Nieuw liedeken van een weesmeisje
bron
Nieuw liedeken van een weesmeisje. Z.p. ca. 1840
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie055nieu01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
1
Nieuw liedeken.
Van een Weesmeisje.
(Op eene schoone wijs.)
1. Aan een oever van een snelle vlied, Een treurig meisje zat,
Zij weende en schreide van verdriet, In 't gras van tranen nat. bis
2 Zij wierp de bloemjes die zag, Gestadig in den stroom;
Zij riep: ‘ach lieve vader ach!
Ach, lieve broeder, kom!’ bis.
3. Een rijk man, wandelde langs de vlied Bespeurd haar bittere mart,
Daar hij het meisje weenend ziet, Breekt zijn meedoogend hart. bis.
4. Hij zei tot haar: ‘ Wel lieve meid, Spreek op, en wees niet schuw;
Zeg mijn waarom gij kermt en schreit, Kan 't zijn zoo help ik u.’
5. Zij zuchte en zag hem troosteloos aan, En sprak; ‘ach, brave man,
Een arme wees ziet gij hier staan, Die God slechts helpen kan.’ bis.
6. Ziet gij dat groene bergje niet?
Daar is mijn moeders graf:
Ziet gij den oever van deez vliet?
Daar viel mijn vader af. bis.
Nieuw liedeken van een weesmeisje
2
7. De snelle stroom verwon hem dra, Hij worstelde en bij zonk,
Mijn broeder sprong hem achterna;
Helaas, hij ook, verdronk!
8. Nu vlugt ik 't eenzaam hutje uit, Waar niets dan jammeren is, Zoo sprak zij hare klagten uit, In het hart vol droevenis. bis.
9. Den heer die zei: ‘ o klaag niet kind, Uw hart verdient geen pyn,
Ik wil uw broeder en uw vriend, En ook uw vader zijn.’ bis.
10. Hij nam haar minzaam bij de hand, En noemde haar zijne bruid,
Men deed haar aan den waterkant, Haar slechte kleederen uit. bis.
11. Zij heeft nu spijs en lekkeren drank, Al waar haar hart naar tracht,
Deez' rijke man verdient wel dank, Dat hij zoo edel dacht!
Nieuw liedeken van een weesmeisje