• No results found

Centrum Beuningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Centrum Beuningen"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plannen 7

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 8

2.1 Historie 8

2.2 Ruimtelijke structuur 8

2.3 Functionele structuur 10

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 11

3.1 Inleiding 11

3.2 Opbouw van de regels 12

3.3 Bestemmingen 14

Hoofdstuk 4 Beleidskader 19

4.1 Nationaal beleid 19

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 19

4.3 Gemeentelijk beleid 21

4.4 Conclusie 30

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 31

5.1 Bodem 31

5.2 Wegverkeerslawaai 31

5.3 Luchtkwaliteit 32

5.4 Externe veiligheid 32

5.5 Milieuzonering 35

5.6 MER-beoordeling 35

5.7 Waterhuishouding 35

5.8 Ecologie 38

5.9 Cultuurhistorie & archeologie 39

5.10 Leidingen 42

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 43

6.1 Economische uitvoerbaarheid 43

6.2 Overleg 43

6.3 Inspraak 43

6.4 Handhaving 43

(3)

Regels 45

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 46

Artikel 1 Begrippen 46

Artikel 2 Wijze van meten 51

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 52

Artikel 3 Agrarisch 52

Artikel 4 Bedrijf 54

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening 56

Artikel 6 Centrum 57

Artikel 7 Gemengd - 1 59

Artikel 8 Gemengd - 2 60

Artikel 9 Groen 61

Artikel 10 Horeca 62

Artikel 11 Maatschappelijk 63

Artikel 12 Sport 64

Artikel 13 Verkeer 65

Artikel 14 Water 66

Artikel 15 Wonen 67

Artikel 16 Leiding - Riool 71

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1 72

Artikel 18 Waarde - Archeologie 2 74

Artikel 19 Waarde - Archeologie 3 76

Hoofdstuk 3 Algemene regels 78

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel 78

Artikel 21 Algemene bouwregels 79

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels 80

Artikel 23 Overige regels 82

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 83

Artikel 24 Overgangsrecht 83

Artikel 25 Slotregel 84

Bijlagen bij de regels 85

Bijlage 1 Lijst van bedrijven 86

(4)
(5)

Toelichting

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierbij is het per 1 januari 2010 verplicht om plannen digitaal vast te stellen en beschikbaar te stellen. Verder stelt de nieuwe Wro dat bestemmingsplannen verplicht zijn voor het hele gemeentelijke grondgebied. Dus niet meer, zoals voorheen, alleen voor het buitengebied. Daarnaast moeten deze plannen elke 10 jaar opnieuw worden vastgesteld (actualiseringsplicht).

Het gemeentelijke bestemmingsplannen-bestand is de laatste jaren voor het grootste deel geactualiseerd, maar bevat nog plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Daarnaast bereikt een aantal geactualiseerde plannen opnieuw de leeftijd van 10 jaar. Alle bestemmingsplannen die op 1 juli 2003 onherroepelijk waren moeten, volgens artikel 9.1.4 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, uiterlijk op 1 juli 2013 zijn herzien, of in procedure zijn genomen. Daarom is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld om het gehele bestand te actualiseren, en actueel te houden, zoals de wet voorschrijft. Dit PvA is op 5 oktober 2010 vastgesteld in de gemeenteraad. Inmiddels zijn voor een groot deel van het grondgebied van de gemeente Beuningen actualisatie bestemmingsplannen opgesteld of in ontwikkeling.

Naast het bestemmingsplan beschouwt de Wro ook de beheersverordening ex artikel 3.38 Wro als een volwaardig actualisatieinstrument voor gebieden waar geen nieuwe ontwikkelingen zijn te verwachten. De proceduretijd van een beheersverordening is dan ook korter dan die van een bestemmingsplan. Afhankelijk van de gemeentelijke inspraakverordening is sprake van inspraak. Na de inspraak wordt de beheersverordening (al dan niet gewijzigd) vastgesteld. Het indienen van een zienswijze of het instellen van beroep is derhalve niet mogelijk.

Het centrum van Beuningen betreft bestaand stedelijk gebied. In het gebied is een mix van

voorzieningen en woningen gevestigd (maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven, horeca en woningen). Het gebied is relatief 'uit-ontwikkeld'. Dit maakt het gebied geschikt voor het instrument beheersverordening.

De gemeente wenst de bestaande kwaliteit van het centrum met de daarin aanwezige voorzieningen, te handhaven. De beheersverordening wordt hierbij uitdrukkelijk gezien als een 'vervanging' van een geactualiseerd bestemmingsplan.

Voorliggende beheersverordening heeft primair een beheersfunctie, dat wil zeggen het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie. Dit betekent

uiteraard niet dat er geen bouwactiviteiten zijn toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen zijn echter van ondergeschikte aard en beperken zich tot reeds bestaande realisatiemogelijkheden (conform vastgestelde bestemmingsplannen) en het bieden van uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande bebouwing. Mocht zich binnen de planperiode van de beheersverordening toch een ontwikkeling voordoen, die niet past binnen deze kaders, dan zal hiervoor een separaat bestemmingsplan in procedure gebacht worden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat het centrum van de kern Beuningen en wordt globaal begrensd door het

evenementerrein ten noorden van de Van Heemstraweg met de hier omheen gelegen percelen, de

Schoolstraat - Alexiastraat aan de oostzijde, de Burgemeester Geradtslaan aan de zuidzijde en de

Wilhelminalaan aan de westzijde. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen

naar de verbeelding van deze beheersverordening.

(7)

1.3 Geldende plannen

De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door een aantal grotere en kleinere bestemmings- en herzieningsplannen en/ of delen van bestemmingsplannen. Voor het plangebied gelden de volgende (delen van) bestemmingsplannen die door de voorliggende beheersverordening (deels) worden vervangen:

Naam plan Vaststellingsdatum Goedkeuringsdatum

Het plan van uitbreiding in onderdelen 26 januari 1939

Bestemmingsplan Centrum Beuningen 21 mei 1996 17 december 1996 Bestemmingsplan Centrum Beuningen herziening

I, Schoolstraat 23

Bestemmingsplan Centrum Beuningen, herziening horecabeleid

5 april 2005

Tevens worden alle onherroepelijke vrijstellings- en projectbesluiten en buitenplanse omgevingsvergunningen in deze beheersverordening opgenomen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van deze beheersverordening is als volgt opgebouwd:

 In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Achtereenvolgens komen de historie van de kern, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied aan de orde.

 In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving;

 In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;

 In hoofdstuk 5 worden milieu- en omgevingsaspecten als geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven (milieuzonering), waterhuishouding, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en leidingen besproken;

 In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit overleg en

inspraak aan de orde.

(8)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Historie

Het gebied waar Beuningen nu ligt werd vroeger mogelijk al door de Romeinen bewoond. In ieder geval worden er met regelmaat Romeinse opgravingen gedaan. Tot ongeveer 1900 was Beuningen, net zoals Ewijk en Winssen, een arm boerendorp dat vaak door overstromingen getroffen werd. Toch waren er ook een behoorlijk aantal zeer goed bemiddelde families in Beuningen, met name grote boeren, die voor de hoogste belastingopbrengst in de streek zorgden.

Van 1900 tot 1970 was er een nonnenklooster gevestigd, dat trachtte de armoede te verlichten. Eind jaren twintig veranderde deze situatie door de bouw van de nieuwe Waalhaven op de grens van Weurt en Nijmegen (1928) en de aanleg van betere straten. Ook was er de aanleg van de stoomtram van Nijmegen naar Druten. De stoomtram kwam over de Van Heemstraweg door Beuningen. De komst van de Van Heemstraweg (1927 - 1959) verbond Beuningen met Nijmegen aan de oostkant en met de dorpen aan de Waal aan de westkant (tot aan Zaltbommel).

Tegenwoordig is Beuningen uitgegroeid tot een groeikern c.q. voorstadje van Nijmegen met vele nieuwbouwwijken. Het is de grootste kern binnen de gemeente Beuningen, ontstaan in 1980 na samenvoeging van de gemeenten Beuningen en Ewijk, met een inwoneraantal van circa 17.400 per januari 2012. De kern Beuningen ligt centraal in de gemeente.

2.2 Ruimtelijke structuur

2.2.1 Landschappelijke structuur

De gemeente Beuningen is gelegen in een groot groen buitengebied nabij het water van de Waal. Het Beuningse grondgebied vormt min of meer een geleidelijke overgang van de stad naar het meer landelijke ‘Land van Maas en Waal’.

Dijkdoorbraken en overstromingen hebben hun sporen nagelaten in het Beuningse landelijk gebied.

De landschappelijke opbouw van de gemeente Beuningen kent hierdoor 3 landschapszones parallel aan de Waal:

1. Het rivierenlandschap. Een ruig, contrastrijk gebied, gekenmerkt door de dynamiek van rivier, natuurlijke beelden en extensief gebruik.

2. Het oeverwallenlandschap. Een kleinschalig patchwork-landschap met onregelmatige patronen.

Hier liggen de bebouwingslinten, dorpen en veel fruitboomgaarden. De oude dorpen liggen op de oeverwal, de stedelijke uitbreidingen liggen daaromheen. De kern Beuningen is gegroeid tot aan de A73.

3. Het kommenlandschap, of ‘Beuningse Veld’. Een grootschalig open rationeel landschap en tevens een agrarisch productielandschap met weides en veehouderijen. Door de ontwikkeling van een aantal ontzandingen ontstaat in delen een meer parkachtig landschap. Het gebied kenmerkt zich naast de openheid door de lange rechte weteringen en rechte wegen met strakke

wegbeplantingen.

De noordzijde van de kern Beuningen ligt op de overgang van het oeverwallenlandschap naar het

rivierenlandschap.

(9)

Impressie ligging Beuningen in het landschap (Bron: Structuurvisie Gemeente Beuningen) 2.2.2 Stedenbouwkundige structuur

Het plangebied omvat het centrum van het dorp Beuningen, met daarin de historische kern, en het gebied daar direct ten noorden van.

2.2.2.1 Van Heemstraweg

Langs de Van Heemstraweg (aan de noordzijde van het plangebied) bevindt zich voornamelijk lintbebouwing in de vorm van historische villa's. De bebouwing staat hier op grotere afstand van de weg dan in de woonwijken, maar varieert per perceel, en bestaat uit 1 of 2 bouwlagen met kap. Ook het gebied ten noorden van de Van Heemstraweg dat deel uitmaakt van deze beheersverordening is zeer divers van karakter. Het deel direct aangrenzend aan de Van Heemstraweg is open en wordt gebruikt voor evenementen. Daarnaast neemt ook de bioscoop hier een prominente plek in. Om dit terrein heen is sprake van een organisch gegroeide situatie, een eigen karakter ontbreekt. Bebouwing is divers van schaal en maat, waardoor enerzijds de centrale ligging in het dorp wordt benadrukt, anderzijds is sprake van een overgang naar het buitengebied.

Ook ten zuiden van de Van Heemstraweg is sprake van een gevarieerd beeld. De kerk met pastorie

zorgen voor een historische aanblik. De aanwezige horecavoorzieningen (rondom) versterken het

centrumgevoel.

(10)

2.2.2.2 Centrumvoorzieningen/ winkelcentra

Binnen de kern Beuningen is een duidelijk herkenbaar relatief jong winkelcentrum gelegen, dat zich nabij het Julianaplein kenmerkt door gesloten wanden met een winkelfunctie op de begane grond en 2 tot 3 woonlagen daarboven. De bovenste bouwlaag daarvan heeft gedeeltelijk een kap, waarin balkons of waarop dakkapellen zijn aangebracht. Incidenteel zijn op de 1

e

verdieping ook (bedrijfs)functies ondergebracht. Het winkelgebied van Beuningen bestaat uit de overdekte

Julianapassage en 5 pleinen (Julianaplein, Thorbeckeplein, Mauritsplein, Amaliaplein en Kerkplein) met een groot aantal parkeerplaatsen. Het winkelcentrum is vrij ruim opgezet en beperkt toegankelijk voor (auto)verkeer. Hoewel bebouwing divers van karakter is, is door de bouwmassa's, de

architectonische vormgeving en materialisering het gebied als een eenheid te herkennen.

In Beuningen bestaat het winkelgebied uit meerdere gedeeltelijk met luifels overkapte straten. De overkappingsconstructie is deels transparant. De groene kleur van de niet transparante delen komt terug in het straatmeubilair en de balkons. Ook hierdoor bestaat er in het hele winkelgebied een zekere eenheid. De bebouwing kenmerkt zich door een groot aantal dakkapellen en in- en uitwendige balkons.

2.2.3 Verkeersstructuur

Beuningen heeft als belangrijke doorgaande weg de Van Heemstraweg aan de noordzijde van de kern (en het plangebied). De Van Heemstraweg vormt de verbinding naar Druten in westelijke en naar Nijmegen in oostelijke richting. De belangrijkste wegen om het plangebied zijn de

Wilhelminalaan aan de westzijde, de Burgemeester Geradtslaan aan de zuidzijde en de Schoolstraat - Alexiastraat aan de oostzijde. De wegen zorgen voor ringstructuur rondom het centrum, waardoor alle (parkeer)voorzieningen goed bereikbaar zijn.

Ook per fiets wordt Beuningen goed ontsloten. Met name de vrijliggende fietspaden zorgen voor een goede bereikbaarheid van de verschillende kernen. In het dorp loopt de vrijliggende verbinding naar Nijmegen vanaf het centrum enerzijds via de Van Heemstraweg en anderzijds via de Burgemeester van Suchtelenstraat, Pieckelaan en Kinderdorp Neerbosch.

2.2.4 Groen- & waterstructuur

Alleen aan de noordelijke rand van het plangebied (bij de Van Heemstraweg) komt openbaar groen voor. Het zuidelijk deel van het plangebied heeft een overwegend stenig karakter, passend bij de centrumfunctie.

2.3 Functionele structuur

Het plangebied kent een grote mate van functiemenging, zowel ten noorden als zuiden van de Van Heemstraweg. Het zuidelijk deel is een centrumgebied waar veel verschillende functies naast elkaar voorkomen zoals maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, horeca, detailhandel en wonen.

In het gebied ten noorden van de Van Heemstraweg zijn onder andere de bioscoop (met kantoren en een restaurant), een café/zalencentrum, kunstenaarsinitiatief De Nieuwe Gang, een sportschool en diverse woningen aanwezig.

Ook komen er nog enkele bedrijven voor in het plangebied. Deze bevinden zich voornamelijk aan de

Van Heemstraweg en de Wilhelminalaan.

(11)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het voorliggend document betreft een beheersverordening in de zin van de Wro. Sinds 1 juli 2008 hebben gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vast te stellen voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en de regeling kan volstaan met het vastleggen van de bestaande situatie (3.38 Wro).

Zoals hiervoor aangegeven kan een beheersverordening uitsluitend worden vastgesteld als voldaan wordt aan twee voorwaarden:

 er wordt geen ruimtelijke ontwikkeling voorzien en;

 het beheer van het gebied wordt conform het bestaande gebruik geregeld.

Het geldende bestemmingsplan voor het centrum uit 1996 is een ontwikkelingsgericht

bestemmingsplan welke was bedoeld om ontwikkelingen in het centrum mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zijn inmiddels gerealiseerd en het gedeelte van het centrum van Beuningen dat in deze beheersverordening is meegenomen kan worden gezien als 'uitontwikkeld'. De ontwikkelingen voor het Oranjekwartier (Noord en Zuid) worden in verband met het voorgaande dan ook buiten de beheersverordening gehouden.

Daarnaast zijn aan de noordzijde van de Van Heemstraweg enkele percelen aanwezig waarvoor een sterk verouderd plan geldt. Ook voor deze percelen, waar geen ruimtelijke ontwikkelingen zullen gaan plaatsvinden, wordt de bestaande situatie vastgelegd in deze beheersverordening.

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan de eerste voorwaarde.

Een tweede voorwaarde voor de beheersverordening is dat het beheer van het gebied

overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. Hierbij de opmerking dat 'bestaand gebruik' in ruime zin dient te worden geinterpreteerd, hieronder valt zowel het bouwen als gebruiken. Hieronder wordt eerst ingegaan op het 'gebruiken'.

Gebruik

Bestaand gebruik kan op twee manieren worden uitgelegd, namelijk het regelen van het bestaande gebruik (Wonen, Horeca, Detailhandel etc) of het planologisch bestaande gebruik. Het verschil tussen deze twee wijzen van bestemmen is dat het vastleggen conform het bestaand gebruik kan leiden tot het wegbestemmen van planologische mogelijkheden met de bijbehorende planschade. Met name voor een centrumgebied, waarbinnen meerdere gebruiksfuncties zijn toegestaan, acht de gemeente het ongewenst om bestaande planologische mogelijkheden weg te bestemmen, en daarom is er voor gekozen om de bestaande planologische situatie zoals die in de geldende bestemmingsplannen voor het centrum van Beuningen is vastgelegd over te nemen, teneinde de bestaande gebruiksrechten zoveel mogelijk te respecteren.

Op het voorgaande zijn echter enkele uitzonderingen gemaakt:

 op het gebied ten noorden van de Van Heemstraweg is een sterk verouderd plan van toepassing, dat geen goed recht doet aan de bestaande situatie. Daarom is er voor dit gebied voor gekozen om uit te gaan van de bestaande situatie op de percelen. Voor het overgrote deel van de percelen betekent dit dat deze worden bestemd als Wonen. Voorzover bestaand andere functies

voorkomen worden deze specifiek bestemd, het betreft de volgende percelen:

1. Van Heemstraweg 60-64: op dit perceel bevindt zich de bioscoop, lichte horeca en een kantoor, waarvoor een artikel 19 vrijstelling is verleend. De functies waarvoor vrijstelling is verleend worden meegenomen in de bestemming voor dit perceel.

2. Van Heemstraweg 68: voor het horecabedrijf is de bestemming 'Horeca' opgenomen.

3. Van Heemstraweg 70: voor het autobedrijf is de bestemming 'Bedrijf' opgenomen.

4. Kloosterstraat 3-7: dit perceel is bestemd als Wonen met de aanduiding 'atelier', ter plaatse is een atelier met bijbehorende expositieruimten toegestaan.

 voor enkele deelgebieden in het centrum is in het bestemmingsplan 'Centrum Beuningen' een

ontwikkelingsgerichte bestemmingsregeling opgenomen ten behoeve van de realisatie van deze

deelgebieden met een ruime bouwregeling, en een algemene regeling met betrekking tot

toegestane functies en oppervlakten. Inmiddels zijn deze deelgebieden gerealiseerd, en wordt

ervoor gekozen om voor de bouwregeling uit te gaan van de bestaande situatie. Voor wat betreft

het gebruik wordt aangesloten bij de bestemmingsregeling voor het Centrum.

(12)

Bouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat voor de bouwvlakken van vrijstaande, half-vrijstaande en aaneengebouwde woningen de systematiek wordt aangehouden zoals deze ook in de komplannen wordt gehanteerd.

Voor de bijzondere bestemmingen (Maatschappelijk, Centrum etc) wordt voor het bouwvlak aansluiting gezocht bij het geldende bouwvlak.

Voor enkele deelgebieden in het centrum is echter in het bestemmingsplan 'Centrum Beuningen' een ontwikkelingsgerichte bestemmingsregeling opgenomen ten behoeve van de realisatie van deze deelgebieden met een ruime bouwregeling, en een algemene regeling met betrekking tot toegestane oppervlakten. Inmiddels zijn deze deelgebieden gerealiseerd, en wordt ervoor gekozen om voor de bouwregeling uit te gaan van de bestaande situatie.

Voor de goot- en bouwhoogte van gebouwen wordt aansluiting gezocht bij de vigerende goot- en bouwhoogte. Daar waar geen bestemmingsplan geldt op dit moment, wordt uitgegaan van de bestaande situatie.

3.2 Opbouw van de regels

Het juridisch bindend deel van de beheersverordening bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen. De digitale verbeelding van het plangebied is juridisch bindend. Hierbij past de opmerking dat de verbeelding van de beheersverordening in feite uit 2 delen bestaat. Namelijk de verbeelding zoals deze zichtbaar is op de website www.ruimtelijkeplannen.nl (een grijs vlak waarmee het plangebied wordt begrensd) en een pdf-bestand (illustratie) waarin de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

De basis voor de verbeelding, is een recente kadastrale ondergrond, aangevuld met topografische gegevens.

De regels zijn als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 1: “Inleidende regels” bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:

Bestemmingsomschrijving

Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);

Bouwregels

In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen. In algemene zin geldt dat gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.

Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;

Specifieke gebruiksregels

In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk

gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;

Afwijken van de gebruiksregels

Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

In deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning

(13)

voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist is.

Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:

Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden, en een regeling voor ondergronds bouwen. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het plan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.

Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels is een regeling opgenomen voor de molenbiotoop van molen 'De Haag'.

Vrijwaringszone - Molenbiotoop

Het plangebied valt binnen de molenbiotoop van de standerdmolen 'De Haag', die zelf buiten het plangebied is gelegen. Ten behoeve van het waarborgen van de windvang van deze molen is in de beheersverordening een directe beschermingsregeling opgenomen, die is afgestemd op artikel 22 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

De regeling is gebaseerd op de in de Uitvoeringsregeling opgenomen biotoopformule;

Hx = (X/n) + c.z

in welke formule voorstelt:

Hx: de toelaatbare hoogte van een obstakel in meters op een afstand x uit de molen. De toelaatbare hoogte wordt gemeten vanaf het waterpasniveau van de begane grond of het maaiveld van de molen;

X: de afstand in meters vanaf het obstakel tot de wieken van de molen;

n: de ruwheidscoëfficiënt wordt bepaald volgens de ruwheidsklassentabel van Wieringa en geeft de ruwheid van het terrein aan waarover de wind naar de molen toestroomt. In deze tabel wordt onderscheid gemaakt tussen: open, ruw en gesloten gebied.

Bij elke klasse hoort een waarde n, de ruwheidscoëfficiënt.

Bij een windreductiepercentage tot 95 zijn de waarden van de ruwheidscoëfficiënt:

 140 voor een open gebied;

 75 voor een ruw gebied;

 50 voor een gesloten gebied;

Het gebied rondom 'de Haag' is aan te merken als een gesloten gebied.

c: de windreductiecoëfficiënt constante = 0,2; zijnde de constante behorend bij een algemeen aanvaardbaar geachte windsnelheidsreductie tot 95 %;

z: de askophoogte in meters, dit is de hoogte van het centrisch middelpunt van de molenwieken tot de begane grond van de molen.

In de regels wordt onderscheid gemaakt tussen het gebied tot 100 m van de molen en het gebied daarbuiten. De maximale bouwhoogte tot 100 m vanaf de molen bedraagt de hoogte van de onderkant van de wiek van de molen. Vanaf 100 m loopt de maximaal toegestane bouwhoogte langzaam op, en wordt de hoogte berekend aan de hand van de bovenstaande biotoopformule.

Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de maximaal toegestane hoogte op basis van de molenbiotoop, indien blijkt dat door het bouwwerk de molenbiotoop niet wordt aangetast. Alvorens de vergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij een deskundige hieromtrent.

Naast het oprichten van bebouwing kan ook het aanleggen van opgaande beplanting leiden tot een verslechtering van de molenbiotoop. Daarom wordt een omgevingsvergunningstelsel opgenomen teneinde het planten van opgaande beplanting omgevingsvergunningplichtig te maken.

Hoofdstuk 4: “Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de regels,

(14)

en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

Overgangsrecht:

In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige beheersverordening. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de

bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het

overgangsrecht.

Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.

Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor onderhavige beheersverordening ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.

Slotregel:

In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

3.3 Bestemmingen

Agrarisch

Aan de noordzijde van de van Heemstraweg zijn enkele agrarische percelen aanwezig, deze zijn bestemd als 'Agrarisch'.

Bedrijf

Het uitgangspunt van de bestemming “bedrijf” is dat bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 2 uit de als bijlage bij de beheersverordening opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Dit zijn bedrijven die weinig overlast veroorzaken en daardoor te combineren zijn met de woonfuncties in de omgeving.

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de genoemde milieucategorieën teneinde bedrijven toe te staan die ontbreken op de bedrijvenlijst, danwel zich in een hogere milieucategorie bevinden, en die geen onevenredige inbreuk maken op het woon- en leefmilieu van de omgeving.

Uitgangspunt binnen de bestemming 'bedrijf' is dat detailhandel niet is toegestaan, hierop bestaat echter de volgende uitzondering:

 detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen.

Bedrijf – Nutsvoorziening

De grote nutsvoorzieningen binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Op de verbeelding is voor de gebouwen een bouwvlak opgenomen waarbinnen de nutsgebouwen zijn toegestaan. De bouwhoogte van de nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,0 m, met dien verstande dat indien in een bouwvlak de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is opgenomen de aangeduide bouwhoogte als maximum geldt.

Centrum

De gebouwen binnen het plangebied welke gerekend worden tot het centrumgebied en waarvan het wenselijk is dat een zekere flexibiliteit bestaat in toegelaten functies, is bestemd als “Centrum”. De flexibiliteit binnen deze bestemming is erin gelegen dat meerdere functies naast elkaar zijn

toegestaan, welke ook onderling uitwisselbaar zijn. Zo zijn naast detailhandel ook maatschappelijke

en dienstverlenende functies toegestaan, alsmede bepaalde vormen van horeca.

(15)

Voor horeca geldt dat lichte horeca uit horecacategorie 2 (zoals lunchrooms, ijssalons e.d.) overal zijn toegestaan. Horecacatetogorie 1 en 3 zijn uitsluitend toegestaan voorzover deze zijn aangeduid op de verbeelding.

De genoemde functies (met uitzondering van maatschappelijke functies) zijn in beginsel enkel op de begane grond toegestaan, voor wonen geldt dat deze functie zowel op de begane grond als op de verdieping(en) is toegestaan.

In de bouwregels is opgenomen dat het gebouw uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak. In het bouwvlak is per bouwvlakdeel de maximale goot- en/of bouwhoogte aangegeven.

Gemengd - 1

Voor de percelen aan de Wilhelminalaan 41-45 zijn conform het geldende plan zowel dienstverlenende als maatschappelijke functies toegestaan, en daarom is gekozen voor een gemengde bestemming waarbinnen beide functies zijn toegestaan.

Gemengd - 2

Voor de bioscoop aan de Van Heemstraweg is een specifieke gemengde bestemming opgenomen welke zowel een bioscoop, kantoren als horeca in categorie 2 toestaat, conform de verleende vrijstelling.

Groen

Deze bestemming is bestemd voor groen en bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, voet- en fietspaden et cetera.

Binnen de bestemming mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut (uitsluitend binnen een bouwvlak) en andere bouwwerken worden gebouwd, zoals speeltoestellen, prullenbakken, wegwijzers, banken en degelijke.

Horeca

Horecabedrijven zijn voorzien van de bestemming 'Horeca'. Binnen een bestemmingsvlak is door middel van de aanduiding 'horeca van categorie (...)' aangegeven welke horecacategorieën ter plaatse zijn toegestaan. In de begrippenlijst is onder het begrip 'horeca' opgenomen welke horecabedrijven vallen onder een horecacategorie.

Maatschappelijk

Maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken, scholen, verenigingen, voorzieningen voor openbaar bestuur et cetera, zijn bestemd als 'Maatschappelijk'.

Sport

Het fitnesscentrum aan de van Heemstraweg is bestemd als 'Sport'.

Verkeer

De gronden met een verkeersfunctie, zoals wegen en parkeerplaatsen, zijn bestemd als “Verkeer”.

Daarnaast valt ook het zogenaamde “snippergroen” langs de wegen en parkeerplaatsen onder deze bestemming.

Binnen de bestemming zijn zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Water

De in het plangebied gelegen A-watergangen en vijvers zijn bestemd als “Water”. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals bruggen.

Wonen

De gronden binnen “Wonen” zijn bestemd voor de woningen binnen het plangebied. Naast wonen zijn op bepaalde locaties ook andere functies toegestaan, voorzover deze zijn aangeduid op de

verbeelding. Het betreft onder meer:

 horeca uit categorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2';

 dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

(16)

 detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

 een atelier met bijbehorende expositieruimten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier';

 een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

 een taxibedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - taxibedrijf';

Voor de situering en maatvoering van de woningen zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:

Bouwwijze

Op de verbeelding is aangeduid of binnen het bouwvlak een vrijstaande woning, een halfvrijstaande woning (twee-aaneen), aaneengebouwde woningen of gestapelde woningen (appartementen) zijn toegestaan.

Goot- en bouwhoogte

De maximale goot- en bouwhoogte voor woningen is aangegeven in het bouwvlak door middel van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”.

Situering gebouwen

Teneinde de toekomstige situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor woningen is op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt in een bouwvlak, een aanduiding bijgebouwen en een onbenoemd deel, meestal de voor- en zijtuinen. Deze zonering biedt de

belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”.

Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) zijn zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” toegestaan. De oppervlakte aan

bijbehorende bouwwerken is gemaximeerd op 50 m

2

, met dien verstande dat het

bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 %.

Op bepaalde bouwpercelen is een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken gerealiseerd dan toegestaan op grond van de regels in deze beheersverordening. Voor deze percelen is

opgenomen dat de bestaande oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken als maximum geldt.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is gerelateerd aan de ligging. Binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag deze niet meer bedragen dan 2,0 m, hierbuiten maximaal 1,0 m. In afwijking van het voorgaande geldt dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,75 m mag bedragen.

Aan huis verbonden beroep/ bedrijf

Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. In het verleden werd hiervoor het onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven.

In dit plan is ervoor gekozen om de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving. De 'niet-

publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit' is rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De 'publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis' is mogelijk indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

Het onderscheid richt zich zoals vermeld op het al dan niet publieksaantrekkend zijn van de activiteit.

Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking/ geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning zal kunnen plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals

kantoorfuncties en ateliers.

Om de beperkte omvang van het aan huis verbonden beroep/ bedrijf te waarborgen is deze

gemaximeerd op 45 % van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 45 m². Tevens is in de regels opgenomen dat de bewoner het beroep of bedrijf aan huis zelf dient uit te oefenen.

Uitgangspunt is dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang

om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar geen publieksaantrekkend

karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De aan huis

verbonden functies zijn toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken.

(17)

De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn en zijn daarom enkel toegestaan indien hiervoor door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend. De activiteiten dienen kleinschalig te zijn en in te passen in de woonomgeving. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/ pedicure), medische/

therapeutische dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid.

Leiding – Riool (dubbelbestemming)

Binnen het plangebied bevindt zich een rioolpersleiding van het waterschap, die is bestemd als 'Leiding - Riool'. Binnen deze dubbelbestemming is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan indien hiervoor een binnenplanse omgevingsvergunning is verleend.

Waarde - Archeologie 1, 2 en 3 (dubbelbestemming)

De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010.

Het archeologisch beleid is vertaald in 4 dubbelbestemmingen, 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3' en 'Waarde - Archeologisch rijksmonument'. In tegenstelling tot de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 t/m 3' is er in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' geen inhoudelijke bestemmingsregeling opgenomen. Voor archeologische rijksmonumenten geldt namelijk op grond van de Monumentenwet dat de Minister het bevoegd gezag is, en dat voor werkzaamheden binnen het rijksmonument bij de Minister een vergunning aangevraagd dient te worden. Een regeling in de beheersverordening zou derhalve dubbelop zijn. Binnen het plangebied voor het centrum komen overigens geen archeologische rijksmonumenten voor.

De gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' liggen tegen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' aan.

De gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties evenals een zonering van 50 m rondom de monumenten zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2'.

De gebieden met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde zijn op de verbeelding opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 3'. De samenvoeging van de

middelhoge en lage archeologische verwachting in één dubbelbestemming is het gevolg van de meanderende rivieren in het verleden en het daarbij behorende patroon van leefgebieden rond deze rivieren.

Voor gebieden die reeds zijn onderzocht of verstoord is geen dubbelbestemming archeologie op de verbeelding opgenomen.

Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld in gebieden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' (hoge archeologische verwachtingswaarde) wordt bij een omvang van meer dan 100 m

2

nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld.

Voor bodemingrepen in een gebied met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde ('Waarde-archeologie 3') wordt pas een nader archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en een omvang van meer dan 2.000 m

2

.

De keuze voor 30 cm is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 30 cm de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.

In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal. Dit betreft:

 voortzetting van normaal agrarisch gebruik zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van bestaande drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;

 omgevingsvergunningen voor het bouwen waarbij het nieuw te bouwen bouwwerk zich bevindt op de bestaande fundering of ten hoogste 2,5 m hierbuiten;

 vervangen of beheren van riolering, kabels, leidingen of bestratingen.

(18)

Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' of 'Waarde -

archeologie 3' geldt in geval van bovenstaande situaties een vrijstelling voor archeologisch

onderzoek.

(19)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten aan bod.

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'.

Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de

besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van ruimtelijke plannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in ruimtelijke plannen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

4.2.1 Structuurvisie: Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005

vastgesteld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een streekplan, dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wro. In de Wro-agenda 2008 - 2009 geeft de provincie aan hoe zij toepassing geeft aan de verschillende Wro-instrumenten om haar beleid te realiseren.

De provincie beschrijft in het Streekplan Gelderland 2005 ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. De structuurvisie geeft – in provinciaal perspectief – op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol. Daarbij zijn kwetsbare kwaliteiten aan de orde, die bescherming behoeven of een specifieke ontwikkeling, maar het gaat ook om het geleiden van hoogdynamische ontwikkelingen om de kansen op maatschappelijke meerwaarde te vergroten en nieuwe kwaliteiten toe te voegen.

De provincie hanteert voor het ruimtelijke beleid in het Streekplan Gelderland 2005 de volgende

uitgangspunten:

(20)

 regionale inzet:

ontwikkelingsgerichtheid en afstemming op regionale schaal staan hierbij centraal. Het Regionaal Structuurplan vormt als het ware grotendeels de uitwerking van het provinciale beleid op

regionaal niveau;

 versterking ruimtelijke kwaliteit:

ruimtelijke kwaliteit werkt op alle schaalniveaus door en heeft betrekking op de betekenissen die aan de kenmerken van de ruimte kunnen worden ontleend. Die betekenis kan worden uitgedrukt in de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Ruimtelijke plannen moeten dan ook een minimale basiskwaliteit hebben, zoals vastligt in diverse wetten, regelgeving en beleid.

Bebouwd gebied

Op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur valt de kern Beuningen, waaronder het centrum, grotendeels binnen het 'bebouwd gebied' onder het '(Inter) nationaal stedelijk netwerk KAN. Dit betekent dat de kern deel uitmaakt van een stedelijk netwerk. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding.

Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

 een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;

 het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;

 door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;

 intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;

 optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).

Multifunctioneel gebied

Het deel van het plangebied buiten het bestaand bebouwd gebied valt op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur in het multifunctionele gebied. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing verricht. De vitaliteit van multifunctionele platteland wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid te geven aan gemeenten onder andere wat betreft de regionale behoefte aan 'dorps' wonen te accommoderen.

4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van ruimtelijke plannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.

Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie ruimtelijke plannen toetst.

Voor het plangebied zijn de volgende thema's van toepassing:

Verstedelijking

In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een ruimtelijk plan slechts is toegestaan:

 binnen bestaand bebouwd gebied;

 binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen;

 binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector;

 binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen.

Daarnaast is nieuwe bebouwing toegestaan in het buitengebied mits deze bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied, het functieverandering naar niet-agrarische functies betreft (vervangende nieuwbouw), het de oprichting van nieuwe landgoederen betreft of het om de

uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf gaat. Niet-agrarische bedrijvigheid mag uitbreiden

met maximaal 20 % tot een maximum bebouwd oppervlak van 375 m

2

. Een grotere uitbreiding is

(21)

mogelijk indien deze uitbreiding in overeenstemming is met het specifiek voor de niet-agrarische bedrijven opgenomen beleidskader in de regionale 'Notitie functieverandering buitengebied'. Voor uitbreiding die meer ruimte nodig heeft kan een verzoek om ontheffing worden ingediend door de gemeenteraad.

Overzicht bestaand bebouwd gebied Beuningen (donkergrijze arcering) en woningbouwcontour Stadsregio (roze contour)

Nieuwe woningen zijn conform artikel 3 RVG enkel toegestaan voor zover deze passen binnen het Kwalitatief Woonprogramma (Thans KWP3: 2010 - 2019) en de regio-opgaven. Recreatiewoningen zijn alleen toegestaan op de locaties waar ook reguliere woningen gebouwd mogen worden.

4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke

beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.

De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. In de woonconcessies is bepaald dat de steden tenminste 35 % van het totale

bouwprogramma in de betaalbare huur- en koopsector bouwen en de overige gemeenten, zoals Beuningen, 50 %.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 is onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad zes strategische hoofdlijnen bepaald:

1. De vier verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;

2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;

3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;

4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;

5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;

6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.

Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan

woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze

(22)

regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.

De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen, door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.

De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO

2

drastisch wordt teruggebracht en dat de inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat betekent dat de gemeente meer wil doen dan wettelijk nodig is en haar eigen visie op kwaliteit van leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt.

De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en

toekomstgerichtheid genoemd.

4.3.2 Structuurvisie Gemeente Beuningen

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012.

Hoofdopgaven

In de kern Beuningen is de laatste jaren al veel geïnvesteerd. Daardoor kent de kern Beuningen op structuurniveau momenteel een beperkt aantal opgaven. De hoofdopgaven voor Beuningen zijn:

1. Aandacht voor cultuurhistorie. De kern Beuningen is in de laatste drie decennia erg hard gegroeid. Dat heeft Beuningen bijzondere woonwijken gegeven met ieder een eigen identiteit, maar de consequentie is ook dat er geen sterke zichtbare herinnering bestaat aan de kern Beuningen. Het is de ambitie om de nog aanwezige structuren en elementen in het dorp beter zichtbaar te maken.

2. Versterken van de relatie met het omliggende landschap. De ambitie is de relatie tussen het dorp en het ommeland te versterken.

3. Gebiedsopgave Asdonck. Op deze plek ligt een specifieke opgave om de hier beoogde

woningbouw te ontwikkelen in samenhang met de kwaliteit of potentie die deze locatie heeft als entree voor de kern Beuningen. Ook de ligging van de Asdonck aan de drukke Van

Heemstraweg, welke nu min of meer een barrière vormt, vormt onderdeel van de gebiedsopgave.

Locatie Asdonck wordt als vitale wijk ontwikkeld. Ook ligt er een mogelijkheid om hier een gemeentebrede accommodatie te vestigen.

4. Herontwikkeling Hutgraaf, de vitale wijk. De locatie van de Hutgraaf kan herontwikkeld worden ten behoeve van woningbouw. De gemeente Beuningen wil met deze herontwikkeling de omliggende woonomgeving een positieve impuls geven. Hier wordt de vitale wijk ontwikkeld. Ook hier ligt er een mogelijkheid om een gemeentebrede accommodatie te vestigen.

5. Afronding van het centrum. Het centrum is het afgelopen decennium stevig vernieuwd. Het is de ambitie om een laatste verbeterslag te geven aan het centrum. Deze kans bestaat door

herontwikkeling van het gemeenschapshuis ‘de Lèghe Polder’ en door kwaliteitsversterking van

het gebied Wilhelminalaan - Thorbeckeplein.

(23)

Keuzes hoofdopgaven

Niet alle hoofdopgaven zijn van belang voor het plangebied. Hieronder zijn de keuzes van de relevante hoofdopgaven weergegeven:

Aandacht voor cultuurhistorie

De gemeente Beuningen wil de cultuurhistorische waarden die “onder” de structuur van het dorp liggen meer zichtbaar maken. In het verleden zijn veel structuren reeds verdwenen. Daar waar de geschiedenis nog zichtbaar is wil de gemeente de waarden en elementen bewaren. Recent zijn het kwaliteitshandboek openbare ruimte en een groenstructuurplan opgesteld. Beide documenten sturen op verbetering van de buitenruimte.

Versterken van de relatie met het omliggende landschap

Op verschillende plekken wil de gemeente de bereikbaarheid van het omliggende landschap verbeteren. Zo wordt er aan de noordzijde ingezet op een betere oversteekbaarheid van de Van Heemstraweg en bestaat de ambitie om het landschap ten noorden van de kern toegankelijker te maken. Hiervoor is de visie “Oeverwal als landgoed” ontwikkeld. De essentie van deze visie is geïntegreerd in de structuurvisie.

Ruimtelijke kwaliteitsversterking Asdonck

Eind 2011 is op locatie Asdonck de bioscoop met kantoren en een restaurant opgeleverd. De locatie Asdonck heeft door de ligging (dichtbij het centrum, aan de Van Heemstraweg) en de kwaliteit van de omgeving (een open, groen gebied rond de kerk) de potentie om een beeldbepalende plek voor de kern Beuningen te zijn. Ook liggen er kansen om hier de entree naar het centrum vorm te geven of te markeren. Om deze poort naar het centrum goed vorm te geven, zal naast een

woningbouwontwikkeling, ook de openbare ruimte tussen de Asdonck en het centrum een impuls moeten krijgen. De locatie de Asdonck sluit redelijk aan op het centrumgebied. Zowel via

Wilhelminalaan, de Dorpssingel en de Schoolstraat zijn de locatie Asdonck en centrum goed met

elkaar verbonden. Door een aantrekkelijker inrichting – met meer verblijfskwaliteit – kan deze ruimte

als een echte schakel gaan werken tussen centrum en de Asdonck. In die ontwikkeling is het ook

gewenst dat de oostelijke pleinwand (aan de Klaproosstraat) wordt verbeterd. In deze wand zitten nu

enkele functies (detailhandel en zakelijke dienstverlening) die beter een plek kunnen krijgen in het

(24)

centrum. Binnen deze gebiedsontwikkeling kan mogelijk ook de vestiging van een gemeentebrede accommodatie worden geïntegreerd.

Aangezien er nog geen concrete planning en plannen zijn voor deze ontwikkeling, is er voor gekozen het gebied onderdeel uit te laten maken van deze beheersverordening. Hiermee wordt voor het gebied een actueel en passend planologisch-juridisch kader verkregen voor het verlenen van omgevingsvergunningen.

Afronding van het centrum

Bij een eventuele herontwikkeling of verplaatsing van het dorpshuis ontstaat een kans het centrum aan deze zijde opnieuw vorm te geven en af te ronden. De locatie kan ruimte bieden aan de

versterking van de detailhandelsstructuur. Ook kan er ruimte worden geboden om extra woningen toe te voegen aan het centrum. In een nadere uitwerking moet in beeld gebracht worden met welk programma het centrum het meest versterkt wordt. In ruimtelijk opzicht ontstaat er een kans het introverte en stenige karakter van dit gebied te doorbreken.

Het centrum is de afgelopen jaren stevig aangepakt. Als zich de kans voordoet ziet de gemeente voor de toekomst nog de wens de locatie tussen Thorbeckeplein en Wilhelminalaan te verbeteren. Vanaf de Wilhelminalaan zou de herkenbaarheid van het centrum verbeterd kunnen worden.

Ook voor dit gebied geldt er nog geen concrete planning en plannen zijn voor deze ontwikkeling.

Derhalve is er voor gekozen het gebied onderdeel uit te laten maken van deze beheersverordening en wordt een actueel en passend planologisch-juridisch kader verkregen voor het verlenen van omgevingsvergunningen.

Overige keuzes Fietsen in Beuningen

In Beuningen bestaat al een fijnmazig fietsnetwerk. Op enkele punten zijn verbeteringen gewenst. De belangrijkste verbetering ligt op de snelfietsroute naar Nijmegen langs de Van Heemstraweg en de snelfietsroute van Ewijk naar Nijmegen door de kern Beuningen.

4.3.3 Algemene uitgangspunten kernplannen

De gemeenteraad heeft op 14 juni 2011 enkele beleidsuitgangspunten voor de 4 kernplannen

vastgesteld. Deze uitgangspunten zijn ook gehanteerd bij het opstellen van deze beheersverordening.

Bij het opstellen van de bestemmingsplannen voor de 4 kernen zijn de volgende kaderstellende beleidsuitgangspunten gehanteerd:

 Meer vrijheid bieden aan de bewoners waar het gaat om de vestiging van aan huis gebonden beroepen en bedrijven, zonder het karakter van de woonbuurt aan te tasten;

 Meer vrijheid bieden aan de bewoners voor het verlenen van mantelzorg op het perceel van de mantelzorgverlener;

 Bij het opstellen van de bebouwingsregeling in de plannen zorgdragen voor een zorgvuldige aansluiting bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

 Behouden c.q. versterken van de bestaande ruimtelijke functionele karakteristiek, waarbij nieuwe ontwikkelingen ondergeschikt van aard zijn;

 Niet méér regelen dan noodzakelijk voor het behouden c.q. versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

Dit beleid komt tot uitdrukking in de volgende specifiekere beleidsuitgangspunten voor de thema's:

Aan huis gebonden beroepen

1. Beroepen en bedrijven die niet gericht zijn op het aantrekken van publiek, rechtstreeks toestaan onder voorwaarden, waarbij gebruik van een vrijstaand bijgebouw mogelijk wordt voor dit doel;

2. De beroepen en bedrijven die wel gericht zijn op aantrekking van publiek, niet rechtstreeks toestaan maar na afwijking/ omgevingsvergunning.

Mantelzorg

1. Mantelzorg in of aan de woning toelaten indien er sprake blijft van 1 woning;

2. Mantelzorg toestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken na een afwijking van het ruimtelijk plan, onder voorwaarden, naar het voorbeeld van de mantelzorgregeling in het buitengebied.

Bebouwingsmogelijkheden

1. Behoud van de ruimtelijke beeldkwaliteit, waarbij, vooral in situaties waar bebouwing grenst aan het openbaar gebied, de aandacht is gericht op het voorkomen van verstening;

2. De nieuwe regeling zoveel mogelijk laten aansluiten bij de Wabo, en de hieruit voortvloeiende

(25)

regelingen;

3. De regeling zo inrichten dat deze in combinatie met de vergunningvrije bouwwerken niet zal leiden tot een te verregaande verstening van de huispercelen;

4. De regeling zo inrichtingen dat deze begrijpelijk is voor de burger, waarbij de mogelijkheden die het ruimtelijke plan biedt zoveel mogelijk uit de verbeelding blijken.

4.3.4 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is

aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:

 kwaliteit voor kwantiteit;

 betaalbaarheid van de woningen;

 duurzaamheid van de woningen;

 sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;

 aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;

 wensen van de woonconsument centraal.

Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern. Voor Beuningen worden de volgende accenten gelegd:

Beuningen is vanwege haar voorzieningenniveau aantrekkelijk voor senioren en zorgvragers. In het kader Wonen Welzijn en Zorg is aangegeven dat Beuningen gezien haar omvang 2

woonservicezones zou kunnen bevatten.

Het is daarom wenselijk dat in en rondom het centrum van Beuningen woningen toegevoegd worden die geschikt zijn voor deze beide doelgroepen. Met name de inbreidingslocatie Hutgraaf en het Asdonckterrein zijn gezien hun ligging geschikt voor deze doelgroepen, al dan niet in combinatie met een zorgpunt. Mocht één van beide locaties gebruikt worden voor nieuwbouw en clustering van accommodaties, dan is het belangrijk dat er alternatieve locaties nabij het centrum beschikbaar komen voor deze doelgroepen.

4.3.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2008)

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan of de beheersverordening en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm

vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan of de beheersverordening als aan de welstandsnota te worden getoetst.

Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'.

Het Gelders Genootschap (adviseert de gemeente op het gebied van welstand, monumenten en ruimtelijke kwaliteit) zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de volgende deelgebieden:

1: Buitengebied;

4: Thematische woningbouw;

7: Centrumvoorzieningen/winkelcentra;

9: Bijzondere bebouwing.

(26)

Vanwege de bijzondere beeld- en verblijfswaarde de uitstijgt boven de gebruikswaarden voor de bewoners zelf wordt welstandsniveau 2 aangehouden voor individuele woningbouw. Waar deze buurten grenzen aan het buitengebied, hoofdontsluitingswegen, of met de achterzijde naar het openbare gebied (inclusief water) wordt welstandsniveau 1 toegepast.

Vanwege de samenhang van de bebouwing en het zwaartepunt dat het centrumgebied van Beuningen vormt, krijgt het welstandsniveau 2.

De bijzondere bebouwing krijgt welstandsniveau 2.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Voor het reizen naar school/studie wordt de fiets het meest als vervoersmiddel gebruikt (21%); 4% van de Zwollenaren gebruikt de bus voor het reizen naar deze bestemming.. 

bereiken Aankomen op de plek waar je wilt zijn.. de bestemming De plaats waar je naartoe

In de landen met een lagere werkzaamheidsgraad dan België zien we dat Roemenië (negatieve groei), Hongarije en Malta gemiddeld een kleinere jaarlijk- Al geruime tijd staat

AMS Afdeling Monitoring en Studie ANB Agentschap voor N atuur en Bos APA Algemeen Plan van Aanleg B PA Bijzonder Plan van Aanleq. GBCS Geïnteqreerd C ontrole- en

Bij het ontwerp bestemmingsplan "De 7 Dorpelingen" heeft u voor deze bestemming (garagebedrijf) de hindercontour niet in acht genomen. Uiteraard hebben wij daar

Tot leden van de Raad van Advies zijn benoembaar personen die bestuurslid van-, werknemer van-, of op een andere wijze betrokken zijn bij door het bestuur aan te wijzen (bestuur

gebouwen Schoollaan te Eelde-Paterswolde” door Nieuw Leven, Ol Eel en de Bibliotheek én uw reactie op de schriftelijke vragen van de D66 fractie, hebben wij nog een aantal aanvullende

[r]