Voorwoord 25
Lijst van afkortingen 27
1 Het Nederlandse pensioenstelsel 31
1.1 Inleiding 31
1.2 Het Nederlandse pensioenstelsel 31
1.2.1 Nederland heeft een goed pensioenstelsel 31
1.2.2 De drie pensioenpijlers 32
1.2.3 De verantwoordelijkheidsverdeling per pensioenpijler 33
1.2.4 Het wettelijk pensioen 33
1.2.4.1 Hoogte AOW-uitkering 34
1.2.4.2 De wettelijke pensioenleeftijd 34
1.2.4.3 Financiering AOW 34
1.2.5 Het aanvullend pensioen 34
1.2.6 Individueel pensioen 35
1.2.7 De pensioenschijf van vijf 35
1.2.8 Beperking tot aanvullend pensioen 35
1.3 De plaats van het pensioenrecht in het Nederlands recht 36
1.3.1 De centrale rol van de Pensioenwet 36
1.3.2 De sterke verwevenheid met het arbeidsrecht 36
1.3.3 Het grote belang van fiscale pensioenwetgeving 37
1.3.4 Pensioenrecht als privaatrecht 37
1.3.5 Pensioenrecht en verzekeringsrecht 38
1.3.6 Pensioenrecht en bestuursrecht 38
1.3.7 Europees pensioenrecht 39
1.4 Opbouw van dit boek 39
2 De vormgeving van de arbeidsvoorwaarde pensioen 41
2.1 De arbeidsvoorwaarde pensioen 41
2.2 De pensioenovereenkomst 42
2.2.1 Definitie pensioenovereenkomst 42
2.2.2 De directeur-grootaandeelhouder is geen werknemer 42 2.2.3 Werknemers die onder beroepspensioenfonds vallen 43
2.2.4 Bestuurders 44
2.2.5 Pensioenwet van toepassing op niet-werknemers 44
2.2.6 Internationale werknemers 45
2.2.6.1 Toepasselijk recht 45
2.2.7 Gedetacheerde werknemers 45
2.2.7.1 Detachering vanuit Nederland naar buitenland 46 2.2.7.2 Detachering vanuit buitenland naar Nederland 46
2.2.8 Verplichte deelname en overheidswerknemers 47
2.3 Pensioensoorten 47
2.3.1 Ouderdomspensioen 48
2.3.1.1 VUT, FLO en levensloop zijn geen pensioen 49
2.3.1.2 Premievrijstelling bij invaliditeit (PVI) 49
2.3.2 Nabestaandenpensioen 49
2.3.3 Arbeidsongeschiktheidspensioen 50
2.3.4 Voorwaardelijk pensioen 50
2.4 Indexatie (toeslagen) 51
2.4.1 Wat is indexatie volgens de Pensioenwet? 51
2.4.2 Waarom indexatie van pensioen? 51
2.4.3 Verplichte informatie over de indexatie 52
2.4.4 Voorwaardelijke of onvoorwaardelijke indexatie 52
2.4.4.1 Onvoorwaardelijke indexatie 52
2.4.4.2 Voorwaardelijke indexatie 53
2.4.4.3 Eisen aan voorwaardelijke indexatie 54
2.5 Het karakter van de pensioenovereenkomst 54
2.5.1 Drie typen pensioenovereenkomsten 54
2.6 De uitkeringsovereenkomst 55
2.7 De kapitaalovereenkomst 56
2.8 De premieovereenkomst 57
2.8.1 Hoogte pensioenpremie is overeengekomen 57
2.8.2 Drie soorten premieovereenkomsten 57
2.8.3 De zuivere premieregeling 58
2.8.4 Premieregeling met omzetting premie in kapitaal 58 2.8.5 Premieregeling met omzetting premie in uitkering 58
2.9 Gemengde pensioenovereenkomsten 58
2.9.1 Hybride pensioenovereenkomsten 58
2.9.2 De streefregeling 59
2.9.3 Collectief beschikbarepremieregeling (CDC) 59
2.10 De invloed van fiscale pensioenvoorschriften 60
2.10.1 Het grote belang van fiscale pensioenwetgeving 60 2.11 De omkeerregel: fiscaal vriendelijk pensioensparen 60
2.12 De fiscaal maximaal toegestane pensioenopbouw 61 2.12.1 Maximale opbouwpercentages voor eindloon en middelloon 61 2.12.2 De leeftijdsafhankelijke pensioenpremie (premiestaffels) 62 2.13 Fiscale pensioennorm van 75% gemiddeld salaris 63
2.13.1 Maximaal 75% gemiddeld salaris 63
2.13.2 De 70%-eindloonmythe 64
2.14 Aftopping: geen pensioenopbouw vanaf € 100.000 64
2.14.1 De maximering van de pensioenopbouw 64
2.14.2 Nettopensioen boven de aftoppingsgrens 65
2.15 De dwingendheid van fiscale sancties 66
2.15.1 Fiscale pensioenregels zijn geen dwingend civiel recht 66 2.15.2 De effectiviteit van de economische gevolgen van fiscale bovenmatig-
heid 67
3 De pensioenovereenkomst 69
3.1 Inleiding 69
3.2 Het belang van de kwalificatie pensioenovereenkomst 69 3.2.1 De Pensioenwet is van toepassing op de pensioenovereenkomst 69
3.2.2 Bescherming Pensioenwet is van toepassing 70
3.2.3 Pensioenovereenkomst als indicator andere pensioenwetgeving 71 3.3 Verhouding pensioenovereenkomst, -regeling en pensioenregle-
ment 71
3.3.1 Drie verschillende wettelijke definities 71
3.3.2 Het verschil tussen de pensioenovereenkomst en de pensioenrege-
ling 72
3.3.3 Het pensioenreglement van de pensioenuitvoerder 72 3.4 De pensioenovereenkomst: een overeenkomst binnen de arbeidsover-
eenkomst 74
3.4.1 Een pensioenovereenkomst is een overeenkomst 74
3.4.2 Aanbod en aanvaarding verbintenissenrecht van toepassing 74 3.4.3 Zonder pensioenovereenkomst geen arbeidsovereenkomst? 75 3.4.4 Totstandkoming van de pensioenovereenkomst bij de arbeidsovereen-
komst 76
3.5 Informatie aan de werknemer over de pensioenovereenkomst 77 3.5.1 De werknemer informeren of er een pensioenovereenkomst komt 77 3.5.2 Informatie over de inhoud van de pensioenovereenkomst 78 3.6 Grenzen aan de contractsvrijheid van de pensioenovereenkomst 78 3.6.1 De beperkte contractsvrijheid bij de arbeidsvoorwaarde pensioen 78
3.6.2 De verplichte pensioenregeling in de bedrijfstak als pensioenovereen-
komst 79
3.6.3 Pensioenovereenkomst bij cao 80
3.6.4 Overgang van onderneming (OVO) 81
3.6.5 Het rechtsvermoeden van een pensioenaanbod 82
3.6.6 Niet discrimineren bij of in pensioenovereenkomst 82
3.6.7 Fiscale grenzen 83
3.6.8 Instemming ondernemingsraad 83
3.6.9 Contractuele aanmeldingsverplichting in de uitvoeringsovereen-
komst 84
3.7 Afstand doen van pensioen via een afstandsverklaring 84
3.7.1 Informeren dat er geen pensioenregeling is 84
3.7.2 Afstand van een aanbod voor een pensioenovereenkomst 85 3.7.3 Afstand doen kan in strijd zijn met wet of overeenkomst 85
3.8 De pensioendriehoek 86
3.8.1 De driepartijenverhouding 86
3.8.2 De veronderstelde drie-eenheid in de pensioendriehoek 87
3.8.3 Het derdenbeding uit het verbintenissenrecht 88
3.8.4 Staat er een derdenbeding in de uitvoeringsovereenkomst? 88 3.8.5 Zijn deelnemers de derde partij bij de uitvoeringsovereenkomst? 89 3.8.6 Uitsluiten derdenbeding in uitvoeringsovereenkomst? 90
4 Verplichtstelling 91
4.1 Inleiding 91
4.2 De Wet verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfonds (Wet Bpf
2000) 91
4.2.1 Waarom verplichtstelling? 92
4.2.2 Verplichtgestelde beroepspensioenfondsen 93
4.3 De verplichtstellingsprocedure 93
4.3.1 Verplichtstelling op verzoek 93
4.3.2 De aanvraag voor verplichtstelling 94
4.4 Gevolgen verplichtstelling 95
4.4.1 Wettelijke verplichting tot naleving statuten, reglementen en
bestuursbesluiten 95
4.4.2 De verplichte doorsneepremie 95
4.5 Werkingssfeer bedrijfstakpensioenfonds 97
4.5.1 De werkingssfeerbepaling 97
4.5.2 Werkingssfeer gekoppeld aan activiteit of aan werkgever? 98
4.5.3 ‘In hoofdzaak’-criterium 99
4.5.4 Toerekening 100
4.5.5 Bewijslast werkingssfeer 100
4.5.6 Premieschatting door het bedrijfstakpensioenfonds 101 4.5.7 Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds 102 4.6 Verplichtstelling is niet in strijd met Europees mededingingsrecht 103
4.7 Premies bij bedrijfstakpensioenfondsen 106
4.7.1 Het belang voor bedrijfstakpensioenfondsen om premies te innen 106
4.7.2 Het dwangbevel 106
4.7.3 De verzetprocedure 107
4.8 Bestuurdersaansprakelijkheid voor niet-betaalde pensioenpremies 108 4.8.1 De hoofdelijke aansprakelijkheid bij verplichtgestelde bedrijfstakpensi-
oenfondsen 108
4.8.2 Meldingsplicht betalingsmoeilijkheden 109
4.9 Vrijstelling van verplichte deelname bedrijfstakpensioenfonds 110 4.9.1 Het bedrijfstakpensioenfonds behandelt vrijstellingsverzoeken 110 4.9.2 Regels over vrijstelling verplichte deelname (VBB) 110
4.9.3 Vrijstellingsgronden 111
4.9.3.1 Vrijstelling wegens bestaande pensioenvoorziening 111
4.9.3.2 Groepsvrijstelling 113
4.9.3.3 Cao-vrijstelling 114
4.9.3.4 Nettopensioenregelingsvrijstelling 115
4.9.3.5 Beleggingsperformancevrijstelling 115
4.9.3.6 Onverplichte vrijstelling om andere redenen 116 4.9.3.7 Vrijstelling na fusie, splitsing en doorstart 116
4.9.3.8 Intrekking vrijstelling 117
5 De uitvoeringsovereenkomst 119
5.1 Inleiding 119
5.2 De uitvoeringsovereenkomst 119
5.2.1 Uitvoeringsovereenkomst is wettelijk verplicht 119
5.2.2 Wat is een uitvoeringsovereenkomst? 120
5.2.3 De uitvoeringsovereenkomst is een verzekeringsovereenkomst 121 5.2.4 Het uitvoeringsreglement voor bedrijfstakpensioenfondsen 123
5.3 Pensioenuitvoerders 123
5.3.1 Bedrijfstakpensioenfondsen 124
5.3.2 Ondernemingspensioenfondsen 124
5.3.2.1 Pensioenfonds verbonden aan onderneming of groep 124
5.3.2.2 Multi-opf 125
5.3.3 Het algemeen pensioenfonds (APF) 125
5.3.4 Verzekeraars 126
5.3.5 Premiepensioeninstelling (PPI) 126
5.3.6 Buitenlandse verzekeraars 127
5.3.7 Pensioeninstellingen uit een andere lidstaat 127 5.4 De verplichte inhoud van de uitvoeringsovereenkomst 127 5.5 Verplichte onderwerpen uitvoeringsovereenkomst 127
5.5.1 Premiebetaling 128
5.5.2 Omzetting pensioenovereenkomst in pensioenreglement 129
5.5.3 Indexatiebeleid 129
5.5.4 Informatieverstrekking werkgever aan pensioenfonds 129 5.5.5 Beleid vermogenstekorten, -overschotten dan wel winstdeling 130 5.5.6 Beëindigingsvoorwaarden verzekeraar/PPI en collectieve waardeover-
dracht 131
5.5.7 Criteria PPI voor inkoop pensioenuitkering bij verzekeraar 132
5.6 Opzegging van de uitvoeringsovereenkomst 132
5.6.1 Opzegging uitvoeringsovereenkomst door de pensioenuitvoerder 132 5.6.2 Opzegging uitvoeringsovereenkomst verzekeraar 133 5.6.3 Opzegging uitvoeringsovereenkomst pensioenfonds 134
5.6.4 Gevolgen opzegging uitvoeringsovereenkomst 135
5.7 De ‘als-danbepalingen’ in de uitvoeringsovereenkomst 135
5.7.1 Premiebetalingsvoorbehoud werkgever 136
5.7.2 Premiekorting of terugstorting 136
5.7.3 Bijstortingsafspraken 137
5.7.4 Vrijwillige voortzetting 137
5.7.5 Vrijwillige aansluiting bedrijfstakpensioenfonds 137
5.7.6 Vrijwillige pensioenvoorzieningen 138
5.8 Uitvoering pensioen voor niet-aangemelde werknemers? 138 5.8.1 Volgens de Pensioenwet zijn alle deelnemers bekend bij de pensioen-
uitvoerder 138
5.8.2 Waarom zijn niet alle werknemers bekend bij pensioenuitvoer-
ders? 139
5.8.3 Hebben onbekende werknemers recht op pensioenaanspraken bij uit-
voerder? 139
5.8.4 Onbekende deelnemers bij een verplichtgesteld bedrijfstakpensioen-
fonds 140
5.8.4.1 Geen premie, wel pensioen bij verplichte bedrijfstakpensioenfond-
sen 141
5.8.5 Uitsluiting van aansprakelijkheid in de uitvoeringsovereenkomst 142 5.8.6 Zijn onbekende deelnemers partij bij de uitvoeringsovereenkomst? 143
6 Financiële voorschriften voor pensioenuitvoerders 145
6.1 Inleiding 145
6.2 De ratio voor financiële voorschriften aan pensioenuitvoerders 146 6.2.1 Waarborgen dat pensioenafspraken worden nagekomen 146
6.2.2 Financiële eisen aan de pensioenuitvoerder 146
6.2.3 Toezicht op de pensioenuitvoerder 146
6.3 Het Financieel Toetsingskader (FTK) 147
6.3.1 Wat is het Financieel Toetsingskader? 147
6.3.2 De zekerheidsmaatstaf van 97,5% voor pensioenfondsen 148 6.3.3 De zekerheidsmaatstaf van 99,5% voor verzekeraars 148 6.4 De dekkingseis: balans tussen verplichtingen en bezittingen 149 6.4.1 Het pensioenfonds heeft pensioenverplichtingen 149 6.4.2 Verplichtingen moeten gedekt zijn door bezittingen pensioen-
fonds 149
6.5 De pensioenverplichtingen van een pensioenfonds 150
6.5.1 De hoogte van de pensioenverplichtingen 150
6.5.2 De eis van toereikende technische voorzieningen 150
6.5.3 Berekening van de technische voorziening 151
6.5.4 Prudente berekening van pensioenverplichtingen 151 6.5.5 Het effect van marktrente op pensioenverplichtingen 152
6.5.6 Financiering van pensioenverplichtingen 152
6.5.6.1 Kapitaaldekking verplicht bij ouderdomspensioen 152 6.5.6.2 Risicodekking mogelijk bij nabestaanden- en arbeidsongeschiktheids-
pensioen 153
6.5.6.3 Financiering van voorwaardelijke indexatie 153
6.6 Het vermogen van het pensioenfonds 154
6.7 Het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) 154
6.7.1 Dekkingsgraadeis van 105% 154
6.7.2 Herstelplan bij onderdekking 155
6.7.3 Uitzondering bij volledige overdracht door pensioenfonds 155
6.8 Het vereist eigen vermogen (VEV) 156
6.8.1 Een dekkingsgraad van 126% 156
6.8.2 Herstelplan bij(reserve)tekort 156
6.8.2.1 Melden (reserve)tekort bij DNB 156
6.8.2.2 Maximale duur herstelplan is tien jaar 157
6.8.2.3 Uitsmeren maatregelen in beginsel tijdsevenredig in tien jaar 157
6.9 De premie 157
6.9.1 De eis van een kostendekkende premie voor pensioenfondsen 157 6.9.2 Stabielere pensioenpremie door premiedemping 158
6.9.3 Feitelijke premie die afwijkt van (gedempte) kostendekkende pre-
mie 159
6.10 Terugstorting en premiekorting 159
6.10.1 Wettelijke voorschriften voor terugstorting en premiekorting 159 6.11 Wettelijke grenzen aan het beleggingsbeleid van pensioenfondsen 160
6.11.1 De prudent-personregel 160
6.11.2 Geen prudent-personregel bij premieovereenkomst met beleggingsvrij-
heid 161
6.11.3 Toezicht en bevoegdheden DNB 161
6.11.4 De vastlegging van het beleggingsbeleid door het pensioenfonds 162 6.11.5 Het primaat van het pensioenfonds voor het beleggingsbeleid 162
6.11.6 Uitbesteding van vermogensbeheer 163
6.12 Eisen aan leningen 164
6.12.1 Pensioenfonds ontvangt lening bij liquiditeitsdoel 164
6.12.2 Achtergestelde leningen 164
6.12.2.1 Voorwaarden aan achtergestelde leningen 165
6.13 Korten van pensioen (afstempelen) 165
6.13.1 De kortingsmogelijkheid voor pensioenfondsen 165
6.13.2 Korten kan alleen bij pensioenfondsen 166
6.13.3 Voorwaarden voor korten 166
6.13.4 Korten volgens herstelplan 167
6.13.5 Korten is niet in strijd met wijzigingsverbod opgebouwd pensioen 168
6.13.6 De besluitvorming voor korting 168
6.13.7 De wijze van korten 169
6.13.8 Korten en het verbod van leeftijdsdiscriminatie 169
6.14 Indexatiebeleid 170
6.14.1 Indexatieverbod voor pensioenfondsen bij beleidsdekkingsgraad
<110% 170
6.14.2 Eisen aan voorwaardelijke indexatie bij verzekeraars 170
6.14.2.1 De consistentie-eis 170
6.14.3 De voorwaardelijkheidsverklaring 171
7 Wijziging van de arbeidsvoorwaarde pensioen 173
7.1 Inleiding 173
7.2 Wijzigen in de pensioendriehoek en begrenzingen 174 7.2.1 Minimaal drie betrokken partijen bij pensioenwijziging 174 7.2.2 Sociale partners verantwoordelijk voor de inhoud van de pensioenover-
eenkomst 174
7.2.3 Werkgever en pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor uitvoerings-
overeenkomst 175
7.2.4 Pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor inhoud pensioenregle-
ment 175
7.3 Wijzigingsmethoden 176
7.3.1 Juridische grondslagen voor pensioenwijziging 176 7.3.2 Informatieverplichting over de pensioenwijziging 177
7.4 Wijziging met wederzijds goedvinden 179
7.4.1 Vormen van wederzijds goedvinden 179
7.4.2 Uitdrukkelijke aanvaarding wijziging 179
7.4.3 Stilzwijgende aanvaarding: de negatieve optie 180 7.4.3.1 Negatieve optie bij collectieve waardeoverdracht 180 7.4.3.2 Negatieve optie bij wijziging pensioenovereenkomst 181 7.4.3.3 Geen ondubbelzinnige maar welbewuste instemming 182 7.4.3.4 Geen wijziging zonder bekendheid wijzigingsbrief? 182
7.4.3.4.1 De genuanceerde ontvangsttheorie 183
7.5 Wijziging van de verplichtgestelde bedrijfstakregeling 184
7.5.1 Wijziging van het pensioenreglement 184
7.5.2 DNB controleert gewijzigde statuten en reglementen 185 7.5.3 Betekenis voor vrijgestelde pensioenregelingen 185
7.5.4 Wijziging van de verplichtstelling 186
7.6 Pensioenwijziging bij cao 187
7.6.1 Werknemers binden aan de cao 187
7.6.2 Wijziging bij cao is geen eenzijdig wijzigingsbeding 187 7.6.3 Binding slapers en pensioengerechtigden aan cao 188 7.6.3.1 Is er een wettelijke basis voor cao-wijzigingen jegens ex-werkne-
mers? 188
7.6.3.2 Dynamische uitleg van een bestaande cao jegens ex-werknemers 189 7.7 Wijziging pensioenovereenkomst door de pensioenuitvoerder 190 7.7.1 Uitgangspunt is niet wijziging door de pensioenuitvoerder 190
7.7.2 De pensioenfondsroute 191
7.8 Eenzijdige wijziging pensioenovereenkomst door de werkgever 192 7.8.1 De wettelijke bevoegdheid tot eenzijdige wijziging door de werkge-
ver 192
7.8.2 Eisen aan de eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst 193
7.8.3 Het schriftelijkheidsvereiste 194
7.8.4 De zwaarwichtigbelangtoets 194
7.8.4.1 Het zwaarwichtig belang van de werkgever 195
7.8.4.2 De belangenafweging 195
7.8.4.3 Het belang van instemming van de OR bij pensioenwijzigingen 196 7.8.4.4 Eenzijdig wijzigen ten opzichte van slapers en gepensioneerden 196 7.8.4.4.1 Geen wettelijke regeling eenzijdige wijziging slapers en gepensioneer-
den 197
7.8.4.4.2 Welk toetsingskader voor eenzijdige wijziging slapers en gepensioneer-
den? 197
7.9 Wijziging zonder eenzijdig wijzigingsbeding 198
7.9.1 Goed werknemerschap als wijzigingsbron: een redelijk pensioenvoor-
stel? 198
7.9.2 Toepasselijkheid bij pensioenwijzigingen 198
7.9.3 Onvoorziene omstandigheden en redelijkheid en billijkheid 199
7.10 Redenen voor pensioenwijzigingen 199
7.10.1 Inleiding 199
7.10.2 Wijziging in wetgeving 199
7.10.3 Wijziging van fiscale wetgeving 200
7.10.4 Wijziging die samenhangt met verplichtstelling 200 7.10.5 Wijziging wegens bedrijfseconomische redenen 201 7.11 Wettelijke beperkingen aan wijziging pensioen 201
7.12 Het afkoopverbod 202
7.13 Het wijzigingsverbod voor opgebouwd pensioen 202
7.13.1 De reikwijdte van het wijzigingsverbod 202
7.13.2 Verbod tot indexatiewijziging? 203
7.13.3 Uitzonderingen op het wijzigingsverbod 204
7.13.3.1 Individuele waardeoverdracht 204
7.13.3.2 Collectieve waardeoverdracht en invaren 205
7.13.3.3 Korten van opgebouwd pensioen door pensioenfonds 206
7.14 Eigendomsrechten 206
7.14.1 Europees eigendomsrecht: EP EVRM 207
7.14.2 Eigendomsbescherming in het Handvest Grondrechten EU 208
8 Bestuur en medezeggenschap bij pensioen 209
8.1 Inleiding 209
8.1.1 De samenhang tussen bestuur en medezeggenschap 209 8.1.2 Bestuursmodel pensioenfonds bepaalt medezeggenschapsorgaan 209 8.1.3 Instemming van de OR voor besluiten ondernemer 209
8.2 Zeggenschap bij pensioenuitvoerders 210
8.3 Directe zeggenschap sociale partners in pensioenfondsbestuur? 211
8.4 De vijf bestuursmodellen bij pensioenfondsen 212
8.4.1 Paritair bestuur 213
8.4.2 Onafhankelijk bestuur 214
8.4.3 Paritair gemengd bestuur 215
8.4.4 Onafhankelijk gemengd bestuur 216
8.4.5 Omgekeerd gemengd bestuur 217
8.5 Medezeggenschapsorgaan bij pensioenfonds? 218
8.6 De bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan 219
8.6.1 Oordeel over verantwoording bestuur pensioenfonds 219
8.6.2 Adviesrecht verantwoordingsorgaan 219
8.6.2.1 De adviesprocedure 221
8.6.3 Het besluit van het pensioenfonds 222
8.6.4 Informatierechten verantwoordingsorgaan 222
8.6.5 Faciliteiten verantwoordingsorgaan 222
8.6.6 Enquêterecht 222
8.7 De bevoegdheden van het belanghebbendenorgaan 223
8.7.1 Oordeel over verantwoording aan het belanghebbendenorgaan 223
8.7.2 Adviesrechten belanghebbendenorgaan 223
8.7.3 Goedkeuringsrechten van het belanghebbendenorgaan 224 8.8 Het beroepsrecht van verantwoordings- en belanghebbendenor-
gaan 225
8.8.1 Beroep bij de Ondernemingskamer 225
8.8.2 De limitatieve beroepsmogelijkheden 225
8.8.3 Beroepsprocedure 226
8.9 Instemmingsrecht OR bij pensioenbesluiten werkgever 227 8.10 Het instemmingsrecht van de ondernemingsraad bij verzekerde rege-
lingen 227
8.10.1 Het instemmingsrecht van de OR 227
8.10.2 Instemmingsrecht OR over de uitvoeringsovereenkomst? 228
8.10.3 Geen instemmingsrecht OR bij cao 229
8.11 Instemmingsrecht OR bij besluiten ondernemer met pensioen-
fonds 230
8.12 Instemmingsrecht OR bij PPI en buitenlandse pensioeninstelling 231
8.13 De instemmingsprocedure 232
8.13.1 Eisen aan de instemmingsaanvraag 232
8.13.2 Overlegvergadering en besluit OR 232
8.13.3 Besluit van de ondernemer, nietigheid en vervangende toestem-
ming 233
8.14 Adviesrecht OR over pensioengevolgen besluiten ondernemer 233 8.15 Bovenwettelijke bevoegdheden OR: de ondernemingsovereen-
komst 235
8.16 Hoorrecht vereniging van pensioengerechtigden bij verzekerde rege-
ling 236
8.16.1 Voorwaarden voor het hoorrecht 236
8.16.2 Plaats en betekenis hoorrecht vereniging voor pensioengerechtig-
den 237
8.17 Code pensioenfondsen en verzekerde regelingen 237
8.18 Medezeggenschap bij kleine ondernemingen 238
9 Pensioengevolgen bij einde arbeidsovereenkomst 241
9.1 Inleiding 241
9.2 Einde pensioenopbouw bij einde arbeidsovereenkomst? 242
9.2.1 Redenen voor einde arbeidsovereenkomst 242
9.2.2 Gevolgen voor pensioen 242
9.2.3 Einde arbeidsovereenkomst is niet altijd einde pensioenopbouw 242 9.2.4 Einde deelname zonder einde arbeidsovereenkomst 243
9.3 Verplichte informatie bij einde deelname 244
9.3.1 De informatieverplichting voor de pensioenuitvoerder 244 9.3.2 Gevolgen schending informatieverplichting voor de pensioenuitvoer-
der 245
9.3.3 Gevolgen onjuiste informatie voor de werkgever en de werknemer 245
9.4 Behoud pensioenaanspraken bij einde deelname 246
9.4.1 Behoud opgebouwd pensioen 246
9.4.2 De hoogte van het opgebouwd pensioen bij einde deelname 247 9.4.3 Behoud pensioenaanspraken bij premieovereenkomst 248
9.5 VUT vervalt bij einde deelname 249
9.6 Voorwaardelijk pensioen vervalt bij einde deelname 249 9.7 Vervalt nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen? 250 9.7.1 Uitgangspunt lijkt verval van dekking overlijden en arbeidsongeschikt-
heid 250
9.7.2 Tijdelijke dekking partnerpensioen tijdens WW-periode 251
9.8 Arbeidsongeschiktheidspensioen 252
9.9 Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (PVI) 253
9.10 Verlies aan indexatiepotentieel? 253
9.11 Behoud partnerpensioen bij onbetaald verlof 254
9.12 Vrijwillige voortzetting na einde deelname 254
9.12.1 Vrijwillige voortzetting moet in pensioenovereenkomst staan 254 9.12.2 Voortzetting voor werknemers maximaal drie jaar 255 9.12.3 Voortzetting voor zelfstandigen maximaal tien jaar 255
9.13 Faillissement van de werkgever 256
9.13.1 Faillissement als einde arbeidsovereenkomst 256 9.13.2 Europese bescherming tegen pensioenverlies >50% 256 9.13.3 Achterstallige pensioenpremie bij faillissement door UWV 257 9.13.3.1 Welke achterstallige pensioenpremies moet het UWV betalen? 258 9.13.3.2 Bescherming pensioenuitvoerders in belang deelnemers 258
9.14 Pensioenontslag 259
9.14.1 Het pensioenontslagbeding 259
9.14.2 De pensioenopzegging tegen of na de pensioenleeftijd 260
9.14.3 Doorwerken na de pensioendatum 262
9.15 Uitruil ouderdoms- en partnerpensioen bij einde deelname en pensi-
oen 263
9.15.1 Ouderdomspensioen uitruilen voor partnerpensioen 263 9.15.2 Partnerpensioen uitruilen voor hoger ouderdomspensioen 263
9.16 Pensioen in de vaststellingsovereenkomst 264
9.16.1 Beëindigingsovereenkomst als vaststellingsovereenkomst 264 9.16.2 Het algehele finalekwijtingsbeding dekt in beginsel pensioen 264 9.16.3 Het algehele finalekwijtingsbeding omvat niet afwijking van pensioen-
wetgeving 265
9.16.4 Dwaling over pensioengevolgen bij de beëindigingsovereenkomst 266 9.16.5 Aansprakelijkheid voor pensioengevolgen vaststellingsovereen-
komst 267
10 Pensioengevolgen bij fusie en overname 269
10.1 Inleiding 269
10.2 Verschillende vormen van fusie en overname 270
10.3 Aandelenfusie 270
10.3.1 Wat is een aandelenfusie? 270
10.3.2 Geen wijziging pensioenovereenkomst? 271
10.3.3 Wisseling pensioenuitvoerder na aandelenfusie 271 10.3.3.1 Voortzetting bij oude pensioenuitvoerder niet meer mogelijk 272 10.3.3.2 Voortzetting bij nieuwe pensioenuitvoerder is wenselijk 273
10.4 Bedrijfsfusie 273
10.4.1 Pensioenovereenkomst kan wijzigen bij bedrijfsfusie 273
10.5 Overgang van onderneming (OVO) 274
10.5.1 Bescherming arbeidsvoorwaarden bij overgang van onderneming 274
10.5.2 Het begrip onderneming en overgang 274
10.5.3 Behoud van identiteit 275
10.6 Rechtsgevolg van overgang van onderneming 276
10.6.1 Kern: behoud van arbeidsvoorwaarden 276
10.6.2 De Europese pensioenuitzondering 277 10.6.3 Wat geen pensioen is, gaat van rechtswege over 277 10.7 Pensioengevolgen bij overgang van onderneming 278 10.7.1 Hoofdregel: pensioenovereenkomst gaat mee over 278
10.8 De vier pensioenuitzonderingen 278
10.9 Het keuzerecht van de koper voor zijn eigen pensioenovereen-
komst 279
10.9.1 Kiezen voor de eigen pensioenovereenkomst 279
10.9.2 De inhoud van de eigen pensioenovereenkomst 280 10.9.3 Alleen keuzerecht bij bestaande pensioenovereenkomst vóór over-
gang 281
10.9.4 Keuzerecht op tijd uitoefenen 281
10.9.5 Misbruik van het keuzerecht? 282
10.9.6 Keuzerecht bij overgegane cao met pensioenovereenkomst volgens wet
mogelijk 283
10.9.6.1 Keuzerecht voor pensioenbepalingen in cao in strijd met Richtlijn? 283 10.10 Verplichte deelname na overgang van onderneming 283
10.11 Afwijking bij cao 284
10.11.1 De bevoegdheid om bij cao af te wijken 284
10.12 Verplicht aanbieden pensioenovereenkomst koper 285 10.13 Uitvoeringsaspecten bij overgang van onderneming 286 10.13.1 Voortzetting nog mogelijk bij ondernemingspensioenfonds? 286
10.13.2 Wijziging wegens verplichtstelling 286
10.13.3 Geen wijziging ondanks verplichtstelling koper 287
10.13.4 Verplichtstelling koper kan vervallen 287
10.14 Achterstallige pensioenpremies van vóór de overgang 288 10.14.1 Aansprakelijkheid oude werkgever (verkoper) één jaar na over-
gang 288
10.14.2 Aansprakelijkheid nieuwe werkgever voor achterstallige pensioenpre-
mies 288
10.14.3 Kan bedrijfstakpensioenfondsachterstallige premies vóór overgang
vorderen van koper? 288
10.15 Pensioen bij faillissement en doorstart 289
10.15.1 Overgang van onderneming niet van toepassing bij faillissement 289
10.15.2 Pensioen na doorstart 289
10.16 Juridische fusie 290
10.16.1 Wat is een juridische fusie? 290
10.16.2 De verhouding tussen juridische fusie en overgang van onderne-
ming 290
10.17 Fusies en vrijstelling bedrijfstakpensioenfondsen 291
10.17.1 Werkingssfeer en fusievrijstelling 291
10.17.2 Effecten van fusie, splitsing en doorstart op de vrijstelling 292
10.17.3 Verkrijging van een vrijstelling 292
10.17.4 Behoud van vrijstelling 292
10.17.5 Fusie van werkgevers met allebei vrijstelling zelfde bedrijfstakpensioen-
fonds 292
10.17.6 Fusie van werkgevers zelfde bedrijfstakpensioenfonds met één vrijstel-
ling 293
10.17.7 Fusie werkgevers verschillende bedrijfstakpensioenfondsen met vrijstel-
ling 293
10.17.8 Vrijstelling na splitsing 294
10.17.9 Vrijstelling na doorstart 294
11 Waardeoverdracht van pensioen 295
11.1 Inleiding 295
11.2 Wat is waardeoverdracht? 296
11.2.1 Waardeoverdracht is wettelijk gedefinieerd 296
11.3 Waarom waardeoverdracht? 296
11.3.1 Motieven voor de werknemer 296
11.3.2 Motieven voor de werkgever en pensioenuitvoerder 298
11.4 Betrokken partijen bij waardeoverdracht 298
11.5 Bevoegdheid of verplichting om mee te werken aan waardeover-
dracht 299
11.6 Wettelijke mogelijkheden en typen waardeoverdracht 299 11.7 Individuele waardeoverdracht bij wisseling werkgever 300
11.7.1 Wanneer is waardeoverdracht mogelijk? 300
11.7.2 Vereisten voor een recht op individuele waardeoverdracht 301 11.7.3 Pensioenuitvoerders zijn verplicht mee te werken 302 11.8 Uitzonderingen op verplichte individuele waardeoverdracht 302
11.8.1 Uitzonderingsgevallen 302
11.8.2 Financiële positie pensioenuitvoerder staat waardeoverdracht niet
toe 303
11.8.2.1 Herleven verplichting tot waardeoverdracht 303
11.8.3 Pensioenaanspraken van vóór 8 juli 1994 304
11.8.4 Geen bijbetalingsplicht voor (kleine) werkgevers met hoge bijbetalings-
last 304
11.8.5 Buitenlandse pensioenregeling met ruimere afkoopmogelijkheden 305 11.9 De procedure bij individuele waardeoverdracht 305
11.9.1 Individuele waardeoverdracht in stappen 305 11.9.2 Het verzoek tot opgave van de oude aan de nieuwe pensioenuitvoer-
der 306
11.9.3 Opgave van oude aan nieuwe pensioenuitvoerder 306 11.9.4 Opgave van nieuwe pensioenuitvoerder aan de deelnemer 306
11.9.5 Het besluit tot waardeoverdracht 307
11.9.6 De vereiste instemming van de partner voor overdracht partnerpensi-
oen 307
11.9.7 Rechtsgevolg voltooiing waardeoverdracht 308
11.10 Bijbetalingsplicht voor werkgevers bij individuele waardeover-
dracht 308
11.10.1 Bijbetalen verschil tussen overdrachtswaarde en gefinancierde
waarde 308
11.10.2 Het verschil tussen overdrachtswaarde en gefinancierde waarde 309 11.11 Waardeoverdracht bij dezelfde werkgever en andere pensioenovereen-
komst 310
11.12 Bevoegdheid bij interne wijziging oude pensioenovereenkomst 310
11.13 Waardeaanwending bij uitruil en keuze 310
11.14 Waardeoverdracht op de pensioendatum (pensioenshoppen) 311 11.14.1 Bevoegdheid pensioenshoppen voor pensioenfondsen 311 11.14.2 Pensioenshoppen is verplicht voor verzekeraars 311 11.14.3 Pensioenshoppen verplicht voor premiepensioeninstelling? 312 11.15 Bevoegdheid waardeoverdracht bij tussentijdse omzetting pensioenuit-
kering 312
11.16 Termijnen bij pensioenshoppen 312
11.17 Collectieve waardeoverdracht op verzoek werkgever 313 11.17.1 Drie mogelijkheden voor collectieve waardeoverdracht door werkge-
ver 313
11.17.2 Beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst (wijziging pensioenuit-
voerder) 314
11.17.3 Overgang van onderneming (OVO) 314
11.17.4 Collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst 315 11.18 Voorwaarden aan collectieve waardeoverdracht werkgever 315 11.18.1 Cumulatieve voorwaarden voor collectieve waardeoverdracht 315
11.18.2 Bezwaarrecht pensioenbegunstigden 316
11.18.2.1 Bezwaarmogelijkheid bieden aan pensioenbegunstigden 316 11.18.2.2 Rechtsgevolgen bezwaar: geen waardeoverdracht 316
11.18.2.3 Wegcontracteren vetorecht bij cao? 316
11.18.2.4 Vetorecht als blokkade invaren 317
11.18.3 Collectieve actuariële gelijkwaardigheid en sekseneutraliteit 317
11.18.4 Vetorecht DNB 318
11.18.5 Adviesrecht VO en goedkeuringsrecht BO 318
11.19 Geen recht op overwaarde pensioenuitvoerder bij waardeover-
dracht? 319
11.19.1 Geen wettelijk recht op overwaarde 319
11.19.2 Contractueel recht op overwaarde 319
11.20 Collectieve waardeoverdracht bij liquidatie pensioenuitvoerder 320
11.20.1 Motieven voor liquidatie 320
11.20.2 Het besluit tot liquidatie van een pensioenuitvoerder 320
11.20.3 Beoordeling liquidatietraject door DNB 321
11.20.4 De verplichting tot collectieve waardeoverdracht bij liquidatie 322
11.20.5 Verzet tegen liquidatie 322
11.20.6 De pensioenovereenkomst eindigt niet door liquidatie maar wij-
zigt 323
11.21 Internationale waardeoverdracht 323
11.21.1 De mogelijkheden voor internationale waardeoverdracht 323
11.21.2 Uitgaande internationale waardeoverdracht 323
11.21.3 Inkomende waardeoverdracht 324
12 Gelijke behandeling en pensioen 327
12.1 Inleiding 327
12.2 Europese discriminatieverboden van invloed op Nederlands pensi-
oen 328
12.2.1 Europees antidiscriminatierecht 328
12.2.2 De ‘hardheid’ van Europees gelijkebehandelingsrecht 328 12.2.3 Omzetting Europees recht in Nederlandse gelijkebehandelingswetge-
ving 329
12.3 Het belang van (niet-)wettelijke discriminatiegronden 329 12.4 Het verschil tussen onderscheid maken en discrimineren 330 12.4.1 Beoordeling kan verschillen per discriminatiegrond 330
12.4.2 De objectieve rechtvaardigingstoets 330
12.5 Het vaststellen van (indirect) onderscheid 331
12.5.1 Het belang van (indirect) onderscheid 331
12.5.2 De rol van statistische gegevens voor indirect onderscheid 332 12.6 Aansprakelijkheid werkgevers en pensioenuitvoerders voor gelijke
behandeling 332
12.7 Verschillende pensioenovereenkomsten voor verschillende groe-
pen? 333
12.7.1 Gelijke behandeling beperkt contractsvrijheid 333 12.7.2 Rechtsvermoeden: zelfde pensioenovereenkomst als groep 333 12.7.3 Verschillende pensioenregelingen voor verschillende functies 334 12.7.4 Geen verschillende pensioenregelingen bij gelijke arbeid van gelijke
waarde 335
12.7.5 Keuze om deel te nemen aan de pensioenregeling 335
12.7.6 Geen uitsluiting van deeltijders 336
12.8 Onderscheid binnen de pensioenregeling 337
12.8.1 Gelijke beloning is gelijke pensioenregeling tussen mannen en vrou-
wen 337
12.8.2 Gelijke uitkering mannen en vrouwen 338
12.8.3 Verschillende pensioenregelingen voor leeftijdscohorten 339
12.9 De leeftijdsafhankelijke pensioenpremie 339
12.9.1 Wanneer een leeftijdsafhankelijke premie? 339
12.9.2 De actuariële uitzondering voor leeftijdsonderscheid bij de premie 340 12.9.3 De objectieve rechtvaardiging voor leeftijdsafhankelijke pensioenpre-
mies 341
12.9.4 Degressieve pensioenopbouw is leeftijdsonderscheid 342 12.10 Onderscheid bij korten leeftijdsdiscriminatie? 343
12.11 Pensioenontslag en leeftijdsdiscriminatie 344
12.11.1 Pensioenontslag bij de AOW-leeftijd 344
12.11.2 Pensioenontslag onder de AOW-leeftijd 345
12.12 Onderscheid naar burgerlijke staat mogelijk bij partnerpensioen 346 12.12.1 Geen verplicht nabestaandenpensioen voor samenwonenden 346
12.12.2 Gelijke(re) behandeling samenwonenden 346
12.13 Korting nabestaandenpensioen wegens leeftijdsverschil 347
12.13.1 Onderscheid naar geslacht en leeftijd 347
12.13.2 Solidariteit als rechtvaardiging? 347
12.14 Discrimineert de franchise? 349
12.14.1 Discrimineert kostwinnersfranchise vrouwen? 349
12.14.2 Franchise en overige discriminatiegronden 350
12.15 Discriminatie chronisch zieken wegens wachttijd en carenzperi-
ode? 350
12.15.1 Verzekering van arbeidsongeschiktheid bij chronisch zieken 350 12.15.2 Het convenant: geen carenzperiode en dekking inloop- en uitloopri-
sico 351
12.16 Niet-stijgende premie bij PVI discriminatie chronisch zieken/gehandi-
capten? 353
12.17 Toetredingsleeftijd en discriminatie 354
12.17.1 Toetredingsleeftijd 21 jaar is geen leeftijdsdiscriminatie 354 12.17.2 Discrimineert toetredingsleeftijd bepaaldetijders? 354
12.18 Wachttijd en drempelperiode 355
12.19 Gelijke behandeling bij collectieve waardeoverdracht en uitruil 355
12.19.1 Gelijke behandeling bij uitruil 355
12.19.2 Gelijke behandeling bij collectieve waardeoverdracht 356 12.20 Gelijke indexatie slapers met gepensioneerden 356
13 Pensioengevolgen van echtscheiding 359
13.1 Inleiding 359
13.2 Echtscheiding 359
13.2.1 Beëindiging van het huwelijk 359
13.2.2 Voorwaarden voor echtscheiding 360
13.3 Het pensioenverweer 361
13.3.1 De wettelijke basis voor het pensioenverweer 361
13.3.2 De beoordeling van het pensioenverweer 361
13.3.3 De billijke voorziening 362
13.3.4 Pensioenverweer bij nabestaandenpensioen op risicobasis 363 13.4 Gevolgen van scheiding voor het partnerpensioen 364 13.4.1 Het bijzonder partnerpensioen voor de ex-partner 364 13.4.2 Alleen verdeling bij opgebouwd partnerpensioen 364 13.4.3 Verdeling partnerpensioen kan ook bij ongehuwd samenwonende
partners 365
13.4.4 De hoogte van het bijzonder partnerpensioen 365 13.4.5 Schriftelijk afwijken van toekennen partnerpensioen aan ex-part-
ner 366
13.4.6 Overlijden van de ex-partner vóórdat de deelnemer overlijdt 367 13.4.7 Bijzonder partnerpensioen bij scheiding van de DGA 367 13.5 Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen 368 13.5.1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding 368 13.5.2 Scheiding onder WVPS is strikter dan onder Pensioenwet 368
13.5.3 Welke eisen stelt de WVPS aan pensioen? 369
13.5.4 Het recht op pensioenverevening van het ouderdomspensioen 370 13.5.5 Melden verevening of uitsluiting bij de pensioenuitvoerder 370 13.5.6 Vereveningsdeel is afhankelijk van situatie ex-echtgenoot 371
13.5.7 Kosten van verevening 372
13.6 Afwijken van de wettelijke pensioenverevening 372 13.6.1 Afwijken in huwelijkse voorwaarden of echtscheidingsconvenant 372
13.6.2 Uitsluiting van de WVPS 372
13.6.3 Afwijken van de wettelijke pensioenverevening 373
13.6.3.1 Een afwijkend vast percentage 373
13.6.3.2 Een afwijkende vereveningsperiode 373
13.6.3 Binding van de pensioenuitvoerder aan de afwijkende afspraak 374 13.7 Omzetting naar zelfstandig recht op pensioen bij scheiding (conver-
sie) 374
13.7.1 Het wettelijk recht op conversie 374
13.7.2 Instemming echtgenoten en pensioenuitvoerder vereist 375
13.7.3 Geen conversie bij huwelijkse voorwaarden? 375
13.7.4 Verhouding WVPS tot Pensioenwet 375
13.8 Pensioenverdeling bij de DGA 376
13.8.1 Geen pensioenovereenkomst DGA, wel pensioenverdeling 376 13.8.2 Afstortingsplicht voor het pensioen van de ex 376
13.8.3 Uitzondering op afstortingsplicht pensioen 377
13.9 Verdeling van pensioen bij scheiding vóór 1 mei 1995 378 13.9.1 Pensioenverdeling hangt af van scheidingsdatum 378
13.9.2 Pensioenverrekening volgens Boon/Van Loon 379
13.9.3 Pensioenverevening bij scheiding vóór Boon/Van Loon 379 13.10 Pensioen verdelen bij internationale scheiding 380
13.10.1 Toepasselijk recht 380
13.10.2 De bevoegde rechter 381
Literatuur 383
Jurisprudentieregister 401
Trefwoordenregister 415