• No results found

ONDER DE GEVANGENEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ONDER DE GEVANGENEN "

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

r

78

(2)

0093 0535

(3)

REGLEMENT

VAN

ORDE EN TUCHT

ONDER DE GEVANGENEN

IN

TSfeWrf<*tóf4-3féi*

EN TOT

V00RL00PIGE REGELING M HUNNEN ARBEID.

L AN D S - D E V K KE K W.

A$P VOOR * >

[TMl-,lW0-

(4)
(5)

REGLEMENT

VAN

OJFLIDie JëüXT T U C H T

ONDER DE GEVANGENEN

I N

NEDERLANDSCH-INDIE

EN TOT

Y00RL00PIGE REGELING VAN HINNEN ARBEID.

I. Algemeene bepalingen.

Art. 1. Alle gebouwen, op het oogenblik in Nederlandsch-Indie als gevangenis gebezigd, blijven voorloopig die bestemming behouden.

Art. %. Behoudens de bepaling van het tweede lid van art. 361 van het reglement op de strafvordering voor de Raden van justitie op Java en het Hoog-geregtshof van Nederlandsch-Indie, worden in de gevangenissen steeds ten strengste afgezonderd:

a. inlanders en europeanen, b. vrouwen en mannen,

c. militairen en burgerpersonen,

d. veroordeelden tot de straffen van kruiwagen, tuchthuis of dwang- arbeid in den ketting en alle andere gevangenen.

Art. 3. Behoudens het voorschrift van art. 362 van het reglement op de strafvordering voor de Eaden van justitie op Java en het Hoog- geregtshof van NederlandscJi-Indie, wordtin iedere gevangenis een re- gister aangehouden van alle daarin opgenomene personen.

Dit register wordt in zoovele onderdeelen gesplitst als zich ver- schillende categoriën van gevangenen in de gevangenis bevinden.

Indien de Cipier buiten staat is het register te houden, wordt dat gedaan door een hiertoe door het Hoofd van gewestelijk 'bestuur aan te wijzen persoon.

Art. 4. De met het toezigt over de gevangenissen en de gevan- genen belaste ambtenaren kunnen zich de registers ten allen tijde doen voorleggen.

(6)

Art. 5. De Cipiers mogen in de gevangenissen niemand opnemen of houden dan uit kracht van een vonnis, een bevelschrift of eene beschikking, daartoe door de bevoegde autoriteit uitgevaardigd en zonder dat zoodanig stuk in zijn register is ingeschreven.

Zij zijn verpligl de uiterste zorg te dragen, dat de gevangenen, zoodra hun straftijJ verstreken is, in vrijheid gesteld wordenen, bij- aldien omtrent het tijdstip, waarop de invrijheidstelling behoort te geschieden, eenige twijfel mögt bestaan, zich tijdig dienaangaande tot den betrokken ambtenaar van het openbaar ministerie te wenden.

Met uitzondering van het geval, bedoeld in de vorige alinea van dit artikel, mogen zij niemand uit de gevangenis ontslaan dan op schriftelijk bevei van de daartoe bevoegde autoriteit.

Art. 6. Ieder is bij zijne opneming in de gevangenis verpligt zich te baden en te reinigen.

Onderwijl wordt onderzocht of in de medegebragte kleederen ook voorwerpen aanwezig zijn, die, met het oog op orde, tucht en veilig- heid, niet aan eenen gevangene kunnen worden gelaten.

Met deze voorwerpen wordt gehandeld zooals in art. 8 is voor- geschreven.

Art. 7. Waar voor de dienst der gevangenis een geneeskundige aanwezig is, wordt de gevangene zoo spoedig mogelijk na zijne opne- ming geneeskundig onderzocht.

Waar geen geneeskundige aan de gevangenisdienst verbonden is, geeft de Cipier of de voor het toezigt in de gevangenis aangewezen persoon, wanneer hij vermeent dat de nieuw opgenomen gevangene geneeskundige verpleging behoeft, daarvan onmiddelijk kennis aan het Hoofd van plaatselijk bestuur.

Bij vermoeden dat de gevangene aan eene besmettelijke ziekte lij- dende is, wordt hij, in afwachting van geneeskundig onderzoek, on- middelijk afgezonderd.

Art. 8. De door den gevangene medegebragte goederen worden' voor zooverre hij die niet voor zijne kleeding behoeft, bij zijne opne- ming in de gevangenis geregistreerd.

Hem, die tot de straf van kruiwagen, tuchthuis of dwangarbeid in den ketting is veroordeeld, worden die goederen tijdens zijnen straf- tijd niet teruggegeven; omtrent andere veroordeelden kan het plaat- selijk bestuur naar bevind van zaken beschikken.

Voorloopig aangehoudenen kunnen hunne goederen behouden.

Nogtans mogen evenmin in hun bezit als in dat van andere Ge- vangenen worden gelaten scherpe werktuigen, vergift, opium sterke drank, geld, preciosa en verder alle zoodanige zaken, die door het Hoofd van plaatselijk bestuur gevaarlijk of' met de orde 'en tucht strij- dig worden geacht.

Van de goederen, die, ingevolge de bepalingen van dit artikel, niet in het bezit van den" gevangene worden gelaten, wordt hem een'door den Cipier of anderen met het toezigt in de gevangenis belasten amb- tenaar opgemaakt en onderteekend reçu uitgereikt.

(7)

s

Ken door den gevangene voor juist geteekend of van zijn merk voorzien duplicaat daarvan zendt de bedoelde ambtenaar aan het Hoofd van plaatselijk bestuur, dat alsdan, naarmate van de waarde der goe- deren, beslist of zij ter griffie der gevangenis of we] geheel of gedeel- telijk ten zijnen burele bewaard zullen worden.

Art. 9. Alle tot straf veroordeelden zijn tot arbeid verpligt.

Art. 10. Voor alle werkzaamheden ten behoeve der gevangenis worden, zooveel mogelijk, gevangenen gebezigd; gegijzelden en voor- loopig aangehoudenen echter mogen daartoe niet worden gedwongen.

Art. I I Behalve tot de bij het vorige artikel vermelde werkzaam- heden, worden de met tot dwangarbeid of •ten-arbeidstellin» aan de openbare werken verwesen« veroordeelden gebezigd tot het schoen- en kleedermaken, timmermanswerk, metselwerk, het vervaard igen van goenie- zakken, rottmgwerk, vlechtwerk en dergelijken, alsmede tot schriif- en

leekenwerk. J

De zwaarste arbeid wordt opgelegd aan hen, die tot t u c h t h u i s - of kruiwagenstraf zijn veroordeeld; de ligtste aan hen, die slechts een korte gevangenisstraf behoeven te ondergaan.

Met inachtneming van dezen regel bepalen de Hoofden van gewes- telijk estuur, onder nadere goedkeuring van den Direktem van justitie voor de bmnen hun gewest gelegen gevangenissen, naarmate der plaatselijke omstandigheden, welke soort of soorten van de opgesomde werkzaamheden m elke gevangenis zullen worden verrigt en aan welke categonen van veroordeelden ze zullen worden opgelegd.

i A r t" T TU; , 0 n d e r t 0 e"i g t e n i n ° PV 0 ,gi ng de r bevelen van de betrok- kene Hoofden van plaatselijk bestuur, zijn in 's lands gevangenis te boerabaya de Direktem-, elders de Cipiers met de ve deeling van den aroeid e,, de regeling naar omstandigheden van de aan iederen ver- oordeelde op te leggen taak belast.

Waar de werkzaamheden gezamenlijk verrigt worden, is de werktijd van veroordeelden tot tuchthuis- en kruiwagenstraf van 61/ tot 1 1 ' / uur des morgens en van l*/a tot S ' / , uur des namiddags, van veroor- deelden tot gevangenisstraf van 6 ' / , tot I H / , uur des morgens en van

« tot 5 ys uur des namiddags.

Art 13. De bij art. I I bedoelde arbeid der veroordeelden wordt zooveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de behoeften van 's lands civiele en militaire departementen van algen.een bestuur: de vervaar digde voorwerpen, die daartoe niet kunnen dienen, worden in het

openbaar verkocht. l

A.an de betrokkene Hoofden van gewestelijk bestuur worden crediefen geopend tot het aanschaffen van gereedschappen en grondstoffen en het nekostigen van al wat vereischt wordt, om het verrigten van den arbeid mogelijk te maken.

De opbrengst van den arbeid komt ten bate van den lande.

Art. 14. De aard van den arbeid der tot dwangarbeid en tot arbeid-

^ e i t i n g aan de openbare werken veroordeelden wordt, voor zooveel

(8)

zulks niet regtstreeks door het Gouvernement geschiedt of is geschied, naar plaatselijke omstandigheden voor elk gewest geregeld door het Hoofd van gewestelijk bestuur, onder nadere goedkeuring van den Di- rekteur van justitie.

De tot dwangarbeid in den ketting veroordeelden zijn tot den zwaarsten arbeid verpligt.

Daarop wordt bij de aanwijzing hunner strafplaats bijzonder gelet.

Zij worden buiten volstrekte noodzakelijkheid niet bij instellingen of autoriteiten gedetacheerd.

Art. 15. De tot dwangarbeid en tot ten-arbeidstelling aan de open- bare werken veroordeelden worden aan het werk gesteld des voormid- dags van half zeven tot elf ure en des namiddags van een tot half zes ure, de tijd benoodigd om zich van en naar het werk te begeven daaronder gerekend.

Het Hoofd van plaatselijk bestuur of, waar dwangarbeiders voor een bepaald werk zijn aangewezen, de ambtenaar belast met dit werk, is, na zich dienaangaande met het Hoofd van plaatselijk bestuur te heb- ben verstaan, bevoegd in buitengewone omstandigheden de dwangar- beiders ook op andere uren werkzaam te stellen.

De rusttijd van elf tot een uur moet, buiten volstrekte onmogelijkheid, op of bij de werkplaats worden doorgebragt.

Over de dwan/arbeiders en ten-arbeid-gestelden worden mandoors aangesteld, zooveel mogelijk, gekozen uit de veroordeelden tot dwang- arbeid, die zich door een voortgezet goed gedrag, gepaard aan de overigens vereischte geschiktheid, daartoe aanbevelen, en aan wie daar- voor een zeker loon zal worden toegekend.

De mandoors begeleiden hen naar het werk en geleiden hen van daar terug naar de gevangenis.

Zooveel mogelijk wordt aan elke ploeg dwangarbeiders en ten-ar- beidgestelden eene bepaalde taak aangewezen, die door de mandoors onder hen wordt verdeeld.

Zoowel bij de aanwijzing dier taak als bij hare verdeeling worden de aard van het werk, de sekse, leeftijd, kracht en geschiktheid der dwangarbeiders in aanmerking genomen ; de ambtenaren, onder wier leiding de arbeid volbragt wordt, zijn verpligt zich van de juistheid en billijkheid dezer verdeeling te vergewissen.

De mandoors zorgen, dat ieder zijne taak afwerkt en brengen, wan- neer dit niet geschied is, daarvan des avonds mondeling rapport uit aan den ambtenaar, die het toezigt in de gevangenis voert. Deze stelt, zoo noodig, onmiddelijk een onderzoek in en zendt den volgenden ochtend vroegtijdig aan het Hoofd van plaatselijk bestuur een schrif- telijk berigt in omtrent de bij hem door de mandoors ingebragte klagten, met vermelding van den uitslag van zijn onderzoek en van zijne meening over de afdoening.

Behalve in geval van overmagt zijn de mandoors aansprakelijk voor ontvlugting en voor alle ongeregeldheden, welke door de veroordeelden, zoolang deze onder hun toezigt staan, mogten worden gepleegd; wan-

(9)

7

neer zij zich daardoor niet aan misdrijf hebben .-chuldig gemaakt, kunnen zij te dier zake worden gestraft met eene der politie-straffen!

De voorschriften van dit artikel zijn met opzigt tot de tot dwang- arbeid veroordeelden, die aan door het Gouvernement bepaaldelijk aan- gewezene inrigtingen en autoriteiten zijn toegevoegd, alleen in zooverre toepasselijk, als bestaanbaar is met den door hen te verrigten arbeid en de regelen der inrigting.

Art. 16. Buiten dringende noodzakelijkheid, ter beoordeeling van het Hoofd van plaatselijk bestuur, mogen de veroordeelden, behalve voor de werkzaamheden, die het dagelijks schoonhouden der gevange- nis betreffen, niet tegen hunnen wil te werk worden gesteld op Zon- dag,'s Konings verjaardag en den nieuwjaarsdag van hunnen landaard;

Europeanen mede niet op de algemeene Christelijke feestdagen.

Art. 17. De voorloopig gevangenen en veroordeelden mogen, de laatsten gedurende den tijd, in welken zij niet gedwongen behoeven te arbeiden, — naar verkiezing zoodanigen arbeid verrigten, als door het Hoofd van plaatselijk bestuur niet wordt geacht in strijd te zijn met de veiligheid en goede orde.

Zij mogen het op die wijze verdiende geld niet zelf ontvangen ; het wordt afgedragen aan den Cipier of ambtenaar, bedoeld bij art. 40, die verpligt is het ten hunnen behoeve te bewaren en daarvan rekening te houden.

Art. 18. Voorloopig blijven de aan de gevangenen van landswege te verstrekken voeding, kleeding, ligging, sirie, tabaks- en sirie-geld op den tegenwoordigen voet geregeld; echter kan bij de verstrekking van kleeding buitengewone slijtage ten gevolge van bevolen arbeid in aanmerking gebragfc worden.

Art. 19. De gevangenen kunnen, behalve van hen, die daartoe door hunne betrekking verpligt of geregtigd zijn, zooals Godsdienst- leeraars, enz., bezoek ontvangen van hunne betrekkingen en vrienden.

Deze worden daartoe alleen toegelaten op eene schriftelijke verdun- ning, afgegeven voor de voorloopig gevangenen, die voor eene Euro- pesche regtbank teregtstaan, door den ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de regtbank, voor welke de zaak in eersten aanleg aanhangig is, of wel. zoolang de zaak in geregtelijke instructie is, door den Regter- (Raadsheer) kommissaris, die met de instructie is belast ; voor alle overige gevangenen door het Hoofd van plaatselijk bestuur.

De verleende schriftelijke vergunning wordt bij het bezoek aan den ambtenaar, met het toezigt in de gevangenis belast, afgegeven.

De ambtenaar, door wien vergunning tot het bezo'k wordt verleend is bevoegd om bij hen, die gevangenen komen bezoeken, een onderzoek aan den lijve te doen instellen of zij ook van kontrabande zijn voorzien.

Art. 20. Zooveel mogelijk worden in iedere gevangenis een of meerdere vertrekken vóór die bezoeken bestemd.

Art. 21. De ambtenaar, door wien de vergunning tot het bezoek verleend is, is bevoegd 'óm schriftelijk te gelästen, dat onmiddelijk na dat bezoek de gevangene op nieuw gevisiteerd worde.

(10)

Hij is ooit gercgtigd te bevelen, dat bij de zamenkomst een beambte der gevangenis tegenwoordig zij, zonder dat die echter het te voeren gesprek kunne hooren.

Geene vergunning tot bezoek wordt verleend, zoodra een gevangene in het belang van het geregtelijk onderzoek buiten toegang is geplaatst.

Art. 22. De bezoeken kunnen geschieden des voormiddags tusschen acht en elf, des namiddags tusschen drie en zes ure.

De gegijzelden en voorloopig aangehoudenen kunnen dagelijks be- zoeken ontvangen; de veroordeelden slechts des Zondags.

Het Hoofd van plaatselijk bestuur is echter bevoegd naar bevind van zaken nog bovendien eenmaal 's weeks vergunning tot bezoek van eenen veroordeelde te verleenen.

Bij het verleenen dier vergunning wordt zorg gedragen, dat de veroordeelde door het bezoek zoo min mogelijk aan den hem opge- legden arbeid worde onttrokken.

Art. 23. Geene voor gevangenen bestemde of door dezen geschre- vene brieven mogen aan hen worden afgegeven of voor hen verzonden, zonder dat die eerst zijn ter hand gesteld:

a. voor de gevangenen, die voor eene Europesche regtbank teregtstaan, aan den ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de regtbank, voor welke de zaak in eersten aanleg aanhangig is of wel, zoolang de zaak in geregtelijke instructie is, aan den Regter- (Raadsheer) kommissaris, die met de instructie is belast:

l. voor alle anderen aan het TToofd van plaatselijk bestuur.

Deze ambtenaren zijn bevoegd, van den inhoud der brieven kennis te nemen en te beoordeelen of zij al of niet aan de gevangenen zullen afgegeven of voor hen verzonden worden.

De bepalingen van dif artikel zijn niet toepasselijk op gegijzelden.

Art. 24. Zooveel zulks slechts met eene goede bewaking vereenig- baar is, moeten alle gevangenen niet alleen in de gelegenheid gesteld, maar ook, tenzij hun gezondheidstoestand zulks verbiedt, verpligt worden zich te baden en eenigen tijd in de opene lucht te bewegen.

Voor de zindelijkheid der gevangenen wordt de meeste zorg gedragen.

Art. 25. Alle lokalen, waarin zich gevangenen bevinden, moeten dagelijks gereinigd worden.

In alle gebruikt wordende lokalen der gevangenis moet steeds goed en zuiver drinkwater voorhanden zijn.

Daar, waar men nog nachttonnen gebruikt, moeten die ten minste tweemalen in de vier-en-twintig uren geledigd en gereinigd worden.

Art. 26. Dagelijks wordt naar de gezondheid der gevangenen on- derzoek gedaan.

De Cipier geeft, zoo bij dit onderzoek gevangenen ziek worden bevon- den, gelijk ook zoo gevangenen, onverschillig van welken landaard, zich ziek melden daarvan onmiddelijk kennis aan den met de dienst in de gevangenis belasten geneesheer; waar die ontbreekt, aan het Hoofd van plaatselijk bestuur.

(11)

9

Art. 27. Het Hoofd van plaatselijk bestuur zorgt, iii overleg met den geneesheer, met de dienst in de gevangenis belast, op de best mogelijke wijze voor de verpleging der zieken.

Die verpleging kan, naar gelang der omstandigheden, in de gevan- genis óf in een hospitaal geschieden.

Waar geen geneesheer is, handelt het Hoofd van plaatselijk bestuur naar bevind van zaken.

Art, 28. Indien een gevangene overlijdt, wordt, behoudens het ge- val in het derde lid van dit artikel vermeld, het lijk van hestuurswege ter aarde besteld.

Indien betrekkingen van eenen overleden veroordeelde hun verlangen te kennen geven, om diens lijk te begraven, kan het Hoofd van plaat- selijk bestuur dit hun daartoe afstaan, onder voorwaarde dat de be- grafenis zonder eenige plegtigheid zal geschieden.

Het lijk van eenen gegijzelde of in voorloopige hechtenis aangehoudene moet, zoo diens belrekkingen voor de begrafenis willen zorgen, hun zonder eenig voorbehoud worden overgegeven.

Art 29. De Cipier houdt in tegenwoordigheid van het Hoofd van plaatselijk bestuur of van iemand, daartoe door dezen te benoemen, afrekening met den ontslagen gevangene van de bij diens opneming in de gevangenis afgegevene goederen en waarden en van de door hem verdiende gelden.

Na gedane afrekening wordt door den ambtenaar, die daarbij tegen- woordig is, den gevangene afgevraagd of hij nog iets te vorderen heeft, en van het antwoord evenals van de afrekening aanteekening gehouden op het register.

Die aanteekening wordt door den ontslagen gevangene van zijne handteekening voorzien; indien hij echter niet schrijven kan, wordt zulks vermeld; in beide gevalleD wordt de aanteekening ook door den ambtenaar, in wiens tegenwoordigheid de afrekening geschiedt, onder- teekend.

Hetzelfde geschiedt, wanneer een gevangene naar eene andere ge- vangenis wordt overgebragt.

In dit geval worden hem echter noch goederen, noch waarden, noch slot van rekening ter hand gesteld, maar dit alles, vergezeld van een uittreksel uit het register, door de zorg van het plaatselijk bestuur naar de plaats zijner bestemming opgezonden, waar dit uittreksel weder in het register wordt ingeschreven.

II. Bepalingen, betreffende de verschillende categoriën van gevangenen.

Art. 30. Aan de gegijzelden en voorloopig aangehoudenen wordt alles vergund wat met de orde in de gevangenis, hunne bewaking en de voorschriften van dit reglement niet onvereenigbaar is.

(12)

Zij kunnen, des verkiezende, voor eigen rekening in voeding en ligging voorzien en, met voorkennis van het plaatselijk bestuur en met inachtneming van het bepaalde bij het eerste lid van dit artikel, door tusschenkomst der gevangenbewaarders alles ontvangen of laten ontbieden wat tot verzachting van hun lot kan strekken.

Kleeding wordt aan deze gevangenen niet verstrekt, ten ware zij onmogelijk daarin zelve kunnen voorzien ; alsdan is zij gelijk aan die der tot gevangenisstraf veroordeelden.

Art. 3 1 . De aan tot gevangenisstraf veroordeelden op te leggen werkzaamheden moeten steeds met het oog op hunnen vorigen levensloop worden geregeld.

De Hoofden van plaatselijk bestuur hebben de bevoegdheid, zoo ge- vangenen dezer categorie zulks wenschen en de lokaliteit het toelaat, te gelasten, dat zij van de anderen afgezonderd worden gehouden.

Art. 32. Allen, die tot langer dan een jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld, moeten de voor deze klasse vastgestelde kleeding dragen.

Aan de voor korteren tijd veroordeelden kan het dragen hunner eigene kleeding worden toegestaan.

Aan alle tot gevangenisstraf veroordeelden is het geoorloofd zich voor eigen rekening van onderkleederen en eenig meerder- beddengoed te voorzien.

Art. 33. Alle tot gevangenisstraf, dwangarbeid buiten den ketting of ten-arbeidstelling aan de openbare werken veroordeelden mogen zich, hetzij uit eigen fondsen, hetzij door de* hulp hunner betrekkingen, verbetering in voeding en versnaperingen verschaffen.

Zulks mag echter alleen geschieden door tusschenkomst van den Cipier.

Hieronder zijn noch opium, noch sterke drank, noch wip en bier begrepen, die niet mogen worden verstrekt clan op schr.ftelijken last van een geneesheer.

Art. 84. De tot kruiwagen, tuchthuis of dwangarbeid in-of buiten den ketting veroordeelden dragen eenc bijzondere voor hen vastgestelde kleeding.

_ De tot dwangarbeid buiten den ketting veroordeelden mogen, hetzij uit eigen fondsen, hetzij door de hulp van hunne betrekkingen, door tusschenkomst van den Cipier verbetering van ligging en kleeding ge- meten; de kleêren moeten echter steeds zijn van dezelfde snede en kleur als hun van bestuurswege Worden verstrekt.

Art. 3 ) . De tot kruiwagen, tuchthuis of dwangarbeid in den ket- ting veroordeelden mogen noch in voeding, noch in ligging, noch in kleeding iets anders genieten dan hun door de Regering is toegelegd.

Hierop kan uitzondering worden gemaakt bij hoogen ouderdom of ziekte op schriftelijke verklaring van een geneesheer.

Art. 36. Zooveel de beschikbare middelen zulks toelaten, wordt aan de veroordeelden tot ten-arbeidstelling dezelfde kleeding verstrekt als aan de tot dwangarbeid veroordeelden.

(13)

II

III. Over hei beheer der gevangenissen.

Art. 87. Het algemeen beheer en oppertoezigt der gevangenissen in Nederlandsch-Indie is opgedragen aan den Direkteur van justitie.

Behoudens de bevoegdheid aan het Hoog-geregtshof van Neder- landseh-Indie en de Raden van justitie op Java bij titel XIX van het reglement op de strafvordering en aan de Raden van justitie in de bezittingen buiten Java en Madura bij de betrekkelijke wt-tte- lijke voorschriften en aan de Regenten, Hoofd-djaksa's en Djaksa's bij de artikelen 70 en 64 van het reglement op de uitoefening der politie, de burgerlijke regtspleging en de strafvordering onder de inlandsche en de daarmede gelijkgestelde bevolking, met opzigt tot de gevange- nissen toegekend, is aan de Hoofden van gewestelijk bestuur het beheer en toezigt der gevangenissen in hun gewest opgedragen.

Zij kunnen zich daarin in de afdeelingen buiten die, waarin de gewestelijke bestuurszetel gevestigd is, doen vervangen door de Hoofden

van plaatselijk bestuur, en op de hoofdplaatsen van gewesten, waar Assistent-residenten in het bijzonder voor de politie zijn bescheiden, ook door dezen.

Art. 38. In het bijzonder is aan de Hoofden van gewestelijk bestuur het toezigt opgedragen over de in hun gewest aanwezige veroordeelden tot dwangarbeid, onverschillig of die bij afzonderlijke inrigtingen en autoriteiten werkzaam gesteld, dan wel geheel ter beschikking van het bestuur gebleven zijn.#

Zij geven, na de Hoofden van plaatselijk bestuur en de inlandsche hoofdambtenaren dienaangaande gehoord te 'hebben, voorschriften om- trent de wijze, waarop de ter beschikking van het bestuur geblevene dwangarbeiders en de tot tenarbeidstelling aan de openbare werken veroordeelden het nuttigst werkzaam gesteld kunnen worden, zoowel ten bate van 's lands schatkist, als tot ontlasting van de heerendienst- pligtige bevolking.

Zij zijn verpligt hierbij de voorschriften van den Direkteur van jus- titie op te volgen en brengen aan dezen jaarlijks ter zake een verslag uit.

Art. 39. Zooveel mogelijk worden alleen personen tot Cipier aan- gesteld, die met de eerste beginselen der cijferkunst bekend zijn en het maleisch met latijnsche karakters lezen en schrijven kunnen.

Art. 40. Voor de gevangenissen, bij welke geen Cipiers zijn aan- gesteld, wijzen de Hoofden van gewestelijk bestuur de ambtenaren of beambten aan, die de dienst als zoodanig zullen waarnomen.

Overal, waar in dit reglement wordt gesproken van Cipiers, worden daarmede ook deze ambtenaren of beambten bedoeld.

Art. 41. De Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur hou- den voortdurend toezigt op de handelingen van de Cipiers.

De Hoofden van gewestelijk bestuur zijn bevoegd, om voor hen eene instructie vast te stellen, mits niet strijdig met de bepalingen Tan dit reglement en met de door den Direkteur van justitie uitgevaardigde voorschriften.

(14)

Ter verzekering hiervan zijn zij verpligt zulke instructien v66t de vaststelling aan het oordeel van den Pirekteur van justitie te onder- werpen.

Hetzij bij die instructie, hetzij bij huishoudelijk voorschrift bepalen zij, naar gelang der plaatselijke omstandigheden ender categoriën van gevangenen, op welk uur alle vuur en licht in de gevangenis uitge-

doofd moeten zijn. ° De lichten, die in het belang der bewaking den ganschen nacht

brandende blijven, zijn hieronder niet begrepen.

Art, 42 De Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur zijn in het bijzonder verphgt steeds toe te zien, dat de voorgeschrevene regis- ters behoorlijk worden aangehouden en evenzeer dat de Cipiers be- hoorlijk rekening houden van de ten behoeve der gevangenen gedane ontvangsten en uitgaven

Art. 43. De Cipiers of zij, die hen vervangen, zijn verpligt de be- velen der Hoofden van plaatselijk of gewestelijk bestaur steeds stip-

telijk op te volgen. r

Daar waar veroordeelden, die zich bevinden in de gevangenis welke onder hun toezigt is gesteld, gedwongen arbeid moeten verrigten ziin zij m r!e eerst« plaats belast deze, ingevolge de van het bestuur' ont- vangene bevelen, ten arbeid (e stellen en hen daarbij te kontrôleren.

In hunne dienstverrigtingen worden zij door het ondergeschikt per- soneel bijgestaan, dat hun stipte gehoorzaamheid verschuldigd is.

Art, 44. De Cipiers en hunne ondergeschikten moeten de gevan- genen met menschlievendheid, maar tevens met ernst behandelen en zich buiten de belangen der dienst zoo weinig mogelijk met hen inlaten.

Art 45. Zij zijn verpligt de gevangenen, zoo die iels onbehoor- lijks bedrijven te waarschuwen en te vermanen, zij zijn echter niet geregtigd tot het opleggen van straffen, maar moeten de plaats gehad hebbenue ongeregeldheden binnen vier-en-twintig uren ter kennisse brengen van het Hoofd van plaatselijk bestuur, dat hun als onmidde- iijKe chef is aangewezen.

Art. 46. Ingeval van feitelijk verzet en ernstige poging tot rust- verstoring of ontvlugting zijn de Cipiers geregtigd op hunne verant- woordelijkheid de daders of belhamels eenzaam op te sluiten en des noods in de boeijen te plaatsen. Hiervan wordt onmiddelijk kennis gegeven aan het Hoofd van plaatselijk bestuur.

Art. 47 In de gevangenissen, waarbij eene militaire wacht is ge- plaatst, .s deze verpligt den ambtenaar of beambte, op het oogenblik dat de hulp aangevraagd wordt, als hoogste autoriteit in de gevangenis aanwezig, op diens aanvrage steeds den sterken arm te verleenen

De verantwoordelijkheid berust dan bij hem, die de hulp der wacht

heeft aangevraagd. r

Art. 4S De consignes voor de bij de gevangenissen geplaatste mi- litaire wachten worden door den plaatselijken militairen Kommandant

(15)

13

vastgesteld in overeenstemming met het Hoofd van gewestelijk bestuur onder wiens dadelijk beheer de gevangenis is gesteld, en door dien Kommandant op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt.

Behoorlijk gelegaliseerde afschriften der betrekkelijke garnizoens- orders moeten steeds in de gevangenis aanwezig zijn.

Art. 49. De Cipiers mogen onder geen voorwendsel van de gevan- genen of hunne vrienden en betrekkingen het een of ander ten ge- schenke ontvangen of wel in leen nemen.

Art. 50. Alle gevangenen zonder onderscheid zijn verpligt zich voortdurend rustig te gedragen.

Niet alleen eigenlijke ongeregeldheden, maar alle rumoer en g e - druisch, alles wat tot wanorde of aanstoot kan aanleiding geven is

verboden. ' Art. 51. De Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur heb-

ben het regt de geva igenen. wegens schending der orde en tucht te straffen voor zooverre het gepleegde disciplinaire vergrijp niet als mis- drijf of overtreding moet worden aangemerkt.

Deze straffen worden opgelegd na verhoor van den beschuldigde

zijnen aanklager en de getuigen. ' Van de klagt, bewijsmiddelen en beslissing wordt aanteekening ge-

houden in een afzonderlijk register.

De Hoofden van gewestelijk bestuur bieden maandelijks aan den Di- rekteur van justitie een afschrift aan van de ingevolge dit artikel in hun gewest aangehouden registers.

De Direkteur van justitie is bevoegd om, naar aanleiding van den inhoud dezer registers, aan de betrokken ambtenaren de noodige op- merkingen te maken of hen van voorschriften te voorzien.

IV. Van de straffen.

Art. 52. Wegens vergrijpen tegen orde en tucht kunnen de ge- vangenen worden gestraft met:

a. onthouding van sirie en van tabaks- en siriegelden voor niet lan- ger dan één maand ;

à. eenzame opsluiting voor niet langer dan acht dagen ;

c eenzame opsluiting voor niet langer dan acht dagen om den an- deren dag op water en rijst;

d. eenzame opsluiting voor niet langer dan acht dagen om den ande- ren dag op water en rijst en gesloten in ijzeren boeijen;

Gedurende den tijd dat deze straffen ondergaan worden, mag den gevangene niets boven en behalve het door den lande verstrekt rantsoen uitgereikt worden ;

e. rottingslagen, het getal van twintig niet te bovengaande, voor bij uiterlijk gewijsde veroordeelde inlanders;

alles onverminderd de straffen bij algemeene verordening tegen overtreding en misdrijf bedreigd.

(16)

Bij veroordeeling tot eene der straffen, omschreven onder La. b, c, d en e moet steeds die, omschreven onder a, ook worden opgelegd, en wel voor niet korter dan acht dagen.

Aan de straf van rottingslagen kan die, opgenoemd onder La. b, ver- bonden worden.

Art. 53. De straf van eenzame opsluiting wordt ondergaan door afzonderlijke plaatsing in eene geslotene cel, zonder toespraak dan die van eenen geestelijke of eenen der ambtenaren met het toezigt over de gevangenissen belast.

De hiermede gestrafte wordt twee keeren daags één uur lang in de gelegenheid gesteld zich onder het toezigt van eenen bewaarder, te baden en in de open lucht te bewegen.

Het is den bewaarder ten strengste verboden met hem in woorden- wisseling te treden.

Art. 54 Bepaalde onwil om te arbeiden, verzet, beleediging of be- dreiging tegen eenen der ambtenaren met het toezigt over of in de gevangenis belast, zoo daartoe geene handelingen van die zijde heb- ben aanleiding gegeven, en ontvlugting, voor zooveel die handelingen als disciplinair vergrijp kunnen worden aangemerkt en niet tot de kennisneming van den llegter, belmoren, worden nimmer alleen gestraft met de straf, opgenoemd onder La. a van art 52.

De straf, bedreigd onder La. b van gezegd artikel, wordt wegens de boven opgenoemde vergrijpen slechts eenmaal opgelegd ; bij eene her- haling van een dergelijk vergrijp door denzelfden persoon wordt steeds eene der zwaardere straffen toegepast. Alles onverminderd het regt om onmiddelijk eene der zwaardere straffen op te leggen.

Bij de bestraffing van alle overige vergrijpen mag de straf van rot- tingslagen op veroordeelde inlanders niet worden toegepast, zoolang zij die, vermeld onder La', d van artikel 52, niet hebben ondergaan.

Art. 55. Ieder gevangene, die de hem verstrekte kleeding, ligging gereedschappen of wel het hout- of ijzer- of metselwerk der gevan- genis : moedwillig beschadigt, vernielt of zoek maakt, is, onverminderd de hem op te leggen straf, tot vergoeding gehouden.

Hiertoe kunnen èn zijn tabaks- of siriegeld èn zijne verdiende werk- gelden besteed worden.

Art. 56. De Direktfur van justitie heeft het regt, op voordragt van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur, tegelasten, dat een bijzonder gevaarlijke gevangene voor een zekeren tijd, maar niet langer dan drie maanden, eenzaam worde opgesloten.

Alvorens dit voorstel in te dienen, is het betrokken Hoofd van ge- westelijk bestuur verpligt, daarop het gevoelen van eenen geneeskun- dige, die den gevangene heeft onderzocht en gadegeslagen, in te win- nen ; diens schriftelijk advies legt hij bij zijn voorstel over.

Zoo de eenzame opsluiting voor langer dan een maand is gelast, rapporteert bedoeld Hoofd van gewestelijk bestuur maandelijks in over- leg met den geneeskundige.

(17)

15

Zoo de eenzame opsluiting, bij dit artikel omschreven, geen vol- doende verbetering ten gevolge heeft gehad, kan later weder op de voorgeschrevene wijze een dergelijk bevel tegen denzelfden persoon worden uitgevaardigd.

V. Overgangsbepalingen.

Art. 57. Zeelieden, in eene gevangenis tijdelijk opgenomen inge- volge het bepaalde bij de ordonnancie van 15 October 1861 (Staats- blad no. 101), worden behandeld als in voorloopige hechtenis gestelden.

Art. 58. Personen, die wegens een doorgaand slecht en buiten- sporig gedrag ongeschikt zijn om aan zich zelven te worden overgelaten, of wel voor de veiligheid van anderen gevaarlijk, kunnen, hangende dé beslissing van den Eegter en tot tijd en wijle, wanneer de Eegter zulks noodig heeft geoordeeld, eene geschikte bewaarplaats voor hen is aangewezen, in de gevangenissen worden opgenomen krachtens be- vel van het Hoofd van plaatselijk bestuur.

Deze personen worden behandeld als de voorloopig in hechtenis gestelden, maar worden buiten gemeenschap met andere gevangenen gehouden.

Art. 59. Personen, die wegens zinneloosheid ongeschikt zijn, om aan zich zelven te worden overgelaten, of wel voor de veiligheid van anderen gevaarlijk, kunnen, hangende de beslissing van den Eegter, bij gebreke van eene andere geschikte gelegenheid in voorloopi°-e bewaring in de gevangenis worden opgenomen. Zij worden aldaar van de overige gevangenen afgezonderd gehouden en behandeld en ver- pleegd op de wijze door den geneeskundige, met hunne behandeling belast, na overleg met het Hoofd van plaatselijk bestuur te bepalen.

A.rt. 60. Tot tijd en wijle eene kleeding is voorgeschreven voor alle ambtenaren en beambten bij het gevangeniswezen, dragen de in- landsche beambten bij hetzelve den blaauwen armband, bedoeld bij ar- tikel I I I van het gouvernements besluit van 13 November 1864 no. 23 (Staatsblad no. 174) met de daarbij voorgeschrevene onderscheidings- teekenen.

Voor zooverre een zoodanige beambte niet den bij bedoeld staatsblad aangewezen titel, maar eenen anderen naam voert, wordt op voorstel van het Hoofd van gewestelijk bestuur door den Direkteur van justitie bepaald tot welke dezer onderscheidingsteekenen hij geregtigd is.

Slotbepaling.

Art. 61. Dit reglement is niet toepasselijk op de militaire huizen van arrest en detentie, noch op het dwangarbeiders-établissement op het eiland Onrust.

(18)
(19)
(20)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

observed in eastern and parts of northern Guatemala, eastern Honduras, and central Nicaragua. Persistent moderate to large rainfall deficits have negatively impacted

Heavy rains are causing negative impacts for southern portions of Guatemala. 1) Below-normal rainfall over the past few months, as little as 50% of normal, has led to

Viola Castello, Piemonte (Italy), is a small village (50 inhabitants) surrounded by a large forest of chestnuts, some of which are many centuries old. The people of the

Ini soerat pepriksa-an mait sebrapa bole misti lekas di kirim kapada kandjeng boepati bersama-sama satoe soerat jang di tanda tangan oleh kepala district, dalem soerat mana

Satoe waktoe itoe sekalian penggawe bercomplot boeat mogok, kaloe itoe ho-litjia tida disingkirken dari itoe onderneming, tapi sebelonnja itoe complot mogok, roepanja soedah ada

.Astaga 1 Tjlok He ampoenja tampang moeka dan keadaan dar goeratan oerat-oerat toelang, ternlata sifat - sifatnja soeda ban ak beroba, boekan lagi membawa f

 Beneficial late-season rainfall continued across previously dry portions of the Sahel.  Torrential rains were recorded across parts of eastern Ethiopia and northern Somalia. 1)

bestemmingsplan is gekozen voor een regeling waarbij een aantal zomerwoningen die in strijd met de voorschriften permanent bewoond werden positief te bestemmen in een