• No results found

Inspectierapport De Torteltuin (PSZ) De Clomp KS Zeist

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport De Torteltuin (PSZ) De Clomp KS Zeist"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

De Torteltuin (PSZ) De Clomp 1904 3704KS Zeist

Toezichthouder: GGD regio Utrecht

In opdracht van gemeente: Zeist

Datum inspectie: 16-11-2017

Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 22-12-2017

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 5

Overzicht getoetste inspectie-items ... 10

Gegevens voorziening ... 13

Gegevens toezicht ... 13

Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal ... 14

(3)

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 2.20 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.

Waarom toezicht?

De overheid stelt aan alle kindercentra (kinderdagverblijven, locaties voor buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, gastouderbureaus en gastouders) kwaliteitseisen om de pedagogische kwaliteit en de veiligheid en gezondheid voor jonge kinderen te waarborgen en te verbeteren. Goede kinderopvang is van groot belang. Kinderen moeten zich veilig voelen en de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Ook voor ouders is de kwaliteit van de kinderopvang belangrijk. Zij moeten hun kind er met een gerust hart achter kunnen laten.

Wie is waarvoor verantwoordelijk?

De houder van een kindercentrum is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. Het gastouderbureau is verantwoordelijk voor de beleidsmatige zaken die kwalitatief goede kinderopvang mogelijk maken. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op die kwaliteit. De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt jaarlijks of gemeenten hun wettelijke taken op het gebied van kinderopvang uitvoeren. In opdracht van de gemeente voert de GGD het toezicht uit waarbij de toezichthouder de rol heeft van meedenken en adviseren en het gezamenlijke belang van verantwoorde kinderopvang centraal staat. Een belangrijk onderdeel hiervan is het ‘herstelaanbod’ waarbij de toezichthouder in overleg treedt met een houder om tot een oplossing te komen.

Waarop is het toezicht gebaseerd?

Om de kwaliteit te kunnen beoordelen heeft de overheid onder meer regels in de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’, het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen’, het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ en de ‘Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ geformuleerd. Het toezicht door de GGD vindt

risicogestuurd plaats. Dit houdt in dat minder toezicht gehouden wordt bij locaties waar dat kan, en meer waar dat nodig is.

Beschouwing

De beschouwing geeft uitleg over het toezicht kinderopvang en beschrijft de resultaten bij het uitgevoerde onderzoek. Na de feiten over het kindercentrum en de onderzoeksgeschiedenis, volgen de bevindingen op hoofdlijnen. Deze worden in het rapport per domein verder uitgewerkt.

Algemene kenmerken kindercentrum

Peuterspeelzaal 'de Torteltuin', onderdeel van 'Meander Omnium', is gevestigd in het multifunctionele gebouw van wijkcentrum 'de Koppeling' te Zeist.

De peuterspeelzaal bestaat uit vier verschillende groepen: de Torteltuin 1, de Torteltuin 2, de Stampertjes 'regulier' en de Stampertjes VE (Voorschoolse Educatie). De groepen zijn verdeeld over de verschillende dagdelen gedurende een werkweek. Iedere groep is minimaal vier dagdelen geopend. Per dagdeel wordt aan maximaal vijftien kinderen opvang geboden.

Onderzoeksgeschiedenis

Tijdens de jaarlijks onderzoeken in 2015 en in 2016 voldeed de Torteltuin aan de getoetste voorwaarden.

Huidig onderzoek

In opdracht van de gemeente Zeist heeft op donderdag 16 november 2017 het jaarlijks onderzoek plaatsgevonden bij peuterspeelzaal 'de Torteltuin'.

Bevindingen op hoofdlijnen

Tijdens dit onderzoek zijn relevante kwaliteitseisen binnen onderstaande domeinen onderzocht:

 Pedagogisch klimaat

 Personeel en groepen

De houder voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen die tijdens dit jaarlijkse onderzoek zijn onderzocht.

(4)

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

Er wordt aan de getoetste voorwaarden voldaan.

(5)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

De houder van een kindercentrum is verantwoordelijk voor het voeren van een zodanig

pedagogisch beleid dat een en ander redelijkerwijs leidt tot verantwoorde kinderopvang. De houder draagt er zorg voor dat het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan, waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. De houder draagt er verder zorg voor dat personen werkzaam bij een kindercentrum in de praktijk handelen naar het door de houder vastgestelde pedagogisch beleidsplan.

Pedagogische praktijk

Binnen het domein 'Pedagogisch klimaat' is een observatie uitgevoerd naar de uitvoering van het pedagogisch beleidsplan in de praktijk. Tijdens de observatie van de pedagogische praktijk wordt tevens gebruik gemaakt van het veldinstrument ‘observatie kindercentrum’ (opgesteld door GGD GHOR Nederland, versie dec. 2014). Dit veldinstrument is gebaseerd op de vier onderstaande pedagogische basisdoelen (ook wel competenties genoemd) uit de Wet Kinderopvang en peuterspeelzalen geldend voor alle kinderen in de kinderopvang (Riksen Walraven 2000; van IJzendoorn e.a. 2004):

 ‘emotionele veiligheid’;

 ‘persoonlijke competentie’;

 ‘sociale competentie’;

 ‘overdracht van normen en waarden’.

Per competentie staat in het veldinstrument ‘observatie kindercentrum’ een aantal observatiecriteria waarop gelet wordt bij de observatie. Tijdens de observatie zijn twee competenties, te noemen 'persoonlijke competentie' en 'sociale competentie', duidelijk in de praktijk naar voren gekomen. De competenties met de observatiecriteria zijn in de tekst cursief gezet.

Observatie-moment

Tijdens het bezoek zijn in beide groepen vijftien kinderen per groep aanwezig. In de groep

Stampertjes zijn de kinderen aan het spelen in de ruimte,mogen ze gaan opruimen en gaan ze een activiteit in de kring doen. In de groep Torteltuin is net gegeten en gedronken en mogen de kinderen na het lezen van een boekje en vrij spel, aan tafel komen voor een gezamenlijke knutsel activiteit.

Persoonlijke competentie

De beroepskrachten sluiten aan bij het ontwikkelingstempo en –niveau van een kind. Ze bieden spelmateriaal en activiteiten aan die uitdagend en spannend zijn, zonder het kind te overvragen of te onderschatten. Beroepskrachten verwoorden het ontdekkingsproces.

Observaties

 "Wat voor dag is het vandaag?", vraagt de beroepskracht. "Donderdag", zegt een kind. Ze gaan vervolgens met elkaar een liedje zingen over de dagen van de week. Een kind wordt aangewezen om iets te pakken uit het midden van de kring. "Een giraf", ze zingen vervolgens een liedje over de giraf. "Welk geluid maakt een giraf?", vraagt een kind. "Dat is een goede vraag", zegt de beroepskracht. De beroepskracht vraagt het aan de vrijwilligers op de groep.

"We weten het eigenlijk niet, zullen we het een keer aan de dierenverzorger vragen", stelt de beroepskracht voor. "Als we een keer in de dierentuin zijn".

 De beroepskracht van de Stampertjes legt een aantal spullen midden in de kring. "Nou heb ik allemaal spulletjes van wat er in een huis kan zijn", legt ze uit. "Zo kan je bijvoorbeeld een bad in huis hebben maar dat is niet in elk huis", vertelt ze verder. "En wat heb ik hier", vraagt de beroepskracht. "Een stoel", zeggen een aantal kinderen. "Heel goed, een stoel", zegt de beroepskracht. "En wat heb ik hier", vraagt de beroepskracht opnieuw. "Shampoo", zegggen

(6)

de kinderen. "Heel goed", zegt de beroepskracht. "Moet die in de slaapkamer?", vraagt ze. "Neeeee", zeggen de kinderen. "In de badkamer, ja goed zo", zegt de beroepskracht. nee zeggen kids. Ze vervolgt: "En wat heb ik hier 'X'?", vraagt ze aan een kind uit de kring. "Een W.C.", zegt een ander kind. "Een W.C., is dat goed zo? ", vraagt de beroepskracht aan het kind waar ze de vraag als eerste aan stelde. Het kind knikt bevestigend. "Oke", zegt de beroepskracht, "nu haal ik iets weg van de spulletjes die hier liggen en dat moeten jullie zeggen wat er weg is". De beroepskracht legt een doek over alle spulletjes, pakt vervolgens de lege shampoo fles en haalt de doek weg. "Shampoo", zeggen de kinderen. "Wat knap van jullie", zegt de beroepskracht. "Applaus voor jullie zelf hoor, poeh wat knap van jullie zeg".

 In de groep Torteltuin gaan de kinderen aan tafel, ze gaan knutselen. Eén van de

beroepskrachten pakt een paar sloffen in de vorm van klompen en laat het aan de kinderen zien. "Weten jullie wat dit is", vraagt de beroepskracht. "Schoenen", zeggen de kinderen. "Dit is geen gewone schoen, dit zijn klompen", zegt de beroepskracht, "en als Sinterklaas komt wat doen we dan, dan zetten we hem voor de kachel. En misschien komt Sint dan ook en doet hij er iets in. We gaan het klompje even mooi versieren met wat pepernoten en snoepjes en kleurtjes".

Conclusie

De beroepskrachten geven de kinderen de mogelijkheid om (leer)ervaringen op te doen dankzij de groep, spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting.

Sociale competentie

De beroepskrachten dragen uit en leven voor, dat de inbreng van alle kinderen –en henzelf- ertoe doet in de groep. Zij leren kinderen om elkaar te accepteren en te respecteren.

Observaties

 Op de groep Stampertjes zijn ze na het opruimen een kring aan het vormen. "X is hulpje van de dag vandaag is het niet 'X'", vraagt de beroepskracht aan één van de kinderen. "Ja", zegt het kind. "Dus dan mag 'X' naast mij komen zitten", zegt de beroepskracht. Een kind geeft aan niet naast kind 'X' te willen zitten. De beroepskracht vraagt waarom niet. "Gewoon niet", zegt het kind. "Alle kinderen mogen naast elkaar zitten", legt de beroepskracht uit. Het kind gaat vervolgens toch naast kind 'X' zitten.

 In de groep Torteltuin, mogen de kinderen voordat ze aan een knutselactiviteit beginnen een boekje pakken. De beroepskracht pakt ook een boek en gaat deze voorlezen aan een aantal kinderen. Sommige kinderen pakken zelf een boek waar ze mee gaan zitten. De stagiaires kijken met een aantal kinderen mee in de boekjes. "Welke gaan we nu lezen?", vraagt de beroepskracht aan de kinderen die ze aan het voorlezen is. Ze kiezen een nieuw boek uit.

Conclusie

De beroepskrachten helpen de kinderen respect voor elkaar te hebben en laten merken dat alle kinderen 'gezien' worden.

Voorschoolse educatie indien gesubsidieerd door het college

De peuterspeelzaal biedt voorschoolse educatie aan op de volgende groepen:

 de Stampertjes; op maandag middag, dinsdag middag, woensdag ochtend en vrijdag middag;

 de Torteltuin 1; op maandag middag, dinsdag ochtend, donderdag middag en vrijdag ochtend;

 de Torteltuin 2; op maandag ochtend, dinsdag middag, donderdag ochtend en vrijdag middag De houder voldoet aan onderstaande eisen uit de Wet kinderopvang en peuterspeelzalen ten aanzien van de voorschoolse educatie:

 de voorschoolse educatie wordt minimaal tien uur per week aangeboden;

 per groep zijn twee beroepskrachten aanwezig met maximaal 16 kinderen;

 de beroepskrachten hebben een passend diploma en een getuigschrift voorschoolse educatie;

 de houder heeft een opleidingsplan opgesteld;

(7)

 de locatie maakt gebruik van het programma ‘Piramide’ waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Conclusie

De houder voldoet aan de onderzochte eisen uit de Wet kinderopvang en peuterspeelzalen ten opzichte van de voorschoolse educatie.

Gebruikte bronnen:

 Interview (gesprekken beroepskrachten)

 Observaties (donderdag 16 november, vanaf 10.00)

 Website

 Pedagogisch beleidsplan

 VVE-certificaten

(8)

Personeel en groepen

Een vertrouwde en veilige omgeving is een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van het kind. Gekwalificeerde beroepskrachten die in het bezit zijn van een geldige verklaring omtrent het gedrag, vaste groepen, vaste gezichten, vaste ruimtes en een vast dagritme zijn hierbij belangrijke randvoorwaarden. De houder draagt daarnaast zorg voor de juiste verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal kinderen per leeftijdscategorie (beroepskracht-kindratio).

Een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) is een verklaring van de Minister van Veiligheid en Justitie waaruit blijkt dat het gedrag van een natuurlijk persoon of rechtspersoon in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving, in dit geval in de kinderopvang of het peuterspeelzaalwerk. De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat de houder zelf en de beroepskrachten en eventuele stagiaires en vrijwilligers in het bezit zijn van een geldige VOG.

Om te mogen werken als pedagogisch medewerker in de kinderopvang draagt de houder er zorg voor dat alleen beroepskrachten worden ingezet die beschikken over de juiste beroepskwalificatie.

De kwalificatie-eis staat beschreven in de CAO kinderopvang.

Tijdens het toezichtsbezoek zijn de beroepskrachten steekproefsgewijs gecontroleerd op het in het bezit zijn van een geldige verklaring omtrent het gedrag en een passende beroepskwalificatie.

Daarnaast is de beroepskracht-kindratio gecontroleerd door middel van roosters en aanwezigheidslijsten. Onder de kopjes ‘verklaring omtrent het gedrag’, ‘Passende

beroepskwalificatie’, ‘Opvang in groepen’ en ‘Beroepskracht-kindratio’ staan de bevindingen beschreven.

Verklaring omtrent het gedrag

Tijdens het het toezichtsbezoek zijn de verklaringen omtrent het gedrag van de aanwezige

beroepskrachten, stagiaires en vrijwilligers ingezien en in orde bevonden. Het aanwezige personeel vormt de steekproef voor dit onderzoek.

Conclusie

De verklaringen omtrent het gedrag zijn geldig en op tijd aangevraagd.

Passende beroepskwalificatie

Tijdens het toezichtsbezoek zijn beroepskwalificaties van de aanwezige beroepskrachten ingezien en in orde bevonden. Het aanwezige personeel vormt de steekproef voor dit onderzoek.

Conclusie

De beroepskrachten beschikken over een passende beroepskwalificatie zoals deze in de CAO- kinderopvang is opgenomen.

Opvang in groepen

Peuterspeelzaal 'de Torteltuin' bestaat uit vier verschillende peuterspeelzaalgroepen met maximaal vijftien kinderen per groep in de leeftijd van twee tot vier jaar.

De groepen:

 de Stampertjes VVE

 de Stampertjes regulier

 de Torteltuin 1 (VVE)

 de Torteltuin 2 (VVE) Conclusie

Ieder kind behoort bij een peuterspeelzaalgroep die voldoet aan de gestelde eisen.

(9)

Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio

Tijdens het bezoek zijn op de groep Torteltuin 2, vijftien kinderen aanwezig, begeleid door twee beroepskrachten en twee stagiaires. Op de groep Stampertjes zijn eveneens vijftien kinderen aanwezig, begeleid door één beroepskracht en twee stagiaires.

Uit de aanwezigheidslijsten en roosters van de beroepskrachten blijkt verder dat de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en de aanwezige kinderen (beroepskracht-kind-ratio) in overeenstemming is met de daaraan gestelde eisen.

Conclusie

Voor het aantal aanwezige kinderen en hun leeftijden worden voldoende beroepskrachten ingezet.

Gebruikte bronnen:

 Interview (gesprekken beroepskrachten)

 Observaties (donderdag 16 november, vanaf 10.00)

 Website

 Verklaringen omtrent het gedrag

 Diploma's beroepskrachten

 Presentielijsten

(10)

Overzicht getoetste inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogische praktijk

De houder draagt zorg voor uitvoering van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan.

(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Voorschoolse educatie indien gesubsidieerd door het college

De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie per acht kinderen.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en art 4 lid 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder van een peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:

Een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van een bij ministeriële regeling aan te wijzen opleiding, specifiek gericht op het opdoen van pedagogische vaardigheden.

Bij meer dan acht aanwezige kinderen geldt voor maximaal 1 beroepskracht voorschoolse educatie de uitzonderingsregel voor een beroepskracht die is geboren vóór 1955, op 1 januari 2010

tenminste 15 jaar als beroepskracht bedoeld in artikel 2.1 van de Wet werkzaam was en de scholing voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 5 van het besluit, heeft gevolgd.

OF Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties ten aanzien van de door hen te verrichten beroepswerkzaamheden.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

(11)

Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie.

OF De beroepskracht voorschoolse educatie bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Met ingang van 1 augustus 2017 geldt uitsluitend voor voorzieningen in gemeenten die behoren tot de G36 en G86, overeenkomstig het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk

onderwijsachterstandenbeleid 2011-2017:

De beroepskracht voorschoolse educatie beheerst aantoonbaar ten minste niveau 3F, op de onderdelen Mondelinge Taalvaardigheid en Lezen.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3a Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. Daarin komt tot uitdrukking op welke wijze de kennis van en de vaardigheden van de beroepskracht voorschoolse educatie in het vroegtijdig bestrijden van achterstanden door middel van voorschoolse educatie, worden onderhouden.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven vanaf 1 maart 2013.

(art 2.6 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd en is bij aanvang van de

werkzaamheden niet ouder dan twee maanden.

(art 2.6 lid 4 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is vóór aanvang van de werkzaamheden aan de houder overgelegd en bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee jaar. De actuele verklaring omtrent het gedrag is niet ouder dan twee jaar, te rekenen vanaf de dag van afgifte van de meest actuele verklaring omtrent het gedrag.

(art 2.6 lid 4, 8 en 9 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de meest recent aangevangen cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.

(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(12)

Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio

Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt:

- in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht;

- in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht.

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(13)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : De Torteltuin

Aantal kindplaatsen : 32

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Nee Gegevens houder

Naam houder : Stichting MeanderOmnium

Adres houder : Laan van Vollenhove 1014

Postcode en plaats : 3706AH Zeist

Website : www.meanderomnium.nl

KvK nummer : 30216524

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD regio Utrecht

Adres : Postbus 51

Postcode en plaats : 3700AB ZEIST

Telefoonnummer : 030-6086086

Onderzoek uitgevoerd door : L van der Ros Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Zeist

Adres : Postbus 513

Postcode en plaats : 3700AM ZEIST

Planning

Datum inspectie : 16-11-2017

Opstellen concept inspectierapport : 07-12-2017 Vaststelling inspectierapport : 22-12-2017 Verzenden inspectierapport naar houder : 22-12-2017 Verzenden inspectierapport naar

gemeente : 22-12-2017

Openbaar maken inspectierapport : 22-12-2017

(14)

Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a

(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a