• No results found

Inspectierapport PSZ Zuid (PSZ) Tafelbergstraat HT TILBURG

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport PSZ Zuid (PSZ) Tafelbergstraat HT TILBURG"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

PSZ Zuid (PSZ) Tafelbergstraat 133 5025HT TILBURG

Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant

In opdracht van gemeente: Tilburg

Datum inspectie: 27-06-2017

Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 29-06-2017

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 4

Overzicht getoetste inspectie-items ... 8

Gegevens voorziening ... 10

Gegevens toezicht ... 10

Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal ... 11

(3)

3 van 11

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 2.20 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.

Beschouwing

Peuterspeelzaal Zuid is een onderdeel van Peuterspeelzalen Tilburg BV. De peuterspeelzaal is gevestigd in een gebouw waarin tevens kinderdagverblijf Kindercrèche Zuid gevestigd is van dezelfde houder.

Er wordt één groep opgevangen met maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. De peuterspeelzaal heeft een eigen groepsruimte ter beschikking. Peuterspeelzaal Zuid

en Kindercrèche Zuid hebben een gemeenschappelijke buitenruimte.

Inspectiegeschiedenis

Tijdens de jaarlijkse onderzoeken in 2014, 2015 en 2016 zijn er geen overtredingen geconstateerd.

Tijdens de huidige inspectie uitgevoerd op 27 juni 2017 stelt de toezichthouder vast dat alle getoetste voorwaarden voldoen aan de wettelijke eisen.

De toelichting op de bevindingen van de inspecteur kunt u teruglezen in het vervolg van dit rapport. Aan het einde van dit rapport treft u een overzicht aan van de inspectie-items die zijn

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(4)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Tijdens de observaties van de pedagogische praktijk maakt de toezichthouder gebruik van het Veldinstrument observatie kindercentrum (GGD GHOR Nederland/ NJI, 2015).

Onderstaande beschrijvingen zijn aan dat instrument ontleend, en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd tijdens het observeren op de groep. Na de beschrijving uit het veldinstrument (schuin gedrukt) volgt eventueel een voorbeeld uit de waargenomen praktijk.

De observatie en de beschrijving van de pedagogische praktijk richt zich op de doelen zoals vastgelegd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen:

 Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid.

 De mogelijkheid bieden tot de ontwikkeling van persoonlijke competenties.

 De ruimte bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties.

 De mogelijkheid geven om normen en waarden eigen te maken.

Pedagogische praktijk

Uitvoering pedagogisch beleidsplan

In de praktijk is door de toezichthouder op het moment van inspectie gezien dat er gewerkt wordt conform de beschrijving in het pedagogisch beleidsplan.

Emotionele veiligheid Respectvol contact

De beroepskrachten gedragen zich sensitief en responsief naar de kinderen. Zij laten actief merken dat zij het kind begrijpen en reageren daar adequaat op.

Praktijk

Een kind speelt bij de zandtafel en moet een mutsje op zodat er geen zand in zijn haren komt. Het kind wil het in eerste instantie niet. De andere beroepskracht probeert het kind over te halen door de muts op te zetten en complimentjes te geven. In eerste instantie lijkt het of het kind de muts op wil houden. Als hij even later de muts afzet laten de beroepskracht het kind verder spelen, even later vraagt een van de beroepskrachten terloops of de muts toch niet fijn was. Het kind hoeft de muts niet meer op te zetten.

Aansluiten

De beroepskrachten verwoorden in veel situaties hun gedrag. Zij passen hun lichaamshouding aan (op ooghoogte praten, door de knieën gaan als zij bij spelsituaties meekijken) en praten met taal (zinsbouw, woordkeuze) die past bij de leeftijdsgroep.

Praktijk

Bij de watertafel speelt een jongetje met water en een schepje, af en toe neemt hij een slokje water uit het schepje. De beroepskracht gaat bij het kind zitten en zegt dat het niet de bedoeling is om het water te drinken. Ze zoekt oogcontact met het jongetje en herhaalt 2 keer dat het niet de bedoeling is om het water te drinken.

Structuur en flexibiliteit

Er is een dagschema met dagelijkse routines en activiteiten in een herkenbare en vertrouwde volgorde. Het biedt houvast voor kinderen. Het laat ruimte voor enige flexibiliteit voor onvoorziene situaties of uitloop van geplande activiteiten.

Praktijk

Volgens de dagindeling is er een kringgesprek gepland. Op het moment dat alle kinderen in de kring zitten en de beroepskracht voor wil gaan lezen blijkt dat niet alle kinderen het op kunnen brengen om stil in de kring te blijven zitten. De kringactiviteit wordt aangepast. De jongste

kinderen gaan met een beroepskracht aan tafel wat spelletjes doen. De andere beroepskracht blijft met de oudste kinderen op de bank zitten om het boekje te lezen.

(5)

5 van 11

Welbevinden

Het welbevinden van de kinderen is redelijk tot goed. De meeste kinderen zijn ontspannen en bezig met hun spel. De meeste kinderen genieten van de dingen die gebeuren en die zijzelf kunnen; ze tonen blijdschap, plezier en trots.

Persoonlijke competentie Initiatief

De beroepskrachten sluiten aan bij het ontwikkelingstempo en –niveau van een kind. Ze bieden spelmateriaal en activiteiten aan die uitdagend en spannend zijn, zonder het kind te overvragen of te onderschatten. Beroepskrachten verwoorden het ontdekkingsproces.

Praktijk

Een kind speelt bij de watertafel. De beroepskracht speelt mee en laat zien dat er in een trechter geen water blijft zitten. Vervolgens vraagt ze het kind om het ook te proberen. Het kind doet haar na. Vervolgens vraagt de beroepskracht hoe het met een ander stuk speelgoed zal gaan, ze vraagt of het kind dit wil uitproberen. Het kind probeert het met een schepje. Vervolgens geeft het kind zelf aan dat hij ook met een harkje wil proberen. De beroepskracht blijft erbij zitten en bepreekt met het kind het ontdekkingsproces.

Verrijken

De beroepskrachten geven passende steun bij het ontdekken en verrijken van spelmogelijkheden.

Zij verwoorden wat er gebeurt en bieden nieuwe kansen voor vervolgspel. Zij maken soms even deel uit van de spelsituatie, waarbij de regie bij de kinderen blijft.

Responsief

De beroepskrachten herkennen de signalen van individuele kinderen, kunnen deze correct

interpreteren en sluiten hier tijdig en op een gepaste manier op aan. Het kind voelt zich gezien en begrepen.

Praktijk

Een meisje wil even gaan plassen een jongetje loopt haar achterna. Het meisje loopt naar de stagiaire en zegt dat ze wil gaan plassen maar niet dat het jongetje met haar mee gaat.

De stagiaire grijpt in, het meisje gaat vervolgens alleen plassen.

Sociale competentie Leren samenspelen

De beroepskrachten laten veel initiatief voor samenspel over aan de kinderen, maar grijpen in als kinderen niet mee mogen of kunnen doen. Zij helpen kinderen om er weer samen uit te komen.

Positieve sfeer

De beroepskrachten zetten zich in voor een positieve sfeer door zorg voor de inrichting en

aankleding van ruimte en activiteiten. Zij maken grapjes, zijn behulpzaam en hebben aandacht en zorg voor alle kinderen. Kinderen worden aangesproken op hun medeverantwoordelijkheid voor een positieve sfeer en omgang met elkaar.

Overdracht van normen en waarden Eenduidig handelen

Beroepskrachten hanteren de afspraken, regels en omgangsvormen op eenduidige en consequente wijze. Daarbij blijven zij rekening houden met de situatie; hun optreden sluit aan bij gedrag en behoefte van individuele kinderen.

Rituelen en voorspelbaarheid

De beroepskrachten bouwen het dagprogramma op met vaste rituelen en bekende afspraken.

Kinderen weten wat er gaat gebeuren en wat van hen wordt verwacht.

Praktijk

In de kring hangen de dagritmekaarten.

Voorbeeldfunctie

De beroepskrachten geven kinderen het goede voorbeeld van sociale vaardigheden in de omgang met andere kinderen; ze zijn vriendelijk, luisteren, leven mee, troosten en helpen, werken samen.

Ze zijn (meestal) consequent in wat ze uitdragen en hoe ze zelf handelen.

(6)

Conclusie

Op Peuterspeelzaal Zuid worden de emotionele veiligheid, persoonlijke competentie, sociale competentie en de overdracht van normen en waarden voldoende gewaarborgd.

Voorschoolse educatie

Peuterspeelzaal Zuid biedt VVE aan voor alle kinderen in de groep. Kinderen die extra

ondersteuning nodig hebben, komen in aanmerking voor extra dagdelen (4 dagdelen per week).

Het dagelijkse programma wordt ondersteund door de methode Piramide en bevat activiteiten gericht op de voorschoolse educatie. Er wordt spelenderwijs aandacht besteed aan

taalontwikkeling, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Alle beroepskrachten die momenteel worden ingezet op peuterspeelzaal Zuid hebben een VVE scholing gevolgd.

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. In het scholingsplan 2016-2017 wordt beschreven hoe de beroepskrachten worden (bij)geschoold.

Conclusie

De getoetste voorwaarden met betrekking tot VVE voldoen aan de wettelijk eisen.

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (moment van inspectie)

 Interview (beide beroepskrachten)

 Observaties (vrij spel- kring - activiteit)

 Website (peuterspeelzalen en kindercreche zuid)

 VVE-certificaten

 Opleidingsplan voorschoolse educatie (2016 -2017)

(7)

7 van 11

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

Alle beroepskrachten die worden ingezet beschikken over een verklaring omtrent het gedrag waarmee zij zijn opgenomen in de continue screening.

De stagiaire beschikt over een verklaring omtrent het gedrag die maximaal 2 jaar oud is.

Conclusie

De getoetste voorwaarden met betrekking tot de verklaring omtrent het gedrag voldoen aan de wettelijke eisen.

Passende beroepskwalificatie

De beide beroepskrachten die worden ingezet beschikken over een passend diploma.

Opvang in groepen

De peuterspeelzaal is 6 dagdelen per week geopend.

1. Dinsdagochtend - donderdagmiddag 2. Dinsdagmiddag - donderdagochtend Vier dagdelen:

1. Maandagmiddag - dinsdagmiddag - woensdagochtend - donderdagochtend

Uit de presentielijsten blijkt dat er per dagdeel maximaal 16 kinderen worden opgevangen.

Conclusie

De getoetste voorwaarden met betrekking tot opvang in groepen voldoen aan de wettelijke eisen.

Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio

Uit de presentielijsten en het rooster blijkt dat er voldoende beroepskrachten worden ingezet ten opzichte van het aantal aanwezige kinderen.

Op het moment van inspectie waren er 14 kinderen aanwezig en werden er 2 beroepskrachten ingezet.

Conclusie

De getoetste voorwaarde met betrekking tot de beroepskracht/kindratio voldoet aan de wettelijke eisen.

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (moment van inspectie)

 Interview (beide beroepskrachten)

 Observaties (vrij spel- kring - activiteit)

 Verklaringen omtrent het gedrag

 Diploma's beroepskrachten

 Presentielijsten

 Personeelsrooster

(8)

Overzicht getoetste inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogische praktijk

De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.

(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Voorschoolse educatie

De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s.

OF

Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie.

OF

De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

(9)

9 van 11 Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en

samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013.

(art 2.6 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden.

(art 2.6 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is niet ouder dan twee jaar.

(art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de meest recent aangevangen cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.

(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio

Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt:

- in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht;

- in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(10)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : PSZ Zuid

Website : http://www.peuterspeelzalentilburg.nl

Aantal kindplaatsen : 16

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder

Naam houder : Peuterspeelzalen Tilburg B.V.

Adres houder : Postbus 769

Postcode en plaats : 5000AT TILBURG

KvK nummer : 18077079

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Hart voor Brabant

Adres : Postbus 3024

Postcode en plaats : 5003DA Tilburg

Telefoonnummer : 088-3686845

Onderzoek uitgevoerd door : A van Lokven Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Tilburg

Adres : Postbus 90155

Postcode en plaats : 5000LH TILBURG

Planning

Datum inspectie : 27-06-2017

Opstellen concept inspectierapport : 28-06-2017

Zienswijze houder : Niet van toepassing

Vaststelling inspectierapport : 29-06-2017 Verzenden inspectierapport naar houder : 05-07-2017 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 05-07-2017 Openbaar maken inspectierapport : 26-07-2017

(11)

11 van 11

Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a