• No results found

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland · dbnl"

Copied!
209
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Petronella Moens en Bernardus Bosch

bron

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland. De Leeuw en Krap, Dordrecht / Van Riemsdyk en Van Bronkhorst, Bergen op Zoom 1792

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/moen006lied01_01/colofon.htm

© 2010 dbnl

(2)

Voorbericht.

Dit bondeltjen gezangen, waar van wij 'er eenigen in onze jeugd berijmd hebben, wordt onzen Landgenooten aangeboden, om zich daar mede te stichten en te vermaaken. Zo zij het zelve met genoegen ontvangen, zullen wij hun meer dergelijke

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(3)

stukjens leveren. - Als wij van onzen letterarbeid, rusten, zijn wij gewoon alle vermoejing en tegenspoed weg te zingen. Strekken daar toe deze vruchten van onze ledige en vrolijke uuren, dan is ons doel getroffen.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(4)

Loflied op den patriot.

Wijze: Pensez vous jeune Lizette.

Ja, gij zijt de vloek der Slaaven, Altijdgroote Patriot!

Sprekend Beeld der waare Braaven!

Beste Vriend van Vrijheids God!

Vrijheid zal uw hoofd versieren, 't Vaderland uw' feestdag vieren, Vrijheid zal uw hoofd versieren;

Wij - wij zingen uwen lof - Englen zelfs in 't hemelhof!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(5)

Laten laage, snoode zielen Stout verbreken 't eedverbond,

Dat ze om goud voor Heerschzucht knielen, Kwispelstaarten als een hond:

Gij hebt nooit uw' eed verbroken, Eerder hadt ge uw hart doorstoken, Gij hebt nooit uw' eed verbroken,

Gij, gij vloekt den dwingeland - Staat voor God en 't Vaderland!

Voor de Vrijheid heel te leeven, Is uw zaligheid, uw vreugd;

Voor het heil van 't land te sneeven, Is bij u eerst heldendeugd:

Nooit zult gij den dwang vereeren, Laat het alles wentlen, keeren, Nooit zult gij den dwang vereeren,

Stervend doemt gij slavernij:

PATRIOTTEN STERVEN VRIJ!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(6)

Laat geweld uw' handen boeien, 't Boeit geen Vrijheidlievend hart;

't Zal voor Vrijheid sterker gloeien, Als het dwang in ketens tart.

Of het oorlog bliksemt, dondert, (Uw tirannen staan verwonderd) Of het oorlog bliksemt, dondert, Gij roept in dien heeten nood:

‘Mannen! vecht u vrij of dood!’

Al moest ge ook als banling zwerven, Nog blijft gij eenSCIPIO; -

Moet gij maagden - vrienden derven, Nog denkt gij alsCICERO:

Nooit zult gij uw ziel onteedlen, Al moest gij om nooddruft beedlen, Nooit zult gij uw ziel onteedlen -

Likken 't stof van staatzuchts schoên:

Dat dit slaafsche kruipers doen!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(7)

Dat u wreedaards snood belachen, Gij belacht hun woest geweld;

Dat zij op hun zege prachen, Nog blijft gij de grootste held:

Dat zij, als de loome slekken, 't Stof van dwinglands voeten lekken;

Dat zij, als de loome slekken, Weemlend kruipen in het stof;

Gij zingt, zwervend, Vrijheids lof.

Dat u laage snoodaards lastren, Gij werkt, trotsch den laster, door;

Niets kan ooit uw ziel verbastren, Niets trekt u van 't deugdespoor:

't Hart zal, in uw jongste snikken, Nog voor eedle Vrijheid tikken, 't Hart zal, in uw jongste snikken,

Spijt den laffen dwingeland, Slaan voor God en 't Vaderland.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(8)

Ja, gij zijt de vloek der Slaaven, Altijdgroote Patriot!

Sprekend Beeld der waare Braaven!

Beste Vriend van Vrijheids God!

Vrijheid zal uw hoofd versieren, 't Vaderland uw' feestdag vieren, Vrijheid zal uw hoofd versieren;

Wij - wij zingen uwen lof - Englen zelfs in 't hemelhof!

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(9)

De vaderlandsche moeder.

Wijze: ô Kersnagt, schooner dan de dagen, enz.

't Gevoel van reine zaligheden

Gloeit door mijn aanzijn, sterkt mijn reden, En hemelt in dit kloppend hart:

Mijn boezemmelk voedt eedle telgen, Die nimmer 't gif van heerschzucht zwelgen,

Wier trouw verraad en schijndeugd tart.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(10)

Mijn dierbaar Vaderland! 'k ben moeder!

Uw recht vindt in mijn Gaê een' hoeder;

Ons kroost is aan uw heil gewijd:

Dit zuigend wicht, die lievelingen -

Die om mijn' schoot al staamrend springen - Zijn eenmaal helden in den strijd!

Laat de angst het moederhart ontroeren, Het voelt zich door een drift vervoeren,

Door tederheid en moed ontvonkt:

Mijn wichtjens! 't bloed van dappre vadren Stroomt gloeiend door uw jeugdige adren,

Daar moed in tintlende oogjens vonkt.

'k Voel nog de sinert van 't aaklig scheiden, Toen we in uw vaders armen schreiden,

Toen hij voor ons ten strijde vloog:

Uw lief gevlei, mijn duldloos lijden Deed hem, vol drift, voor Vrijheid strijden,

Terwijl natuur zijn ziel bewoog.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(11)

Hij keert, omkransd met lauërbladen, De erkentnis roemt zijn gloriedaaden;

Zijn loon was onze veiligheid:

Zijn heldenarm omhelsde ons teder, Ik vond den roem mijns levens weder -

Door grootsche zegepraal gevleid.

Mijn kroost, uw onschuld, rust en blijheid Zijn schaduwtrekjens van een Vrijheid,

Die God natuur heeft ingedrukt:

Och! dat die Vrijheid nooit ontaarde!

'k Voel al haar zaligheid - haar waarde, Zo dikwijls mij uw vreugd verrukt!

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(12)

't Laatst vaarwel van den patriot.

Wijze: Amour! Amour!

Vaarwel! vaarwel mijn Vaderland!

Ik dien', ik dien' geen' Dwingeland!

Vaart wel mijn Vrienden! omhelst mij teder!

Ik zie u nimmer weder!

Hoe klopt dit hart! wat duldelooze smart!

Mogt ik mijn goed, mijn bloed, mijn leven Voor 't Vaderland, voor Vrijheid geven!

Maar 't is te laat! het is te laat!

Ik worde uit Vaders erf verdreven!

Vaar altoos wel, mijn landgenoot!

Zijt vrije burgers voor uw' dood!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(13)

Vaderlandsliefde.

Wijze: Mijn Lief, zo schoon als 't morgenlicht.

Elk dankbaar, elk gevoelig hart Klopt voor zijn Vaderland, Terwijl het dood en rampen tart,

Als heldenwraak ontbrandt.

Het moedig kroost der deugd Neemt deel in leed en vreugd, Het eert, het mint dien grond, Waar 't wanklend wiegje eerst stond.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(14)

Nog zingen wij de trouw - den moed Van Bato's heldenkroost;

Dat Neêrlands glorie schittren doet, Terwijl de naneef bloost.

Wij heffen 't loflied aan;

De grootsche lauerblaân Vereeren nog dien grond, Waar de oude krijgsvaan stond.

Al zwijgt der Barden gloriezang, Dit groenend lentegras

Voedt wis den dood voor slaafschen dwang, Het kiemt in heldenasch.

Ja, Helden! door wier vuist De ketens zijn vergruist;

Wij zeegnen nog dien grond, Waar Vrijheids zetel stond.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(15)

Als hier de wind met stofjens speelt, Dan ruischt een zachte stem;

Een stem, die Vrijheids boezem streelt, Erkentnis geeft haar klem;

Dit stof - dat God beviel, Omkleedt een vrije ziel;

Een held stierf op deez' grond, Dáár - wáár dit bloemtjen stoud.

Zo weeldig als de boterbloem Haar malsche blaân ontvouwt;

Zo bloeide eens der Bataven roem - Nooit snood verkocht voor goud;

Nooit door gevloekt belang Gewijd aan vreemden dwang;

Neen - heilig was die grond, Waar 't stulpjen veilig stond.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(16)

ô Vrijheid! vrijheid! - dierbre schat!

Gij woont in 't eikenwoud, Aan geen bemuurde burg of stad -

Maar aan 's volks arm vertrouwd.

De stem der maagdenrei Verdween in krijgsgeschrei;

Elk waakte voor dien grond, Waar 't zoodenältaar stond.

Natuur ontstak der helden moed, Elk streed voor Gade en kroost;

En stroomde eens 't vrije heldenbloed, Onsterflijke eer gaf troost:

List bood geen zwijmelkelk;

Gezoogd met vrije melk, Zwoer elk, wie 't recht verstond, Zijn trouw aan Bato's grond.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(17)

Het wichtjen lachte op moeders schoot Den koenen vader aan,

Terwijl het poeslige armptjens bood, En 't heldenhart deed slaan - Ja - 't zoog reeds vrijheidmin Aan moeders boezem in; - ô Moed! bescherm dien grond, Wáár eens uw heirvaan stond.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(18)

De vrije minnaares.

Wijze: Wat is het schoon, het menschdom enz.

Nooit zal mijn hart voor slaafsche zielen kloppen;

Vrijheid! voor u ontluikt mijn jeugd.

Zacht blinkt de dauw op jonge bloessemknoppen, Als ons het daagend licht verheugt:

Zo pronkt de zucht voor 't Vaderland, Als 't jonge hart door liefde brandt. (bis) LICESTzal nooit mijn fiere ziel bekooren.

LICESTik haat uw' valschen aard:

EELHART, als ik, op vrijen grond geboren, EELHARTis al mijn agting waard.

Geen laf gevlei onteert zijn deugd - Neen - waare grootheid kroont zijn jeugd.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(19)

LICEST! hoe diep uw trotschheid zich vernedert, Geen blanke oprechtheid siert uw min,

Geen grootsche deugd heeft ooit uw ziel vertederd, Neen - nooit wordtROOSJEuw echtvriendin!

LICEST, bezield door zelfbelang,

Kuscht slegts de boei van slaafschen dwang.

Elk, die om goud zijn Vaderland durft hoonen, Kent ook geen waare liefde of trouw;

Elk, die zijn hulp aan heerschzucht durft betoonen, Kiest slegts uit dwinglandij een vrouw.

Een trotschaard, door belang gevleid, Vervolgt - verdrukt onnozelheid.

EELHART! die drift, die heel uw ziel doet gloeien, Als Vrijheid u haar ketens toont;

ô Zulk een drift doet teedre traanen vloeien!

EELHART! eens worde uw trouw bekroond!

Ja - zulk een drift vergoodt uw min!

EELHART! -ROOSJEis uw zielvriendin!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(20)

De bruid.

Wijze: Laatstmaal als ik in 't maisaisoen.

Wat is mij al geluk voorspeld!

Elk spreekt van heil en vreugd;

Maar ach! toch wordt mijn hart bekneld:

In 't bloeien van mijn jeugd Is reeds mijn lot bepaald;

Mijn hart heeft niet gedwaald:

Geen eigenbaat, geen woest geweld Heeft hier gezegepraald.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(21)

NeenEELHART- neen! de reinste min Ontvlamt mijn vrije ziel;

En gij, ge omhelst een hartvriendin, Die u volmaakt beviel:

Maar ach! 'k voel al 't gewigt Van elk' gevergden pligt, Dien ik voor Gade en Huisgezin

Eerlang met vlijt verrigt. -

Met vlijt gewis! - maar zo mijn moed Door al die zorg bezwijkt? - Ja, Huwlijkstaat! de hoop is zoet -

Doch 't waar genoegen wijkt;

De zorg bewolkt mijn jeugd;

ô Vrijheid! al mijn vreugd! - ô Vrijheid! ja uw invloed blijkt,

Gij zweeft langs 't pad der deugd.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(22)

MijnEELHART! 'k heb u vrij bemind, Uw liefde is al mijn roem;

Gods trouw, die onze ziel verbindt, Plant de eeuwge lentebloem.

De angstvalligheid verdwijnt, Mijn blijde heilzon schijnt,

Als ik mijnEELHARTechtvriend noem - Geen hemelweliust kwijnt!

Ik voel geen kluisters, neen! - ons hart - Ons hart smelt vrij in één;

De zachtste banden baaren smart - Onze echt baart zaligheên.

Voor eeuwig is ons lot Vereenigd - liefdrijk God!

Een min, die dood en wissling tart, Schenkt ons het rijkst genot.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(23)

Vrijhart aan Cloë.

Wijze: Als

PHOEBUS

met gloeiende straalen.

't Is lente, mijnCLOë! - de bloemen Versieren den groenenden grond;

Zie de ochtend Gods grootheid weêr roemen, Met goud in den bloozenden mond.

MijnCLOë! deez' bloemrijke paden, Beschaduwd door jeugdige bladen,

Waar 't statig geboomt weêr meê pronkt, MijnCLOë! deez' bloemrijke paden

Zijn vrolijk door Englen belonkt.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(24)

MijnCLOë! 't is lente - de morgen Veradelt de vreugd der natuur;

Ons hart kent geen wroeging - geen zorgen;

MijnCLOë! God wenkt in dit uur - God wenkt ons, mijnCLOë! - wij knielen - Zijn goedheid ontvlamt onze zielen;

Ons offer is dankende vreugd:

MijnCLOë! God wenkt ons - wij knielen;

Zijn goedheid bekroont onze deugd.

Ons hart is door liefde vertederd, Ons hart slaat eenstemmig en vrij,

Geen schraapzucht heeft de onschuld vernederd;

Natuur! wij zijn dankbaar als gij.

Natuur! wij zijn zalig - wij minnen, Geen trotsheid misleidt onze zinnen,

Genoegen veradelt ons lot.

Natuur! wij zijn zalig - wij minnen;

Ons hart klopt voor Vrijheid en God,

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(25)

MijnCLOë! mijn vaderlandsch meisjen!

De slaaf kruipt voer goud in het stof;

De stulp is voor ons een paleisjen, Veel grootscher dan 't prachtigste hof; - Hier vinden wij rust en genoegen;

Geen angst zal uw hartjen doen zwoegen, Daar 't vrij onder 't bloemtuiltjen klopt;

Hier vinden wij rust en genoegen, Daar trotsheid haar wroeging verkropt.

MijnCLOë! geen vleiende slaaven, Door gouddorst aan snoodheid geboeid, Zijn 't nakroost der dappre Bataven,

Hun naam wordt door Englen versoeid:

Laat schandlijke wellust hen streelen - Daar eigenbaat woeste tooneelen

Voor kwelling en wanhoop ontsluit;

Laat schandlijke wellust hen streelen - Geen min deel de vreugd aan hun uit.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(26)

De min heeft ons aanzijn veredeld, Ginds wacht ons het altaar der trouw;

Geen gunst wordt van trotsäards gebedeld, Gods min is ons veilig gebouw.

MijnCLOë! geen dwang doet ons beeven, De deugd kan ons hart niet begeven;

Mijn bloed is aan Vrijheid gewijd.

MijnCLOë! als dwang ons doet beeven, Dan - dan vliegt uwVRIJHARTten strijd'!

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(27)

Alcest bij 't graf van Roosje.

Wijze: Hier ligt mijn damon nu in 't graf.

Natuur ontwaakt - de lente keert, Maar, ach! voor mij niet meer!

MijnROOSJEslaapt in 't stof des doods, Mijn meisje ontwaakt niet meer!

MijnROOSJEslaapt in 't stof des doods;

De lente kroont haar graf.

MijnROOSJE! uw lieve - zachte hand Droogt nooit mijn traanen af.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(28)

Hoe dikwijls hebt ge in 't lentegroen Hier aan mijn borst gerust!

Hoe dikwijls heb ik hier uw smart Al troostend weggekuscht!

MijnROOSJE! ik zag uw lieve jeugd Door zielerouw verpest;

Geen voorspoed kroonde uw wisslend lot - Mijn Lief! - in 't sterfgewest.

Mijn liefde was uw heil - uw vreugd, Gij waart mijn zaligheid;

Ons hart slaat op den zelfden toon - MijnROOSJE! - in de eeuwigheid. - Ons hart slaat op den zelfden toon! -

MijnROOSJEleeft voor mij;

Gods liefde kroont haar tederheid;

Mijn meisjen mint mij vrij.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(29)

De dwang, door eigenbaat geteeld, Hadt ons geluk verwoest;

Zijn ketens zijn, door 't koude zweet, Op 't sterfbed doorgeroest.

MijnROOSJE! 't is aan snooden dwang - Aan trotsheid nooit gelukt;

Dat gij - de wellust van mijn ziel - Mijn' boezem werdt ontrukt.

Maar, ach! - uw minnend hart bezweek!

Gij zaagt mijn' tegenspoed, Gij zaagt de list van haat en wraak -

Maar tevens ook mijn' moed.

MijnROOSJE! ik heb mijn Vaders vloek Vergeefsch voor u gesmoord;

Uw vleiend oog las in mijn ziel Den nagalm van elk woord.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(30)

Toen hoorde God den duuren eed Van mijn onschendbre trouw;

Toen zwoer ik, dat geen wraak - geen dood Ons immer scheiden zou.

MijnROOSJE! ik hield u aan mijn borst Vol tederheid gekneld;

Elk tikjen van uw zwoegend hart Heeft ook dien eed verzeld.

Toen knielden wij aandoenlijk neêr, Uw hand beefde in mijn hand;

Maar zulk een onschuld - zulk een min Verkoos haar Vaderland.

De God der liefde zag ons heil, In de eeuwigheid gegrond, Mijn Meisje! een zalig voorgevoel

Sprak door uw' roozenmond:

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(31)

‘Mijn lieveALCEST! geen aardsch geluk Wacht op uw zielvriendin;

Mijn Vriend! de kroon der eeuwigheid Versiert onze englenmin.

ALCEST! mijn levenskragt bezwijkt, Een doodslaap streelt mijn hart;

Ik blijf uwROOSJE; -ALCEST! geen dwang Vernedert meer uw smart.’

Zo sprak mijn meisje - en streelde een traan Van mijn verbleekte wang;

Een koude huivring sloot mij 't hart, Nog vloekte ik haat en dwang - Nog vloekte ik al den tegenspoed, DieROOSJESvreugd verslond;

Terwijl haar taal - de taal der deugd, Mij aan mijn' pligt verbondt.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(32)

ô Menschenliefde! ô Kristenleer!

Gij hebt haar ziel gevleid;

MijnROOSJEwandelt, aan uw hand, Vol vreugd naar de eeuwigheid.

Ik volg u - liefling van mijn hart!

Hier, op uw zwijgend graf - Hier rolt het sterflied op mijn vreugd

Van bleeke lippen af.

MijnROOSJE! ik zag uw teder hart In 't uur des doods verflaauwd;

Ja - 'k heb uw reeds verstijfde hand Met traan op traan bedaauwd.

'k Heb snikkend op uw' kouden mond Den jongsten kus gedrukt;

Nog ééns ontblootge uw brekend oog, Door tederheid verrukt.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(33)

‘ALCEST! - mijn vriend!’ - dit staamrend woord Smoorde in uw' laatsten snik;

Mijn hand bleef in uw hand beklemd - Mijn God! - wat oogenblik!...

SlaapROOSJE! schuldlooze Engel Gods! - Niets dooft ons liefdevuur;

't Viooltjen waassemt op uw' graf Den lijkdienst der natuur.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(34)

Vrijhart en Laura.

Wijze: Hoe gelukkig leeft het vee!

VRIJHART, die zijn zuivre min Nooit door eigenbaat liet boeien, Zag vol vreugd de lelien bloeien,

't Sieraad van zijn hartvriendin. (bis.)

‘'k Zal (dus sprak hij) eer de morgen Nog den dauw van bloemen kuscht, Verschöntloken lelien plukken:

LAURAsluimert nog gerust. (bis.)

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(35)

'k Zal haar met mijn morgengroet Dit bevallig tuiltjen bieden.

ô! Doe nu haar slaapjen vlieden - Schoone - heldre morgengloed!’

VRIJHARTziet een minziek duifjen, Dat in borst en vlerkjens pikt;

VRIJHARTvangt het zorgloos diertjen, Daar 't in 't groen zijn pluimen schikt.

‘Diertjen! (spreekt hij) vrees geen leed;

LAURAzal deez' angst vergoeden, Vleiend zal ze uw leven voeden,

Als gij van haar kruimtjens eet.

Och! ontwaak, mijn lieveLAURA! Neem uws vriends geschenken aan, Loon mij met den kus der onschuld,

't Beeld der zuivre leliblaàn.’

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(36)

VRIJHARTgloeit door teedre vreugd LAURA, schoon gelijk de morgen, Ziet, bevrijd van dwang en zorgen,

Blij den liefling van haar jeugd.

LAURAtreedt hem lachend tegen;

VRIJHARTdrukt haar aan zijn borst, Biedt zijn duifje en 't lelituiltjen,

Door geen stofjens nog bemorst.

LAURAbloost door vreugd en min;

Maar in vriendlijk-vleiende oogen Spreekt aandoenlijk mededoogen.

‘VRIJHART! (zegt ze) uw Zielvriendin Kent de zaligheid der liefde -

Liefde, vrij van allen dwang!

Zou ik de onschuld wreed doen lijden - Uit vermaak of zelfbelang?

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(37)

Zie dit duifjen, dierbre vriend!

Zie dit duifjen voor mij schrikken, Zie het hijgend hartjen tikken -

Heeft dit duifje ooit straf verdiend?

Lieve VRIJHART! hoor den doffer!

Och! hij schreit ons kirrend aan - Geef zijn teedre duif haar vrijheid!’

VRIJHARTstort een eedle traan.

't Duifjen klapt de wiekjens vrij.

VRIJHARTkuscht zijnLAURAteder, 't Schuldloos meisjen kuscht hem weder,

Dankt hem voor de bloemtuil blij.

Zuiver, als de blanke lelies,

Klopt haar hart door liefde en vreugd, Ja - de bloemtuil op haar' boezem

Schetst haar tederheid en deugd.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(38)

De aanstaande moeder.

Wijze: Volschoone Meisjens! vrije Telgent

Een stroom van vleiende gedachten Vloeit lieflijk-troostend door mijn' geest;

De blijde hoop kan angst verzachten, Gods liefde waakt - waarom gevreesd?

Gods liefde waakt - ik wacht blijmoedig;

Een huivring rilt door 't kloppend hart;

Maar hoop verbant die huivring spoedig, Ja, blijdschap loont eens baarenssmart! (bis.)

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(39)

ô Blij vooruitzigt! zoet verlangen!

Mijn Echtgenoot - uw Zielvriendin Zal ras haar' liefsten wensch ontvangen,

Ras kroont een Telg uw trouw - uw min.

Mijn beste vriend! wat zaligheden Bekooren ons in 't ruim verschiet!

De hoop doet ons op roozen treden, Daar 't hart de reinste vreugd geniet.

Nooit doe mijn nadrend lot u schrikken;

Mijn Liefling! 'k zie een stille traan; - Moet in de zaligste oogenblikken

Uw minnend hart angstvallig slaan?

Een treurige ernst bewolkt uw trekken, Terwijl ik op uw' boezem rust;

'k Weet alles in uw ziel te ontdekken, Terwijl gij mij omhelst en kuscht.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(40)

Vergeefsch verbergt ge uw teedre zorgen;

Verkoozen vriend! - bezwijkt uw' moed?

Gij hebt vergeefsch die traan verborgen - Vrees niets, mijn Liefling! God is goed.

Wat heil! na weinig bange stippen Voelt gij uw edel hart verrukt;

Terwijl gij op mijn blijde lippen Den dankbren kus der liefde drukt.

De hoogste vreugd bekroont mijn lijden;

De wreedste smart duurt immers kort?

Hoe kan het denkbeeld mij verblijden, Het denkbeeld - dat ik moeder word!

Mijn Gaê! wij wachten 't zoetst genoegen, Nu wordt ons aanzijn uitgebreid;

Wat kunt gij bij ons lot nog voegen, Als ons een spelend kindjen vleit?

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(41)

Mijn Vriend! als eens een bloozend wichtjen Hier aan mijn' boezem schuldloos speelt;

Dan toont mij 't vriendlijk aangezigtjen De lieve trekken van uw beeld.

Mijn Gaê! dan zien we in gulle lachjens De zaligheên, die onschuld baart;

En 't vleiend kind gewent, al zachtjens, Aan 't rustloos wisslend lot der aard.

Mijn hart zal hemelvreugd versaamlen.

Mijn Vriend! hoe wordt uw ziel bekoord, Wanneer ge, in 't afgebroken staamlen,

Den lieven naam van Vader hoort!

ô Ja! wanneer ge uit halve woordjens, Dien lieven naam het eerst verstaat;

Dan boeien nieuwe huwlijkskoordjens, Terwijl ons hart door wellust flaat.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(42)

Mijn Echtgenoot! als 't huwlijkspandjen Al zuigend in mijn armen rust;

Dan biedt het u een vleiend handjen, Terwijl ge ons beiden streelt en kuscht.

Verbeelding doet mij wellust smaaken, Een wellust - die mijn zorgen bant;

Gods liefde blijft mijn lot bewaaken, Gods liefde vlocht mijn' huwlijksband!

Mijn beste Vriend! geen bange zuchten Verpesten onze blijdschap meêr;

Neen, zouden wij een tijdstip duchten, Een tijdstip - tot ons eeuwige eer?

Een tijdstip - dat de stand - de waarde Der menschlijkheid met glorie kroont?

Wat juichstof! ja het kroost der aarde Ziet al zijn' angst met vreugd beloond!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(43)

ô Lief vooruitzigt! reine weelde!

Ik zie het kraambed lachend aan;

'k Zag dikwijls, als de hoop mij streelde, Vol vreugd hier 't ledig wiegjen staan.

Elk uurtjen voert mijn blijdschap nader;

Mijn Gaê! het pand der trouwste min, Omhelst ge eerlang verrukt, als Vader,

In de armen van uw Zielvriendin.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(44)

De arme maar vernoegde moeder.

Wijze: Vrolijke uurtjens!

Ja, 'k ben moederl Albehoeder!

't Wicht, dat aan mijn' boezem speelt, Vindt inJESUSook een' broeder;

Ja, mijn zuigling draagt Gods beeld.

'k Voel mijn waarde;

Bloeiende aarde!

Neen, gij zijt geen traanendal.

't Wichtjen, dat ik kermend baarde, Geeft weêr juichstof aan 't heelal.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(45)

Schuldlooze Engel!

Ja, ik mengel

Teedre toontjens der natuur;

Dat een seraf kransjens strengel' In den glans van 't godlijk vuur!

't Lieve leven U gegeven

Liefling! is een pronkjuweel, Door Gods wijze hand geweeven

In het schoon - volmaakt geheel.

Gulle lachjens Loonen zachtjens

Moeders bange baarenssmart.

Slaakt uw mondje onnoosle klagtjens, Ach! dan breekt mijn kloppend hart.

Blijde lonkjens Spreiden vonkjens Van de reinste hemelvreugd;

Lesch uw dorst met gulle dronkjens;

Boezemmelk is dauw der jeugd.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(46)

Liefde-pandjen!

't Poeslig handjen

Streelt den hoezem, dien gij zuigt;

God! bewaak 't ontluikend plantjen, Dat reeds van uw gunst getuigt.

Schuldloos vleien - Hulploos schreien - Alles wekt mijn tederheid;

Daar dit, zelfs bij de englenreien, Spraakloos om bescherming pleit.

Zorgloos-speelend, Vrolijk-streelend

Kent mijn wicht geen angst, geen smart;

Zorgloos in mijn armoê deelend Schuilt het zacht aan 't moederhart.

Lieve roozen Zie ik bloozen

Op uw kaakjens - vleiend kind!

God! ik voel mijn zorg verpoozen, Daar gij vreugd en onschuld mint.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(47)

Kunnen zuchten 't Hart ontvlugten?...

Bloozend Engeltje! - uw gelaad Spelt mijn hoop de rijkste vruchten,

Daar mijn hart door wellust slaat.

Reine blijheid, Rust en vrijheid

Zie mijn kind alom verspreid!

Ja, uw hartjen klopp' voor vrijheid - Lieveling der eeuwigheid!

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(48)

Moederlijke wiegzang.

Wijze: Een tuinman droef te moede.

Ja, vleiend Hartediefjen!

Gij reikt me uw armpjens toe;

'k Versta de onnoosle klagtjens, En liefbetraande lachjens;

Gij zijt uw wiegjen moê. (bis.) Maar, vriendlijk-bloozende Engel!

Uw moeder hijgt naar rust;

En vader, die u streelde,

Toen ge aan mijn' boezem speelde, Hadt u in slaap gekuscht.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(49)

Wat stoort uw zorgloos slaapjen?

Mijn speelziek kindjen vleit, Om op mijn' schoot te dartlen, Zich lachend moê te spartlen; -

Dit is 't, waarom gij schreit.

Gij staart met pinkende oogjens Het kwijnend nagtlicht aan;

Och! slaap, mijn bloozend wichtjen:

Dat oogbekoorend lichtjen Moet achter 't schermtjen staan.

'k Geef, knielend bij uw wiegjen, U nog een' lekkren zoen;

Kom, 't slaapjen doet u groeien, 't Zal, in zijn zachte boeien,

Uw kragt ontwikklen doen.

Uw blank - uw poeslig handjen Streelt mij de vreugd in 't hart;

ô Lieve God! uw goedheid Schenkt mij de reinste zoetheid,

Na bange boezemsmart.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(50)

Gij blijft mijn kind bewaaken;

Mijn God! het draagt uw beeld, Uw beeld - dat in zijn lonkjens, Met zuivre liefdevonkjens,

Zo zielverteedrend speelt.

Dit lachend bloessemknopjen Ontluikt, zo vrij als blij, Het waassem', tot belooning, Nog eens den besten honig

Voor Neêrlands maatschappij.

Mijn bloeiend Lenteroosjen!

Ontluikt in vrijheids beemd;

't Spreide onvervalschte kleuren En offer liefdegeuren,

Van wraak en list vervreemd.

De hoop ontvlamt mijn zangdrift;

Maar zacht ... mijn wichtjen rust.

Ja, Liefling! slaap een beetjen, Maar, eer ik 't wiegekleedjen

Nog sluit, eens zacht gekuscht.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(51)

De braave vader aan zijn' zoon.

Wijze: Avec les jeux dans le villages.

Mijn Zoon! gij treedt de roozenpaden Der kommerlooze kindshoid af;

De glorie wenkt u - volg, mijn Jongling!

Of kruip veragt naar 't zwijgend graf.

ô God! dit denkbeeld doet mij bloozen;

Gij kruipend - gij ontaard - veragt?...

Mijn Zoon! waart ge in uw wieg dan schuldloos, Beroofd van moedermelk, versmacht. (bis.)

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(52)

Een traan zwelt in uw tintlende oogen, Uw grootheid gloeit in 't jeugdig blos;

Mijn Zoon! 'k versta die eedle trekken, Eens rukt gij slaassche kluisters los.

Mijn bloed, het bloed der dappre Vadren Spreid' op uw wang dien gloed der wraak;

Ja, 't doe uw hart, als 't mijne, kloppen;

Mijn Zoon! welaan! 't geldt vrijheids zaak!

Mijn Zoon! 't gevoel boeit tong en lippen, Uw hart, dat op mijn' boezem slaat, Doet mij uw' eed aan Vrijheid voelen,

Uw' eed - dien Neêrlands God verstaat.

Mijn ziel smaakt reine zaligheden;

'k Ben Vader van een' eedlen Zoon;

Zijn grootheid is mijn eeuwge glorie - Zijn vrijheidmin mijn zegekroon.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(53)

De grijsheid doe mijn kragt verwelken!

Geen nood! in u herleeft mijn moed.

Ja! 'k heb een echte telg vanBATO, Geteeld - beschermd en opgevoed.

Geen laffe praal, geen dartle zeden Ontadelden uw afkomst ooit;

Geen wellust mengt verzengde bloemen Met leliblaân, die de onschuld strooit.

ô Roem! ô blijdschap van mijn leven!

Geen wraak, maar trouw aan 't Vaderland Geef, als de wijsheid 't recht verdedigt,

Het staal voor Vrijheid in de hand. - Voel, wat natuur en pligt dan vergen;

Dit oord zij dierbaar in uw oog;

Dit oord - waar de eerste vonk des levens Uw hart in moeders schoot bewoog.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(54)

Kom, volg mij, zweer op 't graf der helden, Voor 't oog der Englen, die hun asch Bewaaken, zweer: dat recht en vrijheid

Het doel van al uw pooging was.

Kniel op uw moeders grafzerk, jongling!

Haar vrije geest ontvlamm' uw' moed.

God lof! uw boezemmelk, mijn Weêrhelft'!

Heeft onzen roem - 's lands eer gevoed!

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(55)

De geruste patriot.

Wijze: ô Zielverrukkende avondstond!

Dit hart klopt voor mijn Vaderland;

Ai voel dien blijden tik:

Ik leefde steeds voor 't Vaderland;

Hoe vrolijk adem ik!

De Deugd is mijne Gidze alom, De Vrijheid mint mij teêr.

Ik ben bij braaven wellekom, Ik heb van braaven eer.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(56)

Hoe juichend trede ik voor mijn' God!

Mijn aanzigt gloeit van vreugd;

Ik loof hem, ook in 't aakligst lot - Ik volg het pad der deugd.

Mijn hart is zich geen kwaad bewust;

Ai voel het luchtig slaan!

Ik denk, ik werk, ik sterf gerust - Gods engel lacht mij aan.

Een laaghart eer' de dwinglandij, Hij voelt zijn waarde niet;

Mijn hart tikt altijd vrij en blij, Zijn hart trilt als een riet.

Ik leef, ik sterf voor 't Vaderland - Ik leef - ik sterve vrij;

Bewerk ik 't heil van 't Vaderland - Wat zaligheid voor mij!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(57)

Lentemorgen.

Wijze: Bron van 't reinste vergenoegen.

Welkom; lieve Lentemorgen!

Die langs purpren wolkjens stijgt;

Daar uw glans, in damp verborgen, Paarlen aan de bloessems rijgt.

Zacht omsluierd rijst uw luister, Kwijnend vlugt het sluimrig duister,

Daar uw hand, die silver strooit, Zelfs zijn bruine vleuglen tooit.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(58)

Welkom, lieve Lentemorgen!

Door natuur vol vreugd begroet;

Dampen, die uw' glans verborgen, Smelten voor uw' roozengloed;

Klim langs zacht bewolkte boogen, Nevlen, die deez' aard omtoogen,

Als een vaale nagtgordijn, Vlugten nu voor zonneschijn.

Heldre hemel, warme straalen - Alles, alles maakt mooi weêr!

Vruchtbre heuvels, blijde dalen Juichen tot hun Scheppers eer;

't Gloeiend licht zuigt blanke dropjens Van de purpren roozenknopjens,

't Koeltjen wiegt bedauwde blaân, 't Zangkoor heft zijn feestlied aan.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(59)

't Smeltend lied der filomeelen Rolt door 't digtbewasschen woud, Waar de vreugd, die 't hart kan streelen,

Met bekoorlijke onschuld trouwt.

't Duifjen klapwiekt, onbedwongen, 't Bouwt een nest voor teedre jongen,

Daar de tortel kirrend vleit, En zijn zachte wiekjens spreidt.

Alles ademt reine weelde;

't Beekjen golft door bloemrijk groen;

Jeugd, die Edens burgren streelde, Huwt aan 't bloeiend jaarsaisoen.

't Beekjen ruischt met 't veldgeschater, Struikjens spieglen zich in 't water,

't Ruischend beekjen kuscht hun beeld, Daar 't met bloem en heester speelt.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(60)

Gouden zonnestraalen danssen Langs het luchtig kabblend nat, Dat, bemaald met rijke glanssen,

Om de blanke zwaanen spat - Zwaanen - die de beek doen schuimen, Dropjens, op haar witte pluimen,

Spreiden al 't aanminnig schoon Van Gods regenboog ten toon'.

Welkom, blijde Lentemorgen!

Die natuur met roozen tooit, Die, in silvren gaas verborgen,

Paarlen om haar rustbed strooit.

'k Zie natuur alom ontwaaken, Wellust doet haar' boezem blaaken;

Nijvre vlijt, tot vreugd gereed, Plooit haar nevlig morgenkleed.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(61)

Welkom, schoone Lentemorgen!

Landmans dankbre boezem gloeit;

Blijde hoop versinoort zijn zorgen, Nu weêr veld en boomgaard bloeit;

't Grazend rundvee biedt hem zegen, 't Hupplend schaapjen blaet hem tegen;

't Bloemrijk gras, het lachend veld Alles, alles heil voorspelt.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(62)

De avond, aan Julia.

't Is weêr avond,JULIA! Wederom een dag voorbij.

Wederom een stapjen nader Aan het huis van onzen Vader;

Ieder dagjen nadren wij.

Ieder dagjen, - ja ô ja!

't Is weêr avond,JULIA!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(63)

Weêr een dag, mijnJULIA! Slaat uw hart nog zó verheugd? ...

Ik mogt mijn bestemming voelen, JULIAGods eer bedoelen.

JULIA! ik schnei van vreugd! ...

Dag, ik denk u juichend na;

Weêr een dag, mijnJULIA! Weêr een dag, mijnJULIA! Wat gevoel van de eeuwigheid? ...

Vliegt in 't niet, gij dagen - jaaren!

'k Zie twee oogjens vonklend staaren Op de plaats, die ons verbeidt;

En ik zie haar - ja ô ja!

Weêr een dag, mijnJULIA!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(64)

't Is weêr avond,JULIA! Alles duikt in 't treurig zwart.

Wij zien 't eeuwig zonlicht blinken;

Laat de zon aan 't westen zinken, 't Eeuwig licht wijkt nooit van 't hart - Nooit wijkt onze min, mijn Gaê!

Welk een avond,JULIA! 't Is weêr avond,JULIA! 't Zachte rustbed wacht ons af.

Gezellin van 't lieve leven!

Na dat wij den doodsnik geven, Slapen wij gerust in 't graf;

Na 't ontwaaken, ja ô ja!

Komt geen avond,JULIA!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(65)

Avondwandeling met Julia.

Welk een avond,JULIA! Geen blaadjen maakt gewemel, Geen wolkjen kleurt den hemel -

Hoe helder schijnt de maan!

Zie 't heir van sterren aan;

't Is rondom hemel, waar wij gaan;

Waar wij gaan, mijn lieve Gaê!

Welk een avond,JULIA!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(66)

God is bij ons,JULIA! Geen kwaad kan ons genaaken, De Godheid wil steeds waaken;

Beschouw de lucht - het veld.

Die sterren - druppels - telt, Bewaakt zijn kindren, als een held -

Als een held slaat hij ons gaê.

Welk een avond,JULIA! Zie Gods grootheid,JULIA! De sterren, die dáár flikkren, De druppels, die hier blikkren,

De maan, zo vol van pracht, Die lichtster van den nagt, Vertellen t'saam Gods liefde en magt:

Magt en liefde - ja ô ja!

Welk een avond,JULIA!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(67)

Sombre stilte,JULIA! Wanneer wij, vrij van zorgen, Vast slapen, tot den morgen,

In 't stille doodendal;

Wanneer het eeuwig Al Ons wekken - ons volmaaken zal -

Ons volmaaken, - ja ô ja!

Dan is 't dag, mijnJULIA! Voel Gods grootheid,JULIA! Dáár, boven sterrenkringen, Wáár blijde serafs zingen,

Toont God in zijnen Zoon, Op een verheven troon, De volheid van het zigtbre schoon,

Schoonheid zonder wedergaê - 't Wordt hier dag, mijnJULIA!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(68)

De vergenoegde vaderlandsche vrouw.

Wijze: Kom

ORPHEUS

enz.

Ik noem deze aard geen traanendal, Geen donkre wildernis,

Daar God, de Schepper van 't heelal, Mijn vriend - mijn vader is.

ô Zegenvolle deugd!

Een stroom van reine vreugd Ruischt langs uw zachte lelipaân;

Ik voel mijn' dankbren boezem slaan, God! neem mijn offers aan.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(69)

De welvaard streelt mijn blij gezin;

Mijn schuldloos, vrolijk kroost, Dat, als de roozengaard der min,

Met lentelachjens bloost;

Mijn kroost, waar in het beeld Des vaders vleiend speelt, Dit kroost heeft ons geluk voltooid, Schoon de overvloed geen schatten strooit,

Ons heil toch wankelt nooit.

Mijn huwlijksvriend! uw vrije ziel Smelt met mijn ziel in één;

Uw grootheid, die mijn hart beviel, Schept nieuwe zaligheên.

Geen kruipend zelfbelang Vernedert ons voor dwang.

Mijn huwlijksvriend! van staatszucht vrij, Werk trouw tot nut der maatschappij,

En spot met dwinglandij.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(70)

Ons vrij, ons huizelijk geluk Ontduikt het oog der nijd:

Dat schittrend stof den slaaf verruk', Ons heil verduurt den tijd.

Mijn huwlijksvriend! ons hart Klopt zalig, voelt geen smart.

Zie 't kind, dat aan mijn' boezem hecht - Gevoel, hoe 't banden voor onze echt

Met vleiende armpjens vlecht.

Mijn huwlijksvriend! vernoegde rust Lacht op uw gul gelaad,

Daar 't hart, geen zelfsverwijt bewust, Door reinen wellust slaat;

Gij smaakt den loon der deugd.

De vrijontloken jeugd, Der panden onzer teedre min, Zoog van uw trouwe zielvriendin

De melk der vrijheid in.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(71)

De vadernaam, die vleiend streelt, Wekt al uw tederheid,

Als 't schuldloos kindjen lacht en speelt, Of om uw' bijstand vleit;

Dan zie ik, dierbre Vriend, Die al mijn min verdient!

Dan zie ik, wat uw ziel gevoelt.

Welaan, hoe 't wisslend lot ook woelt, God heeft ons heil bedoeld.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(72)

Aan mijn vaderlandsche vrienden.

Wijze: Eensaam bosch! enz.

Laat de laster schimpend woeden;

Waare grootheid wankelt nooit;

Door de hand der tegenspoeden Wordt haar glorieloof gestrooid.

Wanhoop moog' den trotschäard knaagen, Blanke deugd blijft palmen dragen,

Met den dauw der hoop getooid.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(73)

Vrijheidsvrienden! kroost der belgen!

Dat geen slaafsche ketens torscht;

Waare Vaderlandsche telgen, Nooit door eigenbaat bemorscht!

Grootheid heeft uw' naam veredeld, 't Hart, dat niets van trotschäards bedelt,

Klopt nog in mijn dankbre borst.

Vrijheidsmin, gehoond - gelasterd, Vaderlandsche trouw, getergd, Vrijheidsmin is nooit verbasterd,

Schoon die vlam haar' glans verbergt;

Vaderlandsche trouw blijft waaken, Om der slaaven boei te slaaken,

Als Gods wenk haar ijver vergt.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(74)

Dierbre vrienden! moê van zwerven, Hoort de zucht van 't vaderland;

Schoon gij have en grond moet derven, Vriendschap reikt u gul de hand;

Uit de vaderlandsche beemden Vloeit een heilstaat voor de vreemden,

In wier oord ge uw tenten spant.

Vaderlandsche maagden zingen Van uw vrijheidsliefde en moed, Moed - die Neêrlands wiegelingen,

Aan een vrije borst gevoed, Met de taal der onschuld roemen,

Daar ze uw' naam nog staamrend noemen, Staamren moeders liefdegroet.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(75)

Dierbre vrienden! kroost der belgen!

Dat geen ketens immer torscht;

Vrije vaderlandsche telgen!

Nooit door slaafsch belang bemorscht;

Vrijheid zal uw grootheid kroonen, Dankbre liefde uw trouw beloonen;

Zingend gloeit voor u deez' borst.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(76)

Lentelied.

Wijze: F

ILIS

vol aanminnigheden!

Lieve Lente! uw gulle lachjens Bannen vleiend loome rust;

Daar gij heel natuur weêr zachtjens Uit haar doodslaap wakker kuscht.

Nijvre vlijt droogt bange traanen.

Zuchtende armoê schreit niet meer.

Blijdschap daalt in bosch en laanen Vrij op duivenwiekjens neêr.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(77)

Blijde Lente! uw lieve lonkjens Vleien elk gevoelig hart.

Vriendschap spreidt haar offervonkjens.

Vreugd verdrijft de wreedste smart.

Grievend leed en noorsche zorgen Zijn in 't mollig groen versinoord;

Wanhoop wijkt, daar elke morgen Troostend op den grafzerk gloort.

MILONzag zijn Zielbeminde

Hier aan 't zwijgend graf vertrouwd, Weenend zucht hij: ‘slaapSELINDE!

Slaap in 't eensaam dennenwoud!

Hier is 't heiligdom der Hefde - Der gevoelige natuur;

Min! die hier mijn' boezem griefde, Min! hoe blaakt uw godlijk vuur!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(78)

Dik werf hebben wij de blijheid Der oprechtste deugd gesmaakt;

SlaapSELINDE! de eeuwge Vrijheid Wenkt, als ge aan mijn zijde ontwaakt.

Als de onsterflijkheid deze aarde Met onwelkbre bloemen strooit, Dan verrijzen wij, mijn Waarde!

Met den krans der min getooid.’

Zachtgebogen morgenstraalen Schildren hier den levensblos - Doen het gras met paerels praalen,

En verspreiden troost door 't bosch.

CLOë zag 't aanminnigst wichtjen Sterven aan haar moederhart;

't Pas ontvlammend levenslichtjen Zwichtte voor de wreedste smart.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(79)

CLOë zet zich weenend neder, Mengt haar traanen met den daauw;

CLOë roept haar' zuigling weder, Maar omhelst een ijdle schaâuw.

't Schemervallig licht kweekt schimmen.

CLOë voelt haar ziel gestreeld, Waanend, dat, wáár straalen glimmen,

't Wichtjen nog met Englen speelt.

CLOë! ja, de vriendlijke Englen Waaken voor uw schuldloos wicht;

't Leert reeds paradijsloof strenglen, 't Klapwiekt reeds in 't eeuwig licht.

Lieve Lente! uw gulle lachjens, Streelen wanhoop zelfs in rust;

Daar gij droefheids traanen zachtjens Troostend van haar wangen kuscht.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(80)

Bij de geboorte van een kind.

Wijze: P

HILIS

schoon van lijf en leden.

Blijdschap zweeft op duivenschachtjens, Liefde spreekt door teedre lachjens,

Rein genoegen, dankbre vreugd Zingen 't feestgezang der deugd;

Huwlijksmin ziet morgenroozen Aan de kim des levens bloozen.

Liefdrijk God! een teder wicht Opent de oogjens eerst in 't licht.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(81)

Dankende Oudren! welk genoegen!

Niets is bij uw lot te voegen;

Spraakloos vloeit een teedre traan.

EELHARTziet zijnCLOë aan;

In haar zachtbeźielde trekken Kan zijn hart de vreugd ontdekken,

Die aan 't hijgend moederhart Wellust schenkt, na baarenssmart.

EELHARTlaat een zucht ontglippen - Kuscht de nog bestorven lippen

Van zijn dankbre zielvriendin;

't Hulploos pand der huwlijksmin, 't Kind, dat zaligheên verspreidde, Toen 't zijn eerste traantjens schreidde,

't Spraakloos kind spelt liefde en deugd - 't Vol genot van hemelvreugd.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(82)

EELHARTstaart op 't huwlijkskroontjen - Drukt een' kus op 't mollig koontjen,

Daar het wicht, nog niets bewust, Zachtjens in zijn armen rust.

‘CLOë! (zegt de blijde Vader).

ô! Dees liefling boeit ons nader;

'k Voel uw vreugd, mijn Hartvriendin!

Zie, dees Engel kroont uw min.’

Ja, verheugde trouwgenooten!

't Bloessemtje, uit uw echt gesproten, Bloeit, met onverwelkbaar schoon, Aan volmaaktheids gloriekroon.

Blijde moeder! 't grievend lijden Wordt verwisseld in verblijden;

't Leven kuscht den doodsangst af;

't Wiegjen staat op 't sluitend graf.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(83)

Juichende Oudren! welk genoegen!

Weet ge iets bij uw lot te voegen?

't Leven huppelt, wel te vreên, Om het lachend kraambed heên.

Blijde hoop strooit lentebloemen;

Zoudt ge uw lot niet zalig noemen?

Ziet, - een zorgende Englenwacht Dekt het wanklend wiegjen zacht.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(84)

De zomeravond of het boerenvrouwtjen.

Wijze: Zonder liefde, zonder wijn, enz.

Welk een lieflijke avondstond!

'k Zet mijn lachend kindjen Op den zachtbegraasden grond;

Zie, hij voelt het windjen;

Zie, hij lacht de blaadjens toe, Die al ruischend wieglen.

Jongen! 'k blijf mij, nimmer moê, In uw oogjens spieglen.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(85)

Lieve trekjens! ô zo zacht!

Welk een leevend blosjen!

Wilt gij zuigen? - Kom - ik wacht, Hier in 't elsenboschjen, 'k Wacht uw' Vader hier uit stad;

Kom, in moeders armen!

Kom, mijn jongen! 't gras wordt nat, 't Spelen zal verwarmen.

'k Heb van daag met lust gewerkt, 'k Bond deez' morgen schooven;

'k Werd door 't middagmaal gesterkt, Om op nieuw te slooven;

Roomsche boonen met wat ham, - 't Was een voedend kosjen;

Stil eens - 'k dacht, datKEESdaar kwam, Doch hij rijdt met vosjen.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(86)

ô Dat paardje is mak en goed!

Maar wiens is dat bruintjen?

Ja, 't is buurmanJAN- hoe zoet Bouwt die man zijn tuintjen!

Lieve kleenen! valt ge in slaap?

Hoor eens - straks komt vader. - Waar is 't paard? ... hoe doet het schaap? ...

Zie eens - 't paard komt nader.

Straks gaatKOBUSnaar zijn wieg;

Slaap hier niet - mijn boutjen!

Och! daar lacht hij om een vlieg;...

Daar - speel met dat touwtjen.

Hoe betovrend is zijn lach!

Liefling van ons leven!

Zeg - zou 'k u niet, elken dag, Duizend kusjens geven? ...

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(87)

'k Zie vergeefsch mijn oogen uit.

KEES! gij moet haast komen.

'k Denk wel, dat de poort al sluit.

Zacht - ginds bij die boomen - 'k Zie daar iets - of is 't de maan

Op die wilgentronken?

Neen - daar komt zo waar wat aan!

Kom - nu is 't geklonken!

Nu is weêr de pacht betaald - En voor zeven jaaren

Weêr op nieuw 't verdrag bepaald;

God zal ons bewaaren!

Dit was de oorzaak, die mijnKEES

Naar de stad kon drijven;

't Zal naar wensch zijn, 'k heb geen vrees, Elk wilde ons doen blijven.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(88)

Welkom, welkom - lieve Man!

KOBUSkraait u tegen;

Och! hij doet al wat hij kan - Hebt ge uw' wensch verkregen?

Zie een valhoed met een pluim Voor den lieven jongen!

ô Dat 's goed! - Ons hart klopt ruim, Door geen zorg gedwongen.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(89)

De jonge keukenmeid.

Wijze: 't Best op aard is het genoegen.

'k Slijt gerust mijn blijde dagen;

Andren zuchten om hun lot, Zelden vind ik stof tot klagen, Daar ik noorsche zorg bespot.

'k Dien om kost en loon te winnen, 'k Zie mij agten en beminnen.

Wie verlangt een beter lot?

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(90)

Wie kan dienstbaarheid veragten?

'k Ben ook vrij - maar geen slaavin, Moet niet elk zijn' pligt betrachten?

Hoe ik immers 't broodjen win, 'k Moet mijn vlijt - mijn ijver toonen;

Andren moeten 't werk beloonen;

Zo bestaat elk huisgezin.

'k Zocht een' dienst bij braave menschen;

'k Heb me op kooken toegelegd;

'k Moet om geen verandring wenschen;

Dit heeft moeder mij gezegd.

Och! ik zal 't ook wel gewennen, 'k Leer mijn kameraad reeds kennen,

Ze is niet vriendlijk, maar oprecht.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(91)

'k Ben volmaakt met 't volk te vreden.

‘Hoor eensANTJEN! (zegt Mevrouw) 'k Let nauwkeurig op uw zeden,

Zijt bedachtzaam - zijt getrouw.

Meiden, die hunn' pligt betrachten, Kan ik, als mijn kindren, agten.’

Ô! Die taal vereert Mevrouw.

'k Dien haar ook met vlijt en liefde, 't Kooken was al vroeg mijn lust;

Toen 't gebrek mijn oudren griefde, Stelde mij de hoop gerust, Dat het toch niet lang zou duuren, Of ik kon mij ook verhuuren;

Moeder was mijn vlijt bewust.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(92)

Ja! zij liet mijn dienst hier bieden;

Dit gelukte - welk een lot!

'k Woon bij rijke - braave lieden.

‘'k Eisch een Vaderlandschen pot,’

(Zegt mijn Heer) ‘geen vreemde dingen, Die gezonden eetlust dwingen.’

'k Volg met blijdschap dit gebod.

Minzaam roemt Mevrouw mijn daaden, Alles komt ze eens overzien.

'k Moet deez' schoone kalfschijf braaden, 'k Hoop weêr, dat ik roem verdien.

Erwtjens en gestoofde groente - ô Daar is niet veel gedoente!

'k Schil straks nog een peer of tien.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(93)

'k Leef zo vrolijk, wel te vreden.

JANS, de werkmeid, ziet wat zuur;

Maat dit zuurzien is geen rede Om te zuchten in mijn huur.

Neen zij zal wel vriendlijk worden, Ze is voor zindlijkheid en orde;

Dat is nut. - hoe brandt mijn vuur!

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(94)

De braave dienstmaagd.

Wijze: Gij die thands zijt met mij ter jagt.

Ik dien mijn' Heer en Vrouw met vreugd.

Getrouwheid is een eedle deugd.

Ik werk den heelen dag met vlijt - Waardeer als goud mijn meesters tijd.

Ik schrob, ik schuur, ik kook, ik wasch - Ben met mijn tanden, handen ras, 't Moet overal zijn als een glas;

Dan komt mijn Vrouw altijd van pas.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(95)

Ik strijl ook voor mijn volk altijd, Hun welvaard heel mijn ziel verblijd.

Ik dien met liefde Vrouw en Heer;

En ik heb van mijn dienen - eer.

Ik ben te vreeden met mijn lot, En dien in 't dienen mijnen God - Hem dien ik meer dan Vrouw of Heer;

Dat dienen geeft mij eeuwige eer!

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(96)

Aan onze zanglievende vriendinnen.

Wijze: Je ne suis qu'une Bergère.

Vriendschap, Vaderland en Vrijheid, Waare Liefde en blanke Deugd Spreiden 't vuur der reinste blijheid

In het kloppend hart der jeugd.

Laage zielen! die door listen Zuivre zeden snood verpest,

Voelt uw waarde, als mensch, als kristen, Die zijn' roem in grootheid vest.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(97)

Smoort den galm van dartle zangen;

Godsdienst bloost - ja de onschuld schreit;

Daar uw offers 't lied vervangen - 't Feestlied der rampzaligheid.

Laage zielen! voelt uw snoodheid;

Uw verstand, verzengd door drift, Mist het godlijk merk der grootheid,

Eens in uw bestaan gegrift.

Vaderlandsche Meisjens zingen Nooit meer dartle galmen na;

Meisjens! Vrijheids lievelingen!

Dat uw hart voor Vrijheid sla!

Laat uw ziel door Godsmin gloeien.

Wie van kristendeugd ontaard, Is veragting, ijzren boeien,

En de vloek van 't nakroost waard.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(98)

Blijdschap wenkt met gulle lachjens;

't Fiere meisjen volgt en juicht;

Reine Godsdienst waassemt zachtjens 't Vleiend zoet, dat onschuld zuigt.

Komt, mijn jeugdige Vriendinnen!

Op het lelipad der deugd

Ziet ge uw waare grootheid minnen, Daar, daar bloeit onwelkbre vreugd.

Zanglust verg' uw vrije toonen!

Schaamte blijv' uw schutgodin!

De Onschuld biede uw glorikroonen In het heiligdom der min!

Nimmer vloei' van maagdelippen 't Lied, dat zedige ooren kwetst!

Meisjens! denkt, dat ge op die stippen De ondeugd van uw harten schetst.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(99)

Doet geenl dartle zang u bloozen?

Lacht ge, als woeste wellust wenkt - Wellust - die, omkransd met roozen

U den kelk der ondeugd schenkt?

Beeft dan - ziet den afgrond gaapend;

Vlugt - gij dartelt aan zijn' rand;

Slangen, in uw' bloemkrans slapend, Steken listig 't hart in brand.

Neen Vriendinnen! kent uw waarde, Zijt op reine zeden grootsch, Blijft de vreugd - de roem der aarde,

Zingt voor God in 't stof des doods, Zingt het morgenlied des levens

Met de juichende natuur;

De Almagt is uw Vader tevens;

Gloeit door dankbaar liefdevuur.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(100)

Eedle fierheid kroon' uw zeden;

Laage vleitaal, valsche schijn Kan op 't veilig pad der reden

Nooit voor u een dwaallicht zijn.

Neêrlands Vrijheid blijv' u heilig, Schuwt den booswicht, die haar hoont;

Ziet u aan haar' boezem veilig

Eens door Liefde en Deugd gekroond

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(101)

De waare held.

Wijze: Men zag

DAMETAS

langen tijd.

Mijn boezem blaakt door heldenmoed Ik zwicht niet, neen - mijn jeugdig leven,

Met vrije boezemmelk gevoed, Zal nog bataafsche vruchten geven.

Mijn jeugd ontlook voor 't Vaderland, Mijn trouw blijft aan dit oord verpand.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(102)

Geen zucht naar krijgsroem doet mij ooit, Als huurling, vreemde wapens voeren,

Met lauren, rood van bloed getooid, Doet de overwinnaar 't hart ontroeren;

Neen - maar als de onschuld hooploos schreit, Dan wenkt ons waare dapperheid.

Geen laage wraak onteert mijn' moed;

Elk weerloos mensch noemt mij een' broeder;

Ik vest geen' roem in menschenbloed, Maar 'k strek mijn Vaderland ten hoeder;

Wie 't recht beledigt, vindt in mij Den wreeker van zijn dwinglandij.

Nooit barst gevloekte moordzucht los, Nooit doet mijn drift natuur bezwijken,

Geen zooglam moet mijn trapplend ros, Als ik naar 't slagveld vlieg, ontwijken:

Mijn moedig maar gevoelig hart Weert zelfs der kleinste schepslen sinart.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(103)

De waare heldenmoed blijft groot, Geen wreedheid zal hem ooit vernedren,

Hij spot met keetnen - met den dood;

Maar deernis kan zijn ziel verteedren, Ja deernis met ons Vaderland Dringt helden wapens in de hand.

Geen held schaamt zich een teedre traan, Een traan, die 't stoutst bedrijf veredelt,

Ontferming doet mijn' boezem slaan, Als woeste wraak om glorie bedelt;

Mijn eertrofeen, mijn ordenband Is eendragtskoord in vrijheids hand.

ô Volken! kon een fiere vuist Uw laatsten keten stervend breken!

Werdt heerschzuchts ijzren juk vergruisd.

Dan was uw heil mijn glorieteken;

Dan zwoer elk op mijn heldengraf Den slaafschen dwang voor eeuwig af!

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(104)

De vrijheid.

Wijze: Laat de Sultan welgemoed enz.

Goede God! de mensch is vrij!

Nooit kan trotsche dwinglandij, Die ons wettig recht durft schenden, Tegen u de wapens wenden.

Goede God! sta onschuld bij!

Uw beeld, uw beeld - Dat in Vrijheids trekken speelt.

Leert ons op uw hulp vertrouwen;

Doe heil aanschouwen! (bis.)

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(105)

Bloemtjens spreiden lachend schoon Vrij op jonge blaân ten toon';

Vlinders klappen bonte vleuglen;

't Gonsend vliegjen kent geen teuglen;

't Wormtjen volgt geen rijksgeboôn:

De vreugd, de vreugd - Vrij van dwang, omhelst de jeugd;

Zouden wij in rijper dagen Dan ketens dragen?

Vrijheid! neen - gij zegepraalt.

't Licht der waare wijsheid daalt, Nu gevoelt de mensch zijn waarde, Als de majesteit der aarde;

Vrij, door godlijk licht bestraald, Trapt hij, trapt hij

Grootsch op 't juk der slavernij.

't Recht der volken zal herleeven.

Laat heerschzucht beeven.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(106)

De eer der wereld wordt hersteld.

Domheid zwicht, en woest geweld Ziet haar vuist den staf ontwringen.

Juicht, mijn medestervelingen!

Juicht, uw ijzren keten smelt;

De gloed, de gloed - Die 't gevoel ontbranden doet, 't Vuur der drift voor waare Vrijheid

Wekt moed en blijheid.

Noord-America! de zon, Die uw ziel ontvonken kon, Was de Vrijheid, die uw rechten Vestigt, onder 't moedig vechten Van uw' eedlenWASHINGTON;

Zijn trouw, zijn trouw Grondt en steunt uw staatsgebouw:

Frankrijk zag uw' Vrijheidsluister, En breekt zijn kluister.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(107)

Vrijheid zag in Nederland Eeuwen lang haar' tuin geplant - Zouden dan de woeste zwijnen Nu nog zijnen bloei doen kwijnen? ...

Wie boeit met een' gouden band Den leeuw, den leeuw - Elk ten hoon, in de achttiende eeuw?

Neen! wie hem den muil durft binden,

Zal hij verslinden.

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(108)

De eigenbaatige held.

Wijze: Hoe zoet is 't, daar de vriendschap woont!

Hij, die om kruipend zelfbelang De heldentekens draagt,

Tart vrijheid, eert gevloekten dwang, Als hoop op voordeel daagt;

Hij heeft noch Vaderland, noch vrind;

God zelf wordt, als zijn schraapzucht wint, Gevloekt, gevloekt, gevloekt.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(109)

Hij zweert zijn trouw aan 't Vaderland;

Maar spot met eed en recht, Zo dra der braaven lot en stand

Hem 't laag gewin ontzegt;

Dan kuscht hij, neêrgeknield, de vuist, Die Vrijheids gloriezuil vergruist,

En juicht, en juicht, en juicht.

Dan trapt hij in 't onschuldig bloed, Door woede en haat geplengd,

Daar gouddorst, door een' woesten gloed, Het flaauwst gevoel verzengt.

De deugd, wier recht hij heeft beschreid.

Wordt, nu zij om bescherming pleit, Vervolgd, vervolgd, vervolgd.

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

(110)

Geen vonk van Vriendschaps godlijk vuur Vlamt in 't versteende hart;

Hij smoort de smeekstem der natuur, En spot met angst en smart.

Maar, laage landverraders! beeft!

De God der Patriotten leeft - En waakt, en waakt voor 't recht!

*

*

*

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dan nog houd 't Vaderland haar in zijn kring beslooten, 't Belang van mijn de Groot en zijn geliefd gezin, Duld niet, dat nog zijn gaê haar heil mag zien vergrooten,. Door 't

maar een Man heeft ook wel zaken, Waar door zyn hoofd op hol kan raken, Schoon zy is zuinig, knap, zyn Vrouw, Maar merkt dat zy hem is ontrouw, En of zy nooit geen borrel lust,

Laat dan voor ons uw harte slaan, Daar ge onze borst in vreugd doet gloeijen:.. En kweekt met zorg de roosjes

5 NOch hopic al si haer bedinct Si sal mijn noet bedinken Die dat leuen mijn dus crinct Daer siel ende lijf af crinken.. Haer bluyende gluyende oghen vlinken 10 Dat soe

Welkom, welkom Vaderland Wij zijn nu weer op Hollands strand Niets kan meer genoegen geven

Nu zult gij veel kunnen koopen – zeide KAREL –daar straks wildet gij wel voor tien zest' halven goed hebben, daar moest ik toen om lagchen, want eene enkele patroontasch kost nog

Had ik heur oogen toegedrukt, De handen op haar borst gevouwen, En lag ik voor den steen gebukt Waarin haar naam stond uitgehouwen, Zou zij niet zóo verloren zijn,. Zóo hooploos

7 O Heer, ik ben verwonnen, ik ken 't in mijn gemoed, maak van mijn ogen bronnen van water en van bloed, die tot de Hemel springen tot voor uw Majesteit, opdat zij u bedwingen tot