• No results found

Kenmerk: B2018/ oktober Algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen. Waterschapskantoor Almelo, Vechtzaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kenmerk: B2018/ oktober Algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen. Waterschapskantoor Almelo, Vechtzaal"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kenmerk: B2018/2538

1

Notulen van: Datum vergadering:

Algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen

17 oktober 2018

Locatie: Tijd:

Waterschapskantoor Almelo, Vechtzaal 09.30 uur

Aanwezige AB-leden:

S.M.M. Kuks (voorzitter), mevrouw B.H.M. Aarnink (lid dagelijks bestuur/Water Natuurlijk), H. Alberts (Natuurterreinen), R.I. Andringa (secretaris), mevrouw R. Broeze-van der Kolk (lid dagelijks bestuur/Landbouw), F. Ensink (CDA), J. van Hoek (lid dagelijks bestuur/Christen Unie/SGP), G.J.W. Jonkhans (Landbouw), J. van Keulen (Bedrijven), J.A.F. Kolkman (fractie Kolkman), H.A. Meek (Water Natuurlijk), C.H.M.

Mentink (Landbouw), mevrouw R.B.J. Merz (Algemene Waterschapspartij), M.M.

Mulder (Water Natuurlijk), J. Nicolaï (Water Natuurlijk), mevrouw J.M.E.A. van Nijen- Klink (CDA), mevrouw G.W.M. Poppink-Lenferink (CDA), A.W.J. Schoo (OUDERENPARTIJ), mevrouw M.J. Seijger (CDA), W.A. Siebring (Landbouw), W. Stegeman (lid dagelijks bestuur/CDA), R.K. van der Veen (lid dagelijks bestuur/Algemene Waterschapspartij), K. de Vries (ChristenUnie/SGP), mevrouw L. Waanders-Waanders (Water Natuurlijk), mevrouw M. de Weerd–van der Meij (OUDERENPARTIJ), M.G.T. Wispels (Algemene Waterschapspartij).

Afwezige AB-leden:

G. Engberts (ChristenUnie/SGP), R.A.W.L.C. Ekelmans (Bedrijven), mevrouw E.M. Koopmans-Roeloffzen (VVD), M.M. Kummel (VVD)

I. Algemeen

1. Opening

De voorzitter: Dames en heren, ik open de vergadering van het Algemeen Bestuur van Waterschap Vechtstromen op 17 oktober 2018. Er is bericht van verhindering van Marcel Kummel, Els Koopmans, Gerrit Engberts en René Ekelmans. Ik zie nog lege plekken bij Ton Schoo en Ria de Weerd. Die komen misschien wat later. Er zijn wellicht problemen met de route hier naartoe. Wij gaan het zien. Verder bent u er allemaal. Van harte welkom ook de gasten op de buitenste ring. Wij hebben een vergadering met ingekomen stukken en hamerstukken maar ik vraag straks bij de hamerstukken welke u daarvan wilt bespreken. Laat ik het eerst even over de verdere vergaderorde van vandaag hebben. Na deze bijeenkomst hebben wij een presentatie over de waterschapsverkiezingen en de campagne die landelijk voor alle waterschappen is bedacht. Wij hebben er ongeveer een kwartier voor nodig om u daarin mee te nemen. Daarna is er in de hal een uitreiking van wimpels. U weet dat wij sinds een tijdje een nieuwe vlag hebben. Die hangt aan de vlaggenmast elke keer als wij vergaderen gekoppeld aan het wapen waarvoor in een Koninklijk Besluit is vastgesteld dat wij dat wapen hebben. U hebt aangegeven een wimpel op prijs te stellen. Die wordt na afloop in de hal uitgereikt. Als u er een wilt hebben dan kan dat. Als u er niets mee doet, laat hem dan gewoon liggen. Dan is er aansluitend een fractievoorzittersoverleg. Ik begrijp dat ook de Rekenkamer aansluitend vergadert. Mochten wij eerder klaar zijn dan stel ik voor dat alle andere vergaderingen naar voren worden gehaald. Akkoord? Dan gaan wij beginnen aan de voorliggende agenda.

2. Verslag vergadering 3 oktober 2018

De voorzitter: Dan hebben wij allereerst het verslag van de vergadering van 3 oktober jongstleden aan de orde. Maar dat verslag is er nog niet. 3 oktober is nog maar kortgeleden. Dat was de

(2)

Kenmerk: B2018/2538

2

vergadering in Emmen waar wij hebben gesproken over de aanpassing van het belastingstelsel, het voorstel van de Unie daaromtrent en onze reactie daarop. Ik wil u straks bij de ingekomen stukken even bijpraten over hoe de verdere discussie in unieverband is verlopen. Dat doe ik zo meteen. Wij hebben dus nog geen verslag ter vaststelling. Dan gaan wij naar punt 3.

3. Vragenhalfuur

De voorzitter: Er zijn vragen aangemeld door de fractie Landbouw. Ik wil die fractie graag gelegenheid te geven die vragen te stellen. Het woord is aan de heer Siebring.

De heer Siebring: Ja, dank u wel, voorzitter. Ik zal de vragen voorlezen. Op 21 september verscheen in de Tubantia een interview met de heer Stefan Kuks. In dit interview staan een aantal uitspraken van de heer Kuks die voor ons aanleiding zijn om hierover nu een aantal vragen te stellen. De kop luidt: Zomer 2018 zet de toon voor de toekomst. Dit impliceert dat de meerderheid van de komende jaren zeer droog en warm zal zijn. Onze vraag is welk klimaatmodel hieraan ten grondslag ligt.

Dan de meest opvallende uitspraak die gaat over het verhogen van de grondwaterstanden. Er staat letterlijk: “Die moet omhoog.” Welk AB-besluit en/of DB-besluit ligt hieraan ten grondslag? Er is ons niets van bekend.

Dan de opmerking of het wel zo slim is landbouw op alle plekken toe te staan. Dit is een bijzonder ingrijpende maatregel voor de landbouw. Het gebied van Waterschap Vechtstromen bestaat voor 70 percent uit landbouwgrond. Het lijkt mij geen taak van het waterschap dit soort beslissingen te nemen. Is hierover in het DB ook besluitvorming geweest? Dank u wel.

De voorzitter: Ja, dank voor uw vragen. Ik ben blij dat u deze vragen stelt. Ik krijg niet zo vaak vragen naar aanleiding van een interview in de krant. Ik vind het fijn dat wij het daarover kunnen hebben want je doet in zo’n interview altijd uitspraken die ook agenderend zijn bedoeld en ook voor dit bestuur. Ik ga graag op uw vragen in. Ik loop ze één voor één langs. U hebt drie vragen.

De eerste waarbij u zegt: “De kop luidt: ’Zomer 2018 zet de toon voor de toekomst’.” Daarin moet ik even corrigeren dat er feitelijk staat: “Zomer 2018 was een reality check.” Een Engels woord maar dat betekent dat ik niet heb gezegd dat het de toon zet maar wel dat het een confrontatie is met de werkelijkheid, namelijk de extreem droge zomer. Daar werden wij mee geconfronteerd en wij constateren ook dat wij daarvoor wel beleid hadden ontwikkeld. U vraagt bij al uw vragen wat het onderliggende beleid is. Dat beleid, het beregeningsbeleid, is in 2013 door de Rijn-Oost Waterschappen in gezamenlijk opgesteld. Even terug in de tijd. Tot 2008-2009 had de provincie de verantwoordelijkheid voor grondwaterbeheer. Wij hebben dat overgenomen voor de kleinere onttrekkingen tot 150.000 kub per jaar als ik het even uit mijn hoofd doe. Voor de grote onttrekkingen is de provincie het bevoegd gezag en dat gaat dus ook om de onttrekking door de drinkwaterbedrijven. Dat beleid hadden wij al. In 2015 hebben wij dat beleid verankerd in het waterbeheerplan. Dus dat is de beleidsbasis van waaruit wij ons hadden voorbereid op een extreme zomer zoals die zich voordeed. U vraagt welk klimaatmodel eraan ten grondslag ligt. Het waterbeheerplan van 2015 gaat uit van klimaatscenario’s van het KNMI die in 2014 zijn hernieuwd.

Dat scenario houdt kort gezegd in: hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, natte winters, heftige buien en de kans op drogere zomers. Eigenlijk is dat KNMI-scenario een vertaling van het IPPC-rapport, een mondiale klimaatcommissie uit 2013 en het beschrijft hoe het klimaat zich verandert richting 2050 en 2085. Dus dat is het onderliggende klimaatmodel.

Uw tweede vraag. U zegt dat de meest opvallende uitspraak is dat de grondwaterstand omhoog moet. Dat heb ik inderdaad ook zo gezegd omdat wij te maken hebben met een extreem groot neerslagtekort van 300 millimeter op dit moment terwijl er normaal sprake is van een neerslagtekort

(3)

Kenmerk: B2018/2538

3

van 90 millimeter of nog minder. Wij hebben vanaf het begin van de zomer in de media gezegd dat wij 200 dagen nodig hebben om dat tekort aan te vullen willen wij volgend jaar als het groeiseizoen weer begint op 1 april met eenzelfde voorraad kunnen beginnen als dit jaar. Overal in het land was discussie over dat tekort en hoe wij dat gaan aanvullen. Dus ik vond het gepast in die context dit gewoon te zeggen. Dat het tekort aangevuld moet worden. Dat is ook de permanente boodschap geweest. In de consequentie van die permanente boodschap heb ik ook dit gezegd: “Het grondwaterpeil moet gewoon omhoog en dat is in ieders belang.” Ook in het belang van het waterschap in hetzelfde waterbeheerplan waarin wij hebben gezegd dat wij functies moeten bedienen voor wonen, werken, recreëren en natuur. Met het oog op droge omstandigheden hebben wij in dat waterbeheerplan gezegd dat wij moeten proberen zo goed mogelijk te zorgen voor voldoende water. Dat impliceert naar mijn mening dat de grondwaterstanden omhoog moeten. Ik hoor graag in discussie met uw algemeen bestuur of u dat anders vindt. U gaat er uiteindelijk over.

Als u zegt dat dat niet moet dan hebt u daar het laatste woord in als algemeen bestuur.

Dan uw derde vraag. U zegt dat ik gezegd heb ‘of het wel zo slim is om landbouw op alle plekken toe te staan’. Ik heb het net iets anders gezegd namelijk: ‘je kunt je afvragen of landbouw op alle plekken wel zo slim is’. Daarbij had ik in gedachten dat wij bij droogte als onderliggend beleid de Zoetwatervoorziening Oost-Nederland-aanpak hebben. Daarin hebben wij een trits afgesproken.

Daar bent u als bestuur bij betrokken geweest. En die trits zegt dat wij drie dingen kunnen doen:

aanvoeren waar mogelijk, sparen zoveel mogelijk en als dat allemaal niet meer kan dan moeten wij accepteren. Nou, in die derde optie ‘accepteren’ kun je deze opmerking plaatsen. Het is een discussie die ook landelijk speelt. Ik hoorde de Deltacommissaris bijvoorbeeld in het landelijke nieuws zeggen:

“Wij moeten ons misschien zelf de vraag stellen of wij de bloembollenteelt langs de kust bij Lisse en Hillegom, waar het hart zit van de Nederlandse economie op tuinbouw en bloemengebied, nog wel op die plek kunnen handhaven. Met ook het risico van toenemende zoutindringing vanuit dit stuk.”

Nou diezelfde vraag heb ik opgeworpen ten aanzien van de functies in ons gebied. Ik vind dat volstrekt logisch in de manier waarop wij dat ook bij andere functies doen. Denk aan hoe wij ons steeds de vraag stellen richting gemeente of wij op sommige plekken aan stedelijke uitbreiding kunnen doen. Daar laten wij een watertoets op los en geven aan dat men op die plek beter niet kan bouwen. Wij doen het in de zoektocht naar waterwinning waar wij tegen Vitens zeggen dat wij op die plek liever geen grondwateronttrekking voor de drinkwatervoorziening willen. Wij doen het bij de bevaarbaarheid van de Vecht. Dan zeggen wij dat men niet op alle momenten kan varen. In diezelfde lijn heb ik de vraag opgeworpen of wij wel op alle plekken landbouw kunnen volhouden en of wij wel kunnen volhouden dat wij natuur conserveren, grondwaterafhankelijke natuur, op plekken waar dat grondwater er nauwelijks is. Die natuur heb ik ook in het interview expliciet genoemd. Tot slot de vraag wat de beleidsbasis is van alles wat ik nu verteld heb. U hebt in uw eigen bestuursprogramma als algemeen bestuur als strategisch doel opgeschreven dat u voor het watersysteem de functies goed wilt bedienen met inachtneming van de natuurlijke kenmerken van het systeem. Daar gaat het hier precies om, om de vraag of de natuurlijke kenmerken van het systeem overal aanwezig zijn. Dit is mijn reactie op uw drie vragen.

Algemeen wil ik nog zeggen dat het interviewverzoek op het moment kwam dat het Lumbricus- project ook publiciteit zocht. Dus ging het interview ook over Lumbricus: landbouw op peil. Het was wel heel veel tegelijk en dat moest allemaal in één interview aan elkaar geknoopt worden. In algemene zin zijn er een aantal uitspraken gedaan die echt de kern raken van datgene waar de droogtecrisis over ging en waarover u als bestuur ook een opvatting kunt hebben. Wij gaan daarop een beleidsinhoudelijke evaluatie loslaten. Dat heb ik op 3 oktober tegen u gezegd. Dan zullen wij de conclusies daaruit ook vol in de discussie krijgen hier in het algemeen bestuur ten aanzien van het volgende groeiseizoen 2019. Ik geef u de gelegenheid te reageren. De heer Siebring.

De heer Siebring: Ja, dank u wel, voorzitter. Ik wil op twee punten graag reageren. Het eerste is de

‘waan van de dag’. Waterschapswerk is werk met een lange adem. Ik vind dat er heel erg wordt

(4)

Kenmerk: B2018/2538

4

gereageerd op 2018. Als je de EPCC-modellen bekijkt, wordt er gesteld dat in alle seizoenen de hoeveelheid neerslag zal toenemen. De meest recente berekeningen tonen aan dat de zomers niet per se allemaal droog en warm worden. De helft kan weleens te nat worden. Wij moeten niet nu allemaal maatregelen bedenken terwijl wij volgend jaar misschien wel een heel andere situatie hebben. Dat is mijn eerste punt.

Mijn tweede punt is als u zegt iets te willen agenderen voor het AB, dan vind ik niet dat het via de krant moet. U wordt gepresenteerd als topman van waterschap Vechtstromen en wat u zegt, wordt door heel veel mensen voor waar aangenomen. Ik vind niet dat u dat soort dingen via de media aan ons moet presenteren.

De voorzitter: Ja. Ook een korte reactie van mijn kant. Dan geef ik de anderen ook de gelegenheid er iets over te zeggen als men dat wil. Over klimaatmodellen kun je met elkaar discussiëren in hoeverre je die accepteert in het beleid. U hebt in ieder geval als bestuur dat wel gedaan in uw waterbeheerplan. Is het de waan van de dag? Ik voorspel nu niet dat wij volgend jaar weer zo’n droge zomer krijgen maar dan is er nog wel het aspect dat wij nu een neerslagtekort hebben waar ook uw achterban zich mogelijk zorgen over maakt of niet maakt, dat weet ik niet. Er zijn zorgen dat wij volgend jaar met een achterstand beginnen als het groeiseizoen begint. Dat lijkt mij in ieder geval ook in uw belang. Daarover moeten wij dan toch met elkaar hebben. Enerzijds dat niet elke zomer hetzelfde is maar anderzijds hoe deze zomer gaat doortikken in volgend jaar. Ook al is het volgend jaar niet droog dan kunnen wij toch nog last hebben van deze zomer.

Uw tweede opmerking is ook een spannende, in hoeverre ik als boegbeeld van deze organisatie soms prikkelende uitspraken kan doen in de media. Ik dacht dat ik de ruimte heb, maar als u daar anders over denkt dan hoor ik dat graag. Dan heb ik het daar gewoon met u over. Wie wil hierop reageren?

De heer Nicolaï.

De heer Nicolaï: Ja, dank u, voorzitter. Allereerst even een opmerking die niet direct hiermee te maken heeft maar het lijkt alsof er nu een scheiding binnen Water Natuurlijk heeft plaatsgevonden.

Ik moet zeggen dat dat beslist niet het geval is. Wij zouden het ook graag de volgende keer anders willen zien. Dat even vooraf. Vandaar dat ik reageer. Wij zijn op zich toch best verbaasd over deze reactie van de landbouw. Wij vinden de vragen toch erg negatief gesteld. Alsof de landbouw de ogen kan sluiten, wil sluiten, voor de klimaatverandering. Bekend is dat de neerslag op andere manieren gaat plaatsvinden, in pieken, en dat men zich moet voorbereiden op droogte. Ja, hoe doe je dat? Dan zul je water langer in een gebied moeten vasthouden. Nu, op het moment dat wij dat proberen, vinden wij steevast de LTO op de route om dat weer tegen te houden. Ik noem maar de Geeserstroom als voorbeeld. LTO is onderdeel van het bestuursakkoord van deze coalitie. Wij hebben daarover met elkaar opmerkingen gemaakt. De voorzitter heeft daar ook al iets over gezegd.

Dan denk ik: had die vragen gewoon aan het eigen bestuur gevraagd in plaats van in dit vragenrondje. Want je roept zo wel een discussie op. Dan nog iets. Landbouw is een functie die ons waterschap te bedienen heeft. Natuur is een even zo belangrijke functie die dit waterschap ook te bieden heeft. Dan heb ik meer respect voor de oproep van Natuurmonumenten die ook een ingezonden brief gestuurd heeft. Die zegt dat wij vooruit moeten kijken hoe wij kunnen samenwerken om dat water in een gebied langer vast te gaan houden. Tot zover mijn eerste reactie.

Ik weet niet of ik daarmee opgeschoven ben richting Landbouw.

De voorzitter: De heer Alberts.

De heer Alberts: Ja, ik heb het artikel ook gelezen. Het is maar net hoe je er tegenaan kijkt. Ik vond het een visionair artikel. Eigenlijk een bestuurder die gewoon de zaken noemt zoals zij zijn. Ja, die eigenlijk ook een doorkijk geeft naar de toekomst. Wij zitten nu eenmaal met deze zaak. Wij weten dat wij volgend jaar, ook al zou het een paar maanden regenen, weer met een grondwatertekort

(5)

Kenmerk: B2018/2538

5

ingaan. Ja, ik denk dat je er toch over moet gaan nadenken wat wij daaraan gaan doen. De zaken die in het artikel stonden, zijn gewoon dingen waar wij als waterschapsbestuur over na moeten gaan denken of dat ons nu zint of niet. Wij zullen erover moeten nadenken hoe wij in de toekomst met ons water omgaan en wij zullen ook moeten gaan sparen. Wij hebben het daar ook op 3 oktober heel uitgebreid over gehad. Dat sparen zal moeten. Ook al zou er een heel natte winter komen dan moeten wij nog sparen omdat wij niet weten hoe de toekomst eruit gaat zien. De modellen geven aan dat die gemiddeld droge zomers toch door zullen gaan tikken.

De voorzitter: De heer Ensink, dan de heer Kolkman en mevrouw Merz daarna. Ook de heer Schoo. In die volgorde. Eerst de heer Ensink.

De heer Ensink: Voorzitter, wij hebben recent in Emmen een uitgebreide presentatie en verantwoording gehad over de gevolgen van de droogte van de afgelopen zomer. Als CDA-fractie hebben wij toen gezegd dat wij dit winterseizoen moeten gebruiken voor uitvoerige evaluatie wat dit ons heeft gebracht. Maar ook in relatie met het verleden. Ik heb toen heel duidelijk gezegd dat wij een vergelijking moeten maken met de droogte van 1976 en de gevolgen in 1977 en 1978. Want dan ben ik het wel een beetje met de heer Siebring eens over de waan van de dag. Ik roep even in herinnering dat vorig jaar extreem nat was. De hele winter was extreem nat. Ik heb het aan den lijve ervaren. Dat heb ik letterlijk gezegd. Dus vind ik wel dat wij het in alle relativiteit goed moeten bespreken. De tweede hoofdlijnen die wij als CDA hebben aangegeven is dat wij het samen moeten doen met alle stakeholders. Dus niet alleen in ons bestuur maar zeker ook met de landbouw, natuur en iedereen die met water te maken heeft. Dan kunnen wij misschien wel een prikkelende discussie voeren met iedereen. Wij staan wel open voor een echt uitvoerige discussie maar wel in de context van hoe het in het verleden is gegaan. Het is mij even te simpel. Alle aandacht is nou … dat snap ik heel goed … die beelden die hakken er wel in. Als je gisterenavond het journaal zag dat bijvoorbeeld de rivieren steeds verder naar beneden gaan wat het waterpeil betreft, dat komt over. Maar aan de andere kant hakt nattigheid er ook in. Dat heeft toch een beetje met mijn beroepsachtergrond te maken. Het raakt soms in jaren heel dicht bij elkaar. Laten wij als bestuur gebruikmaken van dit seizoen om het uitvoerig met elkaar te beschouwen. Zeker samen met alle partners. Dat als tweede en ik herhaal nog een keer dat wij daar open discussies over moeten houden.

De voorzitter: Ja. Dan is het woord aan de heer Kolkman.

De heer Kolkman: Ja, voorzitter. Misschien niet zozeer over de inhoud van de droogte maar de opmerking en de vraag of de voorzitter van dit waterschap in de krant uitspraken mag doen die dan later, nu ja laten wij zeggen, agendazetting zouden zijn. Ik denk dat dat zeker zou moeten kunnen als ik dit geval op de keper beschouw. Ik lees de Tubantia niet. Dit is van 21 september. Dan denk ik dat, als dat gebeurt, wij daarvan in die zin melding kunnen maken om daar de volgende keer met elkaar over te praten en de visie als voorzitter aan te geven. In de communicatie … Ik vind dat die vrijheid er moet zijn maar de communicatie in de lijn moet er wel zijn dat wij als AB worden geïnformeerd en als wij het daar niet mee eens zijn, het geagendeerd wordt. Dan zou ik die vrijheid zeker niet willen inperken.

De voorzitter: Oké. Dan mevrouw Merz.

Mevrouw Merz: Dank u, voorzitter. U weet dat wij als Algemene Waterschapspartij al enige tijd bezig zijn met hoe wij met water moeten omgaan. Het feit dat het afgelopen zomer zo droog was en dat er van diverse kanten aan die watervoorraad getrokken werd waarbij er dus ook duidelijk slachtoffers gevallen zijn, heeft weer heel duidelijk voor het voetlicht gebracht dat deze medaille inderdaad twee kanten heeft. Enerzijds heb je de problemen die de droogte oplevert maar tegelijkertijd zijn er ook enorme problemen die nattigheid kunnen opleveren. In feite moeten de oplossingen naar beide kanten toe uitgaan. Het is dezelfde medaille. Wij moeten zorgen voor een groter waterbergend

(6)

Kenmerk: B2018/2538

6

vermogen van de bodem. Daar hebben wij wat aan in periodes van droogte en daar hebben wij wat aan in periodes van natte. Ik snap de opmerkingen van de fractie Landbouw goed. Degenen die zij vertegenwoordigen hebben dit natuurlijk ook heel erg gevoeld. Daarnaast hebben ook de belangen in de natuur van zich doen spreken want ook daar is het duidelijk voelbaar. Ik denk niet dat wij nu naar elkaar moeten gaan wijzen naar wie er meer gelijk heeft dan de ander. Ik denk dat wij echt met elkaar op zoek moeten gaan naar waar de oplossingen liggen. Daar hebben wij als AWP ook een oproep toe gedaan met name omdat het ons verschrikkelijk stoort dat én de provincie én Vitens kennelijk niet van plan zijn mee te praten in deze discussie of mee te denken bij het zoeken naar oplossingen. Wij kunnen het dus alleen maar oplossen als die partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Ik herinner mij dat waterwinningen af en toe gesloten worden en geopend gewoon omdat Vitens vindt dat het voor hen handig is zonder dat zij zich daarbij afvragen wat de consequenties zijn voor andere partijen. Ik heb het voorbeeld gehoord van de sluiting van de waterwinning in Brucht.

Dat betekende vervolgens dat heel veel wateroverlast ontstond. En eigenlijk moet je dat niet doen met oogkleppen op maar dat moet je doen door naar elkaar te kijken en door ervoor te zorgen dat je naar de toekomst kijkt hoe het gaat worden. Want dat het steeds extremer wordt, soms veel te nat en soms veel te droog, weten wij inmiddels.

De voorzitter: Ja. Uw standpunt als AWP zien wij straks nog bij de ingekomen stukken. Dan de heer Schoo.

De heer Schoo: Ja, voorzitter. Met alle respect voor de vragen van Landbouw vinden wij als OUDERENPARTIJ het volgende. Wij hebben een algemeen bestuur, wij hebben een dagelijks bestuur en wij hebben een voorzitter. Ik verwacht niet anders dan dat, als de voorzitter benaderd wordt door wat voor pers dan ook, hij een positief, realistisch verhaal neerzet vanuit het waterschap gezien. En dat heeft hij gedaan. Er is geen woord Spaans bij. Het is duidelijk. De voorzitter weet ook wel dat, als hij besluiten moet nemen, hij bij het algemeen bestuur moet wezen. Dat hoeven wij hem niet te vertellen. Maar hij mag wel zijn mening uiten. Ik vind dat hij dat namens ons prima verwoord heeft.

Daar wou ik het bij laten.

De voorzitter: Heb ik iedereen gehad? Ja. De heer Siebring.

De heer Siebring: Ja, ik moet daar even op reageren.

De voorzitter: Maar ik wil daar zelf ook nog op kunnen reageren zo meteen. Ik geef u eerst het woord.

De heer Siebring: Dat is toch niet hoe een democratisch orgaan als ons waterschap werkt. De voorzitter moet onafhankelijk zijn. Alle partijen zitten daar op een andere manier in. Hij kan niet zijn privémening verkondigen als de mening van het waterschap. Hij kan misschien wel een visie hebben waar wij naartoe moeten maar dan zal dat in het AB afgetikt moeten worden. Ik vind niet dat je dit soort dingen via de krant richting AB kunt spelen.

De voorzitter: Mevrouw De Weerd. Ja.

Mevrouw De Weerd: Dus u stelt voor dat, als de krant aan de watergraaf vragen stelt, hij antwoordt dat hij het eerst met het algemeen bestuur moet bespreken?

De heer Siebring: U chargeert dat maar uiteindelijk wel ja. Hij moet vertellen wat wij doen. Hij moet vertellen dat wij het hartstikke goed doen maar waar wij naartoe gaan beslist het algemeen bestuur en niet de watergraaf.

De voorzitter: De heer Schoo.

(7)

Kenmerk: B2018/2538

7

De heer Schoo: Ja, wat u zegt klopt theoretisch allemaal wel wat maar wij hebben veel discussie gevoerd dat wij als waterschap goed bekend moeten zijn bij onze inwoners c.q. bij onze bedrijven.

Nu doet die watergraaf dat een keer en nu is daar weer kritiek op.

De heer Siebring: Het gaat mij hierom. Het is heel goed dat het interview in de krant staat en dat bij het publiek bekend wordt gemaakt wat wij allemaal tegen de droogte doen. Alleen gaat het om structurele zaken. Het waterpeil moet omhoog, zegt de watergraaf. Dat is iets wat wij met elkaar moeten beslissen en niet de watergraaf.

De heer Schoo: Nog één keer voorzitter.

De voorzitter: De heer Schoo en daarna de heer Nicolaï.

De heer Schoo: Ik begrijp uw standpunt wel maar hij praat als voorzitter van een waterschap en daar zitten misschien een klein beetje zijn privégedachten bij, maar laat hem dat nu gewoon zeggen en duidelijk zijn. Ik sluit mij aan bij de woorden van mijn collega Harrie die zei dat het juist goed is dat bestuurders zaken goed naar voren brengen. Nu, dat heeft hij gedaan. U hebt gelijk, mijnheer Siebring, dat, als er iets afgetikt moet worden, hij hier moet zijn. Dat zei ik zojuist ook al. Ik heb hem er nog niet op kunnen betrappen dat hij of het DB besluiten genomen heeft waar wij het niet mee eens zijn.

De voorzitter: De heer Nicolaï.

De heer Nicolaï: Ja. Deze discussie kunnen wij heel lang voortzetten. De voorzitter heeft onzes inziens goed uitgelegd hoe hij het bedoeld heeft en hoe dat eigenlijk in de kracht gekomen is. De grondwaterstanden GREGOR zouden opnieuw bezien moeten worden. Daar kunnen wij het mee eens zijn. Het moet omhoog. Ja, misschien moet het wel omhoog om beter weerstand te kunnen bieden tegen extreme neerslag of extreme droogte. Dat is de discussie die gevoerd wordt. Overigens denkt uw eigen minister, de heer Schouten, daar net zo over. Wat wij zien is niet zozeer dat de voorzitter daarin iets fout heeft gedaan. Hij is inderdaad prikkelend geweest. Nu, dat leidt dan tot deze discussie. Ik denk dat het pure winst is dat wij het er met elkaar over hebben. Ik ben het helemaal met de heer Ensink eens dat hierover nu niet het laatste woord gezegd is. Wij moeten het hier de komende maanden met elkaar over gaan hebben. Hoe wij de droogte en de neerslag het hoofd kunnen bieden. Laten wij het met elkaar eens zijn dat er een klimaatverandering aan de gang is. Voor mij is er op de wereld maar één man die dat ontkent en dat is Trump. De rest, ook hier … Maar laten wij eerlijk zijn. Er is iets aan de hand. Deze droogte komt niet uit de lucht vallen. De verwachting is dat dit vaker voor zal komen. Dan vind ik de uitspraak die de voorzitter gedaan heeft goed dat wij daar met elkaar niet pas iets aan moeten doen als het zover is. Nee, wij zullen daaraan voorafgaande iets moeten doen. Komend jaar verwachten wij alweer dergelijke droogte als er in de winter niet heel veel neerslag valt. Ja, moeten wij dan in februari of maart alweer beginnen te beregenen of grondwater onttrekken? Wij moeten met elkaar daarover een goede discussie voeren.

Ik heb meerdere fracties horen zeggen dat landbouw dat niet alleen gaat doen, dat het waterschap het niet alleen gaat doen maar dat wij met alle partijen in het veld daarmee aan de slag gaan. Ik denk dat ook de enige conclusie moet zijn dat wij de komende periode daaraan moeten werken. Uiteraard met de natuurorganisaties, met landbouw, met de provincie, met alle belanghebbenden en met de waterleidingmaatschappijen. Dan denk ik dat wij op de goede weg zijn. Volgens mij hebben de opmerkingen van de watergraaf geleid tot iets heel erg goeds.

De voorzitter: De heer Mentink.

De heer Mentink: Voorzitter bedankt. Ik ben eigenlijk blij met deze discussie. En waarom?

(8)

Kenmerk: B2018/2538

8

Communicatie vind ik zelf een heel moeilijk iets. Ik zit in de ledenraad van Friesland Campina. Ik vind dat een prachtige organisatie. Ook het waterschap vind ik een prachtige organisatie. Als bestuur word je tot in de haarvaten meegenomen naar waar de problematiek ligt maar de achterban denkt daar anders over. Als onze voorman iets zegt over Friesland Campina hebben wij daarvoor opgave liggen, dan is het net of alles in brand staat. Er gaan veel leden lopen en dan denk ik: wat doen wij nu verkeerd. Dan ligt het weer aan die communicatie. Dus ben ik blij. Eerder waren wij hier met de LTO.

Die gingen met een bepaalde gedachte weg en u had ook een bepaalde gedachte achtergelaten. Je zag dat het weer twee werelden waren, twee belevingen waren. Ik ben heel blij met deze communicatie of met dit aandachtspunt hierin. Het gaat er nu om hoe wij hier in de toekomst mee omgaan want ik ben ervan overtuigd dat u het beste met het waterschap voorhebt, iedereen die hier zit heeft het beste met zijn achterban of met het waterschap voor. Het gaat er nu om hoe wij dat communiceren. Ik kan het niet. Dat wil ik ruiterlijk toegeven maar voor die communicatie hebben wij misschien een specialist nodig om het goed naar buiten te brengen. Dank u wel.

De voorzitter: Dank u. Nu, u heeft allemaal de gelegenheid gehad het woord te voeren. Ik wil de woorden van heer Mentink onderstrepen dat ik ook heel blij ben met deze discussie en dit debat. Ik vind dat u heel goed debat met elkaar voert. Het moet niet alleen over mij gaan maar het gaat ook over wat u er met elkaar van vindt. Daar waar het wel over mij gaat, wil ik een onderscheid maken tussen mijn privémening of dat ik spreek namens het waterschap. Dat is wel degelijk een onderscheid. Dat ben ik met de heer Siebring eens. Ik snap ook dat, als iemand het artikel leest, hij ervan schrikt dat de grondwaterstanden omhoog moeten en dat het misschien wordt ervaren als de waan van de dag. Dat snap ik allemaal, dat het dit soort gevoelens oproept. Ik meen dat ik gewoon gesproken heb vanuit het beleid van het waterschap en niet agenderend bent geweest in de zin dat ik nieuwe beleidsplannen of nieuwe ideeën heb gelanceerd die ik nog niet eens met u heb besproken. Dat heb ik mijn beleving niet gedaan. Ik heb alleen gesproken tegen de pers vanuit het beleid dat wij al hebben. Daar zit een wezenlijk verschil. Dat is het Beregeningsbeleid 2013, het Waterbeheerplan 2015 en uw bestuursakkoord uit 2014. Dat bij elkaar opgeteld is een opvatting van uw bestuur die de basis was voor de opmerking die ik heb gemaakt. Dat het soms wat hard overkomt in de media snap ik ook maar dat is de realiteit van het beleid zoals wij dat met elkaar hebben vastgesteld. Dat laat je dan nog eens zien. Ja, dat komt misschien wat indringend over maar het is wel het door u vastgestelde beleid en niet mijn privémening. Dat onderscheid wil ik echt wel maken.

Zou ik wel mijn privémening geven, over iets wat nog niet met u is besproken, dan is dat een ander verhaal. Dan vind ik ook dat u mij daar heel anders op mag aanspreken. Nu, dat wilde ik er zelf nog over zeggen. Mocht u daarover willen doorpraten dan is daarvoor nog het fractievoorzittersoverleg later deze dag. Dat kunt u daarvoor nog gebruiken. Mag ik hiermee de discussie in het vragenhalfuur afsluiten? Met de slotopmerking dat ik blij ben dat wij op die manier het vragenhalfuur gebruiken voor iets wat in de actualiteit speelt. Dat leidt tot een goede discussie. Zo moet het ook verlopen.

Dank u wel.

4. Ingekomen stukken en mededelingen: achtergrondinformatie voor bespreking voorstellen aanpassing belastingstelsel

De voorzitter: Dan de ingekomen stukken. Het overzicht is schriftelijk bijgevoegd bij de stukken.

4a1. Begroting Aqualysis

De voorzitter: Ten eerste de brief bij de begroting van Aqualysis, het gezamenlijk laboratorium van een aantal waterschappen. Geeft dat aanleiding tot opmerkingen van uw kant? Kunnen wij dat voor kennisgeving aannemen? Akkoord, dan is dit voor kennisgeving aangenomen.

(9)

Kenmerk: B2018/2538

9

4b. Manifest Democratisch energie initiatief 2018904

De voorzitter: Dan het tweede punt het manifest Democratisch energie initiatief. Geeft dat aanleiding tot opmerkingen? Niet? Ook voor kennisgeving aangenomen.

4c. Memo voortgang rekenkameronderzoek Doorbraak

De voorzitter: Dan de memo voortgang rekenkameronderzoek Doorbraak. Is er behoefte van de heer Van Keulen, voorzitter van de commissie, om dat nog toe te lichten? Nee, niet. De heer Mentink.

De heer Mentink: Ik heb een vraag over die rekenkamercommissie. Wij werden laatst geïnterviewd.

De Doorbraak was voor mijn tijd. Ik kon dus moeilijk zeggen of het proces goed was verlopen. Ik had een beetje de indruk – misschien kan die nu worden weggenomen – dat men heel goed naar het proces kijkt of dat goed is verlopen en of het DB ons goed heeft ingelicht. Ik kon daar dan ook weinig over zeggen. Toen stelde ik aan de rekenkamercommissie de vraag of men met cijfers kon aangeven wat er fout is gegaan. Nu, fout is misschien niet het goede woord maar waar wij het beter kunnen doen. Of wat wij hiervan leren. Toen kreeg ik de opmerking terug dat men dat niet doet en alleen kijkt naar het proces om te beoordelen of het proces wel goed is verlopen. Ik heb er geen enkele twijfel over dat het proces niet goed is verlopen maar als er ergens iets mis is gegaan of fout is gegaan zou ik daar graag iets van horen of leren. Misschien gebeurt dat nog wel.

De voorzitter: Ik ga zo naar de heer Van Keulen. Zijn er nog anderen die op deze notitie willen reageren? Niet? De heer Van Keulen.

De heer Van Keulen: Dank u wel, voorzitter. U zegt dat u vragen hebt gesteld aan de rekenkamercommissie maar die vragen hebt u waarschijnlijk gesteld aan de mensen van Pro Facto die u geïnterviewd hebben. Ten tweede weten wij als rekenkamercommissie nog helemaal nul komma nul van de resultaten. Wij weten dat er gigantisch veel stukken zijn onderzocht, dat de interviews achter de rug zijn en dat er een bepaald beeld ontstaat, een bepaalde consistentie ontstaat wat de onderzoekers betreft. Wat zij gaan onderzoeken is niet alleen het proces. Het proces is heel belangrijk bij de Doorbraak. Maar ook alle dingen er omheen worden onderzocht. Niet alleen wat goed gegaan is maar ook wat fout gegaan is en wat beter had gekund. Dat is in korte lijnen het antwoord dat ik op dit moment kan geven. Vanmiddag hebben wij een nieuwe rekenkamercommissievergadering. Ik ken de agenda wel maar ik weet nog niet precies wat wij gepresenteerd krijgen vandaag. Dan zijn de interviews achter de rug en gaan wij heel langzaam richting de analyses van wat er goed en slecht is verlopen en wat beter kan.

De voorzitter: Ja. Voldoende over dit stuk? Voor kennisgeving aangenomen.

4d. Memo aanpak vergunningaanvraag vislood

De voorzitter: Dan het volgende stuk 4d, de memo Aanpak vergunningaanvraag vislood. Ja, de heer Wispels.

De heer Wispels: Ja. Ik wilde alleen aangeven dat ik u complimenten wil geven voor de beantwoording van de vragen. Dat vind ik een knap stukje strategisch denkwerk.

De voorzitter: Nu, dat neem ik graag in ontvangst, zeg maar namens de heer Van Hoek. Hij groeit helemaal, mijnheer Van Hoek. Dat zie ik. Ook voor kennisgeving aangenomen.

(10)

Kenmerk: B2018/2538

10

4e. AWP pleit voor droogtebewustzijn

De voorzitter: Dan komen wij bij notitie e. Een AWP-notitie die pleit voor droogtebewustzijn. Ook voor kennisgeving? Mevrouw Merz heeft er net al een toelichting op gegeven. Geeft dat aanleiding tot reactie? Mevrouw Merz zelf en dan de heer Van Keulen.

Mevrouw Merz: Voorzitter, ik wil naar aanleiding hiervan twee vragen stellen. Wat is de communicatie geweest tussen het waterschap en het drinkwaterbedrijf Vitens en tussen het waterschap en de provincie? In feite hebben wij die natuurlijk geprikkeld om te reageren. Ik ben heel benieuwd of zij dat ook richting jullie gedaan hebben. Naar ons persoonlijk toe is niet gereageerd, wij hebben alleen datgene wat bij Waterforum gestaan heeft. Ik ben benieuwd of het waterschap daarover nog wel een gesprek of communicatie gehad heeft.

De voorzitter: Ja. Twee reacties. Een is dat de provincie dit niet met ons hoefde te overleggen in de zomer omdat de provincie bevoegd gezag is voor de grote onttrekkingen. Daar hebben wij geen rol in. Dus heeft de provincie ons niet hoeven raadplegen. Maar op het moment dat dit bekend werd, heb ik het mondeling indringend besproken met de gedeputeerde én met de directievoorzitter van Vitens. Wij hebben afgesproken dat dit een aspect van de droogte is dat wij in de evaluatiefase nog eens goed met elkaar moeten doorspreken. Daarvoor staan diverse momenten gepland in het najaar.

Dan gaan wij elkaar hierover ontmoeten. Dan geef ik het woord aan de heer Van Keulen.

De heer Van Keulen: Ja, voorzitter, bedankt. De brief van de AWP spreekt mij bijzonder aan. Ik vind de brief eng. Eng in de zin dat het alleen maar gaat over de droogte. Na de discussie van zojuist wil ik toch pleiten voor een wat bredere aanpak. Vitens is genoemd maar ik ben een aantal waterschappen nagelopen en heb deze bezocht, ook langs deze grens met Duitsland maar ook in het westen. U hebt een prikkelende uitspraak gedaan in de Tubantia. Ik vind dat helemaal niet erg maar het waterschap Vechtstromen is maar een klein gebied van Nederland. Sterker nog, het is maar een klein gebied binnen Europa. Wij hebben allemaal op de kaart van Fryslân gezien dat Nederland ondersteboven hangt. Ik denk dat er van bovenaf een landelijke discussie moet komen waar uiteraard Vechtstromen bij betrokken is. Ik hoop dat er een commissie komt, een soort commissie Kuijken of wat dan ook die daar eens goed naar gaat kijken. Ik vind het een beetje kneuterig om de discussie zoals de heer Ensink die wil, waar ik het helemaal mee eens ben, alleen binnen deze grenzen te voeren. Ook binnen Rijnland-Oost vind ik het nog een beetje kneuterig. Ik heb dat veel liever wat breder. Zelfs op Europees niveau. Dan moeten wij niet paniekerig worden nu het een keer droog is geweest want het volgend jaar is het nog een keer droog. Klimaatwijzigingen zijn er, dat weten wij ook allemaal en de oorzaak is nog steeds niet bekend. Of dat komt door menselijk ingrijpen of door de normale periode zoals wij die vroeger hadden of niet. Ik denk dat men dat van bovenaf beter kan bekijken en mee kan discussiëren dan alleen vanuit het individuele waterschap Vechtstromen.

De voorzitter: De heer Ensink.

De heer Ensink: Ja, voorzitter. Ik word nu ook aangesproken en zal daarom reageren. U weet, mijnheer Van Keulen, dat wij als het CDA erg groot voorstander zijn van het begrip ‘gespreide verantwoordelijkheid’. De waterschappen hebben een eigen verantwoordelijkheid. Wij hebben dat nog opgeschaald in het Rijn-Oostgebeuren. Wij werken heel veel samen met Duitsland. Ik denk dat wij de handen wel vol hebben om dat gezamenlijk af te stemmen. Laten wij ervoor oppassen het al te groot te maken. Want dan komt er echt niets meer van terecht.

De voorzitter: Mevrouw Merz nog een reactie?

Mevrouw Merz: Met de laatste opmerking van de heer Ensink ben ik het niet eens. Ik denk wel dat er verschillende podia zijn waarop wij die discussie moeten voeren maar ik denk dat de opdracht aan

(11)

Kenmerk: B2018/2538

11

ons als een van de waterschappen is om aan te dringen op een meer integrale benadering van de problematiek die wat ons betreft niet alleen ophoudt waar het de droogte betreft maar zeker de andere medaille ‘de natte’ benadert. Het is alleen mogelijk door op een goede manier het water te verdelen. Daarvoor zijn de waterschappen oorspronkelijk ook opgericht, omdat er een kwestie speelde hoe wij het water zodanig kunnen verdelen dat niemand elkaar in de wielen rijdt en ieder een deel in de verantwoordelijkheid krijgt hoe met water om te gaan. De partijen die afgelopen zomer het droogteoverleg gevoerd hebben, waar binnen dit waterschap ook heel veel mensen actief mee geweest zijn … Ik denk dat men breder moet kijken om het goed te kunnen oplossen. En moeten dus ook anderen die nu alleen maar met hun eigen belangen bezig zijn daarbij betrokken worden.

Anders kom je niet tot de oplossing waar wij uiteindelijk naartoe moeten. Ja, dat is een wereldproblematiek. Overal op de wereld zullen oorlogen gevoerd gaan worden om zijn of haar deel van het water te krijgen. Het is zeker niet aan ons daarin leidend te zijn. Er zullen diverse podia nodig zijn. Ik weet dat er van alles wordt opgezet met name met betrekking tot de betere verdeling van water. Laten wij als waterschap daarin, ik wil niet zeggen een leidende rol spelen, heel duidelijk zorgen dat wij kunnen meepraten. Zodat niet anderen dat alleen voor ons bepalen.

De voorzitter: Ja. De heer Ensink.

De heer Ensink: Ja, voorzitter. Dat onderstreept alleen maar mijn mening dat wij moeten uitgaan van onze eigen kracht en van onze eigen regio. Dan komen wij al een heel eind. Nogmaals: ‘pas op om alles groot te maken’. Waterschappen zijn oorspronkelijk opgericht om te zorgen voor droge voeten.

Dat water moest weg. Wij zitten nu in de discussie over de waterverdeling. Dat hebben wij in 1976 ook gehad zoals ik net al gezegd heb. Dat heeft tot een bepaald resultaat geleid. In Rijn-Oost zijn wij al een best groot gebied. Als je het al te groot maakt leidt dat tot vervreemding van de eigen mensen in het gebied. Daar ben ik echt beducht op.

De voorzitter: De heer Kolkman.

De heer Kolkman: Ja, voorzitter. Het wordt nu wel heel interessant maar zolang het gaat over waterverdeling zijn er een aantal partners die daar invloed op hebben en er zijn een aantal gebruikers die ook graag invloed willen hebben. Dan gaat het breder dan Rijn-Oost. Dan gaat het zelfs breder dan Nederland. Ik roep in herinnering – de heer Ensink memoreerde zojuist het Journaal al over de droogte in de rivieren – dat de Rijn veel zout aanvoerde van de Franse kalimijnen. Nu, dat hebben wij echt niet opgelost in het waterschap Vechtstromen maar dat hebben wij Europees opgelost daar waar het gaat over waterverdeling. Als er te veel is maken wij ook afspraken met Duitsland en liefst ook in Europees verband. Daar waar het gaat over watergebruikers zou dat ook moeten kunnen. Dat neemt niet weg dat iedere overheid en het waterschap zeker zijn eigen verantwoordelijkheid heeft. Dat wij in gesprek moeten en misschien ook in breder verband met andere watergebruikers is voor mij zo klaar als een klontje.

De voorzitter: Ja. Een paar opmerkingen van mijn kant. De eerste is dat ook in het licht van de voorgaande discussie die wij naar aanleiding van de vragen van LTO hebben gevoerd, mij een motto van dit waterschap te binnen schoot namelijk: overal de juiste hoeveelheid water. Dat is onze taak.

Daar moeten wij voor zorgen. En ook water van de juiste kwaliteit. Daar zit een balansgedachte achter. Dus nog even de woorden van de heer Siebring om ‘niet de waan van de dag’ te volgen. Ik ben het helemaal met hem eens dat wij nu niet moeten doorschieten door te zeggen dat de grondwaterstanden nu omhoog moeten en wij wat meer natte voeten moeten accepteren. Dat is doorschieten en dat moet ook niet. Het moet niet te droog zijn maar het moet ook niet te nat zijn.

Het moet daartussen zitten. Over die balans vinden moet de discussie gaan. Daar moet ook de evaluatie over gaan. Niet alleen maar vergeten dat het weer gaat regenen en alsmaar denken hoe wij op droogte reageren want dan zijn wij eenzijdig bezig. Het zijn de beide kanten van de medaille. Wij hebben besloten dat wij twee soorten evaluaties doen in ons waterschap: een op de manier waarop

(12)

Kenmerk: B2018/2538

12

wij de crisis hebben bestuurd en de tweede op de beleidsinhoudelijke lessen die te leren zijn uit de evaluatie. Beide evaluaties gaan wij hier in dit bestuur met u bespreken. Die gaan over ons gebied, onze organisatie, wat wij hebben gedaan en wat wij in de toekomst moeten gaan doen. Ik ben het ook eens met de heer Ensink dat waterschappen verschillend zijn, er allerlei verschillende gebieden zijn en wij het eerst moeten hebben over onze eigen situatie. Wij zijn een hellend gebied, wij hebben hoge zandgronden en wij hebben heel veel stuwen die water moeten vasthouden maar ook water moeten afvoeren. Eerst kijken naar onze eigen situatie. Het helpt als wij daar eerst duidelijke conclusies voor trekken. Maar het andere moet ook gebeuren. Wij zullen met die conclusies ook naar een hogere schaal toe moeten. Wij moeten daarover in gesprek met de provincies, met de buurwaterschappen, met het Rijk en Rijkswaterstaat. Dat gaat ook allemaal gebeuren. In Nederland hebben wij afgesproken dat ieder zijn eigen evaluatie maakt van zijn eigen handelen. Daarna wordt alles bij elkaar gelegd en wordt bekeken wat de evaluatie van de een betekent voor de ander. In die volgorde gaan wij daar deze winter doorheen. Daar zullen wij heel druk mee worden. Daarin zult u uw eigen momenten hebben dat u gaat meepraten. Allereerst over ons eigen gebied maar daarna ook hoe dat moet leiden tot een landelijke aanpassing van beleid. Dit naar aanleiding van de memo van de AWP. Is dat voor nu voldoende? Dan is dat voor kennisgeving aangenomen.

4f. CDA-bijdrage over beleid droogte 2018

De voorzitter: Dan punt 4f, een bijdrage van het CDA. Is er behoefte dit nu toe te lichten? U hebt eerder gezegd dat dit eigenlijk input was voor de discussie op 3 oktober jongstleden. U zei dat u uw inbreng ook schriftelijk zou delen maar vooral met de bedoeling het in te brengen in de evaluatie. Zo hebben wij die vragen opgevat. Niet om nu te beantwoorden maar om die via de evaluatie te beantwoorden. Akkoord? Ook voor kennisgeving aangenomen.

4g. Verzoek van Natuurmonumenten om waterconservering prioriteit te geven

De voorzitter: Dan punt 4g, een verzoek van Natuurmomenten om waterconservering prioriteit te geven en een bijlage, een artikel over de droogte van 1976. Het bestuur heeft dit verzoek opgevat als dat dit een verzoek is dat ook meegenomen moet worden in de evaluatie. En daar tot een opvatting moet leiden hoe wij omgaan met waterconservering. Op korte termijn zet ik in op een gesprek met de LTO en terreinbeheerdersorganisaties. Dat wordt nu gepland ergens in begin november om met beide belanghebbende partijen te praten over hoe zij de droogte deze zomer hebben ervaren en welke lessen zij willen inbrengen voor het evaluatietraject. De heer Alberts.

De heer Alberts: Ja. Een kleine opmerking. Wat mij opvalt, is de overeenkomst tussen de reactie van het CDA en de brief van Natuurmonumenten. In beide zit erin dat wij het vooral samen moeten doen. Dat wil ik van harte ondersteunen. Dat is de enige manier om eruit te komen.

De voorzitter: De heer Mentink en de heer Nicolaï daarna.

De heer Mentink: Er zullen overeenkomsten in zitten maar wat mij wel opviel is dat wordt aangegeven dat maai- en opschoonbeheer van beken en andere watergangen uitgesteld moet worden omdat daardoor het opstuwen en de watervasthoudende werking van waterlopen nog even in stand gehouden wordt. Als het allemaal zo gemakkelijk was. Volgens mij zal het CDA dat hiermee niet bedoelen.

De heer Alberts: Dan moeten wij het daarover hebben.

De heer Mentink: Ja, laten wij dat maar doen.

De voorzitter: De heer Nicolaï.

(13)

Kenmerk: B2018/2538

13

De heer Nicolaï: Een vraag in dit kader. Zijn het afzonderlijke gesprekken? Misschien zou het goed zijn ze gezamenlijk om de tafel te hebben met u als voorzitter.

De voorzitter: Ja. Allereerst ga ik praten met de LTO en de TBO’s. Met LTO omdat ik dat beloofd heb.

Ik ga zelfs met LTO daarvoor nog eerst apart praten ook omdat ik beloofd heb dat ik dat in oktober zou doen maar dat lukte met de agenda’s niet. Daarna ga ik met de LTO en de TBO’s ook gezamenlijk praten om de beide verhalen op die manier in beleving bij elkaar te krijgen. Maar wij gaan er hier in deze zaal met elkaar over praten met het hele algemeen bestuur om het ook vanuit de achterban en de belangen die u behartigt tot een integrale opvatting van uw bestuur te brengen. U hebt het laatste woord wat mij betreft. Mag ik hiermee afsluiten? Dan zijn wij door de ingekomen stukken heen.

Ik heb u nog een terugkoppeling beloofd vanuit de ledenvergadering van de Unie van afgelopen vrijdag waarin gesproken is over de schriftelijke reactie die u 3 oktober hebt vastgesteld en die is ingediend samen met de reacties van twintig andere waterschappen. De Unie heeft allereerst een terugkoppeling gegeven van de 21 reacties en wat daarin de grote lijn is. De grote lijn is dat er zich toch een soort overeenstemming aftekent op een aantal punten die men als verbeteringen in het belastingstelsel ziet. En anderzijds een lijst van onderwerpen waar geen consensus over is en waar nog een stevige discussie zit. Het Uniebestuur vindt het handig die twee zaken uit elkaar te halen.

Ten tweede heeft de Unie een procesvoorstel gedaan. De Unie realiseert zich dat er nog heel wat discussie te voeren is. Dat wij dat niet overhaast moeten doen en dat wij daarvoor de tijd moeten nemen. En dat die discussie hoe dan ook over de verkiezingen heen zal gaan. Het procesvoorstel van de Unie is als volgt. De Unie wil op 12 oktober tijdens de volgende ledenvergadering een nieuw procesvoorstel doen. Sorry, het is op 22 oktober en het is geen ledenvergadering. Op 22 oktober, op die datum stuurt de Unie schriftelijk een aangepast procesvoorstel naar alle leden waterschappen.

Wij zullen dat dan direct met u delen. Dat procesvoorstel voorziet in een aantal stappen. Allereerst wordt voorgesteld nog in deze bestuursperiode en nog wel in de ledenvergadering van 14 december aanstaande te proberen gezamenlijk een lijst op te stellen van punten waarover wij geen discussie hebben. Zodat dat ons niet gaat achtervolgen in de discussie die wij daarna krijgen. De Unie wil dat graag in deze bestuursperiode om met u in ieder geval nog iets af te sluiten. Een deel van u loopt weg na de verkiezingen. Nu ja, ik zeg het wat oneerbieding maar sommige bestuursleden gaan niet meer door. Er komen nieuwe bestuurders in. Wij zijn in deze bestuursperiode al heel lang met elkaar in gesprek over het belastingstelsel. Men wil daarin ook iets met u afronden. Af te ronden op het punt waarover geen discussie bestaat. Men wil dat ook op 14 december aanstaande vaststellen. Dit wordt overigens een voorstel dat de Unie op 22 oktober op papier zet. Daar gaan wij het dan nog met elkaar over hebben. Als u daarover een andere mening hebt, kunnen wij dat in november en december weer inbrengen bij de Unie. Daarop hoeft u nu niet direct te reageren. Dan wil de Unie voorstellen een ad-hoccommissie in te stellen die aan de slag gaat met de punten waar discussie zit.

Die ad-hoccommissie is een vervolg op de CAB-commissie. Die moet proberen met een nieuw integraal voorstel te komen. Dat voorstel zal uiteindelijk in juni 2019 – dan zit er een nieuw bestuur – als nieuw aangepast integraal voorstel op tafel komen bij de ledenwaterschappen. Dan wil de Unie uiteindelijk pas in december 2019 een finaal besluit daarover nemen. Wij hebben dus een jaar extra de tijd. Daarmee wordt in belangrijke mate tegemoetgekomen aan uw wensen. Dus alles wat in de brief staat, wordt gehonoreerd. Dat wil zeggen dat door de Unie al is aangegeven dat opnieuw gekeken moet worden naar het gebiedsmodel en naar het kostenaandeel natuur. Er is ook duidelijk aandacht geweest waar uiteindelijk de kosten van natuur gedragen moeten worden. Dat is voor de ad-hoccommissie bedoeld. Er is tegemoetgekomen aan uw opvatting dat men dit niet moet afraffelen en dat er minstens zes maanden nodig zijn dit verder te brengen. Nu, het is zelfs meer dan zes maanden geworden. Dat leest u dus pas op 22 oktober in het procesvoorstel van de Unie.

Daarmee kunt u denk ik tevreden zijn. Het enige risico is dat wij nu allemaal achterover gaan leunen en denken dat het daarmee vooruitgeschoven is maar wij moeten niet stil zittend hierover nadenken.

(14)

Kenmerk: B2018/2538

14

Het kan zomaar zijn dat wij over een jaar weer eenzelfde verschil van mening hebben. Dan moeten wij er wel met elkaar uitkomen. Wij kunnen het dan nog niet nog eens een jaar gaan uitstellen. Wij moeten echt wel aan de slag volgend jaar. Geeft dit aanleiding tot reactie? De heer Ensink.

De heer Ensink: Voorzitter, hartelijk dank voor uw inzet. Wij zijn zeer tevreden.

De voorzitter: Nog iemand anders? De heer Mentink en dan de heer Wispels.

De heer Mentink: Ja. Ook dank voor uw inzet hierin. Ik blijf nog met een vraag zitten. De commissie Aanpassing Belastingstelsel kwam met een voorstel. Eigenlijk vroeg ik mij af hoeveel er gehoord is voordat dat men met zo’n voorstel kwam. Ik heb al eerder gezegd dat ik niet blij was met het voorstel waarmee de CAB-commissie kwam. Nou is mijn vraag hoe wij in gesprek komen met de ad- hoccommissie voordat zij weer met een voorstel komt.

De voorzitter: Ook dit hebben wij op tafel gehad in de ledenvergadering. Het Uniebestuur heeft gezegd dat in het traject van de CAB veel gesproken is met belanghebbende organisaties. Toen de CAB tot een afronding kwam, heeft men de deur dichtgedaan en heeft de Unie gezegd er eerst goed met de leden over te willen praten en niet te willen dat direct allerlei achterbannen aan tafel zitten.

Tegelijk is tijdens de ledenvergadering onderkend dat je in het verdere traject hoe dan ook iets met die achterbannen zou moeten doen. Ik heb zelf daartoe opgeroepen in de ledenvergadering. Ik heb gezegd dat, als men dat nu niet doet, men het in het latere proces in de Tweede Kamer om de oren krijgt. Dat moet men niet willen. Men moet aan de voorkant dit met jullie achterbannen gaan bespreken. Ik heb expliciet de LTO en de VBNE genoemd als organisaties die men goed moet meenemen om tot een aangepast voorstel te komen. Er was wel een gevoel dat de LTO in Nederland meerdere gezichten heeft als het om dit onderwerp gaat. Dus de LTO in het westen van Nederland zou er weleens anders in kunnen zitten dan de LTO in dit deel van het land. Het is de opdracht aan u binnen LTO daarover onderling eens goed met elkaar te spreken.

De heer Mentink: Dank u wel.

De voorzitter: Nu ben ik even de draad kwijt. Ik zie vooral de heer Nicolaï en mevrouw De Weerd die iets willen zeggen. Ja, de heer Nicolaï eerst. Oh ja, de heer Wispels had ik eerder beloofd. Dan de heer Wispels.

De heer Wispels: Dank u wel, voorzitter. Inderdaad complimenten voor het resultaat. Zoals u aangeeft, is het een tussenresultaat. Is er al een plan van aanpak of proces hoe het DB het AB wil gaan meenemen?

De voorzitter: Daarvoor moeten wij eerst het procesvoorstel van de Unie afwachten. Dat komt op 22 oktober. Dan pas kan het DB erover praten. In het voorstel zullen misschien allerlei dingen staan die wij nu nog niet kennen. Details bedoel ik daarmee. De hoofdlijn kennen wij wel. Dan zullen wij met een voorstel in uw richting komen hoe wij het interne proces in dit huis willen inrichten. Daar kan ik nu nog te weinig over zeggen. De heer Nicolaï.

De heer Nicolaï: Ja, dank u, voorzitter. Ook complimenten voor de resultaten die tot dusver behaald zijn. Dat de motie die wij gezamenlijk gesteund hebben blijkbaar toch bij de Unie doorgedrongen is.

De Unie deed toen al een integraal voorstel. Er kon niet uit geshopt worden maar blijkbaar heeft de Unie zelf wel geshopt over de punten waar overeenstemming over is. Wij maken ons nog steeds een beetje zorgen over het tijdpad. Wij hebben nu zes maanden extra maar wij zitten straks met verkiezingen, dan zit er een zomervakantie tussen dus wordt het tijdpad krap. Wat dat betreft ook onze oproep om ons volop in te zetten zodat wij als AB volop aan het stuur komen.

(15)

Kenmerk: B2018/2538

15

De voorzitter: Een ding moet ik misschien rechtzetten. De Unie wil er geen dingen uithalen en andere dingen laten liggen. Zij willen nog steeds voor een integraal voorstel gaan. Dat komt in juni 2019 op tafel. Maar om een goed integraal voorstel te kunnen maken helpt het de Unie als wij in december 2018 scherp kunnen maken waar de discussiepunten zitten en waar punten zitten die niet tot verdere discussie hoeven te leiden, zodat men gericht kan werken maar niet om delen eruit te halen of andere delen niet te doen. Dan wilde de Unie ook nog aandacht besteden aan waterschappen waar de urgentie minder wordt gevoeld. Dat was ik eerder vergeten te zeggen. Waterschappen zoals het onze die nog met het huidig systeem uit de voeten kunnen. Er zijn meer waterschappen die dat gevoel hebben. De oproep is gedaan die waterschappen te helpen om nog meer uit te leggen waar het knelt bij andere waterschappen. Zodat wij ook begrip hebben voor wat dan het knellende bij die andere waterschappen is. Ja, ik kom zo bij u mijnheer Kolkman maar ik had eerst mevrouw De Weerd het woord beloofd.

Mevrouw De Weerd: Dank u, voorzitter. Ook wij hebben stevig ingezet op uitstel en vonden dat het veel te krap was in tijd. Ook wat ons betreft de complimenten dat het gelukt is zelfs ruim een jaar uitstel te krijgen. Ik denk dan ook dat wij dat jaar goed moeten gebruiken en met elkaar de zaken echt goed moeten bespreken zodat wij volgend jaar in deze periode niet hoeven te zeggen dat de tijd te kort is. Ik hoor nu al dat de tijd krap is. Nee, wij hebben de stukken, wij weten waar de knelpunten zitten. Laten wij dat dan ook echt aanpakken en aan ons bestuur meegeven om ook van de waterschappen waar het knelt hier te horen wat er knelt en wat wij daarmee kunnen.

De voorzitter: Ja, ik ben het van harte met u eens. Ik kan u trouwens bijna niet zien. De heer Schoo en de heer Alberts hebben de doos van de suikerzakjes open laten staan. Als u die dichtdoet dan hebben wij iets meer contact. Ik heb u wel goed kunnen horen. Ik ben het volstrekt eens met uw oproep dat wij de kostbare tijd goed moeten benutten. Eerst de heer Kolkman en dan de heer Alberts.

De heer Kolkman: Ja, voorzitter. Fijn te horen dat de ledenvergadering het bestuur van de Unie vrijdag jongstleden heeft kunnen overtuigen. Waar ik toch nog nieuwsgierig naar ben, is het volgende. Er zat ook wel enigszins druk op de ketel om het voor de verkiezingen op zijn minst af te sluiten zodat het wellicht geen onderdeel zou worden van de verkiezingen. Dat kan het nu wel worden. Mijn vraag is of daarover nog gesproken is. Over die mogelijkheid en hoe dat dan zou kunnen gaan.

De voorzitter: Daarover is niet zoveel gesproken. Een aantal mensen ziet dat wel als een probleem maar anderen zien dat minder. Zwaarder heeft gewogen dat wij tijd nodig hebben om er als vereniging uit te komen. Dat weegt zwaarder dan dat het in de verkiezing een rol zou kunnen spelen.

De heer Alberts en de heer Nicolaï.

De heer Alberts: Ook de VBNE is natuurlijk zeer content met dit uitstel. Wij hebben er toch vrij hard op aangedrongen, temeer omdat de natuur een lastig onderwerp is. Wij gaan er komende maand al mee aan de gang. Wij pakken ook deze mogelijkheid om er vroegtijdig en snel mee aan de slag te gaan om tot iets te komen waarmee wij uit de voeten kunnen. Hoe die betaling gaat, of dat bij anderen komt of dat wij het zelf ook zullen doen, daar willen wij zelf bij zijn en daarover graag zelf een oordeel hebben en niet over ons laten beslissen net zoals wij hier als bestuur ook niet over ons hebben willen laten beslissen en ons onder tijdsdruk te laten zetten. Wij nemen daar ook de tijd voor zoals wij ook de tijd nemen om met een goed voorstel te komen. Ik ben blij te horen dat men dat in interactie met ons gaat doen want dat is dacht ik nog niet bekend.

De voorzitter: Nu ja, let u zelf goed op. Dat zeg ik richting LTO maar ook richting VBNE. Nodig uzelf ook uit als het in de commissie is en wacht niet af. Ik ga naar de heer Nicolaï.

(16)

Kenmerk: B2018/2538

16

De heer Nicolaï: Ja, misschien heb ik niet goed opgelet maar het is mij nog niet helemaal duidelijk wanneer de Unie met het nieuwe voorstel zal komen want daar hangt onzes inziens alles van af.

De voorzitter: Het procesvoorstel komt op 22 oktober dit jaar en een integraal nieuw voorstel komt in juni 2019. Dat zal wel iets eerder komen omdat het in de cyclus van commissievergaderingen bij de Unie en dan bij de ledenvergaderingen het hele traject moet doorlopen. Dan wordt er denk ik in twee rondes over gesproken. Maar nogmaals, u moet het procesvoorstel afwachten. Mijn indruk is dat het dan komt. Vlak voor de zomer. Dan is er in ieder geval nog tot december 2019 tijd om de discussie met elkaar te voeren. Voldoende hierover? Ook dit voor kennisgeving aangenomen.

Wij hebben nog nooit zo lang over de ingekomen stukken en mededelingen gedaan. Het is bijna 11.40 uur. Dan kunnen wij dat onderdeel van de agenda nu afsluiten en kunnen wij naar de hamerstukken.

II. Hamerstukken

5. Investering zonnepark Slibverwerking Noord-Brabant (SNB) portefeuillehouder dhr.

Roel van der Veen

6. Anti-afhaaksubsidie Grolsch portefeuillehouder dhr. Roel van der Veen 7. Anti-afhaaksubsidie Solidus portefeuillehouder dhr. Roel van der Veen

8. Invoering integriteitstoets kandidaat-leden dagelijks bestuur portefeuillehouder dhr.

Stefan Kuks

9. Bestuurlijke jaarplanning 2019 portefeuillehouder dhr. Stefan Kuks

10. Aanwijzen plaats van vestiging hoofdstembureau portefeuillehouder dhr. Stefan Kuks

De voorzitter: Wij hebben er altijd bespreekstukken tussen zitten maar het komt bijna nooit voor dat wij alleen hamerstukken hebben. Is er behoefte om over een van de hamerstukken een bespreking te voeren? Niet. Dan constateer ik in één keer dat u kunt instemmen met alle hamerstukken en zijn zij in één keer vastgesteld.

III. Afronding en sluiting vergadering 11. Sluiting

De voorzitter: Dan komen wij bij de afronding van deze vergadering. Ik heb u verzocht te blijven zitten. Ik stel voor dat wij even vijf minuten pauze nemen en over een kwartier hier verder gaan.

Hiermee sluit ik de vergadering om 10.45 uur.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 november 2018.

De secretaris de voorzitter,

drs. R.I. Andringa dr. S.M.M. Kuks

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

W ANNEER wij eerlijk zijn, moeten wij erkennen, dat Erasmus in onze geschiedenis weliswaar een grote rol gespeeld heeft, maar dat zijn werk tegenwoordig bij de meerderheid van

De vraag van het begin – ‘wat moeten wij doen?’ – vat ik in dit artikel op als het in- nerlijke moeten dat patiënten en hun naas- ten kunnen ervaren in een grenssituatie,

Wij zijn niet onder de wet, maar onder de genade en deze komt er door in Christus te zijn, door het nieuwe verbond, niet door het oude verbond.. 2 Korinthiërs 3:6-7 “Hij heeft

Daar- om kunnen we zeker zijn dat zij die het meest van Hem kennen, niet de mensen zijn die de waarheid over Hem bespreken en daarbij hun opponenten tot schaamte brengen, maar wel

Wel spoort de Schrift ons aan vrijgevig te zijn (zie o.a. 2 Ko 8), maar God legt ons geen gebod op en zeker niet het gebod om tienden te geven, zoals de Joden werd voor- geschreven

o Als iemand bewust van Jezus’ woord afdoet, door te zeggen dat Genesis niet zegt wat het zegt, alhoewel de Heer duidelijk alles in Genesis letterlijk accepteerde en leerde – zal

gaswinning weer “minimaal” te starten bijvoorbeeld om de Corona verliezen te compenseren ofwel het gas toch weer in te zetten gegeven de biomassa- discussie.. Een politieke

Want Baert heeft ook begrip voor zijn artsen en hulpverleners: ‘Meneer