Vraag nr. 85 van 2 februari 1998
van de heer CARL DECALUWE
Tegemoetkoming hypotheeklening – Evaluatie Bij besluit van 3 april 1993, aangepast door de besluiten van 29 juni 1994 en 16 mei 1995, w o r d t bepaald dat er, voor het verkrijgen gedurende een tweede periode van de tegemoetkoming in de aflossing van een hypothecaire lening, een evalu-atie moet worden gemaakt en dat deze verlenging door de aanvrager zelf moet worden aangevraagd. 1. Beschikt de minister reeds over een globale
evaluatie van het systeem van tegemoetkomin-gen in de aflossing van de hypothecaire lenin-gen en zo ja, wat zijn de conclusies ?
2. Kan hij een overzicht geven, per provincie, van het aantal aanvragen tot tegemoetkoming in de aflossing van de hypothecaire lening dat in 1994 werd verdeeld (opgesplitst naar nieuwbouw, koop, recreatie, ...) en van het aantal aanvragers die een verlenging hebben aangevraagd (opge-splitst naar nieuwbouw, k o o p, r e c r e a t i e, ...) om de tegemoetkoming opnieuw voor drie jaar te ontvangen, en dit opgesplitst per provincie ? 3. Hoeveel aanvragers hebben een verlenging van
drie jaar verkregen (opgesplitst in nieuwbouw, koop, ...), en dit per provincie ?
4. Op basis van welke criteria (woning zelf bewo-n e bewo-n , i bewo-n k o m e bewo-n s g r e bewo-n s, bewo-nieuw bedrag, l e bewo-n i bewo-n g, . . . ) werd aan de aanvragers (opgesplitst nieuw-bouw, koop, ...) de verlenging geweigerd, en dit eveneens per provincie ?
Aanvullend antwoord
(Het aanvullend antwoord betreft de gegevens van de subvragen 2, 3 en 4. Het ligt ter inzage bij het secretariaat van het Vlaams Pa r l e m e n t , dienst Sch r i f -telijke Vragen – red.)