• No results found

Bijlage 1 Notitie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage 1 Notitie"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

21 voor de jeugd 2.0

Samenwerking op jeugdzorg in Zuidoost-Brabant

Versie 5 maart 2014

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4

H.1 Dagbehandeling en behandeling met verblijf ... 6

1.1 Achtergrond ... 6

1.2 Inhoudelijk toekomstperspectief ... 6

1.2.1 Factoren die een rol spelen bij het bepalen van de juiste zorg ... 7

1.2.2. Specificering zorgvormen ... 8

1.2.2.1. Dagbehandeling ... 8

1.2.2.2. Zorgvormen Behandeling met verblijf ... 8

1.2.3. Samenhang met passend onderwijs ... 9

1.3 Plaatsing van jeugdigen binnen deze vormen van zorg ... 10

1.4 Bekostiging ... 10

H.2 Crisisdienst, AMHK, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering ... 12

2.1. Achtergrond ... 12

2.2. Inhoudelijk toekomstperspectief ... 13

2.2.1. Jeugdbescherming en jeugdreclassering ... 13

2.2.2. Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ... 13

2.2.3. Crisisdienst ... 14

2.3 Cliëntroute naar JB/JR, AMHK en crisisdienst ... 15

2.4 Bekostiging ... 15

2.5 Scenario’s ... 16

H.3 GGZ Jeugd, zorgverzekeraar en huisartsen ... 17

3.1 Achtergrond ... 17

3.2 Inhoudelijk toekomstperspectief ... 18

3.2.1. Van gespecialiseerde GGZ naar generalistische basis GGZ ... 19

3.2.2 Uitgangspunten voor toekomstig beleid GGZ-J ... 20

3.3 Cliëntroutes bij GGZ-Jeugd ... 21

3.4 Samenvatting in schema ... 23

H4. Toegang tot jeugdhulp ... 26

4.1 Achtergrond ... 26

4.2 Bepalen juiste zorg ... 26

4.2.1 Vrijwillige toegang... 26

4.2.2 Toegang tot het gedwongen kader ... 27

4.3 Plaatsing van kinderen in de juiste zorgvorm ... 27

4.4 Beschikking ... 27

H.5 Financiën & samenwerking ... 28

5.1. Inleiding ... 28

5.2. Sturingsfilosofie regio Zuidoost Brabant ... 29

5.3.Sturingsinstrumenten ... 29

5.4. Bekostiging ... 29

5.5. Transformatieprikkel ... 30

5.6. Budgetverdelingsmodel ... 30

5.6.1. Uitgangspunten ... 30

5.6.2. Verdelingsmodel ... 30

(3)

5.6.3. Onderbouwing Transformatiebijdrage 2015 ... 34

5.6.4. Toelichting afwijkende percentages transformatiebijdrage ... 34

5.6.5 Indruk uitvoering naar zorgvormen ... 34

5.7. Intergemeentelijke samenwerking ... 36

5.7.1. Resultaat en doel... 36

5.7.2 Type taken ... 36

5.7.3 Organisatorisch construct... 37

5.7.4. Afweging construct ... 37 Bijlage 1:

Cijfers jeugdmonitor en macrobudget Bijlage 2:

Brief afspraken tussen Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant en 21 gemeenten van Zuidoost Brabant Bijlage 3:

Samenvatting van en toelichting op reacties instellingen op vorige concept-versie 21 voor de jeugd 2.0

(4)

Inleiding

Sinds eind 2010 trekken we als 21 gemeenten in de regio Zuidoost Brabant gezamenlijk op om te komen tot een Regionale Strategische Agenda Transitie Jeugdzorg. Als onderdeel daarvan zijn in 2011 zijn in de regio Zuidoost Brabant uitgangspunten voor de transformatie van het jeugdzorgstelsel vastgesteld. Op basis van deze uitgangspunten is in 2012 een functioneel model als inspiratiemodel vastgesteld door de 21 wethouders in Zuidoost Brabant. Door het Rijk is aangegeven dat minimaal bovenlokaal moet worden samengewerkt bij de organisatie van Jeugdbescherming, Jeugdreclassering, zeer specialistische en intramurale jeugdzorg, samenvoeging AMK en steunpunt(en) Huiselijk Geweld en de kindertelefoon.

In het regionale plan 21 voor de jeugd'', dat op 12 juni 2013 in het regionaal POHO is vastgesteld, is afgesproken hoe de regionale samenwerking er ten aanzien van de verschillende zorgvormen uitziet.

Als het gaat om ambulante zorg aan kind en gezin dan worden op regionaal niveau product- en

prijsafspraken gemaakt met grote instellingen, waarbij lokaal bepaald wordt welke en hoeveel zorg al dan niet wordt ingekocht. Tevens is afgesproken dat iedere gemeente generalistenteams gaat inrichten, waar zoveel mogelijk de toegang tot specialistische zorg wordt belegd. Voor behandeling gekoppeld aan een verblijf is afgesproken dat dit op regionaal niveau bekostigd wordt, waarbij gezien de hoge kosten, regionaal een systeem van risicospreiding zal worden gehanteerd. Ten aanzien van Jeugdbescherming en Jeugdreclassering is afgesproken dat regionale bekostiging plaatsvindt, waarbij lokaal het volume wordt afgesproken. Voor zowel het regionale AMHK als een regionale crisisdienst is afgesproken dat dit gezamenlijk bekostigd wordt via volumeafspraken, zodat een minimale bezetting gegarandeerd kan worden. Ten aanzien van de verschillende vormen dagbehandeling was nog geen knoop doorgehakt.

De beslispunten uit '21 voor de jeugd' zijn vertaald in een vervolgagenda, waar het afgelopen half jaar aan gewerkt is in 7 verschillende projectgroepen:

1. Projectgroep versnelling;

Deze projectgroep bereidt inhoud en (bestuurlijk) proces van de versnelling (overheveling ambulante jeugdzorg) voor.

2. Klankbordgroep Regionale Transitie Arrangementen (RTA);

Continuïteit van zorg in 2015 met behoud van infrastructuur en beperking van frictiekosten wordt vertaald in een RTA. De opleverdatum was 31 oktober 2013.

3. Projectgroep Crisisdienst, AMHK, JB en JR;

Deze projectgroep werkt de beslispunten uit ’21 voor de jeugd’ verder uit: voorstel integrale regionale crisisdienst, voorstel nieuwe regionaal meldpunt AMHK, voorstel organisatie JB en JR, en eventueel de kindertelefoon.

4. Projectgroep huisartsen, GGZ, ziektekostenverzekeraars;

Deze projectgroep richt zich op afspraken met (huis)artsen, GGZ en zorgverzekeraars en doet voorstel tot afspraken.

5. Projectgroep dag-, deeltijd en intramurale voorzieningen;

Deze projectgroep ontwikkelt een voorstel voor dit specialistisch aanbod, de beoogde regionale samenwerking per zorgvorm en geeft het raakvlak met het (passend) onderwijs aan.

6. Projectgroep risicospreiding en juridische construct van de intergemeentelijke samenwerkings- varianten;

Deze projectgroep werkt een voorstel voor financiën, voor risicospreiding 2 en 5 jaar en intergemeentelijke samenwerking/samenwerkingsvarianten uit.

7. Projectgroep producten en prijsafspraken;

Dit is een vervolg op projectgroep 6 en start vanaf eind 2013. Deze projectgroep komt tot product en prijsafspraken: vertaling van transitiearrangement en voorbereiden van product en

prijsafspraken alle zorgvormen (volgend uit de hierboven genoemde projectgroepen).

Graag willen wij u nu een tussenrapportage aanbieden. Dit document vormt een vervolg op '21 voor de jeugd' en moet beschouwd worden als tussenstap op de weg naar 2015. Net als in de vorige versie van '21 voor de jeugd', is een aantal beslispunten hierin geformuleerd, maar ook een aantal

uitwerkingspunten, welke in een vervolgagenda moeten worden vertaald en ter hand genomen door de regionale projectgroepen. Om te komen tot deze notitie zijn veel gesprekken gevoerd met uitvoerders van de huidige jeugdzorg. Dit zijn zowel gesprekken geweest met hulpverleners, als beleidsmedewerkers/stafmedewerkers en bestuurders van instellingen. Op 27 november 2013 heeft

(5)

een tussentijdse bestuurlijke bijeenkomst plaatsgevonden met wethouders en bestuurders van instellingen.

Niet alle opdrachten zijn conform planning uitgevoerd. De werkgroep financiën heeft haar planning moeten aanpassen vanwege een aantal redenen:

- Landelijk aangeleverde gegevens en cijfers bleken onvoldoende betrouwbaar.

- Het Regionaal Transitie Arrangement diende 31 oktober 2013 te worden opgeleverd.

- Het macrobudget en de berekeningswijze werd onder andere op basis van de wetsbehandeling in de Tweede kamer aangepast.

De werkgroep “Versnelling” heeft haar input al eerder opgeleverd. Dit heeft geresulteerd in een

bestuursovereenkomst die op 27 november 2013 is ondertekend in een portefeuillehoudersoverleg van de 21 gemeenten. Per 1 januari 2014 is gestart met de uitvoering van de enkelvoudige ambulante jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van de gemeenten in Zuidoost Brabant.

In dit rapport zijn de bevindingen van de overige projectgroepen opgenomen.

(6)

H.1 Dagbehandeling en behandeling met verblijf

Beslispunten:

1. Instemmen met bekostiging van regionaal bepaald basisvolume1 van de zorgvorm “behandeling met verblijf” met regionale risicospreiding.

2. Instemmen met het uitwerken van plaatsingskaders voor nader te specificeren vormen van

“behandeling met verblijf”

3. Instemmen met het continueren van een plaatsingscommissie voor Zuid Nederland voor de gesloten jeugdzorg en de landelijke specialistische verblijfsvormen.

4. Instemmen met het maken van regionale product- en prijsafspraken voor nog te specificeren vormen van “dagbehandeling”.

Beslispunten voor vervolgopdracht:

1. Uitwerken van afspraken (met instellingen en met andere regio’s uit Zuid Nederland) rondom plaatsing.

1.1 Achtergrond

Een belangrijk uitgangspunt binnen de transitie jeugdzorg (maar ook binnen andere transities in het sociaal domein) is dat kinderen zoveel mogelijk opgroeien en zich ontwikkelen in een gewone

thuissituatie, in de eigen buurt en deelnemen aan het reguliere onderwijs of andere opvang. Eén van de uitdagingen is om het “uitplaatsen” van jeugdigen naar speciale voorzieningen zoveel mogelijk te voorkomen en het gebruik van dergelijke voorzieningen terug te dringen.

Tegelijkertijd is er het besef dat er altijd jeugdigen zullen zijn bij wie dit, vanwege kindgebonden problematiek en/of de opvoedsituatie thuis, niet haalbaar of wenselijk is.

Om deze redenen zullen er kinderen blijven die (tijdelijk):

1. niet kunnen deelnemen aan een regulier dagprogramma, zoals het reguliere basis- of voorgezet onderwijs of de reguliere kinderopvang/peutergroep. Dit verstaan we onder de zorgvorm

“dagbehandeling”

2. niet in eigen gezinssituatie kunnen wonen. Dit verstaan we onder zorgvorm “behandeling met verblijf”

Op dit moment is deze zorg doelgroepgebonden georganiseerd. Dat wil zeggen dat er nu vier doelgroepen te onderscheiden zijn:

a. jeugdigen met een GGZ diagnose en een zorgbehoefte b. Jeugdigen met een (L)VB diagnose en zorgbehoefte

c. Jeugdigen binnen gezinnen met een opvoedproblematiek en een zorgbehoefte d. Jeugdigen met een leerproblematiek

1.2 Inhoudelijk toekomstperspectief

Een aantal bewegingen zal vanaf 2015 gemaakt worden:

- Terug naar het “normale”: Jeugdigen groeien zoveel mogelijk op in een huiselijke setting en nemen deel aan “gewone” daginvulling en vrijetijdsactiviteiten. Als dit om welke reden dan ook niet mogelijk is willen we dat de begeleiding/ondersteuning zoveel mogelijk aansluit bij het “gewone” leven.

- Niet zozeer het precies vaststellen van de problematiek en de doelgroep (en daarmee de wijze van financiering en indicatiestelling) staan centraal, maar het antwoord op de vraag om ondersteuning en begeleiding die het kind/de jongere nodig heeft. Alles met het doel zo veilig en gunstig mogelijk op te groeien.

- De hulp die buitenshuis gegeven wordt, wordt - indien mogelijk- gecombineerd met ambulante hulp of ondersteuning in het gezin en aandacht voor de leefomgeving. Hierbij wordt contact gezocht met het generalistenteam, waarbij op maat afspraken worden gemaakt tussen specialistische instelling en het generalistenteam over de gezamenlijke aanpak en wie (welk onderdeel van) de ambulante

begeleiding in het gezin voor zijn/haar rekening neemt.

1 Voorheen werd gesproken over capaciteitsbekostiging. Deze term wordt vervangen door 'Regionaal bepaald basisvolume'

(7)

1.2.1 Factoren die een rol spelen bij het bepalen van de juiste zorg

De volgende factoren spelen een rol bij de vraag welke zorgvorm het best passend is bij deze jeugdigen:

a. De vraag of behoefte aan ondersteuning

b. De ernst van de problematiek van het kind/de jeugdige c. De thuissituatie

d. Veiligheidsrisico’s

e. Druk op opvoeders, professionals en omgeving Ad a. De vraag of behoefte aan ondersteuning

We onderscheiden hierbij vier vraagcategorieën, waarbij verschillende doelstellingen voorop staan. In de praktijk is er vaak sprake van een combinatie van deze vragen en zijn er meerdere redenen waarom ondersteuning wenselijk is.

1. Leren omgaan met beperkingen en problemen en gebruik maken van de mogelijkheden.

Hierbij is sprake van kindgerelateerde problematiek. Als gevolg daarvan kunnen jeugdigen vastlopen op de verschillende leefgebieden: thuis, op school en in de vrije tijd. Er kunnen verschillende oorzaken aan ten grondslag liggen of een combinatie van oorzaken:

o psychiatrische problematiek van het kind o een (verstandelijke) beperking van het kind

o traumatische ervaringen in het leven van het kind (hieronder vallen ook verwaarlozing en mishandeling in de opvoedingssituatie)

2. Leren perspectief te zien

Het gaat hier met name om jongeren met gedragsproblemen, die niet openstaan voor ondersteuning of hulp. Ze hebben motivatie- en identiteitsproblemen. Deze jongeren hebben vaak weinig normbesef en geen of weinig doel in het leven. Een ondersteuningsplan op maat probeert de jongere opnieuw te laten wennen aan een dagritme, positieve ervaringen te laten meemaken en zelfvertrouwen op te laten bouwen.

3. Behoefte aan een veilige plek

Hierbij gaat het om kinderen en jongeren die opgroeien in een gezinssituatie waar de ouders/verzorgers niet in staat zijn de belangen van kinderen voorop te stellen. Dit kan te maken hebben met psychiatrische problematiek of ernstige beperkingen bij de ouders, maar ook bijvoorbeeld met een situatie van

vechtscheiding. De begeleiding/ondersteuning is er vooral op gericht om tijdelijk een veilige plek te bieden waar het kind vertrouwd kan opgroeien.

4. Leren om op eigen benen te staan

Het gaat hier om jongeren die vanwege eigen problematiek en/ of vanwege de thuissituatie vaak langdurig wonen of gewoond hebben in intramurale voorzieningen, niet terug naar huis kunnen en grote moeite hebben om zich zelfstandig te redden. Hier kan net zoals bij a. verschillende problematiek aan ten grondslag liggen.

Ad b. Ernst en problematiek van het kind

Afhankelijk van de ernst van de problematiek wordt samen met ouders en het kind een zorgvuldige afweging gemaakt welke zorg het best past bij het kind.

Ad c. De thuissituatie

Uitgangspunt is behandeling of begeleiding in de thuissituatie, uitgaande van eigen kracht en van de kracht van het sociaal netwerk. Het begrippenpaar draaglast-draagkracht is hier van toepassing: een stabiele thuissituatie verhoogt de draagkracht.

Ad d. Veiligheidsrisico’s

Hierbij is het van belang een goede balans te vinden tussen enerzijds de bescherming en de veiligheid van de jeugdige, maar anderzijds de kansen van het kind om zich goed te ontwikkelen. Veiligheid staat voorop, maar bij opgroeien hoort het opdoen van eigen ervaringen om van te leren. Het is soms lastig om binnen de zwaarste zorgvorm (behandelgroep in een gesloten of beperkende voorziening) de juiste balans te vinden tussen vrijheid bieden en bescherming.

(8)

Ad e. Druk op opvoeders, professionals en omgeving

Het gedrag en/of de problematiek van een kind kan een flinke belasting betekenen voor het

oorspronkelijke gezin, maar ook voor de ondersteunende professionals, het netwerk of voor bijvoorbeeld een potentieel pleeggezin. Dit kan een reden zijn om te moeten kiezen voor een zwaardere en meer beperkende vorm van zorg.

1.2.2. Specificering zorgvormen

In de volgende twee paragrafen worden beide zorgvormen onder de loep genomen en een verdere onderverdeling gemaakt, die voor zowel de Jeugd GGZ als huidige AWBZ vormen en provinciale jeugdzorg geldt.

1.2.2.1. Dagbehandeling

Hieronder verstaan we alle vormen van ondersteuning, waarbij het kind een zorgbehoefte heeft, waardoor het kind niet aan de “normale” dagsituaties kan deelnemen, dus niet aan het reguliere basisonderwijs of aan het reguliere kinderdagverblijf kan deelnemen of dat een kind voorbereid moet worden op deelname aan regulier basisonderwijs of opvang. Het kan zijn dat een kind hiertoe (tijdelijk) van de leerplicht ontheven wordt.

Als gekozen wordt voor een vorm van dagbehandeling is er bijna altijd sprake van kindgebonden problematiek, waarbij wordt ingestoken op het leren omgaan met beperkingen en problemen en gebruik maken van de mogelijkheden. Dagbehandeling wordt waar mogelijk en wenselijk gecombineerd met hulp in de thuissituatie. Hiertoe is een nauwe samenwerking met het generalistenteam nodig.

De vormen van dagbehandeling kunnen grofweg in 2 categorieën worden onderverdeeld, die op een verschillende wijze samenhangen met het onderwijs:

a. Vervangende daginvulling

Het gaat hier om kinderen, die tijdelijk of langdurig zo’n grote behoefte hebben aan specialistische ondersteuning, dat het volgen van onderwijs of deelname aan een regulier kinderdagverblijf niet mogelijk is. Het betreft bijvoorbeeld kinderen en jongeren die behoren tot de groep met (verstandelijke)

beperkingen, die niet of slechts zeer beperkt naar school kunnen of gebruik kunnen maken van reguliere voorzieningen. Hieronder valt onder andere het Medisch Kinderdagverblijf of voorzieningen voor kinderen, die worden voorbereid om op latere leeftijd alsnog deel te nemen aan het reguliere onderwijs.

Er zijn ook kinderen en jongeren die vanwege gedragsproblematiek tijdelijk niet naar school kunnen.

Soms wordt deze behandeling gecombineerd met een verblijf op een school die daartoe specifiek is ingericht (bijvoorbeeld de Zwengel: deze school wordt vanuit onderwijsgelden bekostigd, maar hieraan gekoppeld vindt behandeling door Herlaarhof plaats).

b. Naschoolse behandeling

Het gaat hier om kinderen, die veelal kunnen deelnemen aan het gewone (of speciaal) onderwijs, maar voor wie na schooltijd aanvullende behandeling nodig is in een groep. Denk bijvoorbeeld aan Boddaert.

Deze kinderen/jongeren ontvangen samen met hun gezin behandeling. Onderdeel van de dagbehandeling is een groepsbehandeling van het kind/de jongere, dat tevens dient als ontlasting van het gezin.

Versterken van het gezinspotentieel is een prioriteit.

1.2.2.2. Zorgvormen Behandeling met verblijf

Aan de hand van eerder genoemde criteria wordt bekeken welke gezinsvervangende plek het best geschikt is voor het kind en voor het gezin. Daarbij is het uitgangspunt om het kind als het kan in een situatie op te vangen, die het meest lijkt op een “gewone” gezinssituatie. Het kan echter zo zijn dat dit vanwege de veiligheid en ontwikkelingsmogelijkheden van het kind of vanwege het beroep dat gedaan wordt op de ondersteuners/professionals niet mogelijk is en een kind in meer aangepaste en beschermde omgeving moet worden geholpen.

Behandeling met verblijf kan aan dagbehandeling vooraf gegaan zijn dan wel daarop volgen.

(9)

We hanteren een indeling van licht (zoveel mogelijk gelijkend op een reguliere thuissituatie) naar zwaar:

a. Begeleiding door geselecteerde en gecoachte vrijwillige opvoeders (pleegzorg)

Het gaat dan voornamelijk om kinderen of jongeren waarbij niet de eigen problematiek op de voorgrond staat, maar waarbij het kind/de jongere om diverse redenen niet thuis kan wonen. Het kind/de jongere kan worden geplaatst in een pleeggezin of bij een ‘hospita’, waarbij via een zorgvuldige procedure de

gezinnen of hospita’s geselecteerd worden, gematcht worden aan de jeugdige en begeleid worden door een professional. Als het kan wordt het pleeggezin gezocht in het directe netwerk van het gezin

(netwerkplaatsing). De gezinnen en de hospita’s zelf zijn vrijwilligers. Dit is zo ‘normaal’ mogelijk. Het kind/de jongere woont in een gewone gezinssituatie, gaat naar een reguliere school en neemt aan gewone vrijetijdsactiviteiten deel.

Hieraan kunnen wel ambulante vormen van zorg vanuit specialistische zorg voor de begeleiding van pleegouder en/of het kind gekoppeld worden als dat wenselijk of noodzakelijk is.

b. Gezinssituatie waarbij een professionele behandeling is

Dit is bedoeld voor kinderen/jongeren, waarbij ook ernstige eigen problematiek of

ontwikkelingsachterstand een rol speelt, zodat een professionele behandeling voor de ontwikkeling van deze jeugdigen noodzakelijk is.

Het gaat dan bijvoorbeeld om gezinshuizen, waar 1 van de ouders in dienst is van een specialistische instelling of professionele pleeggezinnen en zorgbedrijven, die tegen dagvergoeding de kinderen/jongeren begeleiden/behandelen. Ook gaat het om professionele hospita (“op kamers”) projecten.

Ondanks de professionele begeleiding lijkt de situatie op die van een “normale” gezinssituatie en in veel gevallen gaat het kind/de jongere naar een reguliere school en neemt aan “normale” vrije tijdsactiviteiten deel.

c. Behandelgroepen/woonvormen in de wijken

Hierbij gaat het om kleinschalige voorzieningen in de wijken, gerund door professionals van

specialistische instellingen. In veel gevallen gaan de kinderen/jongeren daarbij naar het reguliere of speciale onderwijs in de wijk (in sommige gevallen kan dit ook zijn een school op de locatie van intramurale voorzieningen) en nemen deel aan reguliere vrijetijdsactiviteiten. Hieronder valt ook de begeleiding aan de 16+ ers die ondersteuning nodig hebben bij het leren op eigen benen te staan. Voor hen zijn er vormen van begeleid wonen in de wijk, vaak als overgang van een beschermende omgeving naar zelfstandigheid. Maar er zijn ook specialistische opvangvoorzieningen en woonvoorzieningen in de wijk.

d. Behandelgroep op het terrein van de voorziening

Hierbij wordt het kind of de jongere opgevangen in een intramurale voorziening. Dit zijn vaak kleine overzichtelijke settings, waarbij ook de vrijetijdsinvulling en de school soms op het terrein van de voorziening geregeld is. Behandeling is gericht op alle leefgebieden.

e. Behandelgroep in gesloten/beperkende voorziening

Het gaat hierbij om opvang van kinderen/jeugdigen waarbij vaak eigen problematiek speelt, maar ook de veiligheid/bescherming voorop staat. Dat kan zijn bescherming van het kind tegen eigen gedrag

(weglopen, risicovol en/of suïcidaal gedrag), maar kan ook zijn bescherming tegen de omgeving

(bijvoorbeeld loverboys). Bij deze plaatsing is altijd een uitspraak van de rechter noodzakelijk (kan zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk zijn). Bij de behandeling zullen veiligheidsaspecten vaak een belangrijke rol spelen. Voorbeelden hiervan zijn jeugdzorg Plus (Vreekwijk en Icarus) en Forensische plekken bij de Catamaran.

1.2.3. Samenhang met passend onderwijs

Ten gevolge van zowel de bewegingen binnen passend onderwijs als binnen de transitie jeugdzorg om zwaardere vormen van zorg terug te dringen, zal in de toekomst vaker gekozen worden voor plaatsing in het regulier onderwijs, aangevuld met ambulante hulp.

Is toch dagbehandeling nodig, dan is een samenwerking met reguliere onderwijsvoorzieningen noodzakelijk, zoals bijvoorbeeld tussen het Medisch Kinderdagverblijf en de reguliere kinderopvang, tussen Boddaert/naschoolse behandeling en voortgezet onderwijs en tussen voorschool (voor licht verstandelijk gehandicapten) en het onderwijs, voor een goede overdracht van leerlingen.

(10)

Ook tussen “behandeling met verblijf” en het onderwijs is een duidelijke samenhang. Afhankelijk van het soort verblijf gaat het kind naar een reguliere school of speciaal onderwijs of een school op de locatie van een jeugdzorginstelling. Het onderwijs zelf wordt nagenoeg altijd gefinancierd uit onderwijsgelden en is geen onderdeel van transitie jeugdzorg. Het zijn echter wel duidelijk communicerende vaten. Als vanuit de transitie jeugdzorg zwaardere jeugdzorg wordt teruggedrongen, zullen meer kinderen/jongeren deel gaan nemen aan het reguliere onderwijs, waardoor hier een groter beroep wordt gedaan op het onderwijs en ambulante begeleiding vanuit het onderwijs en vanuit de zorg. Anderzijds is het ook zo dat als het gebruik van speciaal onderwijs wordt teruggedrongen, er een groter beroep gedaan kan worden op ambulante zorg gekoppeld aan het reguliere onderwijs.

Gesloten jeugdzorg bevindt zich op locaties waar een eigen onderwijsinstelling aanwezig is, die voor het voortbestaan afhankelijk is van het aantal cliënten binnen de zorginstelling, maar ook van het aantal indicaties voor speciaal onderwijs uit de omgeving.

Op dit moment is het zo dat kinderen voor gebruikmaking van zowel speciaal onderwijs als van jeugdzorg twee verschillende indicatietrajecten moeten doorlopen, die niet op elkaar zijn afgestemd. Het is van belang dat de gemeenten met het onderwijs in overleg treden (subregionale OOGO’s) om de toegangs/indicatie trajecten en de ondersteuningsarrangementen op elkaar af te stemmen, zodat jeugdigen en hun ouders geen hinder ondervinden van de twee toegangspoorten en verschillen in financiering.

1.3 Plaatsing van jeugdigen binnen deze vormen van zorg Plaatsingscoördinatie Zuidoost Brabant

Voor het daadwerkelijk zoeken van beschikbare en juiste plekken voor verschillende vormen van verblijf is kennis nodig van de capaciteit, de kosten, specifieke kenmerken van de zorgvormen etc. Op dit moment is deze taak voor heel Zuidoost Brabant belegd als specifieke functie bij BJZ: de plaatsingscoördinatie.

Het is goed om deze functie ook in de toekomst op minimaal de schaal van Zuidoost Brabant te organiseren. Deze plaatsingscoördinatie verzorgt de plaatsing van jeugdigen binnen een verblijfsvorm.

Voor de vormen (landelijk) gesloten jeugdzorg en specialistische verblijfsfuncties levert de

plaatsingscoördinatie een voorstel aan de hieronder genoemde plaatsingscommissie Zuid Nederland.

Plaatsingscommisie Zuid Nederland

Bij plaatsing van een jeugdige in een gesloten/beperkende voorziening binnen Zuid Nederland is op dit moment een plaatsingscommissie actief. Deze bekijkt in welke JeugdzorgPlus instelling het kind het best geplaatst kan worden. Dit is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van plaatsen. In 2014 zal een gemeentelijke vertegenwoordiger (vanuit Tilburg) gaan deelnemen aan de stuurgroep van deze plaatsingscommissie. De plaatsingscommissie willen we continueren vanaf 2015 en op basis van de ervaring van 2014 de precieze werkwijze en samenstelling bepalen. De taken van de plaatsingcommissie zullen worden uitgebreid met de plaatsing van jeugdigen binnen andere specialistische verblijfsfuncties (GGZ en VG sector). Hiertoe zullen in 2014 afspraken gemaakt worden met andere regio’s en instellingen uit Zuid Nederland.

1.4 Bekostiging

Bekostiging dagbehandeling

Het is sterk afhankelijk van het lokale aanbod aan zorg, de wijze waarop deze zorg vorm gegeven wordt en de wijze waarop (subregionaal) vorm gegeven wordt aan passend onderwijs, welke behoefte er lokaal is aan dagbehandeling. Wel hebben de verschillende vormen van dagbehandeling vaak een

gemeenteoverstijgend bereik. Hierbij valt op dat net zoals bij ambulante zorg in de omgeving van Helmond/de Peel andere aanbieders actief zijn dan in de omgeving Eindhoven. Voorgesteld om wel regionale afspraken te maken over de producten en de prijzen, maar per gemeente af te spreken welk volume afgenomen wordt. Het bekostigingssysteem kan lokaal (subregionaal) gecombineerd worden met ambulante zorg, waardoor substitutie van zorgvormen in de praktijk mogelijk is (dus inzet van ambulante zorg in combinatie met regulier kinderdagverblijf waar mogelijk in plaats van bijvoorbeeld een Medisch Kinderdagverblijf).

(11)

Subregio de Peel is voornemens zelf product- en prijsafspraken voor bepaalde vormen van

dagbehandeling te maken, die in deze subregio geleverd worden. Dit betekent dat de samenwerking met 21 gemeenten betrekking heeft op een nog nader te bepalen pakket van vormen van “dagbehandeling”.

Dit wil niet zeggen dat voor de andere vormen geen samenwerking zal ontstaan, bv. door gebruik te maken van elkaars afspraken.

Bekostiging Behandeling met verblijf

Deze zorg is zeer ingrijpend voor het kind en het gezin en het gaat om kostbare voorzieningen. Ook is er het besef dat de hulp alleen geboden kan worden als het aanbod goed is georganiseerd op bovenlokaal (en soms ook bovenregionaal) niveau. Daarom is binnen ‘21 Voor de jeugd’ gekozen voor verregaande samenwerking op dit terrein. De samenwerking bestaat uit de financiering van een regionaal bepaald basisvolume en het hanteren van een systeem van risicospreiding, zodat iedere gemeente in staat is de benodigde plaatsen te bekostigen, maar uiteindelijk alleen het eigen gebruik betaalt.

Om binnen deze zorgvormen ervoor te zorgen dat kinderen zoveel mogelijk worden opgevangen in pleeggezinnen en gezinshuizen in plaats van intramurale voorzieningen, wordt de bekostiging van de verschillende vormen van verblijf gecombineerd. Het bekostigingssysteem dat gehanteerd gaat worden zal substitutie van verschillende behandelvormen mogelijk moeten maken en het inzetten van lichtere vormen moeten stimuleren.

In de bekostiging zou een onderscheid gemaakt moeten worden tussen de kosten die gepaard gaan met het verblijf (“hotel”functie) en de kosten die gepaard gaan met de begeleiding/behandeling.

(12)

H.2 Crisisdienst, AMHK, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering

Beslispunten

1. Instemmen met een gezamenlijke transformatieopgaven voor Bureau Jeugdzorg en de gemeenten waarmee een substantiële reductie van maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering gerealiseerd gaat worden en gekeken wordt naar verdere mogelijkheden voor het terugdringen van overheadkosten van Bureau Jeugdzorg. Hierover worden voor 1 april verdere afspraken gemaakt tussen de gemeenten in Zuidoost Brabant en Bureau Jeugdzorg.

2. Instemmen met financiering van regionaal bepaald basisvolume jeugdbescherming en jeugdreclassering en regionale bekostiging van AMHK en crisisdienst.

3. De middelen die de Centrumgemeenten in het kader van het regionaal kompas inzetten op de steunpunten huiselijk geweld worden in 2015 en 2016 doorgezet in het AMHK.

Opdracht voor verdere uitwerking:

1. Onderzoek naar doorontwikkeling crisisdienst naar één integrale regionale crisisdienst voor inwoners van alle leeftijden van de regio, samen met de instellingen.

2. Afspraken maken met de Raad voor de Kinderbescherming over de cliëntroute.

3. Organiseren van de crisisdienst, AMHK, JB & JR

2.1. Achtergrond

In de Jeugdwet is bepaald dat gemeenten vanaf 1 januari 2015 regionaal moeten samenwerken op het terrein van jeugdbescherming (JB), jeugdreclassering (JR), het steunpunt huiselijk geweld (SHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Hierbij krijgen gemeenten de opdracht om van het SHG en het AMK een gecombineerd steunpunt te maken onder de noemer Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. De wettelijke grondslag voor het AMHK wordt gevormd door de Wmo. Het combineren van het SHG en het AMK wordt door het Rijk gemotiveerd door de overlap tussen de twee functies met betrekking tot jeugdigen. Bij 50% van de zaken betreffende huiselijk geweld zijn ook kinderen betrokken. Daarnaast is het efficiënt en effectief om ook de crisisdienst regionaal vorm te geven.

Jeugdbescherming en jeugdreclassering (JB en JR)

In het huidig systeem zijn JB en JR twee aparte disciplines met een geheel eigen werkwijze. Het doel van JB is het waarborgen van de veiligheid van het kind in een gezin. De JR begeleidt jongeren tussen 12 en 18 jaar die een strafbaar feit hebben gepleegd. Het doel van de JR is het voorkomen van recidive en het vergroten van de maatschappelijke participatie. In de Jeugdwet is bepaald dat gemeenten

jeugdbescherming (JB) en jeugdreclassering (JR) moeten laten uitvoeren door een gecertificeerde instelling

Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Steunpunten Huiselijk Geweld

Het huidige Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Steunpunten Huiselijk Geweld dienen vanuit de Wmo te worden geïntegreerd tot één AMHK; Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en

Kindermishandeling. Momenteel opereren drie organisaties (Bureau Jeugdzorg voor het AMK en Lumens Groep en Lev Groep voor de SHG’s) voor die taken, wat geïntegreerd moet worden tot één taak en één werkwijze.

Crisisdienst

Een crisisdienst (nu Spoedeisende Zorg van Bureau Jeugdzorg) biedt acute, niet medische, hulp. Ze verrichten 24 uur per dag, zeven dagen per week crisisinterventie voor kinderen en gezinnen.

Medewerkers van het crisisteam moeten in onoverzichtelijke situaties en onder druk professioneel en adequaat handelen om de veiligheid van kinderen én ouders te bevorderen voor minimaal de eerste 48 uur (ambulancedienst) tot vier maximaal weken. De crisisdienst werkt samen met diverse organisaties.

Tot op heden worden de taken op het terrein van de JB, JR, Spoedeisende Zorg (crisisdienst op het terrein van jeugd) en het AMK uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg wordt, op basis van de Wet op de jeugdzorg, gefinancierd door de provincie, die hiertoe middelen van het rijk ontvangt. JB en JR wordt daarnaast aangeboden vanuit de William Schrikker Groep en een aantal landelijk werkende

(13)

instellingen voor specifieke doelgroepen, zoals Nidos voor vluchtelingen. Deze landelijk werkende

instellingen voor specifieke doelgroepen blijven landelijk gefinancierd en daarmee buiten de opdracht van dit project.

Het SHG wordt gefinancierd uit de rijksmiddelen Kompas, waarvoor de gemeenten Eindhoven en Helmond de rol van centrumgemeente vervult ten behoeve van de regio. Uitvoerende instellingen van SHG in onze regio zijn de Lumensgroep (Eindhoven e.o.) en de Levgroep (Helmond e.o).

In ’21 Voor de jeugd’ is ten aanzien van deze functies op het terrein van veiligheid reeds besloten:

o Om jeugdbescherming en jeugdreclassering gezamenlijk te bekostigen;

o Om AMHK en crisisdienst gezamenlijk te bekostigen met volumegarantie voor de instelling;

o De ontwerpfase regionaal op te pakken en de uitvoering zoveel mogelijk lokaal/subregionaal aan te laten sluiten;

o De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder een tandemfunctie te laten vervullen met de generalist in het gezin. De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder geeft samen met de generalist het plan van aanpak vorm en is toezichthouder.

Ook is voor deze voorzieningen op het gebied van veiligheid in grote lijnen bepaald hoe ze samenwerken met de generalistenteams. Jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders vormen een koppel met de betrokken generalist. De eersten zijn vooral betrokken bij de toezichttaak, de laatste bij het gezin en het uitvoeren van het gezinsplan. Over de crisishulp is gezegd dat deze zo snel mogelijk weer overdragen moet worden aan de ‘normale’ hulp van het generalistenteam. En het AMHK moet overleggen met de generalist over de wenselijke en nodige hulp in geval van kindermishandeling of huiselijk geweld.

2.2. Inhoudelijk toekomstperspectief

Gemeenten hebben ten aanzien van de in dit hoofdstuk beschreven functies, zoals in voorgaande paragraaf beschreven, een belangrijke en niet geringe (organisatorische) opdracht vanuit de Jeugdwet.

Daarnaast zal ook binnen deze functies een inhoudelijke transformatie moeten plaatsvinden. Aanvullend hierop heeft het Rijk gemeenten de opdracht gegeven om uiterlijk 28 februari 2014 te komen tot afspraken met Bureau Jeugdzorg over de voortzetting van de taken van deze instelling in 2015. Doel hiervan is de frictiekosten te beperken en daarnaast zoveel mogelijk zorgcontinuïteit te realiseren, maar ook om de deskundigheid en expertise van medewerkers zoveel mogelijk te behouden voor de regio Zuidoost Brabant. Als belangrijkste uitvoerder van de JB, JR, AMK en crisisdienst, naast de toegang, hebben deze afspraken een direct gevolg voor de (organisatorische) opdracht vanuit de Jeugdwet voor de gemeenten in de regio Zuidoost Brabant.

2.2.1. Jeugdbescherming en jeugdreclassering

In ’21 Voor de jeugd’ hebben we reeds aangegeven dat we één gecertificeerde instelling voor de uitvoering van JB en JR willen. De afspraken met Bureau Jeugdzorg sluiten hierbij aan met dien te verstande dat er eerst wordt gekozen voor een overgangsscenario in 2015.

De functies JB en JR worden in 2015 voortgezet bij BJZ en de Landelijke Werkende Instellingen (LWI) waarbij BJZ de hoofdaannemer is en de betreffende LWI's in onderaannemerschap van BJZ werken. De uitvoering zal daarbij waar mogelijk worden aangepast op de gewenste transformatie, waarbij uiteraard aan de wettelijke vereisten blijft worden voldaan. Zo zal per direct gekeken worden op welke wijze de samenwerking met de generalistenteams in de regio moet worden vormgegeven, maar ook op welke wijze het aantal maatregelen beperkt kan worden. Naast de rijkskorting zal een korting worden doorgevoerd op deze functies om de transformatie tot stand te brengen. Over de mogelijkheden hiertoe worden voor 1 april nadere afspraken gemaakt.

De stip op de horizon zijn drie aparte regionale gecertificeerde instellingen in de provincie Noord-Brabant.

Deze moeten per 2016 zijn gerealiseerd.

2.2.2. Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

De functie AMK wordt in 2015 eveneens voortgezet bij BJZ. De uitvoering zal daarbij waar mogelijk worden aangepast op de gewenste transformatie. Ook hier geldt dat uiteraard aan de wettelijke eisen moet worden voldaan. Gezien de opdracht tot het vormen van een AMHK worden de medewerkers van het AMK en het SHG één team, onder één aansturing gebracht.Over de mogelijkheden hiertoe worden voor 1 april nadere afspraken gemaakt. Met betrekking tot de uiteindelijke positionering van het AMHK zal op een later moment een besluit worden genomen, waarbij het uitgangspunt is de realisatie van het AMHK per 1 januari 2016.

(14)

Inhoudelijk moet het toekomstig AMHK er op gericht zijn om eerder, maar ook efficiënter, hulp te bieden en de veiligheid van alle betrokkenen duurzaam te borgen. Negen uitgangspunten2 vormen de basis van de visie voor een geïntegreerd AMHK:

1. Veiligheid staat voorop

2. Deskundige taxatie/ beoordeling van de situatie van het gezin/ het huishouden 3. Duidelijkheid bieden over casus-, proces-, en ketenregie

4. Versterken van eigen kracht, sociale omgeving en netwerk 5. Passende interventie en direct inzetbaar

6. Belang van het kind staat voorop

7. Laagdrempelig bespreken van vermoedens (burgers en professionals) 8. Vroegsignalering en preventie

9. Eenheid in drang- en dwangkader (civiel, straf, bestuurlijk)

Daarnaast is het van belang om de aansluiting met de generalistenteams goed te organiseren, zodat er geen overlap in taken ontstaat en het generalistenteam de regie binnen de casus behoud

2.2.3. Crisisdienst

Figuur 2: Overzicht van de onderdelen van de crisisdienst

In de regio Zuidoost Brabant is besloten tot de oprichting van een integrale crisisdienst voor zowel jeugd als volwassenen. In het geval van jeugdigen wordt de crisisinterventie uitgevoerd door de spoedeisende zorg van BJZ. Wanneer er een crisis is bij een volwassene wordt die nu via de crisisdiensten voor

volwassenen opgepakt. Vaak zijn deze volwassenen ook ouder. Het is derhalve in ieders belang de crisis integraal op te pakken voor het gezin. Door de koppeling tussen de jeugd en volwassenen crisisdienst, kan er breed gekeken worden wat er nodig is om de veiligheid terug te brengen. Het streven is om in overleg met de diverse instellingen de integrale crisisdienst in 2015 te kunnen realiseren. Het aantal fte van BJZ toegerekend naar de regio nemen we daarbij voor 100% mee, zodat expertise niet verloren gaat.

Indien de regionale crisisdienst in 2015 niet operationeel is, willen we de afspraken van 2015 in samenwerking met de regio Noordoost Brabant met het huidige BJZ voortzetten.

2Gebaseerd op ‘Een Veilig Thuis; Gemeentelijke visie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling’, d.d. 20 juni 2013, G4.

(15)

Los van de organisatorische vormgeving van de crisisdienst - integraal of voortzetting van huidige afspraken met BJZ - wordt geadviseerd om de eerste twee jaar zowel de 'ambulancedienst' (48 uur) als de ambulante hulp tot maximaal vier weken gezamenlijk te bekostigen. Uit de praktijk blijkt dat een crisis niet altijd na 48 uur overgedragen kan worden aan een generalistenteam. De ambulante hulp van de medewerker van de crisisdienst blijft tijdelijk nodig, omdat deze wordt geboden vanuit een onafhankelijke rol. De generalist (al dan niet vooraf al bekend aan het gezin) staat als het ware naast het kind en het gezin en heeft dus per definitie geen onafhankelijke positie. Er wordt wel gestreefd naar nauwe samenwerking met het generalistenteam. Bij sterk functionerende generalistenteams, die zich de komende jaren zullen ontwikkelen, kan de bezetting van de crisisdienst wellicht tijdens kantoortijden afnemen in de toekomst.

2.3 Cliëntroute naar JB/JR, AMHK en crisisdienst

De cliëntroute naar de jeugdbescherming, jeugdreclassering, het AMHK en de crisisdienst zal via verschillende wegen lopen:

JB/JR:

Generalistenteams (en eventueel andere door gemeenten aan te wijzen professionals) zullen degenen zijn die een raadsmelding doen via de Raad voor de Kinderbescherming. Indien er een maatregel uitgesproken wordt, wordt er een jeugdbeschermer of jeugdreclasseerder aan de generalist en het gezin gekoppeld. In de gevallen waarin een raadsmelding gedaan wordt, er een maatregel wordt opgelegd en er nog geen generalist gekoppeld is aan de casus, gebeurt dat direct.

AMHK:

Het AMHK is bereikbaar voor advies en consultatie van inwoners, vrijwilligers en professionals. Echter, gemeenten profileren in eerste instantie hun generalistenteams voor advies-, consultatie- en

ondersteuningsfuncties. Als de problematiek complexer is, of mensen liever op afstand advies vragen, kan dat via het AMHK. Het AMHK levert zelf geen hulp aan gezinnen. In de in 2014 te realiseren regiovisie Huiselijk Geweld zal dit meegenomen worden.

Crisisdienst:

De crisisdienst is in beginsel 24x7 bereikbaar voor crises. Zij hebben een telefonische

bereikbaarheidsdienst voor alle inwoners en professionals. Echter, er zal eerst (snel) gekeken worden of een generalist uit het lokale veld beschikbaar is gedurende kantoortijden. Anders gaan zij er op af, zoals eerder beschreven. Zij werken hiervoor samen met de crisisdiensten van LVB, GGZ en het specialistisch zorgaanbod.

2.4 Bekostiging

De verplichting in de Jeugdwet om als gemeenten samen te werken ten aanzien van de organisatie en uitvoering van bovengenoemde functies en de afspraken die we als regio hebben gemaakt met BJZ over de voortzetting van de huidige functies maken dat ook de bekostiging een regionale aangelegenheid is.

Voor het AMHK en de crisisdienst willen we kiezen voor de bekostiging van een regionaal bepaald basisvolume. De beschikbaarheid is een belangrijk punt en deze bekostigingswijze sluit daarbij aan. De 21 gemeenten kunnen voor de financiële dekking zowel gebruik maken van jeugdbudgetten als van Wmo- budgetten. Het Wmo-budget wordt al aangewend voor de huidige bekostiging van de Steunpunten huiselijk geweld. De diverse crisisdiensten en het meldpunt kindermishandeling worden bekostigd uit jeugdbudgetten. Over het volume wordt in het hoofdstuk financiën meer gezegd.

Voor de functie Jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt voorgesteld om product- en prijsafspraken te met een lokale volumebepaling. Gemeenten hebben op grond van de wet een leveringsplicht ten aanzien van jeugdbescherming of jeugdreclassering. Om die reden wordt - op basis van het feitelijk gebruik – voor elke gemeente een passend volume bepaald.

(16)

2.5 Scenario’s

Onderstaande scenario’s geven de organisatiemogelijkheden weer om JB, JR, AMHK en Crisisdienst te organiseren. In deze scenario’s dient de crisis altijd onderdeel uit te maken van een andere organisatie, omdat het te klein en inefficiënt is om apart te organiseren:

- Scenario 1: één organisatie met daarin twee onderdelen: JB/JR enerzijds, AMHK en crisis anderzijds - Scenario 2 : Twee los van elkaar functionerende organisaties JB/JR in één organisatie, AMHK in de

andere organisatie (daarbij de afweging waar de Spoedeisende zorg aan te haken) - Scenario 2a: met AMHK vanuit een welzijnsinstelling aangeboden.

Deze scenario’s zijn voorbereid, besproken met instellingen en gemeenten en een adviesbureau heeft hier, in opdracht van de gemeenten Eindhoven en Helmond, een doorrekening op gedaan. Dit is

afgestemd met het huidige Bureau Jeugdzorg en de aanbieders van de Steunpunten Huiselijk Geweld. De 21 gemeenten hebben naar aanleiding hiervan het onderstaande gekozen:

In de brief aan de Staatssecretarissen hebben gemeenten aangegeven welke taken zij wel of niet bij Bureau Jeugdzorg willen inkopen in 2015. Dat geeft Bureau Jeugdzorg tijd om de organisatie op de toekomst aan te passen. De gemeenten in Zuidoost Brabant en Bureau Jeugdzorg hebben op 28 februari overeenstemming bereikt over de taken en de budgetten voor het jaar 2015.

Om zorgcontinuïteit te garanderen en frictiekosten maximaal te beperken is met alle regio’s in Noord- Brabant en het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant een overgangsscenario overeengekomen. In 2015 gaat Bureau Jeugdzorg voor de 21 gemeenten de jeugdbescherming en jeugdreclassering en de

Spoedeisende Zorg uitvoeren. Verder blijft Bureau Jeugdzorg verantwoordelijk voor het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het AMK wordt in 2015 samengevoegd met het Steunpunt Huiselijk Geweld, dat door de LEV-groep en door Lumens wordt verzorgd. De regio gaat samen met deze drie partijen dit centrale meldpunt gezamenlijk inrichten.

De functie toegang, het stellen van indicaties voor jeugdhulp, zal volledig zijn afgebouwd bij Bureau Jeugdzorg per 1 januari 2015. De verantwoordelijkheid hiervoor komt bij de generalistisch werkende teams te liggen. In deze teams willen de gemeenten graag de kennis van Bureau Jeugdzorg opnemen.

Daarom spreken de gemeenten de intentie uit om een deel van de betreffende FTE op te nemen in deze generalistisch werkende teams.

In 2015 zal toegewerkt worden naar de oprichting van regionaal werkende Gecertificeerde Instellingen, van waaruit minimaal de functies jeugdbescherming en jeugdreclassering worden uitgevoerd.

Uitgangspunt voor alle 21 gemeenten is dat de jeugdzorgtaken worden uitgevoerd binnen de financiële middelen die wij daarvoor van het Rijk ontvangen (macrobudget). De definitieve macrobudgetten zijn nog niet bekend. In de meicirculaire van 2014 volgen de definitieve bedragen. De middelen voor de jeugdhulp zullen vanuit het Rijk naar gemeenten komen met een efficiencykorting, die in 2017 oploopt tot 20%. Om zo optimaal mogelijk te vernieuwen wordt op veel vormen van jeugdhulp een ‘transformatiekorting’

opgelegd. Deze korting moet ten bate komen van de inrichting van de generalistisch werkende teams (lokale netwerken) zodat kinderen en gezinnen waar nodig snel de juiste hulp krijgen.

(17)

H.3 GGZ Jeugd, zorgverzekeraar en huisartsen

Beslispunt

1. Het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013 -2014 en het Onderhandelingsakkoord 2014-2017 als vertrekpunt nemen voor beleidsontwikkeling GGZ-Jeugd voor de periode 2014 – 2017.

2. Realiseren van versterking van de samenhang van het gezondheidsdomein, sociaal domein en onderwijsdomein door elkaar te informeren bij enkelvoudige problematiek en door afstemming bij complexe of risicovolle problematiek

3. Het schematisch overzicht doorverwijzing J-GGZ, uit paragraaf 3.6 als samenvattend regionaal vertrekpunt nemen voor verdere uitwerking op lokaal/subregionaal niveau

Vervolgopdracht

1. Op basis van 1ste beslispunt te komen tot voorstellen, na overleg met instellingen en zorgverzekeraars, voor nadere inhoudelijk invulling van de bezuinigingstaakstelling voor de komende periode.

2. Op basis van het 2de beslispunt met betrokken partijen te komen tot een samenwerkingsprotocol met betrekking tot informeren en afstemmen.

3. Op basis van het 3de beslispunt voor 1 april 2014 een overzicht te presenteren van de keuzen die lokaal/subregionaal gemaakt zijn.

4. Met de ziektekostenverzekeraars te komen tot samenwerkingsafspraken: in verband met de landelijk vastgestelde overgangsperiode voor de GGZ jeugd, over de relatie tot de GGZ- volwassenen en de relatie met de generalistische teams.

3.1 Achtergrond

Momenteel zijn de gemeenten en het Rijk samen met veldpartijen bezig om te kijken welke waarborgen noodzakelijk zijn, om de jeugdhulp zoals jeugd-ggz goed vorm te geven. Een aantal van deze waarborgen is in de wet opgenomen, zoals kwaliteitseisen en continuïteit van zorg in 2015. De opdracht van de werkgroep betreft het maken van een ontwerp over de verbinding met GGZ, vanuit huisartsen, ziekenhuizen, generalistenteams, onderwijs en jeugdgezondheidszorg. Daarbij dient de werkgroep te bezien welke afspraken regionaal dan wel subregionaal gemaakt moeten worden. De voorliggende rapportage betreft een uitwerking van het eerder vastgestelde document “21 voor de jeugd”, maar leidt nog niet tot alles omvattende afspraken omdat er eerst landelijk duidelijkheid moet zijn over de wijze van

“zachte landing GGZ sector” en omdat de tussenfase nodig is om tot een scherpere vervolg opdracht te komen. Het betreft om die reden vooral een informatief hoofdstuk, dat zijn uitwerking moet krijgen in de subregio’s en in een volgende versie van “21 voor de jeugd”.

De GGZ is een sector gericht op het herstel of stabiliseren van mensen met psychische aandoeningen, waarbij de zorg wordt geboden waar dat noodzakelijk is, maar niet meer dan nodig is. Uitgangspunt is zorg op maat, waarbij ook de patiënt, hun familie en het netwerk rondom de patiënt een belangrijke rol spelen. Kerntaken van de huidige J-GGZ zijn te omschrijven als:

o preventie

o advisering en consultatie o diagnostiek

o behandeling en begeleiding o medicatie

o opname (BOPZ, RM, enz)

De J-GGZ valt momenteel grotendeels onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Als een opname in een GGZ-instelling langer dan een jaar duurt, dan valt deze zorg onder de AWBZ. Dit geldt ook voor extramurale begeleiding en beschermd wonen. Collectieve preventie, selectieve preventie en maatschappelijke ondersteuning op het vlak van GGZ valt onder de WMO.

De stoornissen die behandeld worden in de J-GGZ zijn zeer divers en kunnen sterk variëren in duur. Voor een deel van de kinderen in de jeugd-ggz zijn de problemen van tijdelijke aard. Wel is er bij sommige aandoeningen of stoornissen, zoals bijvoorbeeld depressies, angststoornissen of een trauma als gevolg van misbruik, vaak een blijvende kwetsbaarheid en dus kans op herhaling. Er zijn ook stoornissen die in meer of mindere mate blijvende beperkingen met zich mee brengen. Zowel op het gebied van emoties en gedrag als in cognitief functioneren van kinderen. Dit komt bijvoorbeeld voor als er sprake is van aan

(18)

autisme verwante stoornissen, schizofrenie, ADHD en combinaties daarvan. Sommige aandoeningen vragen om nauwe samenwerking met het onderwijs of somatische artsen. Binnen het veld zijn veel verschillende hulpverleners actief, die ambulante zorg, deeltijdzorg, en intramurale zorg leveren.

Verreweg het merendeel van de zorgtrajecten is ambulant (± 97%), waarbij jongeren niet worden

opgenomen in een instelling. Behandeling met behulp van e-health is in ontwikkeling. De voorkeur gaat uit naar vroege interventies, die hebben een groot effect op de latere kwaliteit van leven. Vroeg investeren in psychische problemen draagt bij aan een kwalitatief goede en ook economisch gezonde samenleving door minder schooluitval, betere arbeidsparticipatie en minder behoefte aan zorg op latere leeftijd.

Ongeveer 5% van alle jeugdigen in Nederland heeft een psychische stoornis die leidt tot ernstige beperkingen in hun functioneren en/of risico’s van een verstoorde ontwikkeling. Het gaat dan jaarlijks landelijk om ongeveer 170.000 kinderen, van de 3,5 miljoen kinderen tot en met 17 jaar in Nederland. De meest voorkomende problemen zijn:

o Aandachttekortstoornissen en gedragsstoornissen (31%)

o Pervasieveontwikkelingsstoornissen (oa Asperger, autisme. 21%) o Relatieproblemen (bv tussen ouder-kind. 13%)

o Overige stoornissen zuigeling/kind/adolescent (10%) o Angsstoornissen (9%)

o Aanpassingsstoornissen (7%)

3.2 Inhoudelijk toekomstperspectief

Per 2014 wordt er landelijk een aantal veranderingen in de GGZ doorgevoerd. De afspraken zijn gemaakt in het kader van het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013 -2014 en zijn nadien bekrachtigd en aangescherpt in de onderhandelaarsakkoord 2014-2017. Doel van dit GGZ-akkoord is een goede en doelmatige zorg voor patiënten met psychische aandoeningen.

Zowel de Jeugdwet als het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013 -2014 delen een aantal belangrijke doelstellingen. Beide steken in op preventie, eigen kracht, destigmatisering, demedicalisering,

normalisering en probleemoplossend vermogen van gezinnen en hun sociale netwerk. Een belangrijk element in beide ontwikkelingen is ook de zorg op maat en op de juiste plek. Geen over- of

onderbehandeling en het beroep op ‘zwaardere’ hulp verminderen. Wij stellen om die reden dan ook voor om onderstaande indeling ook in het kader van de zorg voor jeugd te hanteren

Waar in het oude GGZ stelsel gesproken wordt van 1e, 2e en 3elijns GGZ-zorg, zal er nu uitgegaan worden van:

a) Huisartsenzorg/POH GGZ b) Generalistische basis GGZ c) Gespecialiseerde GGZ Ad a) Huisartsenzorg GGZ

De huisartsenzorg kenmerkt zich door een sterke poort waarin patiënten met psychische problematiek adequaat worden herkend, behandeld of waar nodig verwezen worden naar de generalistische GGZ of gespecialiseerde GGZ. Bezien vanuit de zorginfrastructuur is huisartsenzorg 1e lijns zorg. Bezien vanuit het Bestuursakkoord GGZ wordt de GGZ zorg van de huisarts/POH-GGZ 0de lijn GGZ zorg genoemd. De generalistische basis GGZ wordt 1ste lijns GGZ genoemd. En specialistische GGZ wordt 2de lijn GGZ genoemd. Dat kan verwarrend zijn. Wij zullen daarom zo veel mogelijk spreken over basis GGZ en specialistische GGZ.

Veel huisartsen beschikking over een praktijkondersteuner (POH/S dan wel POH/GGZ), deze is gespecialiseerd in somatiek dan wel in GGZ problematiek . De POH GGZ signaleert, diagnosticeert, intervenieert en ondersteunt bij psychische problemen in samenwerking met de huisarts. De

werkzaamheden zijn gericht op het helder krijgen van psychische aspecten van gezondheidsproblematiek, goede doorverwijzing en urgentiebepaling, kortdurende begeleiding, psycho-educatie, continuïteit van zorg/ casemanagement en preventie. De POH GGZ betreft veelal (60%) een SPV’er met veel kennis van de chronische psychiatrische volwassen cliënten. De SPV’er heeft als achtergrond een functie die in het verlengde ligt van de 2de lijns psychiatrie. Dat is dus wezenlijk anders dan hetgeen gevraagd wordt vanuit jeugdproblematiek: jeugd 0de lijns GGZ werk verrichten en indien nodig opschalen naar 1ste lijns werk en

(19)

daarnaast kennis van jeugdpsychiatrie in relatie tot opvoeding en kennis van de basisinfrastructuur van het jeugdveld. Eigenlijk een POH GGZ Jeugd. Deze functie is in ontwikkeling. Hier zal nog een flinke slag gemaakt moeten worden.

Het is de bedoeling dat een huisarts patiënten met psychische problematiek beter gaat herkennen, meer patiënten zelf gaat behandelen en/of patiënten gerichter gaat verwijzen naar de generalistische basis GGZ of de gespecialiseerde GGZ. Door het organiseren van een adequate ondersteuningsfunctie (POH- GGZ) bij de huisarts wordt huisartsen de mogelijkheid geboden om patiënten te stimuleren tot meer zelfzorg door het aanbieden van e-health behandelingen, door verbetering van de screeningsfunctie of door tijd te maken om de patiënt (met ondersteuning van een andere hulpverlener) zelf te behandelen.

Ad b) Generalistische Basis GGZ

Wanneer de huisarts/POH-GGZ inschat dat de patiënt meer hulp nodig heeft kan hij doorverwijzen naar de generalistische basis GGZ. De generalistische basis GGZ is alleen op verwijzing toegankelijk, niet alleen door de huisarts maar ook door andere hulpverleners (hierover meer in het volgende hoofdstuk).

Het gaat bij de generalistische basis GGZ om lichte tot matige, niet complexe problematiek. De basis GGZ is ook verantwoordelijk voor goede nazorg, ondersteuning en terugvalpreventie bij mensen die al eerder behandeld zijn voor een psychische aandoening.

Op dit moment vinden in de regio Zuidoost Brabant pilots plaats waarbij de huisartsenzorg en de

koppeling met onderwijs en generalistenteam in proefopstelling worden uitgeprobeerd. De lessen die we hiervan kunnen leren zullen worden meegenomen in de verdere doorontwikkeling van de samenhang tussen het gezondheidsdomein, sociaal domein en onderwijsdomein.

Ad c) Gespecialiseerde GGZ

Soms is er sprake van complexe psychische problematiek. Jeugd en jongeren waarbij een hoge mate van complexiteit van behandeling nodig is, door gespecialiseerde professionals, vallen binnen de

gespecialiseerde GGZ. Diagnostiek gebeurt onder de verantwoordelijkheid van een GZ of klinisch psycholoog, psychotherapeut of psychiater. De behandeling is gericht op herstel of op rehabilitatie. Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar een aanpak waarbij ambulante behandeling uitgangspunt is. Als het niet anders kan wordt een patiënt klinisch behandeld, met als uiterste remedium gedwongen opname.

Ook de toegang tot de gespecialiseerde GGZ is alleen mogelijk na verwijzing van een bevoegde professional.

Wanneer blijkt dat een patiënt in een stabiele situatie verkeert en dat gespecialiseerde GGZ niet meer nodig is, wordt de patiënt overgedragen aan de huisarts of de basis GGZ.

3.2.1. Van gespecialiseerde GGZ naar generalistische basis GGZ

Om te komen tot minder behandelingen in de duurdere gespecialiseerde GGZ, zijn een aantal voorstellen gedaan:

1) Lichte/ milde problematiek op de juiste plek in de keten.

In het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013-2014 is overeengekomen dat minimaal 20% van de patiënten die op dit moment in de gespecialiseerde GGZ worden behandeld patiënten met lichte en milde problematiek betreft; deze patiënten kunnen in de toekomst in de generalistische basis GGZ worden behandeld.

2) Zwaardere problematiek in de gespecialiseerde GGZ

Uit innovaties in de zorg blijkt dat het mogelijk is om patiënten met zwaardere psychische problematiek in de generalistische basis GGZ te behandelen dan -gemiddeld gezien– op dit moment gebeurt in de eerstelijns psychologische zorg. Daarmee kan een deel van de patiënten uit de huidige gespecialiseerde GGZ in de toekomst in de generalistische basis GGZ worden behandeld.

3) Ook stabiele chronische problematiek in de basis-GGZ

In het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013 -2014 is afgesproken dat de ambulantisering van mensen die (langdurig) in een kliniek zijn opgenomen wordt voortgezet. In principe worden deze patiënten door de gespecialiseerde GGZ door middel van bijvoorbeeld ACT of FACT-teams ondersteund. In stabiele

situaties kan een patiënt echter worden overgedragen aan de huisarts of de generalistische basis GGZ.

Voor het traject generalistische basis GGZ dat per 2014 wordt geïmplementeerd wil VWS een monitor

(20)

ontwikkelen om de ontwikkeling in de hele GGZ-keten goed te volgen. Op dit moment is het traject van de generalistische basis-GGZ nog volop in ontwikkeling.

Schematisch ziet dat er als volgt uit:

3.2.2 Uitgangspunten voor toekomstig beleid GGZ-J

Met het omarmen van de uitgangspunten uit het Bestuurlijkakkoord Toekomst GGZ leggen we een stevige basis voor toekomstig J-GGZ beleid. Onder andere ten aanzien van demedicalisering, destigmatisering, ambulatisering en het terugdringen van de 3e, 2e, 1e naar 0e lijn. Samen met de zorgverzekeraar en de instellingen dient hieraan vorm te worden gegeven.

Daarnaast is het van belang het sociaal domein, het gezondheidsdomein en het onderwijsdomein met elkaar te verbinden. Deze drie domeinen hebben eigen bevoegdheden en hebben alle drie te maken met de GGZ-Jeugd.

De verwijzing naar generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ ‘steunt’ op drie belangrijke vindplaatsen. De huisarts waar één patiënt één plan geldt. Het onderwijs, waar één leerling één plan geldt. En de generalistenteams waar één gezin één plan geldt. Ieder met zijn eigen invalshoek, maar allemaal met oog voor het kind en zijn/haar gezin. Afstemming door middel van directe lijnen tussen deze drie pijlers is van essentieel belang. Alleen zo kan er voorkomen worden dat er langs elkaar heen gewerkt wordt en dat één patiënt één plan, één leerling één plan en één gezin één plan, met elkaar in

overeenstemming zijn.

Aandachtspunt hierbij is het ontwikkelen van een protocol voor het vragen van toestemming aan cliënten voor afstemming tussen generalistenteam, school en huisarts. Daarnaast is aandacht nodig voor de afstemming en/of informering van de drie hier bovengenoemde pijlers. Bij enkelvoudige hulpverlening kunnen partijen volstaan met het elkaar op de hoogte brengen (informeren). In complexe, risicovolle en acute situaties dient afstemming plaats te vinden.

(21)

Samenhang voor wat betreft informeren en afstemmen in het sociaal domein, gezondheidsdomein en onderwijsdomein, als volgt in beeld:

3.3 Cliëntroutes bij GGZ-Jeugd

In principe is de GGZ geen vrij toegankelijke zorg. In de Jeugdwet is vastgelegd welke functionarissen rechtstreeks toegang kunnen verlenen tot GGZ, dit zijn de huisarts, kinderarts en jeugdarts. Voor een behandeling bij de GGZ is daarom altijd een verwijzing nodig. De nieuwe jeugdwet biedt gemeenten de ruimte om toegang tot GGZ ruimer in te richting. In elke gemeente zijn een aantal plaatsen waar kinderen, jeugd, jongeren en/of gezinnen zich bevinden te onderscheiden, waar professionals werken die

geconfronteerd kunnen worden met hulpvragen, de zogenaamde vindplaatsen. Doorverwijzingen naar de GGZ zal veelal vanuit deze vindplaatsen gebeuren. Gemeenten moeten een keus maken op welke wijze toegang tot GGZ verkregen kan worden vanuit welke vindplaatsen. De belangrijkste vindplaatsen worden hieronder verder uitgewerkt, deze zijn:

1. Huisarts / POH 2. School / ZAT 3. JGZ / Jeugdarts

4. Generalistenteam (Sociaal wijkteam / CJG) 5. Ziekenhuis / kinderarts

6. GGZ Ad 1. Huisarts

De huisarts is een laagdrempelige vindplaats, patiënten komen hier vaak op eigen initiatief. Huisartsen hebben over het algemeen een goede vertrouwensband met hun patiënten en patiënten hebben vaak een positieve houding ten opzichte van hun huisarts. Een huisarts ziet over het algemeen de meeste tot alle leden uit een gezin.

Elke huisarts werkt volgens het “één patiënt één plan” principe. De Praktijk Ondersteuner Huisarts GGZ (POH/GGZ) werkt voor de huisarts als de verbinder. Hij legt verbanden tussen de verschillende

leefgebieden van de patiënt. Krijgt hij een casus van de huisarts dan bepaalt hij of er sprake is van een enkelvoudig probleem. Is dat zo, dat wordt het probleem door huisarts/poh-er zelf opgepakt of passend

(22)

doorverwezen. Is er sprake van een meervoudig probleem dat zal de POH-er verbinding leggen een generalist uit het generalistenteam.

Een huisarts mag volgens de wet naar alle vormen van jeugdhulp doorverwijzen. Zo’n 80% van de verwijzingen naar de GGZ gebeurt vanuit de huisarts.

Ad 2. School/ZAT

Ook de school is een laagdrempelige vindplaats. Ouders/leerlingen schrijven zich op eigen initiatief bij de school van hun keuze in. Over het algemeen is er een positieve attitude naar het onderwijs, ook is er sprake van een vertrouwensband. Scholen hebben in de meeste gevallen zicht op de gezinssituatie van hun leerlingen.

Op scholen is hulp aanwezig, in de vorm van: SMW/generalist/O&O’er, Jeugdgezondheidszorg 4-18 jaar (Jeugdarts, jeugdverpleegkundige). Soms ook een orthopedagoog en psycholoog. De eerste insteek voor bespreking van een leerling in de zorgstructuur is veelal gedragsproblematiek.

Een jeugdarts en/of psycholoog kan nader diagnostisch instrumentarium inzetten en alle vormen van jeugdhulp inzetten. Korte lijntjes/verbindingen tussen schoolzorglijn en jeugdhulplijn zijn erg belangrijk.

Ad 3. Jeugdgezondheidszorg

In onze regio wordt de JGZ uitgevoerd door de GGD, ZuidZorg en Zorgboog.

De jeugdarts en jeugdverpleegkundige zien via het consultatiebureau het overgrote gedeelte van de 0-4 jarigen, en hun ouder(s). Op scholen zijn er voor 4-19 jarigen contactmomenten met de jeugdarts / jeugdverpleegkundige van de GGD. Dit zijn nu nog 3 momenten, in de toekomst worden dit er 4.

De insteek van de jeugdgezondheidszorg is medische en sociale gezondheid, het volgen van de

lichamelijke, psychische, sociale en cognitieve ontwikkeling. Er is sprake van enige vertrouwensband en bij met name het consultatiebureau (0-4 jaar) is het contact laagdrempelig en komen ouders vrijwillig met hun kinderen.

Er wordt gewerkt met een brede blik, de mens als bio-psycho-sociaal wezen. Dat wil zeggen dat er gekeken wordt naar het lichamelijk en psychisch/sociaal welbevinden van een kind in het gezin op de peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en op school.

De JGZ heeft een bereik van ruim 95%. Een legitieme plaats om vragen rondom opvoeden en opgroeien te stellen.

De jeugdarts is bevoegd tot doorverwijzing naar alle vormen van jeugdhulp inclusief de generalistische basis- en specialistische GGZ. De jeugdarts is ook bevoegd tot doorverwijzen naar 2de lijnsvoorzieningen zoals bijvoorbeeld kinderarts in ziekenhuis.

Ad 4. Het generalistenteam

Het generalistenteam3 is een actieve, laagdrempelige vindplaats. Kinderen en ouders kunnen hier hun vragen stellen. In het sociaal wijkteam werken generalisten met een overkoepelende blik.

Per gemeente / samenwerkingsverband kan het generalistenteam verschillend zijn ingericht, de couleur locale speelt hierbij een belangrijke rol. De verschillen tussen gemeenten zijn soms marginaal een andere keer weer groter. Het generalistenteam heeft echter in alle gevallen “één gezin één plan” als

basisprincipe. De meeste doorverwijzingen naar de GGZ vinden plaats via de huisarts. Als het niet goed gaat met een kind gaan ouders eerst en vooral naar de huisarts. Een klein aantal GGZ verwijzingen zal plaatsvinden via de generalistenteams.

Ad 5. Ziekenhuis / medisch specialisten

Het ziekenhuis is een vindplaats wanneer via een medisch specialistische behandeling blijkt dat er ook sprake is van sociale of psychische problematiek. Een ziekenhuis is minder laagdrempelig, dan

bijvoorbeeld de huisarts of het consultatiebureau. Binnen een ziekenhuis kan de medisch specialist een consult aanvragen van een ander medisch specialist. Ook kan een consult aangevraagd worden bij de GGZ.

De medisch specialist is wettelijk bevoegd om door te verwijzen. Dit gebeurt voornamelijk door de

kinderarts in het ziekenhuis. Wanneer een kind in een ziekenhuis terecht komt en er naast de somatische klacht ook sprake is van psychische problematiek verwijst het ziekenhuis volgens een vaste procedure door. Bij psychische klachten naar aanleiding van medische klachten volgt behandeling van de

ziekenhuispsycholoog. Bij psychische klachten welke niet naar aanleiding zijn van medische klachten

3 In de regio Zuidoost Brabant worden verschillende benamingen gebruikt. Waaronder; CJG / sociaal wijkteam, Centrum voor Maatschappelijke Deelname, etc.

(23)

volgt verwijzing naar de huisarts bij 1e lijnsproblematiek, of rechtstreekse verwijzing naar de 2e lijn GGZ.

Wanneer er sprake is van eerdere GGZ-behandeling volgt directe verwijzing naar de GGZ.

Ad 6 GGZ

De Basis generalistische GGZ is te beschouwen als vindplaats voor de specialistische GGZ. Ook hierbij dient het doorverwijzingsmandaat geregeld te worden.

Specifiek aandacht behoeft de forensische jeugdpsychiatrie omdat die een andere verwijsstroom kent, evenals overigens de ortho-psychiatrie. De forensische jeugdpsychiatrie heeft een landelijke functie, de ortho-psychiatrie een bovenregionale functie. Ook aandacht vraagt de adolescentengroep, 18-23 JR, waarbij we zouden moeten uitgaan van een naadloze aansluiting ondanks een ander financieringsregime.

De transitie, ook naar de volwassenenzorg, is een belangrijk aandachtspunt. Daarnaast dient er ook aandacht te zijn voor de ontwikkeling bij GGZ met het opzetten van FACT-teams en de verhouding hierbij tot de generalistenteam in de wijk. Aandacht voor de rol van de spoedeisende zorg (crisisdienst GGZ), Bij een acute, risicovolle psychiatrische crisis wordt via de huisarts de crisisdienst ingeschakeld, ook voor bijvoorbeeld BOPZ, RM en IBS. En aandacht voor afschaling van zorg.

3.4 Samenvatting in schema

In paragraaf 3.2 hebben we het toekomstperspectief van de GGZ jeugd geschetst door de hoofdlijnen van het bestuursakkoord te beschrijven en door de gewenste samenhang aan te geven van het sociaal domein, gezondheidsdomein en onderwijsdomein. In paragraaf 3.3 hebben we de meest voorkomend cliëntroutes beschreven en de vindplaatsen voor J-GGZ geïdentificeerd en nader omschreven. Op basis hiervan komen we tot het hierna volgende model. In de pagina volgend op het schema is een korte toelicht opgenomen.

.

(24)

Schematisch overzicht Doorverwijzing J-GGZ

(25)

Toelichting op het schema Ad1) Vindplaatsen

De hier genoemde vindplaatsen zijn de huidige vindplaatsen plus de generalist zoals deze op

verschillende plaatsen (afhankelijk van lokale keuzen) werkzaam zal zijn: sociale wijkteams, centrum voor dienstverlening, CJG enz. Zie paragraaf 3.3 voor nadere uitleg.

Ad2) Triage

Triage is eenvoudig gezegd het uitzoeken wat er aan de hand is. Dit gebeurt door de personen die in deze kolom vermeld staan.

Ad 3) Consult

De vindplaatsen hebben de mogelijkheid om advies te krijgen van een deskundige bijvoorbeeld een psycholoog. Wij stellen voor dat doorverwijzing door generalist naar specialistische GGZ altijd gepaard gaat van het advies van een deskundige.

Ad 4) Poortwachter

Wie is bevoegd de beslissing tot doorverwijzing te nemen. Wettelijk gezien zijn dit de huisarts, de kinderarts en de jeugdarts. Wij stellen voor dit uit te breiden naar de generalist.

Ad 5) Informeren en/of afstemming

Bij enkelvoudige, niet complexe hulpverlening is het informeren (op de hoogte houden) van huisarts, onderwijs dan wel sociaalwijkteam/generalist voldoende. Afstemming vindt plaats wanneer één van de drie partners vindt dat er sprake is van een complexe of risicovolle situatie.

Ad 6) Inschakelen

Hier betreft het de vorm die ingeschakeld kan worden door de poortwachter.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- de wijze waarop de maximale capaciteit enkelvoudige ambulante zorg wordt berekend (trekkingsrechten) en welke stappen worden ondernomen als deze maximale capaciteit wordt

We gaan verder nader in op een aantal aanvullende (wettelijke) taken bij de GGD belegd zijn door onze gemeenten, Rijk of derden.. Hierbij worden de jeugdgezondheidszorg(JGZ)

belangrijk dat gemeenten ingestemd hebben met het werkplan 2016 om ervoor te zorgen dat de reeds ingezette regionale projecten en het regionaal ambtelijk en bestuurlijk overleg

Stuurgroep heeft besloten ook voor het jaar 2016 als 21 gemeenten samen te zorgen voor instandhouding Noodkreet. Ireen van

[r]

De operationalisering heeft plaatsgevonden in opdracht van de 21 gemeenten en wordt tot uitvoering gebracht door 18 samenwerkende partijen in Zuidoost Brabant.. De doorontwikkeling

VRBZO gaat na deze capaciteiteninventarisatie voor de realistische scenario’s Verstoring telecommunicatie en ICT en Pandemie een beïnvloedings-analyse maken, Aan de hand

Wij stellen voor kennis te nemen van het Risicoprofiel 2017 en de bijbehorende capaciteiteninventarisatie en geen verdere wensen kenbaar te maken ten aanzien van