• No results found

Bijlagen Behorende bij Nota zienswijzen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlagen Behorende bij Nota zienswijzen"

Copied!
172
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlagen

Behorende bij Nota zienswijzen

Ontwerpbestemmingsplan ‘Driebergen Buitengebied’

(2)

Inhoud

1. Stichting Milieuzorg Zeist e.o. (zienswijze 4) Startdocument Plan-MER Buitengebied Driebergen 2. Vitens N.V. (zienswijze 6)

Ligging van de beschermingszones van waterwinning Driebergen 3. Gasunie Transport Services B.V. (zienswijze 7)

Bouwvlak binnen de belemmeringenstrook 4. Akkerweg 7 (zienswijze 8)

Perceelsverdeling

5. Akkerweg 11 (zienswijze 10)

Uitsnede plankaart Akkerweg 11 (niet op schaal) incl. gewenste wijzigingen, akte van levering en meetrapport

6. Akkerweg 11 (zienswijze 11)

Herzieningsbesluit gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Boomkwekerij nabij Akkerweg 9 d.d. 18 augustus 2011

7. Akkerweg 11 (zienswijze 11)

Schets voorgenomen positionering van de bedrijfswoning 8. Akkerweg 19 (zienswijze 12)

Inmeting bouwvlak Akkerweg 13A, 15 en 19 9. Akkerweg 19 (zienswijze 12)

Bestemming Akkerweg 19

10. Engweg 34-36 en Kloosterlaantje 1 (zienswijze 18) Inspraakreactie voorontwerpbestemmingsplan

11. Engweg 34-36 en Kloosterlaantje 1 (zienswijze 18) Situering genoemde gebouwen

12. Gooyer Wetering 8 (zienswijze 21) Voorstel vormverandering agrarisch bouwvlak 13. Gooyer Wetering 17 (zienswijze 23)

Wijziging agrarisch bedrijf

14. Gooyer Wetering 18 (zienswijze 24) Aanpassingen bouwvlak

15. Gooyer Wetering 22-24-26 (zienswijze 26) Overzichtstekening gewenste wijzigingen

16. Hoofdstraat 23-25, Landgoed Bloemenheuvel (zienswijze 27) Principeverzoek zorgwoningen

17. Hoofdstraat 23-25, Landgoed Bloemenheuvel (zienswijze 27) Brief reactie College op principeverzoek

18. Hoofdstraat 23-25, Landgoed Bloemenheuvel (zienswijze 27) Memo nadere verkenning economische dragers Bloemenheuvel 19. Hoofdstraat 23-25, Landgoed Bloemenheuvel (zienswijze 27)

Foto’s opstallen

20. Hoofdstraat 26, Landgoed de Reehorst (zienswijze 28) Wensen en bedenkingen verkoop Hoofdstraat 26

21. Langbroekerdijk 10, Kasteel Sterkenburg (zienswijze 30) Quickscan flora en fauna & “Nee, tenzij”-toets Kasteel Sterkenburg 22. Langbroekerdijk 10, Kasteel Sterkenburg (zienswijze 30)

Legalisatie evenementen Kasteel Sterkenburg

(3)

23. Langbroekerdijk 10, Kasteel Sterkenburg (zienswijze 30) S03 indeling parkeerplaatsen

24. Langbroekerdijk 10, Kasteel Sterkenburg (zienswijze 30) Voorbeelden tbv planologische regeling Sterkenburg, Driebergen 25. Langbroekerdijk 10, Kasteel Sterkenburg (zienswijze 30)

Wijzigingsplan Ridderhofstad Sterkenburg (concept)

26. Langbroekerdijk 10, Kasteel Sterkenburg (zienswijze 30) Besluit m.b.t. aanvraag 1e Fase Bouwvergunning

27. Langbroekerdijk 10, Kasteel Sterkenburg (zienswijze 30) Verlenen bouwvergunning Langbroekerdijk 10 te Driebergen-Rijsenburg 28. Langbroekerdijk 10, Kasteel Sterkenburg (zienswijze 30)

Verzoek tot overschrijven vergunning op andere naam

29. Kloosterlaantje 1, Landgoed Broekbergen (zienswijze 33) Namen en adressen

30. Kloosterlaantje 1, Landgoed Broekbergen (zienswijze 34) Machtigingen

31. Kloosterlaantje 1, Landgoed Broekbergen (zienswijze 35) Beeld vanuit de woonkamer & beeld vanuit de slaapkamer 32. Kloosterlaantje 1, Landgoed Broekbergen (zienswijze 37)

Zienswijze m.b.t. Ontwerpbestemmingsplan Driebergen Buitengebied 33. Kloosterlaantje 1, Landgoed Broekbergen (zienswijze 44)

Rijksmonument

(4)

Bijlage 19

Hoofdstraat 23-25, Landgoed Bloemenheuvel Zienswijze 27

Foto’s opstallen

(5)

MRS

js*-

ff W

mm

r - "í---

Wķ0ìĻïM .«ŕpŕ'-ŕ--

. - 'T-^Ä WSm #g»V' üwtöfåğįģĻ

V'.a!

v,i‘ļŕļ;;“"

(6)

■-J"

Äľ*\

— r-

ļ JjA

*f1 S' ľ

.?j ŗ-t.i*-’:,

r® ‘í?s

mì\ ' ;

«K« ;«

PMÍ*:»İ rï.i V--^ -

I frV

’Xikŕ-Å’.d&ij

‘X.Č »*ï.

w^y4ffi į.ír

- -'i',1, A ví..,„, ‘.."V „ .v V- V

Ŭ& vW.f öŢ'İ ĩŵÿŞ’’.1 *: j

‘ * f iWV»V

ľiri-ţį,

BSftfį’:: i r -"' -” k-aİH ílgw - 1

[r l*\ v^Prî djįfŕ StÉŚĒr^^^ ^'ĩj" ^ ^ ÿr # ţ páu| ;: "id ^JĮjH-V^^mT - ' 1 ť» f ' ! t 'j' ,V

MJ, «ËSŕ * Mr&S!*' -ř i.' įii ìi^í';. ^įgţ

■lįjįyr b®

VmT^^Í

* t \| i I ĚžįfT jļrļgŕ^'- *w :/ í 1 ^ -* 4*f ' ^Jr jįŗ ^ 1-*1 * - w/^p.DţWCffîFj. ; jH 'ļ;

jrt/V'l

Wn**3

•Áį .“ *'-X . ľ äÎ'- Ŵ;~*vr- lìľį

-"Vļÿjļ*iifejkArti

(7)

Étiiŕľ

ďåm.t.

: «»

■ţlP#,

:^v

- ^ yf

Ir

(8)

ŕäiiĩįggi;

ĩmV;'

f» Hg

(9)

«niira

ŞHp ^fì^S

'‘f»* :

ĨŬįŖmįĚiļ

m*wn

Mw

ŵíSSåá V ĩ *r

SļŕS®

« Jt

*«w

šś0}*2Pÿ rsÅŕ/sA

wymrf/Sį&L '3Bre

é i^OãrJL.* ./;

■^J.;Hļj ť* líŵĩrf;

ţġp '“

—1.

sŕPPP**. ľ„ v‘- ' . į»it, í... ļļw- 1 4 '«'*i - ÄAŗ-flr

tfm '*.-

*6 -, j - .«-Jļt rtTfBtttM-i -Tm 1 "

N

\ ţř -

^ Jpv

, w

(10)

,-ïVí

Ÿ.Jtí

# .v

•m

:»t,s -

■"Sr

ŵ-K

't |PŤ

J

\Ŵ1^

(11)

-•V

w*

'■Äòí

S^ŵaįi ř ' * * »#iw" ^V. ' »* 4 ’.

ê&jT

r „, *

V * » ţí. 1 l í«i**

« Si:

ft. flï

iVw.

(12)

V'iţjpi

hĮMk

'ÏÏS&tättí

ŕ . M •CÍ l ,W.'Á

«Sr»*

vmuk

ļįfţŕiî

piļįaģįį

** T A f-vw

|f|S*ļĩi

mm SS'g.vŭ

(13)

Bijlage 20

Hoofdstraat 26 (Landgoed de Reehorst) Zienswijze 28

Wensen en bedenkingen verkoop Hoofdstraat 26

(14)
(15)
(16)

Bijlage 21

Langbroekerdijk 10, Kasteel Sterkenburg Zienswijze 30

Quickscan flora en fauna & “Nee, tenzij”-toets Kasteel Sterkenburg

(17)

bco/nsultan* ÿ

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA LANGBROEKERDIJK 10

TE DRIEBERGEN-RIJSENBURG

©O

Ecologie

(18)

Rapportage quickscan flora en fauna

Kasteel Sterkenburg te Driebergen-Rijsenburg

Opdrachtgever Kasteel Sterkenburg

Langbroekerdijk 10

3972 ND Driebergen-Rijsenburg

Rapportnummer 3930.001 Versienummer D1

Status Definitief rapport Datum 03 juli 2017

Vestiging Overijssel

Wilhelm Röntgenstraat 7a 8013 NE Zwolle

038 - 7820540

zwolle@econsultancy.nl Opsteller

Paraaf

Kwaliteitscontrole

Paraaf

Kwaliteitszorg

Econsultancy is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is een vereniging van ecologische advies- en onder­

zoeksbureaus die werkt aan de kwaliteit van advisering gericht op natuur, landschap, water, milieu en ruimte en die de belan­

gen behartigt van groene adviesbureaus. Het Netwerk hanteert een gedragscode die opdrachtgevers en andere belangheb­

benden een basis biedt om de leden aan te spreken op de kwaliteit van hun werk.

Betrouwbaarheid

Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving ten aanzien van natuurwetgeving. Het onderzoek betreft een momentopname en geeft een inschatting van de geschiktheid van de onderzoeks- locatie voor beschermde soorten en het al dan niet voorkomen van soorten. De gebruikte informatie omtrent verspreiding van soorten is deels afkomstig uit de NDFF en mag niet zonder toestemming worden verstrekt aan derden of op enige andere wijze openbaar gemaakt worden. Econsultancy accepteert op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke be­

slissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde onderzoek neemt.

In het algemeen kan gesteld worden dat een quickscan geldig is voor een periode van 2 tot 3 jaar, tenzij in deze periode de ecologische omstandigheden wezenlijk zijn veranderd en/of de Wet natuurbescherming, dan wel inzichten hieromtrent zijn gewijzigd. Bij uitstel van de uitvoering van een project met meer dan 3 jaar verdient het de aanbeveling de resultaten van de quickscan opnieuw te toetsen.

(19)

INHOUDSOPGAVE

Eco/nsultancw

1 INLEIDING... 1

2 GEBIEDSBESCHRIJVING... 2

2.1 Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving...2

2.2 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen...4

3 ONDERZOEKSMETHODIEK... 5

4 OVERZICHT VAN DE NATIONALE NATUURWETGEVING...6

4.1 Zorgplicht... 6

4.2 Soortenbescherming... 6

4.3 Gebiedenbescherming... 7

5 AANGETROFFEN EN TE VERWACHTEN BESCHERMDE SOORTEN...8

5.1 Vogels... 8

5.2 Vleermuizen... 10

5.3 Overige zoogdieren... 12

5.4 Reptielen, amfibieën en vissen... 12

5.5 Ongewervelden... 14

5.6 Vaatplanten... 14

6 TOETSING AAN SOORTENBESCHERMING... 15

6.1 Broedvogels... 15

6.2 Vleermuizen... 15

6.3 Algemene grondgebonden zoogdieren... 16

6.4 Reptielen... 16

6.5 Amfibieën... 16

6.6 Overige soort(groep)en... 19

7 TOETSING AAN GEBIEDENBESCHERMING...20

7.1 Natura 2000... 20

7.2 Natuurnetwerk Nederland...21

8 SAMENVATTING EN CONCLUSIES...22

(20)

1 INLEIDING

Eço/nsultancw

Econsultancy heeft van Kasteel Sterkenburg opdracht gekregen voor het uitvoeren van een quickscan flora en fauna op langoed Sterkenburg aan de Langbroekerdijk 10 te Driebergen- Rijsenburg.

De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van de toekomstige realisatie van een par­

keerplaats.

De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig ofte verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep.

Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op Natura 2000 gebieden, houtopstanden die middels de Wet natuurbescherming zijn beschermd, of op gebieden die deel uit­

maken van het Natuurnetwerk Nederland.

Econsultancy is lid van de branchevereniging "Netwerk Groene Bureaus" en werkt volgens de door het Netwerk opgestelde gedragscode en protocollen. In dat kader verklaart Econsultancy ten behoeve van de onderzoekslocatie niet eerder betrokken te zijn geweest voor ecologische advisering of ecolo­

gisch onderzoek.

(21)

2 GEBIEDSBESCHRIJVING

Eco/nsultanc^

2.1 Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving

De onderzoekslocatie (± 1.425 m2) is gelegen op het landgoed Sterkenburg aan de Langbroekerdijk 10, circa 3 kilometer ten zuiden van de kern van Driebergen-Rijsenburg. In figuur 1 is de topografi­

sche ligging van de onderzoekslocatie weergegeven.

Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 39 A (schaal 1:40.000), zijn de coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie X s 147.710, Y = 448.310.

ņ ' 'X /V' . 40

^SįG'ömeerr

■*X 32

-ľ/ļÚ'trech

Paradijs

li

SĒHm'

Figuur 1. Topografische ligging van de onderzoekslocatie (1:40.000).

De onderzoekslocatie betreft een perceel aan de rand van een boomgaard. Het perceel is deels een verruigd grasland en deels een opslag locatie voor bouwmaterialen. De opgeslagen materialen be­

vinden zich op het oostelijk deel van het perceel. Op de onderzoekslocatie bevindt zich een bouw­

werk bestaand uit 2 containers met daartussen een afdak. Het bouwwerk wordt gebruikt als afdak voor een tractor en de opslag van meer bouwmaterialen.

De onderzoekslocatie wordt aan alle zijden omringd door een watergang met uitzondering van de noordzijde. De noordzijde grenst aan een boomgaard, met daarachter natte natuur in de vorm van een weide met vijver. Ten zuiden van de onderzoekslocatie is een loofbos gelegen. Aan de westzijde van de onderzoekslocatie bevinden zich agrarische bouwlanden. Op de ten oosten gelegen moestuin staan enkele bouwwerken waaronder een schuur, twee kassen en een houtopslag.

In figuur 2 is een luchtfoto van de onderzoekslocatie en de directe omgeving weergegeven. De figu­

ren 3 t/m 8 geven een impressie van de onderzoekslocatie, middels foto’s die zijn genomen tijdens het veldbezoek.

(22)

Eco/nsultanĉ^

Figuur 2. Luchtfoto onderzoekslocatie en directe omgeving.

ŵŞļÿ'

. ' . J,—

' "

Figuur 3. Kasteel Sterkenburg. Figuur 4 Aanzicht onderzoekslocatie Figuur 5. Aanzicht onderzoeksloca- vanuit bouwwerk (containers). tie vanuit de westzijde.

Figuur 6. Opslag bouwmaterialen op de Figuur 7. Onderzoekslocatie ten oosten oostzijde van de onderzoekslocatie. van het bouwwerk (containers).

Figuur 8. Het grasland gelegen binnen de onderzoekslocatie

(23)

Eco/nsultancŵ

2.2 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen

De initiatiefnemer is voornemens een parkeerplaats te realiseren in het zuidelijke terreindeel van de boomgaard. Hierbij wordt een bufferstrook gehanteerd van minimaal 1,0 meter breed met de zuidelij­

ke aan de onderzoekslocatie grenzende sloot. De bufferstrook aan de oost- en westzijde van de par­

keerplaats wordt minimaal 2,0 meter breed. Op de bufferstrook blijft oevervegetatie behouden. De bomen nabij de onderzoekslocatie vallen buiten het beoogde parkeerterrein en blijven behouden. De containers zullen samen met de opgeslagen bouwmaterialen worden verwijderd.

In de toekomst zal de parkeerplaats ruimte bieden voor 70-80 auto’s en dienst doen als evenemen­

tenparkeergelegenheid. De parkeerplaats zal bestaan uit kunststof honingraatplaten waar vegetatie tussen de bouwelementen door kan groeien.

Legenda

Parkeerplaats

Figuur 9. Streefbeeldkaart (Bron: ondergrond masterplan, 2008)

(24)

3 ONDERZOEKSMETHODIEK

Eco/nsultanc

Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een veldbezoek en een bureauonderzoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de aanwezigheid van geschikt habitat en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd op of nabij de onderzoekslocatie.

Het veldbezoek is afgelegd op 11 april 2017. Tijdens dit veldbezoek is de gehele onderzoekslocatie, alsmede de directe omgeving beoordeeld. Gedurende het veldbezoek is gelet op de mogelijke aan­

wezigheid van beschermde en bedreigde soorten op basis van het aanwezige habitat.

Verder is aan de hand van verspreidingsatlassen, andere standaardwerken en op basis van “expert judgement” nagegaan welke bijzondere planten- en diersoorten er voor kunnen komen op de onder­

zoekslocatie en zijn omtrent gebiedsbescherming gegevens van de provincie Utrecht. Actuele ver- spreidingsgegevens van flora en fauna zijn uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) opge­

vraagd.

De quickscan flora en fauna is een toets van de ecologische potenties van de onderzoekslocatie en betreft geen volwaardig soort(en) specifiek onderzoek. Er zijn in het onderhavige onderzoek geen inventarisaties uitgevoerd van soorten en soortgroepen. Een ecologische inventarisatie beslaat meer­

dere veldbezoeken gedurende de voor de soortgroep meest gunstige periode van het jaar.

(25)

Eco/nsultar»^

4 OVERZICHT VAN DE NATIONALE NATUURWETGEVING

Dit hoofdstuk geeft achtergrondinformatie over de natuurwetgeving waaraan de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie wordt getoetst. Er wordt een globale toelichting gegeven ten aanzien van potentiële overtredingen van de Wet natuurbescherming bij de meest voorkomende soorten en soort- groepen. Dit hoofdstuk is niet toegespitst op de situatie op de onderzoekslocatie, maar geeft enkel een beschrijving van de vigerende wetgeving. De Wet natuurbescherming is gericht op:

» het beschermen en ontwikkelen van de natuur, mede vanwege de intrinsieke waarde en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit;

* het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de natuur ter vervulling van maat­

schappelijke functies;

» het verzekeren van een samenhangend beleid gericht op het behoud en beheer van waarde- volle landschappen, vanwege hun bijdrage aan de biologische diversiteit en hun cultuurhisto­

rische betekenis, mede ter vervulling van maatschappelijke functies.

De bevoegdheid voor het verlenen van ontheffingen en vrijstellingen bij soortenbescherming ligt gro­

tendeels bij de provincies. De provincie is bevoegd gezag voor de toetsing van handelingen met mo­

gelijke gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten (de soortenbeschermingsbepalingen) én voor Natura 2000-gebieden (de gebiedenbeschermingsbepalingen). Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk bevoegd gezag.

4.1 Zorgplicht

Het eerste artikel in de Wet natuurbescherming heeft betrekking op de zorgplicht en heeft betrekking op het voorkomen of beperken van schade aan soorten en gebieden, voor zover deze niet middels overige verbodsbepalingen zijn gereguleerd. Het gaat daarbij in de praktijk vooral om minder streng beschermde soorten, waarbij het onnodig doden, verwonden of beschadigen dient te worden verme­

den.

In bijlage 1 worden dit artikel nader toegelicht.

4.2 Soortenbescherming

Bij een quickscan flora en fauna wordt in beeld gebracht of er (potentiële) vaste rust- of verblijf­

plaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingsregimes. Vervolgens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend kan zijn en of nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht.

De Wet natuurbescherming onderscheidt beschermingsregimes voor soorten op grond van internati­

onale verdragen, aangevuld met soorten die vanuit een nationaal oogpunt beschermd worden. Hier­

door zijn er in de Wet natuurbescherming drie verschillende verbodsartikelen per categorie soorten;

» soorten van de Vogelrichtlijn (artikel 3.1)\

» soorten van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (artikel 3.5)\

» andere soorten (artikel 3.10).

In bijlage 1 worden deze artikelen nader toegelicht.

(26)

Eco/nsultancw

4.3 Gebiedenbescherming

Indien een plangebied in of nabij een beschermd gebied is gelegen, dan dient te worden bepaald of er een (extern) effect valt te verwachten. Het gaat daarbij om Natura 2000-gebieden en gebieden behorend tot het Natuurnetwerk Nederland.

4.3.1 Natura 2000

Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen, gezien vanuit een Europees perspectief. Met Natura 2000 wil men deze flora en fauna duurzaam beschermen. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft voor Nederland ruim 160 Natura 2000-gebieden aangewezen. Gezamenlijk hebben ze een oppervlak van ruim 1,1 miljoen hectare. Ze maken deel uit van een samenhangend netwerk van natuurgebieden in de Euro­

pese Unie die zijn aangewezen op grond van de vogelrichtlijn en habitatrichtlijn. Het doel van Natura 2000 is het keren van de achteruitgang van de biodiversiteit.

Binnen een gebied kan spanning optreden tussen economie en ecologie. In een zogenaamd beheer- plan leggen Rijk en provincies vast welke activiteiten, op welke wijze mogelijk zijn. Uitgangspunt is steeds het realiseren van ecologische doelen met respect voor en in een zorgvuldige balans met wat particulieren en ondernemers willen. Het opstellen gebeurt daarom in overleg met alle direct betrok­

kenen, zoals beheerders, gebruikers, omwonenden, gemeenten, natuurorganisaties en waterschap­

pen. Samen geven ze invulling aan beleven, gebruiken en beschermen. Daar draait het om in de Ne­

derlandse Natura 2000-gebieden (bron: Regiegroep Natura 2000).

Het is krachtens de Wet natuurbescherming verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudings- doelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen (artikel 2.7, lid 2).

Handelingen die een negatieve invloed hebben op Natura 2000-gebieden, worden slechts onder strik­

te voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergun­

ningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door de desbetreffende provincie.

4.3.2 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen na­

tuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.

Het Natuurnetwerk Nederland bestaat uit:

» bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken;

« gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt;

» landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;

» ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, de Noordzee en de Waddenzee;

* alle Natura 2000-gebieden.

Conform artikel 1.12 van de Wet natuurbescherming dragen gedeputeerde staten in hun provincie zorg voor de totstandkoming en instandhouding van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, genaamd 'Natuurnetwerk Nederland’. Zij wijzen daartoe in hun provincie gebieden aan die tot dit net­

werk behoren.

De planologische begrenzing en beschermingsregimes van het Natuurnetwerk Nederland loopt via het traject van de provinciale ruimtelijke structuurvisies en verordeningen.

(27)

Eco/nsultanć^

5 AANGETROFFEN EN TE VERWACHTEN BESCHERMDE SOORTEN

Het voorkomen van planten- en diersoorten in een gebied wordt mede bepaald door de aanwezigheid van geschikt leefgebied. Een soort kan in zijn leefgebied gebruik maken van verschillende plekken om te verblijven. Al deze plekken (biotopen) kunnen een bepaalde functie voor de soort vervullen. In dit hoofdstuk wordt op basis van het aanwezige habitat I verblijfsmogelijkheden samen met versprei- dingsgegevens beschreven welke beschermde soorten binnen de onderzoekslocatie kunnen voorko­

men. Afhankelijk van de soort wordt ingegaan op de potentiële aanwezigheid van vaste rust- en ver­

blijfplaatsen, foerageergebied en verbindingsroutes. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen plannen een negatief effect kunnen hebben op de mogelijk aanwezige beschermde soorten. In hoofd­

stuk 6 wordt beschreven welke juridische implicaties dit voor het project heeft.

5.1 Vogels

5.1.1 Broedvogels (nesten jaarrond beschermd)

Er zijn broedvogels waarvan de nesten ook beschermd zijn op het moment dat ze niet voor de voort­

planting in gebruik zijn. Binnen het landschap van de Langbroekerwetering kunnen dit zijn: huismus, gierzwaluw, kerkuil, steenuil, ransuil, buizerd, boomvalk, havik, roek en ooievaar.

Volgens de verspreidingsgegevens van het NDFF valt de onderzoekslocatie binnen het versprei­

dingsgebied van de huismus, gierzwaluw, kerkuil en steenuil. Deze vogelsoorten zijn op voorhand uit te sluiten. De huismus, gierzwaluw, kerkuil en steenuil broeden namelijk in nestkasten of bebouwing.

Het bouwwerk op de onderzoekslocatie bestaand uit twee containers met daartussen een golfplaat is ongeschikt als broedlocatie. Een overtreding op de Wet natuurbescherming ten aanzien van een vas­

te rust- en/of verblijfplaats is voor de huismus, gierzwaluw, kerkuil en steenuil is uit te sluiten.

Volgens de broedschatting van SOVON (vogelatlas.nl) zijn er broedgevallen nabij de onderzoeksloca­

tie van de ransuil, buizerd, boomvalk, havik en roek. Volgens waarnemingen van het NDFF is een broedende buizerd waargenomen in 2016 op 500 meter van de onderzoekslocatie. Tijdens het veld- bezoek is gezocht naar sporen zoals braakballen, mest, prooiresten en/of broed locaties, deze zijn niet waargenomen op of nabij de onderzoekslocatie. Door het ontbreken van broedlocaties in en nabij de onderzoekslocatie is een overtreding op de Wet natuurbescherming ten aanzien van een vaste rust­

en/of verblijfplaats voor de ransuil, buizerd, boomvalk, havik en roek uit te sluiten.

Op 160 meter afstand van de onderzoekslocatie is een broedende ooievaar waargenomen (figuur 10). Tijdens het veldbezoek zijn beide ouderdieren klepperend waargenomen op het nest. Gelet op de afstand van een bestaande broedlocatie en het ontbreken van een geschikte broedlocatie binnen de onderzoekslocatie is een overtreding op de Wet natuurbescherming ten aanzien van een vaste rust- en/of verblijfplaats voor de ooievaar uit te sluiten.

Naast de vaste voortplantings- en/of rustplaats is ook de functionele leefomgeving van belang om een voortplantingsplaats in stand te houden. De onderzoekslocatie vormt door de verruigde vegetatie, nabijgelegen sloot en de opslag van bouwmaterialen een voedselrijk foerageergebied voor roofvogels en de ooievaar. De onderzoekslocatie beslaat een kleine oppervlakte en in de directe omgeving is een ruim aanbod van foerageer mogelijkheden. Het is niet te verwachten dat de ingreep gezien zijn beperkte oppervlakte een significante invloed heeft op het voedselaanbod. Een overtreding op de Wet natuurbescherming ten aanzien van jaarrond beschermde nesten is dan ook niet te aannemelijk.

(28)

;.ťŵ‘ jĻr-m

iHBf’ iľ*

mm

* ^t. -

;ŵ:‘

- «ï «*V

; S

ÏÏ*k i

ïï M , «İ

2: l«fe'

:ŵ»u - 4T. Hf K w

Figuur 10. Broedlocatie ooievaar nabij Kasteel Sterkenburg.

5.1.2 Broedvogels (categorie 5)

Er zijn broedvogels waarvan het nest, in uitzonderlijke gevallen, eveneens jaarrond is beschermd. Het gaat hierbij om vogelsoorten waarbij onder bijzondere ecologische omstandigheden de nesten een jaarrond beschermde status krijgen. Volgens de verspreidingsgegevens van het NDFF komen binnen het cultuurlandschap “de Langbroekerwetering” de volgende categorie 5 broedvogels voor: blauwe reiger, bosuil, boerenzwaluw, bonte vliegenvanger, boomklever, boomkruiper, glanskop, groene specht, grote bonte specht, pimpelmees, ijsvogel, koolmees, zwarte kraai, ekster, spreeuw, tapuit en torenvalk.

Het habitat binnen de onderzoekslocatie is geschikt als foerageergebied voor bovengenoemde vogel­

soorten. Bij de voorgenomen ingreep worden geen bomen of andere mogelijke broedlocaties verwij­

derd of beschadigt. De afwezigheid van geschikte broedlocaties in combinatie met meer geschikte broedgelegenheid in de directe omgeving maakt dat een overtreding op de Wet natuurbescherming ten aanzien van broedvogels categorie 5 is uit te sluiten.

5.1.3 Overige broedvogels

De opslag, oevervegetatie en ruigtes op de onderzoekslocatie kunnen onderdak bieden aan vogel­

soorten zoals weidevogels, duiven en een zangvogel zoals de winterkoning. De nesten van deze soorten zijn alleen beschermd op het moment dat ze als zodanig in gebruik zijn. Overtreding van ver­

bodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming zijn te voorkomen (zie hoofdstuk 6).

(29)

5.2 Vleermuizen

Eco/nsultamS

Volgens de verspreidingsgegevens van het NDFF is de onderzoekslocatie gelegen in een deel van Nederland waar de volgende vleermuissoorten kunnen voorkomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis, franjestaart, tweekleurige vleermuis, meervleermuis en watervleermuis.

Verblijfplaatsen op de onderzoekslocatie

Op en nabij de onderzoekslocatie is een bouwwerk en zijn enkele bomen aanwezig. Het bouwwerk bestaat uit twee stalen containers zonder openingen of holtes, dit maakt het bouwwerk ongeschikt voor vleermuizen. Tijdens het veldbezoek zijn de nabijgelegen bomen geïnspecteerd op holtes, los schors of spleten, deze zijn niet waargenomen. Door de afwezigheid van geschikte ruimtes kan wor­

den uitgesloten dat er verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn binnen de onderzoekslocatie.

Overtreding van de Wet natuurbescherming ten aanzien van vleermuizen is niet aan de orde.

Verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie

Nabij de onderzoekslocatie bevindt zich kasteel Sterkenburg (figuur 11), een bosgebied en enkele bijgebouwen zoals het koesthuis, een tuinmanswoning en overige bebouwing. Eventuele verblijfplaat­

sen nabij de onderzoekslocatie ondervinden door de aard van de ingreep geen hinder.

Figuur 11. Vooraanzicht Kasteel Sterkenburg.

Foerageerhabitat

De onderzoekslocatie zal, gelet op het aanwezige habitat gebruikt kunnen worden door in de omge­

ving verblijvende vleermuizen om te foerageren. Bij de voorgenomen ingreep wordt oriëntatieverlich- ting geplaatst. Deze vorm van straatverlichting maakt gebruik van lichtbronnen op geringe afstand

(30)

Eco/nsultam^

noordelijk gelegen boomgaard en ooievaarsweide. Rondom kasteel Sterkenburg loopt de waterweg

“de wetering”, de omliggende graslanden vormen optimaal foerageer habitat voor vleermuizen.

Vliegroutes

Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen als houtsingels, beken en lanen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. In figuur 11 zijn deze landschapselementen aangeduid die kunnen dienen als mogelijke vliegroute. Door de herin­

richting van de onderzoekslocatie worden geen vliegroutes verstoord, vooropgesteld dat de te plaat­

sen verlichting enkel bestaat uit oriëntatieverlichting (zie hoofdstuk 6).

Xv Legenda

Ŷ , Onderzoekslocatie

; *v\ X — Vliegroute

\\

V. Va

W ' íV\ xjrA

'ŵjfř

' yy

Ş v

, ’ z Ņs/n yv

f. ý Z y x

'

j' Z t X , * *

*

f f ý ' Z Z Z x

/ģ'i \

»f 'X zz V

z

ķv

*

z z zz

» f ţ i jZ

^ *v- 'ZZ

. fy P y* 'Ò* , ÿ

7

iZ

z 7 . í -

Figuur 12. Mogelijke vliegroutes vleermuizen nabij de onderzoekslocatie.

(31)

Eco/nsultanc^

5.3 Overige zoogdieren

Alle zoogdieren in Nederland zijn beschermd. Voor sommige algemeen voorkomende soorten geldt een provinciale vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Op deze wijze is er onderscheid te maken in streng beschermde en minder streng beschermde soorten.

Streng beschermde soorten

De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor de steenmarter. Deze soort komt in de omgeving veelvuldig voor. Steenmarters gebruiken hooizolders, loze ruimtes onder het dak, schuurtjes, langdu­

rig stilstaande containers en dergelijke, als verblijfplaats. Een steenmarter heeft binnen zijn territorium verscheidene verblijfplaatsen. Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen, zoals uitwerpselen of prooi- resten, aangetroffen die duiden op het gebruik van de onderzoekslocatie als vaste rust- of verblijf­

plaats door deze soort. Bij intensief gebruik van een locatie door deze soort zijn dergelijke sporen vrij eenvoudig aan te treffen. Gelet op het ontbreken ervan kan worden gesteld dat de onderzoekslocatie niet in gebruik is door de steenmarter

De das komt volgens de verspreidingsgegevens voor in de omgeving. De onderzoekslocatie is door het ontbreken van reliëf en/of schuilmogelijkheden ongeschikt als vaste rust- en verblijfplaats door dassen. Tijdens het veldbezoek zijn op de onderzoekslocatie en de directe omgeving eveneens geen loop- of eetsporen, latrines en/of wissels aangetroffen die duiden op de aanwezigheid en/of het ge­

bruik van de onderzoekslocatie door de das. Dassen zullen eerder hun leefgebied hebben in de nabij gelegen bospassage ten zuiden van de onderzoekslocatie en de daar aansluitende weilanden. Ver­

storing ten aanzien van de das als gevolg van de voorgenomen ingreep is niet aan de orde.

Het voorkomen van overige grondgebonden zoogdieren waarvoor geen vrijstelling geldt, zoals de eekhoorn of de boommarter, is tijdens het veldbezoek niet vastgesteld. Vanwege het ontbreken van geschikt habitat binnen de onderzoekslocatie kan het voorkomen ervan redelijkerwijs worden uitge­

sloten.

Licht beschermde soorten

De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor een aantal soorten grondgebonden zoogdieren. Het gaat daarbij om algemene soorten als konijn, hermelijn, wezel, bunzing, egel, mol, bosmuis, veldmuis en rosse woelmuis. Door de voorgenomen werkzaamheden bestaat de kans dat de voortplantings- plaatsen van de egel, bosmuis, veldmuis en rosse woelmuis worden beschadigt (zie hoofdstuk 6) 5.4 Reptielen, amfibieën en vissen

Reptielen

Volgens verspreidingsgegevens van de NDFF zijn er in de afgelopen 5 jaar in de directe omgeving van de onderzoekslocatie de volgende streng beschermde reptielen waargenomen: hazelworm en ringslang.

De hazelworm

De hazelworm wordt voornamelijk waargenomen op bos- en heideterreinen, maar maakt daarnaast gebruik van tal van verschillende habitattypes (RAVON, 2007). Doordat de onderzoekslocatie niet binnen het kerngebied van de soort valt en het habitat minder optimaal is, is het niet aannemelijk dat er een bestaande populatie aanwezig is. Het is daarentegen niet uit te sluiten dat incidenteel een individu op of nabij de onderzoekslocatie kan voorkomen (zie hoofdstuk 6).

(32)

Eco/nsultamS

De ringslang

De ringslang is een watergebonden slang, die zijn eieren in broedhopen legt, vaak zijn dit compost- hopen, bladhopen en mestvaten (RAVON, 2017).

De ringslang wordt regelmatig waargenomen op landgoed Sterkenburg, zowel zonnend op het land als zwemmend in de sloten en vijver. Volgens de waarnemingen van het NDFF is in de afgelopen 5 jaar de ringslang 49 keer waargenomen nabij landgoed Sterkenburg. De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor zonnende en overwin­

terende ringslagen. Binnen de onderzoekslocatie bevinden zich steenhopen, golfplaten, houtopslag, pellets en overig bouwmateriaal die geschikt zijn

voor een ringslang om onder weg te kruipen (figuur 13). Op basis van het geschikte habitat en meer­

dere waarnemingen is niet uit te sluiten dat de ringslang gebruik maakt van de onderzoekslocatie (zie hoofdstuk 6).

Amfibieën

Volgens RAVON ligt de onderzoekslocatie binnen het verspreidingsgebied van de gewone pad, rug- streeppad, bastaardkikker, bruine kikker, kleine watersalamander en kamsalamander. Volgens de verspreidingsgegevens zijn binnen enkele kilometers rondom de onderzoekslocatie in de afgelopen 5 jaar de volgende soorten waargenomen: bastaardkikker, bruine kikker, kleine watersalamander, ge­

wone pad, heikikker en poelkikker. De poelkikker, kamsalamander en de heikikker zijn het strengst beschermd. Bij de voorgenomen ingreep worden geen waterlichamen gedempt of aangetast. Een overtreding op de Wet natuurbescherming ten aanzien van voortplantingsplaatsen is redelijkerwijs uit te sluiten.

Heikikker

Het landhabitat van de heikikker bestaat uit vochtige kruidenrijke graslanden met hoge en dichte ve­

getaties en in mindere mate in loofbos. In het agrarisch gebied, zoals dat van het landschap van de Langbroekerwetering, heeft de heikikker een duidelijke voorkeur voor verwilderde greppels met wa­

ter. Op basis van de habitatvoorkeuren is de onderzoekslocatie geschikt als landhabitat voor de hei­

kikker. In eerdere rapportages is aangegeven dat op landgoed Sterkenburg de heikikker is aangetrof­

fen (Stichting PFIB, 2008). Volgens waarnemingen van het NDFF is de heikikker meerdere malen binnen één kilometer rondom de onderzoekslocatie aangetroffen. De onderzoekslocatie maakt dan ook mogelijk onderdeel uit van het landhabitat van de heikikker (zie hoofdstuk 6).

Poelkikker

Het landhabitat van de poelkikker is vergelijkbaar met die van de heikikker. De poelkikker komt echter ook voor is de landschapstypen stad 8» dorp en ruderaal terrein. Nabij de onderzoekslocatie is poten­

tieel voorplantingswater voor de poelkikker. Deze heeft namelijk een voorkeur voor onbeschaduwde wateren met een goed begroeide oeverzone zoals te vinden in de waterlichamen ten noorden van de onderzoekslocatie. Volgens waarnemingen van het NDFF is de poelkikker enkele keren waargeno­

men binnen één kilometer rondom de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie is mogelijk onderdeel van het landhabitat van de poelkikker (zie hoofdstuk 6).

Kamsalamander

Het voortplantingsbiotoop van de kamsalamander bestaat voornamelijk uit matig voedselrijke tot voedselrijke, stilstaande wateren met een goed ontwikkelde onderwatervegetatie. Veel vindplaatsen zijn beek- of rivier begeleidend. De noordelijke kasteel vijver samen met de gracht rondom het kasteel vormt een potentieel geschikte voortplantingsplaats. Dit betekend dat de ruigtes op de onderzoekslo­

catie door de nabijheid van een mogelijke voorplantingsplaats een mogelijk landhabitat vormen voor 13

Figuur 13. Opslag bouwmaterialen

. -

(33)

Eco./nsultani^

de kamsalamander. De onderzoekslocatie is mogelijk onderdeel van het landhabitat van de kamsa- lamander (zie hoofdstuk 6).

Algemene amfibieën soorten

De onderzoekslocatie vormt geschikt landhabitat voor algemene amfibieënsoorten als kleine watersa­

lamander, gewone pad, bastaardkikker en bruine kikker. De sloot die zich aan de zuidzijde van de onderzoekslocatie bevindt kan onderkomen bieden aan genoemde soorten. Op de onderzoekslocatie kunnen deze soorten beschutting vinden tussen de ruigte, opslag en onder de takkenhopen. Door de voorgenomen werkzaamheden kunnen negatieve gevolgen ontstaan voor algemene soorten (zie hoofdstuk 6).

Vissen

De aan de onderzoekslocatie grenzende sloot wordt niet gedempt of aangetast. Bij de ingreep wordt een bufferstrook gehanteerd waarbij oevervegetatie wordt behouden. Het is niet te verwachten dat de ingreep invloed heeft op de van nature voorkomende vissoorten.

5.5 Ongewervelden Libellen

Er zijn slechts enkele libellensoorten die binnen de Wet natuurbescherming een strenge bescherming genieten. Deze zijn voor wat betreft hun verspreiding gebonden aan specifieke habitateisen, die veel­

al alleen in natuurgebied zijn te vinden. Beschermde soorten zijn op de onderzoekslocatie niet te ver­

wachten.

Dagvlinders

Beschermde dagvlinders stellen specifieke eisen aan het voortplantingshabitat. Bij het habitat is het belangrijk dat aan de eisen van alle stadia van de vlindersoort wordt voldaan. Voor de beschermde soorten in Nederland geldt dat deze veelal gebonden zijn aan zeldzame waardplanten, die vaak al­

leen in natuurterreinen zijn te vinden. Geschikte waardplanten voor beschermde vlindersoorten als sleedoornpage (sleedoorn), iepenpage (iep) en kleine ijsvogelvlinder (kamperfoelie) zijn op de onder­

zoekslocatie niet aanwezig. Het is uitgesloten dat er binnen de onderzoekslocatie geschikt habitat aanwezig is voor een (deel)populatie van een beschermde vlindersoort.

Overige soorten

Overige beschermde soorten, zoals vliegend hert, Europese rivierkreeft en platte schijfhoorn, zijn op de onderzoekslocatie uit te sluiten. Er is geen geschikt habitat voor dergelijke beschermde soorten op de onderzoekslocatie aanwezig en er zijn geen waarnemingen bekend in de directe omgeving van de onderzoekslocatie.

5.6 Vaatplanten

De onderzoekslocatie bestaat uit grasland, bestaande uit een pioniervegetatie met verschillende ruig- tesoorten. Tijdens het veldbezoek zijn de volgende vaatplanten waargenomen: klaver, ridderzuring, gestreepte witbol, brandnetel, Engels raaigras, struisgras, pitrus, zevenblad en hondsdraf. De planten op de onderzoekslocatie geven aan dat de bodem voedselrijk, zuur en vochtig is. In dergelijke pio- niersvegetaties zijn geen beschermde soorten te verwachten. De meeste beschermde vaatplanten en de daarbij horende specifieke groeiomstandigheden zijn zeldzaam te noemen en zijn op de onder­

zoekslocatie niet aanwezig.

(34)

Eco/nsultancw įķ

6 TOETSING AAN SOORTENBESCHERMING

Als gevolg van de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie kunnen er overtredingen van ver­

bodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming optreden of kan er sprake zijn van negatieve gevolgen voor door de wetgever vanuit natuurwetgeving beschermde gebieden. In dit hoofdstuk wordt beschre­

ven voor welke soorten er sprake is van dreigende overtreding van de Wet natuurbescherming en overige natuurwetgeving en of met eenvoudige maatregelen overtreding is te voorkomen. Verder wordt beschreven voor welke soorten een vervolgtraject noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat toetsing van de ingreep aan de Wet natuurbescherming op basis van de huidige onderzoeksinspanning niet mogelijk is, en wat de eventuele consequenties zijn ten aanzien van vergunningen en ontheffingen.

6.1 Broedvogels

6.1.1 Algemene broedvogels

Voor de algemene broedvogelsoorten die op de onderzoekslocatie zijn te verwachten geldt dat, indien het groen, snoeiafval en de bouwmaterialen buiten het broedseizoen wordt verwijderd, er geen over­

tredingen plaats zullen vinden met betrekking tot deze soorten. Artikel 3.1 van de Wet natuurbe­

scherming (Het is verboden nesten te beschadigen, te vernielen of weg te nemen) is van toepassing.

De nesten mogen echter wel worden weggenomen wanneer deze op dat moment niet in gebruik zijn.

In de Wet natuurbescherming wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is ech­

ter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen.

Met betrekking tot het verwijderen van de aanwezige groen, snoeiafval en bouwmaterialen buiten het broedseizoen wordt geadviseerd om het snoeiafval te verplaatsen tot buiten de onderzoekslocatie.

Een grote stapel snoeiafval vormt namelijk een ideale broedlocatie voor kleine vogelsoorten als de winterkoning.

6.2 Vleermuizen

Vleermuizen zijn beschermde inheemse diersoorten en vallen onder artikel 3.5 van de Wet natuurbe­

scherming. Voor de vleermuis geldt dat de voorplantingsplaats en/of rustplaats samen met de daar­

aan gekoppelde functionaliteit zoals vliegroute en foerageergebied jaarrond zijn beschermd.

Gelet op de mogelijke nabijgelegen vliegroutes kan het plaatsen van verlichting een verstorende wer­

king hebben. Door het plaatsen van vleermuisvriendelijke verlichting zoals oriëntatieverlichting wordt voorkomen dat vliegroutes worden verstoord. Deze vorm van straatverlichting maakt gebruik van lichtbronnen op geringe afstand van de grond en is voorzien van speciale armatuur waardoor uitstra­

ling tot een minimum beperkt is. Daarnaast is het mogelijk gebruik te maken van LED-verlichting die een minder verstorende werking heeft dan de gebruikelijke lichtbronnen. Verstoring van een potenti­

eel aanwezige vliegroute van vleermuizen is op voorhand uit te sluiten mits vleermuisvriendelijke ver­

lichting wordt geplaatst.

(35)

Eco/nsultanc^

6.3 Algemene grondgebonden zoogdieren

Voor de te verwachten soorten geldt dat de werkzaamheden mogelijk verstorend kunnen werken. Als gevolg van graafwerkzaamheden kunnen dieren verwond of gedood worden en holen kunnen worden verwijderd. Dit houdt een overtreding van artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming in. Voor de te verwachten soorten geldt, op grond van het provinciale soortenbeleid, bij ruimtelijke ontwikkelingen echter een vrijstelling, waardoor geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Het is echter in het kader van de zorgplicht wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen.

Het doden of verwonden kan plaatsvinden indien schuil- of voortplantingslocaties worden beschadigd.

Dit kan door het verwijderen van stenenstapels, takkenhopen, bladeren en andere materialen die door langdurige opslag of aanwezigheid schuilplaatsen bieden. Het verwijderen van de materialen dient daarom buiten de gevoelige periode van voortplanting of winterrust plaats te vinden. Aanwezige dieren moeten de gelegenheid krijgen om veilig weg te komen.

6.4 Reptielen

Op de onderzoekslocatie kan de hazelworm en de ringslang voorkomen. Door de voorgenomen in­

greep kunnen mogelijk aanwezige dieren worden verstoord.

De hazelworm is beschermd krachtens artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming. Het is niet toege­

staan vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen opzettelijk te beschadigen of te vernielen. Op de onderzoekslocatie zijn gezien het habitat geen vaste rust en verblijfplaatsen van de hazelworm te verwachten. Vanwege het aangrenzende bosrijke gebied is echter niet geheel uit te sluiten dat spora­

disch een zwervend individu gebruik maakt van de onderzoekslocatie. Het wordt geadviseerd om in het kader van de zorgplicht de opslagmaterialen te verwijderen buiten de gevoelige periode van win­

terrust en indien onverhoopt alsnog een individu aangetroffen wordt deze te verplaatsen buiten de invloedssfeer van de onderzoekslocatie.

De ringslang is beschermd krachtens artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming. “Het is niet toege­

staan vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen opzettelijk te beschadigen of te vernielen”.

Een vaste rustplaats voor de ringslang betreft zijn overwinteringsplaats. Allerlei holen en gaten, steen­

en houthopen kunnen als overwinteringsplaats gebruikt worden. Doordat in de directe omgeving van de onderzoekslocatie een groot aanbod van geschikt landhabitat aanwezig is, wordt het niet aanne­

melijk geacht dat de ingreep een significante invloed heeft op de ringslang. Ten gunste van het aan­

bod van overwinteringsplekken wordt geadviseerd om elders op het landgoed schuilmogelijkheden te realiseren in de vorm van steenhopen, takkenhopen en/of plat liggende golfplaten. Om een overtre­

ding van artikel 3.10 te voorkomen is het werken buiten de gevoelige periode van winterrust van be­

lang.

6.5 Amfibieën

Op de onderzoekslocatie is geschikt landhabitat aanwezig voor algemene amfibieënsoorten en voor de streng beschermde heikikker, poelkikker en kamsalamander. Deze soorten zijn beschermd onder artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming. Door de voorgenomen ingreep kan dan ook mogelijk ver­

storing ten aanzien van amfibieën optreden.

(36)

Eco/nsultancyj

langer functioneel is en daarmee sprake is van een overtreding krachtens artikel 3.5 lid 4 van de Wet natuurbescherming.

De onderzoekslocatie vormt echter maar een klein deel van landgoed Sterkenburg. In de directe om­

geving van de kasteelvijver, en andere waterlichamen blijft voldoende landhabitat over om de functio­

naliteit van een mogelijke voorplantingsplaats te behouden (figuur 15, 16). Er is daarom geen sprake van een overtreding op artikel 3.5 lid 4 van de Wet natuurbescherming.

V * - :

77

Figuur 14. Landhabitat poelkikker, heikikker en kamsalamander voor de ingreep.

Legenda

CZ3 landgoed Sterkenburg Onderzoekslocatie Geschikt landhabitat I Ongeschikt landhabitat

(37)

Eco/nsultanĉ^

'V*

s

Legenda

O landgoed Sterkenburg Geschikt landhabitat

HO Ongeschikt landhabitat

ť

Figuur 15. Landhabitat poelkikker, heikikker en kamsalamander na de ingreep.

Ten aanzien van de voorgenomen ingreep van de poelkikker, heikikker en kamsalamander dient te worden voorkomen dat er individuen tijdens de werkzaamheden worden gedood. Individuele dieren vallen onder lid 1 van artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming: “het is verboden in het wild levende dieren van deze soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden ofte vangen”

Een overtreding op artikel 3.5 lid 1 kan worden voorkomen door in het voorplantingsseizoen (februari t/m juni) de werkzaamheden uit te voeren. In het voorplantingsseizoen is de heikikker, poelkikker en kamsalamander voornamelijk in zijn voortplantingshabitat aanwezig. Indien onverhoopt alsnog een individu aangetroffen wordt binnen de onderzoekslocatie dient deze te worden verplaatst tot buiten de invloedssfeer van de onderzoekslocatie.

De werkzaamheden kunnen verstorend werken voor amfibieën die zich op de onderzoekslocatie be­

vinden. Door de werkzaamheden kunnen dieren gewond raken of worden gedood. Voor de te ver­

wachten soorten geldt, op grond van het provinciale soortenbeleid, bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de Wet natuurbescherming, waardoor geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd.

Het is echter in het kader van de zorgplicht wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. Het doden of verwonden kan plaatsvinden indien schuil- of voortplantingslo- caties worden beschadigd. Dit kan door het verwijderen van stenenstapels, takkenhopen, bladeren en andere materialen die door langdurige opslag of aanwezigheid schuilplaatsen bieden. Het verwijderen van de materialen dient daarom buiten de gevoelige periode van winterrust (november t/m januari)

(38)

«ae.

Eco/nsultanc^į^K

6.6 Overige soort(groep)en

Overtredingen van de Wet natuurbescherming ten aanzien van beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn wegens het ontbreken van geschikt habitat/verblijfsmogelijkheden, op basis van verspreidingsgegevens, de aanwezigheid van voldoende alternatieven en/of gezien de aard van de ingreep in dit geval niet aan de orde.

(39)

7 TOETSING AAN GEBIEDENBESCHERMING

Eco/nsultancŵ

Door het voorgenomen plan kan er sprake zijn van negatieve gevolgen vanuit natuurwetgeving be­

schermde gebieden. In dit hoofdstuk wordt beschreven voor welke gebieden er mogelijk sprake is van negatieve effecten als gevolg van de voorgenomen ingrepen op de onderzoekslocatie. Verder wordt beschreven of een vervolgtraject noodzakelijk is en wat de eventuele consequenties zijn ten aanzien van vergunningen.

7.1 Natura 2000

De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, “Kolland en Overlang- broek”, bevindt zich op circa 6.8 kilometer afstand ten zuidoosten van de onderzoekslocatie (zie figuur 17).

ï

ŕv|W:

4

, - t

Figuur 16. Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van Natura 2000.

De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect, zoals toenamen van geluid, licht of depositie van stikstof. Ex­

terne effecten als gevolg van de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie zijn, gezien de af­

stand (± 6,8 km) tot de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden in combinatie met de aard van de plannen (aanleg groene parkeerplaats) niet te verwachten. Vervolgonderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet wordt niet noodzakelijk geacht. Een passende beoordeling is derhalve ook niet aan de orde.

(40)

7.2 Natuurnetwerk Nederland

Eco/nsultan^

De onderzoekslocatie maakt deel uit van het Natuurnetwerk. Het betreft het “Kromme Rijngebied”. In figuur 18 is de ligging van de onderzoekslocatie ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland weer­

gegeven.

Figuur 17. Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland.

«

ŵŕSfì

zz//.

Z/s'

- H-ĩ», .

/z L--- USD

Initiatiefnemers van ingrepen binnen of in de directe nabijheid van het Natuurnetwerk Nederland die­

nen de effecten van de ingreep op kernkwaliteiten en omgevingscondities te onderzoeken. De omge­

vingscondities zullen ten opzichte van de oorspronkelijk situatie mogelijk veranderen. Dit zal middels een zogenaamd “nee, tenzij-onderzoek” nader onderzocht moeten worden.

(41)

8 SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Eco/nsultan*^

Econsultancy heeft in opdracht van Kasteel Sterkenburg een quickscan flora en fauna uitgevoerd aan de Langbroekerdijk 10 te Driebergen-Rijsenburg.

De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van de plaatsing van een parkeerplaats.

Het onderzoek heeft tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten, gebieden of houtopstanden aanwezig zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve gevolgen kunnen ondervinden door de voorgenomen in­

greep.

De initiatiefnemer is voornemens een parkeerplaats te realiseren in het zuidelijke terreindeel van de boomgaard.

De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel I. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep moge­

lijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soort- gericht nader onderzoek of vergunningstrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodza­

kelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

Tabel I. Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen

Soortgroep Geschikt

habitat

Ingreep verstorend

Nader onderzoek

Ontheffings- aanvraag

Bijzonderheden 1 opmerkingen

Broedvogels algemeen ja mogelijk* nee nee * het verwijderen van nestgelegenheden

buiten het broedseizoen uitvoeren jaarrond

beschermd

ja nee nee nee -

Vleermuizen verblijfplaatsen nee nee nee nee -

foerageergebied ja mogelijk* nee nee * aandacht voor verlichting

vliegroutes ja mogelijk* nee nee * aandacht voor verlichting

Grondgebonden zoogdieren ja mogelijk* nee nee * aandacht voor zorgplicht ten aanzien van grondgebonden zoogdieren.

Amfibieën ja mogelijk* nee nee * aandacht voor zorgplicht ten aanzien van

amfibieën.

Reptielen ja mogelijk* nee nee * werkzaamheden buiten de winterperiode

uitvoeren. Aandacht voor zorgplicht ten aanzien van de hazelworm en ringslang.

Vissen nee nee nee nee -

Libellen en dagvlinders nee nee nee nee -

Overige ongewervelden nee nee nee nee -

Vaatplanten nee nee nee nee -

Gebiedsbescherming Gebied

aanwezig

Ingreep verstorend

Nader onderzoek

Vergunning- plicht

Natura 2000 6.8 km nee nee nee -

Natuurnetwerk Nederland 0 m mogelijk ja mogelijk Uitvoeren nee-tenzij onderzoek

(42)

CONCLUSIE

Eco/nsultancw

Ter voorkoming van verstoring van een mogeiijke winterverblijfplaats van de ringslang dienen werk­

zaamheden buiten de periode van de winterrust te worden uitgevoerd.

Voor de amfibieën, reptielen, vogels en grondgebonden zoogdieren geld een zorgplicht. Daarvoor dienen de werkzaamheden buiten de gevoelige periodes te worden uitgevoerd. Geadviseerd wordt om de werkzaamheden uit te voeren in de periode van februari t/m juni. Door gebruik te maken van oriëntatie verlichting wordt het verstoren van een mogelijke vliegroute van vleermuizen voorkomen.

Voor het Nederlandse natuurnetwerk wordt een nee-tenzij onderzoek geadviseerd.

(43)

GERAADPLEEGDE BRONNEN

Eco/nsultancw

Algemene Literatuur

Stichting PHB, 2008. Masterplan inrichting Sterkenburg. Stichting behoud Sterkenbrug te Driebergen- Rijsenburg

SOVON Vogelonderzoek Nederland, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Ne­

derlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij S Euro­

pean Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.

Stichting particuliere historische buitenplaatsen, 2008. Masterplan buitenruimte Sterkenburg. Project­

team Stichting PHB te Heerde Algemene websites

www.eis-nederland.nl (soortgegevens ongewervelden) www.floron.nl (soortgegevens planten)

www.ravon.nl (soortgegevens amfibieën, reptielen en vissen) www.rijksoverheid.nl (natuurwetgeving)

www.mijn.rvo.nl (natuurwetgeving)

www.rvo.nl (nationale natuurwetgeving en soortenstandaarden) www.sovon.nl (soortgegevens vogels)

www.zoogdiervereniging.nl (soortgegevens zoogdieren) www.utrecht.nl (UNN en beschermde gebieden in Utrecht) www.webkaart.provincie-utrecht.nl (Kaarten en cijfers)

(44)

Eco/'nŝūītāñ^

Bijlage 1 toelichting verbodsbepalingen Wet natuurbescherming

Zorgplicht

Het eerste artikel in de Wet natuurbescherming heeft betrekking op de zorgplicht en heeft betrekking op het voorkomen of beperken van schade aan soorten en gebieden, voor zover deze niet middels overige verbodsbepalingen zijn gereguleerd (zie tabel II). Het gaat daarbij in de praktijk vooral om minder streng beschermde soorten, waarbij het onnodig doden, verwonden of beschadigen dient te worden vermeden.

Tabel II. Zorgplicht

Artikel 1.11. Zorgplicht

1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild le­

vende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

2. De zorg houdt in elk geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild le­

vende dieren en planten:

a) dergelijke handelingen achterwege laat, dan wel,

b) indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of

c) voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt.

Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld; “de zorgplicht kan wel door toepassing van bestuursdwang worden gehandhaafd”. Deze formulering van de zorgplicht brengt met zich mee dat wanneer men een bepaalde handeling wilt verrichten die gevolgen voor natuurwaarden zou kunnen hebben, men zich daaraan voorafgaand op de hoogte stelt van de aanwezige natuurwaarden, de kwetsbaarheid ervan en de mogelijke gevolgen daarvoor van het voorgenomen handelen. De zorg­

plicht is te allen tijde van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats. Indien er aanleiding is maatregelen te nemen ten aanzien van de zorgplicht, zal dat voor het betreffende beschermde natuurgebied en de betreffende soortgroep in deze rapportage worden aan­

gegeven.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming onderscheidt beschermingsregimes voor soorten op grond van internati­

onale verdragen, aangevuld met soorten die vanuit een nationaal oogpunt beschermd worden. Hier­

door zijn er in de Wet natuurbescherming drie verschillende verbodsartikelen per categorie soorten;

» soorten van de Vogelrichtlijn (artikel 3.1);

» soorten van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (artikel 3.5);

» andere soorten (artikel 3.10).

In tabel III t/m V worden deze artikelen nader toegelicht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn bij beide locaties geen exemplaren of voortplantings- en/ of verblijfplaatsen van soorten aangetroffen die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of van soorten die niet

De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging en heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten

De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora-

Negatieve effecten zijn niet te verwachten, door de aanwezigheid van bebouwing zal een verblijfplaats aangrenzend aan het plangebied vermeden worden door het ree.. De veldmuis

De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora-

Door middel van een literatuuronderzoek is bepaald welke beschermde gebieden en soorten er in de omgeving van het plangebied voorkomen en welke flora en fauna mogelijk in

In het projectgebied zijn geen bomen met holtes of gebouwen met holtes of scheuren aangetroffen. De aanwezigheid van rust- en/of verblijfplaatsen van vleermuizen in

De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig ofte verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming