijvoorbeeld de logistieke keten beter te beheersen en de productie beter te spreiden haalbaar zijn in verband met de beperkte houdbaarheid van zetmeelaardappelen (bewaarverlies) en investeringen in schoningsapparatuur?
23. Zou het Rail Service Centrum Groningen hiervoor geschikt kunnen zijn (bijvoorbeeld door de gunstige ligging ten opzichte van Ter Apelkanaal en grootschalige mogelijkheden)?
24. Hoe ziet u de toekomst van AVEBE?
25. Voorziet u dan ook een andere rolvervulling van de vervoerders voor AVEBE?
M. Bron, mei 2006 xvi
Bijlage VII: Interviewvragen Werkgroep Zetmeelaardappelen, LTO Noord
Naam geïnterviewde functionaris + contactgegevens:
Naam interviewer:
Eventueel overige aanwezigen:
Datum:
Aanvang en einde van het interview:
Aandachtspunten: logistieke behoefte AVEBE (grondstoffen, gereed product), marktontwikkelingen van invloed op logistieke behoefte AVEBE, op logistiek faciliteitgebruik en op logistieke prestatie, verwachting en perceptie logistieke prestatie: prijs, bereikbaarheid, inzetbaarheid
Organisatie
1. Waar houdt de Werkgroep Zetmeelaardappelen zich specifiek mee bezig (doelstellingen, doelgroep, samenstelling werkgroep)?
Marktontwikkelingen
2. Hoe ziet u de toekomst van de telers van zetmeelaardappelen in met name de Veenkoloniën (welke scenario’s acht u het meest realistisch)?
3. Gelden deze scenario’s ook voor de Duitse telers van zetmeelaardappelen en zo nee, waarom niet?
4. In hoeverre speelt teeltoptimalisatie, zoals Optiras en Optimeel (nog) een rol in het voortbestaan van de productie van aardappelzetmeel in Noord-Nederland en het vullen van het quotum (is bijvoorbeeld een verdubbeling van de opbrengst per hectare ter compensatie van de afname van de arealen denkbaar)?
5. Hoe zou AVEBE marktgroei kunnen blijven realiseren ondanks een voor een aantal jaren vastgesteld zelfde quotum?
6. Welke ontwikkelingen voorziet u ten aanzien van de productie van aardappelzetmeel in Noord- Nederland en Noord-Duitsland (bijvoorbeeld het verschil tussen AVEBE en Emsland-Stärke)?
7. Zijn er grote verschillen in teeltmethodes, opbrengsten per hectare (tonnen zetmeel en aardappelen), opslag en transport, areaalgroottes en ontwikkelingen daarbinnen te constateren tussen Noord-Nederland en Noord-Duitsland en zo ja, welke belangrijkste verschillen zijn dat dan?
8. Welke ontwikkelingen voorziet u in de organisatie van AVEBE die zouden kunnen leiden tot een aanpassing in de grondstofbehoefte van AVEBE?
9. Hoe zou volgens u het ideale logistieke proces (aanvoer en opslag van zetmeelaardappelen) voor AVEBE eruit zien en wordt deze logistieke keten, denkt u, momenteel efficiënt ingevuld)?
Logistieke behoefte
10. Zou, denkt u, een centrale opslagplaats voor zetmeelaardappelen om bijvoorbeeld de logistieke keten beter te beheersen en de productie beter te spreiden haalbaar zijn in verband met de beperkte houdbaarheid van zetmeelaardappelen (bewaarverlies) en investeringen in schoningsapparatuur?
11. Zou het Rail Service Centrum Groningen hiervoor geschikt kunnen zijn (bijvoorbeeld door de gunstige ligging ten opzichte van Ter Apelkanaal en grootschalige mogelijkheden)?
12. Hoe ziet u de toekomst van AVEBE?
M. Bron, mei 2006 xvii
Logistieke prestatie
13. Op basis van welke criteria, denkt u, bepaalt AVEBE de kosten van logistiek (wordt dit bijvoorbeeld integraal gedaan)?
14. Ten aanzien van de logistieke prestatie: welk belang hecht AVEBE volgens u aan de onderstaande aspecten van het RSCG of andere terminals:
- Prijs (opslag, handling);
- Inzetbaarheid (beschikbare grond, groeimogelijkheden, laad-/losfaciliteiten, aanwezigheid logistieke dienstverleners);
- Bereikbaarheid (toegankelijkheid, ligging)?
15. Welke verwachtingen heeft AVEBE omtrent deze 3 aspecten van de logistieke prestatie van het RSCG en andere terminals denkt u?
16. Hoe beoordeelt AVEBE de huidige logistieke prestatie van het RSCG en andere terminals, onderverdeeld in bovengenoemde 3 aspecten denkt u?
M. Bron, mei 2006 xviii
Bijlage VIII: Interviewvragen medewerkers AVEBE
Naam geïnterviewde functionaris + contactgegevens:
Naam interviewer:
Eventueel overige aanwezigen:
Datum:
Aanvang en einde van het interview:
Aandachtspunten: logistieke behoefte AVEBE (grondstoffen, gereed product), marktontwikkelingen van invloed op logistieke behoefte AVEBE, op logistiek faciliteitgebruik en op logistieke prestatie, verwachting en perceptie logistieke prestatie: prijs, bereikbaarheid, inzetbaarheid
Marktontwikkelingen
1. Hoe kan AVEBE marktgroei blijven realiseren ondanks een voor een aantal jaren gelijkstaand en op den duur zelf dalend quotum?
2. Hoe kan zetmeelproductie gegarandeerd blijven kijkend naar het EU-landbouwbeleid en het teruglopen van de omvang van de arealen?
3. Welke consequenties heeft de reorganisatie binnen AVEBE voor de organisatie van de grondstofvoorziening in zetmeelaardappelen (bijvoorbeeld de inzet van vervoerders) en andere logistieke trajecten?
4. In hoeverre denkt u kan AVEBE zelfstandig blijven opereren (of is een samenwerkingsverband met bijvoorbeeld Emsland-Stärke op den duur noodzakelijk)?
Logistieke behoefte
5. Hoe vindt de huidige collectie en distributie van zetmeelaardappelen in Duitsland (Weser/Ems en Prignitz/Wendland) plaats?
6. Om hoeveel tonnen gaat het hier op jaarbasis?
7. Vindt vanuit Prignitz/Wendland ook vervoer van zetmeelaardappelen (en andere producten) naar Nederland plaats en zo ja, om welke hoeveelheden gaat het dan op jaarbasis?
8. Wat vindt u van de huidige collectie en distributie van zetmeelaardappelen in Noord-Nederland en Noord-Duitsland?
9. Zijn er grote verschillen te constateren en zo ja, hoe komt dat?
10. Wat zou er volgens u beter kunnen aan de collectie en distributie van zetmeelaardappelen?
11. Zijn hiervoor reeds initiatieven vanuit AVEBE op touw gezet (in het kader van Operational Excellence)?
12. Hoeveel tonnen zetmeelaardappelen komen vanuit Duitsland naar Ter Apelkanaal op jaarbasis en uit welke regio komen deze hoofdzakelijk?
13. Vinden er ook stromen vanuit Nederland richting Duitsland plaats (zoals bijvoorbeeld pulp en vezels voor diervoeders vanuit de productielocaties)?
14. Hoe is dit georganiseerd (welke vervoerders, welke modaliteiten)?
15. Om welke hoeveelheden (tonnen) gaat het dan op jaarbasis (welke producten)?
16. Welke criteria liggen aan de keuze voor het inzetten van vervoerders van zetmeelaardappelen ten grondslag?
17. Hoe vindt de besluitvorming hieromtrent vanuit AVEBE plaats (welke personen, contractering)?
18. Welke verdere ontwikkelingen voorziet u in de organisatie die mogelijk zouden kunnen leiden tot een aanpassing in de logistieke behoefte van AVEBE?
19. Welke rol zouden grootschalige transporttechnieken kunnen vervullen in de logistieke organisatie van AVEBE?
20. Zou het Rail Service Centrum Groningen hiervoor geschikt kunnen zijn (bijvoorbeeld door de gunstige ligging ten opzichte van Ter Apelkanaal en grootschalige mogelijkheden)?
21. Welke ontwikkelingen voorziet u ten aanzien van de productielocaties Dallmin en Lüchow?
M. Bron, mei 2006 xix
Logistieke prestatie
22. Op basis van welke criteria bepaalt AVEBE de kosten van logistiek (wordt dit bijvoorbeeld integraal gedaan)?
23. Ten aanzien van de logistieke prestatie: welk belang hecht AVEBE aan de onderstaande aspecten van het RSCG of andere terminals:
- Prijs (opslag, handling);
- Inzetbaarheid (beschikbare grond, groeimogelijkheden, laad-/losfaciliteiten, aanwezigheid logistieke dienstverleners);
- Bereikbaarheid (toegankelijkheid, ligging)?
24. Welke verwachtingen heeft u omtrent deze 3 aspecten van de logistieke prestatie van het RSCG of andere terminals?
25. Hoe beoordeelt u de huidige logistieke prestatie van het RSCG en andere terminals, onderverdeeld in bovengenoemde 3 aspecten?
M. Bron, mei 2006 xx
Bijlage IX: Afnameplanning zetmeelaardappelen
M. Bron, mei 2006 xxi
Bron: http://www.avebe.name/agro/nl/documents/afname5_2005_001.pdf
M. Bron, mei 2006 xxii
Bijlage X: Uitlossingsgegevens per vrachtauto
Bron: http://www.avebe.name/agro/nl/campagne/documents/uitlossingspagina_2004_NL_2.pdf
M. Bron, mei 2006 xxiii
Bijlage XI: Opbouw uitbetaling zetmeelaardappelen
Af boerderij krijgt de teler de minimumprijs en compensatie (beide vastgesteld door de EU). Hierop worden de transport- en reinigingskosten in mindering gebracht. De minimumprijs is afhankelijk van het onderwatergewicht (OWG: zetmeelgehalte). Het OWG geeft het aantal gram zetmeelaardappelen weer van 5050 gram aardappelen. Het OWG bepaalt AVEBE door het nemen van een monster. Een onafhankelijke partij controleert dit: de Stichting Kwaliteit Fabrieksaardappelen (Dresden, 2006, p.21). De compensatie is ontstaan toen de concurrentie van andere zetmeeldragers (maïs, tarwe) sterk toenam en de door de teler te ontvangen aardappelprijs naar onaanvaardbare niveaus dreigde te dalen.
1 hoog-owg toeslag (met ingang van oogstjaar 2005): vanaf 483 gram,
2 eiwit-toeslag: indien bedrijfsgemiddeld owg van de gehele oogst méér dan 16 gram hoger is dan het gemiddelde AVEBE-owg.
Bron: http://www.avebe.name/agro/nl/documents/Prijsopbouwzetmeelaardappelen.doc
M. Bron, mei 2006 xxiv
Bijlage XII: Teeltgebieden AVEBE
Í Prignitz/Wendland:
- 20.000 ha;
- 800.000 ton zetmeelaardappelen (Lüchow en Dallmin);
- Eigen vervoer;
- retourvrachten in de vorm van diervoeders door telers zelf mee teruggenomen.
Ï Weser/Emsgebied:
- 12.000 ha;
- 450.000 ton zetmeelaardappelen (TAK z);
- 6 vervoerders (tevens NL);
- campagne DLD: augustus tot februari (zo’n 144 dagen;
- 25 ton belading toegestaan in DLD;
- gemiddeld 500 tot 600 zetmeelaardappelen per dag per vervoerder;
- zo’n 132 ritten per dag;
- 132 / 16 uur (openingstijden) = 8 vrachtauto’s per uur voor TAK (alles vanuit Weser/Ems gaat naar TAK).
Ï Nederland:
- 44.000 ha;
- 2.000.000 ton zetmeelaardappelen (1 mln. TAK z, 1 mln. OMO z );
- 22 vervoerders (waarvan 6 tevens DLD Weser/Ems);
- campagne NL: augustus tot april (ongeveer 192 dagen);
- 35 ton belading toegestaan in NL;
- gemiddeld 500 tot 600 ton zetmeelaardappelen per dag per vervoerder;
- zo’n 350 ritten per dag;
- 350 / 16 uur (openingstijden) = 22 vrachtauto’s per uur voor TAK en OMO samen.
Bron: http://www.avebe.name/agro/index_nl.htm; Dresden, 2006, p.43; Interview vervoerders en medewerkers AVEBE (zie bijlagen VI en VIII)
z z
M. Bron, mei 2006 xxv